31 066 Belastingdienst

Nr. 908 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 oktober 2021

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretarissen van Financiën over de brief van 23 september 2021 over de voortgang vormgeving inspectie belastingen, toeslagen en douane (Kamerstuk 31 066, nr. 883).

De vragen en opmerkingen zijn op 23 september 2021 aan de Staatssecretarissen van Financiën voorgelegd. Bij brief van 15 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen

De griffier van de commissie, Weeber

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de «Voortgang vormgeving inspectie belastingen, toeslagen en douane» en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie zijn positief over de komst van een inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD). Zij zijn van mening dat dit zou kunnen bijdragen aan een verbetering van de juridische- en bedrijfsvoeringsaspecten van de verschillende diensten. De leden van de VVD-fractie hebben echter zorgen en vragen bij de onafhankelijkheid van de IBTD. De IBTD wordt zo vormgegeven dat het onderdeel is van het Ministerie van Financiën (ook al wordt de IBTD op een andere plek gehuisvest). Kan het kabinet verzekeren dat de IBTD echt onafhankelijk van het ministerie, de Belastingdienst en andere departementen kan opereren? Is ook overwogen om de IBTD op andere wijze te organiseren en meer op afstand te zetten van het Ministerie van Financiën?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de IBTD aanwijzingen kan geven, maar niet specifiek een onderzoek kan stoppen of tegenhouden. Hoe verhoudt de IBTD zich tot bijvoorbeeld de secretaris-generaal (sg) van het ministerie? Heeft de sg dezelfde beperkingen? Hoe is de verhouding tussen de sg en de bestuursraad van het ministerie en de IBTD, kijkend naar de (on)afhankelijkheid? In hoeverre wordt geëvalueerd of de IBTD op termijn over voldoende mankracht en middelen beschikt? Wie beslist (uiteindelijk) over de budgetten van de IBTD? Wat is de rol van de Kamer daarbij?

Over de informatievoorziening aan de IBTD vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet kan garanderen dat de IBTD onbeperkt en onbelemmerd toegang heeft tot alle informatie binnen de diensten en alle medewerkers van de diensten. Hoe kijkt het kabinet naar de positie van de ambtenaren/medewerkers hierin? Kan het kabinet verzekeren dat de medewerkers niet «tussen twee vuren in zullen komen te zitten»? Wanneer is er meer duidelijkheid over de juridische borging van de informatievoorziening die de kwartiermaker op dit moment aan het uitzoeken is? In hoeverre en hoe zal de ITBD consulteren met andere stakeholders (buiten ambtenarij en/of politiek)?

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan ingaan op de werving van het personeel voor de IBTD. Wat is de huidige stand van zaken? Worden oud-werknemers van de Belastingdienst of van de departementen geworven? Of juist niet? Is het mogelijk dat er een situatie ontstaat dat de IBTD en de Belastingdienst uit dezelfde «pool» van werkzoekenden aan het werven is? Kan het kabinet uitvoerig toelichten hoe de IBTD zich verhoudt tot de Algemene Bestuursdienst? Met name graag aandacht hierbij voor de onafhankelijkheid van het (hogere kader) binnen de IBTD.

De leden van de VVD-fractie vragen tot slot, met betrekking tot de communicatie, of er bij de IBTD ook de mogelijkheid komt voor burgers om vragen te stellen of problemen aan te kaarten, bijvoorbeeld in de vorm van een vragen- of klachtenformulier. Is het dan ook mogelijk voor medewerkers van de verschillende departementen of de Belastingdienst om hier (anoniem) problemen aan te kaarten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de fractie van D66 lezen tevreden dat al veel aandacht is geschonken aan de vormgeving van de onafhankelijkheid van de inspectie belastingen, toeslagen en douane. Desalniettemin hebben zij zorgen over de waarborgen van deze onafhankelijkheid. Kan het kabinet een vergelijking geven van de governance van de IBTD ten opzichte van andere rijksinspecties, zoals de Inspectie Justitie en Veiligheid? Kan het kabinet dezelfde vergelijking maken voor de instrumenten die deze inspecties tot hun beschikking hebben?

De leden van de fractie van D66 lezen dat de Minister op verzoek van de inspecteur-generaal alle rapporten van de IBTD naar de Kamer stuurt. Is overwogen om de inspecteur-generaal de autonome bevoegdheid te geven om rapporten aan de Kamer te sturen? Dit zou in de ogen van de leden van de fractie van D66 de onafhankelijke positie van de inspecteur-generaal versterken. Waarom is deze bevoegdheid (nog) niet toegekend?

De leden van de fractie van D66 vragen zich ten slotte af hoe het risico van ministeriële of ambtelijke inmenging verder gemitigeerd wordt. Een slager kan zijn of haar eigen vlees tenslotte niet keuren. Is ervoor gekozen om een afkoelingsregeling in te stellen tussen personeel van de IBTD en personeel van het ministerie met zijn uitvoeringsorganisaties? Wat zijn de afwegingen geweest voor deze keuze? Hoe is dat te vergelijken met het beleid van andere ministeries?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de brief over de Voortgang vormgeving inspectie belastingen, toeslagen en douane. Zij zien af van het leveren van een inbreng voor dit schriftelijk overleg.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD). Zij zijn positief over de oprichting van deze inspectie; in de voortgangsrapportage zien zij echter enkele elementen die spanning kunnen opleveren met het gezamenlijke doel van het herstellen van vertrouwen van burgers en bedrijven in de overheid. Zij hebben daarover enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie memoreren dat onlangs een gesprek heeft plaatsgevonden met de nieuw aangestelde kwartiermaker en de vaste commissie voor Financiën, waarin aandacht is gevraagd voor het borgen van de onafhankelijkheid van de IBTD, mede gelet op het feit dat deze inspectie onderdeel gaat uitmaken van het ministerie waar zij juist toezicht op zal houden. In de voortgangsrapportage wordt gesteld: «uiteindelijk is de borging van de onafhankelijkheid van een inspectie vooral een kwestie van houding en gedrag, van zowel de inspectie zelf als van het ministerie en de bewindspersonen». Wel wordt aangegeven: «Het kan daarbij evenwel helpen een aantal zaken formeel vast te leggen». De leden van de CDA-fractie onderschrijven die opstelling, aangezien een van de redenen dat de Kamer deze inspectie wil juist is om controle te houden op de houding en het gedrag van de Belastingdienst naar burgers en bedrijven in zijn algemeenheid. Ten aanzien van de formele vastlegging zouden de leden van de CDA-fractie willen voorstellen een aantal zaken enigszins anders vast te leggen dan voorgesteld, om de onafhankelijkheid nog beter te borgen.

Ten eerste zouden de leden van de CDA-fractie, in plaats van dat de Minister goedkeuring van het werkprogramma alleen kan onthouden op grond van ondeugdelijke totstandkoming, liever zien dat goedkeuring voor het werkprogramma niet sec bij de Minister ligt, maar dat de Minister de Kamer raadpleegt, alvorens daaraan wel of geen goedkeuring te geven en dat de Minister de Kamer ook van toelichting voorziet wanneer hij de totstandkoming van het rapport ondeugdelijk acht.

Ten tweede willen de leden van de CDA-fractie graag dat de bewindspersoon de rapporten van de IBTD niet alleen doorstuurt naar de Kamer als de inspecteur-generaal daarom verzoekt, maar dat de rapporten te allen tijde naar de Kamer worden doorgestuurd.

Deze leden van de CDA-fractie vernemen graag hoe de Staatssecretarissen en de kwartiermaker naar deze twee voorstellen kijken.

De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de IBTD geen eigen begrotingsartikel krijgt, met als reden dat is besloten eenzelfde vormgeving te kiezen als de Inspectie SZW, het Centraal Planbureau en de Autoriteit Consument en Markt. De leden van de CDA-fractie menen dat het karakter van genoemde organisaties wel anders is dan dat van de IBTD, omdat zij niet (alleen maar) toezicht houden op het functioneren van de eigen organisatie. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een nadere toelichting waarom de IBTD geen eigen begrotingsartikel krijgt om de onafhankelijkheid nog beter te borgen. Deze leden vragen of er andere inspecties binnen de rijksoverheid zijn die wel een eigen begrotingsartikel hebben, en zo ja welke dat zijn. En waarom is daar in dit geval niet voor gekozen?

Ten aanzien van het contact met de Kamer lijkt het de leden van de CDA-fractie goed dat de Minister vooral toestemming verleent voor elk verzoek van de Kamer in gesprek te kunnen treden met de inspecteur-generaal en eveneens dat de inspecteur-generaal daarin naast feitelijke informatie ook de zijn oordelen op basis van het onderzoek door de IBTD kan bespreken.

Voorts zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd hoe de IBTD haar informatie verkrijgt, om in kaart te kunnen brengen waar de grootste risico’s voor de maatschappij zitten. Deze leden zijn het met de voortgangsrapportage eens dat een belangrijke vraag daarbij is hoe de IBTD het perspectief van met name de burger op een goede manier in beeld krijgt. Zijn hiervoor signalen van vertegenwoordigers of panels/burgerberaden voldoende? Hoe kunnen die een goede afspiegeling vormen van de bevolking? Hoe bezien de Staatssecretarissen en de kwartiermaker in dat opzicht bijvoorbeeld een meer vrijblijvende methode, zoals een meldpunt? Ook zijn deze leden benieuwd wat voor ideeën de kwartiermaker heeft bij de pilotonderzoeken. Kunnen de Staatssecretarissen of de kwartiermaker hier al meer informatie over geven?

Voor wat betreft de informatievoorziening aan IBTD zullen signalen vanuit medewerkers van de diensten en de samenleving voor de IBTD een belangrijke informatiebron vormen. De IBTD zal die serieus mee moeten nemen als input voor de risicoanalyse en dit zal ook naar buiten toe uitgedragen worden. De leden van de CDA-fractie onderschrijven dit. Graag zouden zij horen hoe dit georganiseerd gaat worden. Een website en een mailadres hebben is immers niet voldoende. Heeft de IBTD ook een kanaal voor (vertrouwelijke) signalen uit de organisatie? Hoe worden medewerkers van de diensten die signalen afgeven beschermd? En hoe worden signalen vanuit de samenleving ontvangen?

De leden van de CDA-fractie waarderen het overigens zeer dat de conceptregeling aan de Tweede Kamer wordt gestuurd ter eventuele bespreking, alvorens de regeling van kracht wordt.

Tot slot lezen de leden van de CDA-fractie dat de inspectie hoopt te starten met zo’n 20–25 medewerkers. Dit lijkt de leden van de CDA-fractie een beperkt aantal om toezicht te houden op de verschillende onderdelen van de grote Belastingdienst. Hoeveel medewerkers denkt de kwartiermaker nodig te hebben voor de grote taak die de IBTD te wachten staat? Blijft de inspectie voorlopig van deze grootte, of wordt toegewerkt naar het aannemen van meer medewerkers? Wat is het functieprofiel voor de inspecteur-generaal? Hoe wordt geborgd dat deze een kritische en frisse blik heeft op de overheidsorganisaties?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep van Haga

De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van de brief over de Voortgang vormgeving inspectie belastingen, toeslagen en douane. Zij zien af van het leveren van een inbreng voor dit schriftelijk overleg.

II. Reactie van de bewindspersonen

Inleiding

Hierbij sturen wij u onze reactie op de vragen die de vaste commissie voor Financiën ons op 23 september 2021 heeft voorgelegd over onze brief van 10 september 2021 over de voortgang van de vormgeving van de inspectie belastingen, toeslagen en douane1.

We streven ernaar de IBTD per 1 januari op te richten. Daartoe streeft de Minister van Financiën ernaar de ministeriële regeling voor de IBTD medio november 2021 aan uw Kamer voor te leggen. Met het oog daarop verzoeken we uw Kamer dit schriftelijk overleg spoedig te behandelen.

Met interesse hebben wij kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van onze brief van 10 september 2021, inzake de voortgang van de vormgeving van de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (Kamerstuk 31 066, nr. 883). We waarderen de steun voor en betrokkenheid bij de oprichting van de inspectie die uit de verschillende inbrengen blijkt. Onderstaand wordt bij de beantwoording zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de «Voortgang vormgeving inspectie belastingen, toeslagen en douane» en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie zijn positief over de komst van een inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD). Zij zijn van mening dat dit zou kunnen bijdragen aan een verbetering van de juridische- en bedrijfsvoeringsaspecten van de verschillende diensten. De leden van de VVD-fractie hebben echter zorgen en vragen bij de onafhankelijkheid van de IBTD. De IBTD wordt zo vormgegeven dat het onderdeel is van het Ministerie van Financiën (ook al wordt de IBTD op een andere plek gehuisvest). Kan het kabinet verzekeren dat de IBTD echt onafhankelijk van het ministerie, de Belastingdienst en andere departementen kan opereren? Is ook overwogen om de IBTD op andere wijze te organiseren en meer op afstand te zetten van het Ministerie van Financiën?

Wij hechten zeer aan de onafhankelijkheid van de IBTD. In juli 2020 hebben wij uw Kamer geïnformeerd over ons besluit om extern toezicht op de Belastingdienst in te richten.2 Over de wijze waarop dat toezicht moest worden ingericht, hebben wij toen advies ingewonnen bij drie externe deskundigen. Een van de vragen die we de deskundigen hebben gesteld was welke vormgeving en positionering zou passen bij extern toezicht op de Belastingdienst, Toeslagen en Douane. Op basis van het door deze deskundigen uitgebrachte advies «Toezicht als tegenkracht» hebben wij gekozen voor de oprichting van een rijksinspectie waarop, om de onafhankelijkheid te borgen, de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties van toepassing zijn.3 De deskundigen overwegen in hun advies ook andere vormen van toezicht, zoals een Commissie van Toezicht, maar adviseren hier nadrukkelijk niet voor. Het advies van de deskundigen hebben wij overgenomen. Uit de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties volgt de gekozen positionering rechtstreeks onder de secretaris-generaal van het Ministerie van Financiën.

Het aansluiten bij de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties betekent dat de IBTD onafhankelijk is in de keuze om een bepaald onderzoek te verrichten, in haar werkwijze en in de vaststelling van de bevindingen, oordelen en adviezen die uit een onderzoek voortvloeien. Daarnaast hebben we ervoor gekozen de inspecteur-generaal (IG) van de IBTD geen deel uit te laten maken van de bestuursraad van het Ministerie van Financiën en de IBTD niet te huisvesten in de gebouwen van het ministerie. Dit gelet op het grote belang dat de Kamer en wij hechten aan de onafhankelijkheid van deze inspectie, die toezicht houdt op «eigen» diensten van het ministerie. Ook worden de middelen voor de IBTD apart van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane opgenomen op de begroting van het ministerie in artikel 8 (apparaat kerndepartement) en in een aparte tabel in dit artikel inzichtelijk gemaakt. Tot slot leggen we extra waarborgen voor de onafhankelijkheid van de IBTD vast in een ministeriële regeling over de bevoegdheden en de werkwijze van de IBTD. We hebben de kwartiermaker voor de IBTD in zijn opdrachtomschrijving4 gevraagd de onafhankelijke positionering en het onafhankelijk functioneren van de IBTD verder uit te werken. De voorstellen die de kwartiermaker ons in zijn voortgangsrapportage heeft voorgelegd5, zijn behulpzaam bij het opstellen van de ministeriële regeling.

Gelet op het voorgaande zijn wij van mening de onafhankelijkheid goed geborgd te hebben. De IBTD ondervindt geen politieke sturing in de agendasetting en in de oordeelsvorming; eventuele aanwijzingen aan de IBTD zijn openbaar en worden ook aan de Kamer toegezonden (hieronder gaan wij daar verder op in). De IBTD vervult tegelijkertijd haar toezichthoudende rol in onafhankelijkheid van de drie uitvoeringsdiensten zelf, de opdrachtgevers en de eigenaar van de drie diensten. Op die manier kan de inspectie ons optimaal ondersteunen. Het is zaak daarbij een goede balans te vinden tussen het onafhankelijk functioneren van de IBTD enerzijds en een goede invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid anderzijds. De keuze voor een inspectie betekent dat de Minister daar eindverantwoordelijk voor is. Elke beperking die de Minister zichzelf oplegt in zijn relatie met de IBTD, beperkt ook de Kamer. Er is immers geen rechtstreekse (verantwoordings)lijn van de IBTD naar de Kamer; die loopt via de Minister.

Tegelijkertijd lezen we de zorgen van diverse fracties in dit schriftelijk overleg. In onze antwoorden op de vragen hierover van de fracties van D66 en CDA leest u hoe we om willen gaan met de suggesties die zij doen om de onafhankelijkheid van de IBTD extra te borgen.

Tot slot willen we benadrukken dat voor het echt onafhankelijk functioneren van de IBTD regelingen en besluiten weliswaar belangrijk zijn, maar nooit zullen volstaan. Uiteindelijk valt of staat de onafhankelijkheid van de IBTD met houding en gedrag van alle betrokkenen. Van bewindspersonen, DG’s en IG tot medewerkers van ministeries, uitvoeringsdiensten en inspectie.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister de IBTD aanwijzingen kan geven, maar niet specifiek een onderzoek kan stoppen of tegenhouden. Hoe verhoudt de IBTD zich tot bijvoorbeeld de secretaris-generaal (SG) van het ministerie? Heeft de SG dezelfde beperkingen? Hoe is de verhouding tussen de SG en de bestuursraad van het ministerie en de IBTD, kijkend naar de (on)afhankelijkheid?

De IBTD wordt, conform de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties, in de departementale organisatie van het Ministerie van Financiën direct onder de SG gepositioneerd. Dit betekent dat de IBTD niet ondergeschikt is aan een ander onderdeel van het ministerie en dat er een organisatorische scheiding is tussen de toezichtstaken van de IBTD en de andere taken die binnen het ministerie worden uitgeoefend.

De SG heeft geen bevoegdheid om de IBTD aanwijzingen te geven over de inhoudelijke werkzaamheden van de IBTD; die bevoegdheid hebben alleen de beleidsinhoudelijk verantwoordelijke bewindspersonen. De bewindspersonen kunnen deze bevoegdheid overigens, conform de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties, alleen schriftelijk uitoefenen en in de openbaarheid. Algemene aanwijzingen worden gepubliceerd in de Staatscourant en bijzondere aanwijzingen worden direct met de Staten-Generaal gedeeld. Ook is bepaald dat bewindspersonen een inspectie niet kunnen weerhouden een specifiek onderzoek te verrichten of af te ronden en geen aanwijzingen mogen geven over hoe een inspectie een onderzoek verricht of over de bevindingen, oordelen en adviezen van een inspectie. Verder kan de aanwijzingsbevoegdheid van de bewindspersonen over de inhoudelijke werkzaamheden van de IBTD niet worden gemandateerd.

De Aanwijzingen geven de IG ook de mogelijkheid om de bewindspersonen rechtstreeks te informeren over zijn bevindingen, oordelen, adviezen en andere relevante gegevens. Hiervoor hoeft de IG dus niet eerst langs de SG. Tot slot is de IG ter bevordering van de onafhankelijkheid geen lid van de bestuursraad van het Ministerie van Financiën.

In hoeverre wordt geëvalueerd of de IBTD op termijn over voldoende mankracht en middelen beschikt? Wie beslist (uiteindelijk) over de budgetten van de IBTD? Wat is de rol van de Kamer daarbij?

In de opdrachtomschrijving voor de kwartiermaker hebben we aangegeven dat de inspectie er in beginsel komt voor een periode van vijf jaar. Daarna wordt op basis van een evaluatie bezien of en hoe de IBTD wordt voortgezet. Mocht tussentijds blijken dat de IBTD onvoldoende mankracht en middelen heeft, dan kan de IG dat in het kader van de reguliere begrotingscyclus binnen het Ministerie van Financiën aankaarten. Uiteindelijk beslist de wetgever over de begroting van het Ministerie van Financiën. Omdat het budget van de IBTD apart inzichtelijk wordt gemaakt op de begroting van het Ministerie van Financiën heeft de Kamer daar zicht op en kan de Kamer zo nodig interveniëren.

Over de informatievoorziening aan de IBTD vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet kan garanderen dat de IBTD onbeperkt en onbelemmerd toegang heeft tot alle informatie binnen de diensten en alle medewerkers van de diensten. Hoe kijkt het kabinet naar de positie van de ambtenaren/medewerkers hierin? Kan het kabinet verzekeren dat de medewerkers niet «tussen twee vuren in zullen komen te zitten»? Wanneer is er meer duidelijkheid over de juridische borging van de informatievoorziening die de kwartiermaker op dit moment aan het uitzoeken is?

Een goede informatievoorziening aan de IBTD is essentieel voor het functioneren van de inspectie. We hebben de kwartiermaker daarom in zijn opdrachtomschrijving gevraagd bij het uitwerken van de inrichting van de IBTD aandacht te besteden aan een goede informatievoorziening aan de inspectie en de benodigde informatiebevoegdheden. We begrijpen van de kwartiermaker dat hij op basis van de gesprekken die hij hierover voert binnen het ministerie er vertrouwen in heeft dit goed te kunnen regelen. Hij verwacht op dit moment dat er een aantal zaken geregeld moet worden.

Allereerst wordt de verplichting voor de Belastingdienst, Toeslagen en Douane om informatie te verstrekken geregeld in de ministeriële regeling voor de IBTD. Ten tweede moet worden geregeld dat de verwerking van informatie in het kader van het toezicht door de IBTD in overeenstemming is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De bevoegdheid voor de uitvoeringsdiensten om informatie te verstrekken aan de IBTD wordt geregeld met inachtneming van de onderliggende geheimhoudingsbepalingen. De kwartiermaker verwacht door het regelen van genoemde zaken te kunnen borgen dat de IBTD alle beschikbare en toegankelijke informatie krijgt die ze nodig heeft om haar werk goed te kunnen doen. De Minister zal u bij de aanbieding van de concept-ministeriële regeling voor de IBTD nader informeren over hoe de informatievoorziening aan de IBTD wordt geregeld en de afdoening van de motie van het lid Leijten6 daarover.

In onze ogen is de beste manier om te voorkomen dat medewerkers «tussen twee vuren in komen te zitten» de informatievoorziening op een goede en duidelijke manier te regelen. Voor medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane moet het klip en klaar zijn dat informatie waarover zij beschikken gedeeld kan en moet worden met de IBTD als de inspectie daar om vraagt. Voor de IBTD moet duidelijk zijn dat zij deze informatie ook mag vragen, maar moet ook klip en klaar zijn dat voor hen dezelfde vereisten gelden uit hoofde van onder andere de geheimhoudingsverplichtingen als voor medewerkers van de diensten. Het is en blijft van belang goed te monitoren hoe de informatievoorziening in de praktijk verloopt als de IBTD van start gaat en eventuele knelpunten daarbij snel te signaleren en daar maatregelen op te nemen.

In hoeverre en hoe zal de IBTD consulteren met andere stakeholders (buiten ambtenarij en/of politiek)?

Een inspectie die het perspectief van het rechtsstatelijk handelen als leidraad heeft en de kwaliteit van uitvoering richting burger en bedrijf centraal stelt, kan niet zonder input vanuit de buitenwereld. Op dit moment voert de kwartiermaker daarom al gesprekken met een breed scala aan stakeholders, zoals de Nationale ombudsman, het Nibud, sociaal raadslieden en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, als belangrijke informatiebron voor onder meer de risicoanalyse waarop hij het werkprogramma voor de IBTD voor 2022 zal baseren. Het netwerk dat de kwartiermaker op deze manier opbouwt vormt de basis voor het netwerk dat de IBTD straks zal gebruiken. Daarnaast zal de IBTD burgers en bedrijven rechtstreeks consulteren. Om een brede vertegenwoordiging van de maatschappij te betrekken denkt de kwartiermaker aan een combinatie persoonlijke gesprekken en twee breed opgezette panels/beraden, één voor burgers en één voor bedrijven. De persoonlijke gesprekken zouden dan vooral gericht zijn op het ophalen van signalen bij doelgroepen die minder goed vertegenwoordigd zijn in de panels.

De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet kan ingaan op de werving van het personeel voor de IBTD. Wat is de huidige stand van zaken? Worden oud-werknemers van de Belastingdienst of van de departementen geworven? Of juist niet? Is het mogelijk dat er een situatie ontstaat dat de IBTD en de Belastingdienst uit dezelfde «pool» van werkzoekenden aan het werven is?

Het kwartiermakersteam bestaat op dit moment uit veertien personen. De kwartiermaker werkt de komende maanden toe naar de formatie van het team waarmee de inspectie per 1 januari 2022 kan starten, dat zal bestaan uit 20 tot 25 personen. De personen die thans bij de inspectie in oprichting werken, zijn deels afkomstig van andere toezichthouders (waarvan sommigen zijn gedetacheerd voor de duur van de kwartiermakersfase), voor een klein deel afkomstig van het Ministerie van Financiën en een deel is geworven via een vacature die voor eenieder (ook buiten de overheid) open heeft gestaan. De komende maanden worden ook weer functies opengesteld waar eenieder op kan reageren. Zo ook de functie van IG en twee afdelingshoofden.

Om een duidelijk beeld te hebben van de uitvoeringsproblematiek acht de kwartiermaker het, in navolging van het advies «Toezicht als Tegenkracht», wenselijk dat er ook kennis en ervaring uit de Belastingdienst, Toeslagen en Douane aanwezig is binnen de IBTD.

Kan het kabinet uitvoerig toelichten hoe de IBTD zich verhoudt tot de Algemene Bestuursdienst? Met name graag aandacht hierbij voor de onafhankelijkheid van het (hogere kader) binnen de IBTD.

Op de medewerkers van de IBTD is de CAO-Rijk van toepassing. Daaruit volgt dat het hogere kader binnen de IBTD een arbeidsovereenkomst aangaat waarbij zij voor opleiding en (loopbaan)ontwikkeling een beroep kunnen doen op de Algemene Bestuursdienst. De IG van de IBTD heeft als lid van de ABD-topmanagementgroep de Minister van BZK als formele werkgever. Overigens gelden voor de IBTD dezelfde kaders als voor andere rijksinspecties.

De leden van de VVD-fractie vragen tot slot, met betrekking tot de communicatie, of er bij de IBTD ook de mogelijkheid komt voor burgers om vragen te stellen of problemen aan te kaarten, bijvoorbeeld in de vorm van een vragen- of klachtenformulier. Is het dan ook mogelijk voor medewerkers van de verschillende departementen of de Belastingdienst om hier (anoniem) problemen aan te kaarten?

De kwartiermaker denkt op dit moment na over hoe hij signalen vanuit de samenleving, van medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane en van medewerkers van betrokken departementen het beste kan ophalen. Hij ziet de reeds bestaande klachtprocedures bij uitvoeringsdiensten als een nuttige bron van informatie. Daarnaast overweegt hij onder meer e-mailadressen of meldpunten voor burgers, bedrijven en medewerkers in te richten. De IBTD zal signalen vertrouwelijk behandelen. Ook in het kader van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of de Wet open overheid (Woo) zal persoonsinformatie van burgers of medewerkers niet verstrekt worden.

In antwoord op de vragen van het CDA verderop in dit verslag gaan we uitgebreider in op signalen uit de samenleving, departementen en diensten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de fractie van D66 lezen tevreden dat al veel aandacht is geschonken aan de vormgeving van de onafhankelijkheid van de inspectie belastingen, toeslagen en douane. Desalniettemin hebben zij zorgen over de waarborgen van deze onafhankelijkheid. Kan het kabinet een vergelijking geven van de governance van de IBTD ten opzichte van andere rijksinspecties, zoals de Inspectie Justitie en Veiligheid? Kan het kabinet dezelfde vergelijking maken voor de instrumenten die deze inspecties tot hun beschikking hebben?

Doordat de IBTD wordt vormgegeven conform de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties volgt de governance van de IBTD de lijn van de andere rijksinspecties. Bij het opstellen van de ministeriële regeling voor de IBTD bouwen we extra waarborgen voor de IBTD in, mede op basis van de voorstellen van de kwartiermaker daartoe.

In de aard van de instrumenten is de IBTD vergelijkbaar met qua taken en omvang vergelijkbare inspecties, zoals de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Inspectie Veiligheid Defensie. De belangrijkste kracht van de IBTD is het zelfstandig kunnen publiceren van bevindingen en aanbevelingen, het kunnen volgen van de uitvoering van maatregelen en het geven van adviezen en signalen.

De leden van de fractie van D66 lezen dat de Minister op verzoek van de inspecteur-generaal alle rapporten van de IBTD naar de Kamer stuurt. Is overwogen om de inspecteur-generaal de autonome bevoegdheid te geven om rapporten aan de Kamer te sturen? Dit zou in de ogen van de leden van de fractie van D66 de onafhankelijke positie van de inspecteur-generaal versterken. Waarom is deze bevoegdheid (nog) niet toegekend?

Zoals we in antwoord op vragen van de VVD hebben beschreven, is het zaak een goede balans te vinden tussen de onafhankelijkheid van de IBTD enerzijds en een goede invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid anderzijds.

Nu we gekozen hebben voor een inspectie en daarmee een organisatie onder de verantwoordelijkheid van de Minister, ligt het niet in de rede de IG de autonome bevoegdheid te geven rapporten aan de Kamer te sturen. We willen wel aan uw zorgen tegemoetkomen door in de ministeriële regeling voor de IBTD te bepalen dat een bewindspersoon die een rapport van de IBTD toegestuurd krijgt, dat rapport terstond en onverkort doorstuurt naar de Staten-Generaal. Het is wenselijk dat op ieder rapport van de IBTD een beleidsreactie opgesteld wordt; deze zal dan op een later moment (binnen zes weken) aan de Staten-Generaal aangeboden worden. Deze handelwijze wordt op dit moment al regelmatig gevolgd voor individuele inspectierapporten van andere inspecties. Wij stellen voor, gezien de zorgen van de Kamercommissie en het belang dat we hechten aan transparantie over de bevindingen, oordelen en adviezen van de IBTD, daar voor rapporten van de IBTD de regel van te maken. De Minister van Financiën streeft ernaar het concept voor de ministeriële regeling medio november 2021 aan uw Kamer voor te leggen.

De leden van de fractie van D66 vragen zich ten slotte af hoe het risico van ministeriële of ambtelijke inmenging verder gemitigeerd wordt. Een slager kan zijn of haar eigen vlees tenslotte niet keuren. Is ervoor gekozen om een afkoelingsregeling in te stellen tussen personeel van de IBTD en personeel van het ministerie met zijn uitvoeringsorganisaties? Wat zijn de afwegingen geweest voor deze keuze? Hoe is dat te vergelijken met het beleid van andere ministeries?

De Gedragscode Integriteit Rijk bevat kaders voor integer handelen voor alle rijksambtenaren, en daarmee ook voor de ambtenaren in dienst van de IBTD. Zo bevat de Gedragscode normen voor bijvoorbeeld nevenfuncties. In de Gedragscode is ook de rijksbrede lijn voor een afkoelingsperiode vastgelegd: een dergelijke periode kan aan de orde zijn bij de overstap van een functie binnen de rijksoverheid naar een functie daarbuiten. Daar is bij een overstap van medewerkers van Financiën naar de IBTD geen sprake van. Om een duidelijk beeld te hebben van de uitvoeringsproblematiek acht de kwartiermaker het, in navolging van het advies «Toezicht als Tegenkracht», wenselijk dat er ook kennis en ervaring uit de Belastingdienst, Toeslagen en Douane aanwezig is binnen de IBTD.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD). Zij zijn positief over de oprichting van deze inspectie; in de voortgangsrapportage zien zij echter enkele elementen die spanning kunnen opleveren met het gezamenlijke doel van het herstellen van vertrouwen van burgers en bedrijven in de overheid. Zij hebben daarover enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie memoreren dat onlangs een gesprek heeft plaatsgevonden met de nieuw aangestelde kwartiermaker en de vaste commissie voor Financiën, waarin aandacht is gevraagd voor het borgen van de onafhankelijkheid van de IBTD, mede gelet op het feit dat deze inspectie onderdeel gaat uitmaken van het ministerie waar zij juist toezicht op zal houden. In de voortgangsrapportage wordt gesteld: «uiteindelijk is de borging van de onafhankelijkheid van een inspectie vooral een kwestie van houding en gedrag, van zowel de inspectie zelf als van het ministerie en de bewindspersonen». Wel wordt aangegeven: «Het kan daarbij evenwel helpen een aantal zaken formeel vast te leggen». De leden van de CDA-fractie onderschrijven die opstelling, aangezien een van de redenen dat de Kamer deze inspectie wil juist is om controle te houden op de houding en het gedrag van de Belastingdienst naar burgers en bedrijven in zijn algemeenheid. Ten aanzien van de formele vastlegging zouden de leden van de CDA-fractie willen voorstellen een aantal zaken enigszins anders vast te leggen dan voorgesteld, om de onafhankelijkheid nog beter te borgen.

Ten eerste zouden de leden van de CDA-fractie, in plaats van dat de Minister goedkeuring van het werkprogramma alleen kan onthouden op grond van ondeugdelijke totstandkoming, liever zien dat goedkeuring voor het werkprogramma niet sec bij de Minister ligt, maar dat de Minister de Kamer raadpleegt, alvorens daaraan wel of geen goedkeuring te geven en dat de Minister de Kamer ook van toelichting voorziet wanneer hij de totstandkoming van het rapport ondeugdelijk acht.

Ten tweede willen de leden van de CDA-fractie graag dat de bewindspersoon de rapporten van de IBTD niet alleen doorstuurt naar de Kamer als de inspecteur-generaal daarom verzoekt, maar dat de rapporten te allen tijde naar de Kamer worden doorgestuurd.

Deze leden van de CDA-fractie vernemen graag hoe de Staatssecretarissen en de kwartiermaker naar deze twee voorstellen kijken.

Zoals we in antwoord op vragen van de VVD hebben beschreven, is het zaak een goede balans te vinden tussen de onafhankelijkheid van de IBTD enerzijds en een goede invulling van de ministeriële verantwoordelijkheid anderzijds.

Gezien de zorgen van diverse fracties over de onafhankelijkheid van de IBTD hebben we in overleg met de kwartiermaker bezien hoe we deze zorgen zoveel mogelijk weg kunnen nemen. Voor wat betreft de rapporten van de IBTD zijn we bereid in de ministeriële regeling voor de IBTD op te nemen dat bewindspersonen elk rapport dat ze van de inspectie krijgen direct naar de Staten-Generaal doorsturen. Voor het werkprogramma zijn we bereid in de ministeriële regeling diezelfde lijn te hanteren, dus op te nemen dat de Minister van Financiën het werkprogramma dat hij van de IG ter goedkeuring voorgelegd krijgt, direct doorstuurt naar de Staten-Generaal. Zij hebben dan de mogelijkheid erop te reageren voordat de Minister een besluit neemt over goedkeuring ervan. Overigens geldt het belang van de onafhankelijkheid van de IBTD ten opzichte van de politiek in den brede; een grotere rol voor de Kamer bij de vaststelling van het werkprogramma ligt mede daarom niet voor de hand. Ook willen we in de ministeriële regeling laten vastleggen dat de Minister de Staten-Generaal vervolgens informeert over zijn/haar besluit over het al dan niet goedkeuren van het werkprogramma, en bij het onthouden van goedkeuring, de overwegingen daarbij. De Minister van Financiën streeft ernaar het concept voor de ministeriële regeling medio november 2021 aan uw Kamer voor te leggen.

De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de IBTD geen eigen begrotingsartikel krijgt, met als reden dat is besloten eenzelfde vormgeving te kiezen als de Inspectie SZW, het Centraal Planbureau en de Autoriteit Consument en Markt.

De leden van de CDA-fractie menen dat het karakter van genoemde organisaties wel anders is dan dat van de IBTD, omdat zij niet (alleen maar) toezicht houden op het functioneren van de eigen organisatie. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een nadere toelichting waarom de IBTD geen eigen begrotingsartikel krijgt om de onafhankelijkheid nog beter te borgen. Deze leden vragen of er andere inspecties binnen de rijksoverheid zijn die wel een eigen begrotingsartikel hebben, en zo ja welke dat zijn. En waarom is daar in dit geval niet voor gekozen?

We hebben besloten om de IBTD te begroten en te verantwoorden op het apparaatsartikel 8 van het Ministerie van Financiën. In de toelichtende tabel «Apparaatsuitgaven kerndepartement» in dit apparaatsartikel wordt uw Kamer meerjarig inzicht geboden in de apparaatsuitgaven van de IBTD.

De wijze van verwerking in de begroting van de IBTD op het apparaatsartikel is consistent met de verwerking van andere inspecties in andere begrotingen, zoals de inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Staatstoezicht op de Mijnen van Economische Zaken en Klimaat. Binnen de rijksbegroting zijn er vrijwel geen inspecties die een eigen begrotingsartikel hebben. De Inspectie Leefomgeving en Transport vormt een uitzondering: deze inspectie heeft een eigen begrotingsartikel op de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met een omvang van circa € 180 mln.

Vanwege de relatief beperkte (budgettaire) omvang van de IBTD van circa € 4,5 mln. per jaar ligt een eigen begrotingsartikel op de Financiënbegroting niet in de rede. De onafhankelijkheid van de IBTD wordt gewaarborgd door de IG van de IBTD geen deel uit te laten maken van de bestuursraad van het Ministerie van Financiën, de IBTD niet te huisvesten in de gebouwen van het ministerie en de middelen voor de IBTD apart van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane op de begroting van het ministerie in artikel 8 (apparaat kerndepartement) in een aparte tabel inzichtelijk te maken. Daarnaast leggen we, mede op voorstel van de kwartiermaker daartoe, extra waarborgen voor de onafhankelijkheid van de IBTD vast in een ministeriële regeling over de bevoegdheden en de werkwijze van de IBTD. Tot slot wordt onafhankelijkheid van de IBTD ook verankerd door onder meer de eigen werkprogramma’s en jaarverslagen, waarin de IBTD verantwoording aflegt aan het parlement over de gestelde en gerealiseerde doelen en bedrijfsvoering.

Ten aanzien van het contact met de Kamer lijkt het de leden van de CDA-fractie goed dat de Minister vooral toestemming verleent voor elk verzoek van de Kamer in gesprek te kunnen treden met de inspecteur-generaal en eveneens dat de inspecteur-generaal daarin naast feitelijke informatie ook zijn oordelen op basis van het onderzoek door de IBTD kan bespreken.

Voorts zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd hoe de IBTD haar informatie verkrijgt, om in kaart te kunnen brengen waar de grootste risico’s voor de maatschappij zitten. Deze leden zijn het met de voortgangsrapportage eens dat een belangrijke vraag daarbij is hoe de IBTD het perspectief van met name de burger op een goede manier in beeld krijgt. Zijn hiervoor signalen van vertegenwoordigers of panels/burgerberaden voldoende? Hoe kunnen die een goede afspiegeling vormen van de bevolking? Hoe bezien de Staatssecretarissen en de kwartiermaker in dat opzicht bijvoorbeeld een meer vrijblijvende methode, zoals een meldpunt?

Voor wat betreft de informatievoorziening aan IBTD zullen signalen vanuit medewerkers van de diensten en de samenleving voor de IBTD een belangrijke informatiebron vormen. De IBTD zal die serieus mee moeten nemen als input voor de risicoanalyse en dit zal ook naar buiten toe uitgedragen worden. De leden van de CDA-fractie onderschrijven dit. Graag zouden zij horen hoe dit georganiseerd gaat worden. Een website en een mailadres hebben is immers niet voldoende. Heeft de IBTD ook een kanaal voor (vertrouwelijke) signalen uit de organisatie?

Hoe worden medewerkers van de diensten die signalen afgeven beschermd? En hoe worden signalen vanuit de samenleving ontvangen?

Signalen vanuit de samenleving

Om onder de volledige breedte van de samenleving signalen op te halen kijkt de kwartiermaker naar een combinatie van mogelijkheden. Hij denkt aan twee breed opgezette panels/beraden, één voor burgers en één voor bedrijven. Echter, hij denkt daarmee nog een belangrijke doelgroep te missen. Denk bijvoorbeeld aan mensen die minder doenvermogen hebben, minder taalvaardig zijn en/of zo min mogelijk contact met instanties hebben. Daarom onderzoekt hij nu op welke manier of manieren de IBTD signalen van deze groepen mensen het beste kan ophalen. Een e-mailadres of meldpunt is een van de zaken die hij overweegt. Vragen die daarbij aan de orde komen, zijn:

  • Begeeft de IBTD zich met een dergelijk meldpunt niet te veel op het terrein van de Nationale ombudsman? De ombudsman behandelt individuele klachten, de IBTD kijkt naar systemen en onderzoekt dus de trends in klachten. De kwartiermaker is in overleg met de ombudsman over hoe daarin samen te werken.

  • Is het mogelijk een meldpunt in te richten zonder de verwachting te wekken dat de IBTD individuele klachten oppakt (immers het werk van een ombudsman)? Met andere woorden: draagt het bij aan het vertrouwen van de burger of heeft het juist een averechts effect?

  • Is een meldpunt van een rijksoverheidsorganisatie laagdrempelig genoeg voor een doelgroep die weinig vertrouwen heeft in overheden en zo min mogelijk te maken wil hebben met instanties?

Gezien deze vraagstukken kijkt de kwartiermaker ook naar andere mogelijkheden, en sluit daarbij ook fysieke aanwezigheid om signalen op te halen, zoals spreek-/inloopuren, niet uit. Om dit nader te verkennen voert hij gesprekken met diverse partijen die al ervaring hebben in het contact met moeilijk bereikbare doelgroepen. Hij spreekt met organisaties en professionals die zelf regelmatig contact hebben, zoals ombudsmannen en sociaal raadslieden. Samen optrekken met partijen die zelf actief zijn in de wijken, zoals woningcorporaties en scholen is ook wenselijk, omdat zij direct ondervinden wat er in de samenleving speelt en direct contact hebben met burgers. Al deze partijen vangen zelf veel signalen op via fysieke aanwezigheid: door met een bus rond te toeren, inloopuren te organiseren in buurthuizen, et cetera. Bij deze organisaties zal de IBTD niet alleen de signalen ophalen die zij zien, maar ook naar een mogelijke samenwerking zoeken in de zin van gezamenlijke en laagdrempelige aanwezigheid. Van deze manier van signalen ophalen, het in gesprek te gaan met mensen die de knelpunten ervaren, verwacht hij het meeste. Dit heeft op dit moment dan ook zijn voorkeur.

Signalen vanuit departementen en diensten

Contacten met medewerkers van de Belastingdienst, Toeslagen en Douane en betrokken departementen zijn essentieel voor het werk van de IBTD. Niet alleen voor het ophalen van signalen, maar ook om er naar aanleiding van signalen uit de maatschappij achter te komen wáár in het proces knelpunten en risico’s zich bevinden.

Daarom is het van groot belang dat medewerkers de IBTD kennen en vertrouwen. Daar werkt de kwartiermaker aan door gebruik te maken van bestaande interne communicatiemiddelen (intranetten, personeelsbladen), fysieke aanwezigheid op kantoren en tijdens bijeenkomsten, en door bekendheid bij personen die mogelijk signalen binnen krijgen (OR, vertrouwenspersonen, vakbonden). Daarnaast overweegt hij ook voor medewerkers een meldpunt en/of e-mailadres in te richten waar zij signalen kunnen melden. Signalen van medewerkers worden vertrouwelijk behandeld. Dat geldt ook voor interviews/informatie die zij geven in het kader van de onderzoeken van de IBTD. Ook in het kader van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) of de Wet open overheid (Woo) zal persoonsinformatie van medewerkers niet openbaar gemaakt worden. Overigens geldt hierbij wel dat de IBTD niet de plaats wil innemen van vertrouwenspersonen, de ondernemingsraad of vakbonden.

Ook zijn deze leden benieuwd wat voor ideeën de kwartiermaker heeft bij de pilotonderzoeken. Kunnen de Staatssecretarissen of de kwartiermaker hier al meer informatie over geven?

We begrijpen van de kwartiermaker dat de pilotonderzoeken primair dienen om de IBTD zelf op te starten. Daartoe zijn drie kleine onderzoeken gestart, waarmee de kwartiermaker de interactie met de Belastingdienst, Toeslagen en Douane en de interne processen voor de IBTD uitprobeert en werkende weg vormgeeft. De pilotonderzoeken worden gespreid over de drie uitvoeringsdiensten ingezet, en hebben betrekking op kleine onderdelen van kritische processen. In principe zullen de pilotonderzoeken niet leiden tot openbare publicaties, omdat ze in eerste instantie bedoeld zijn voor de kwartiermaker zelf om van te leren.

De leden van de CDA-fractie waarderen het overigens zeer dat de conceptregeling aan de Tweede Kamer wordt gestuurd ter eventuele bespreking, alvorens de regeling van kracht wordt.

Tot slot lezen de leden van de CDA-fractie dat de inspectie hoopt te starten met zo’n 20–25 medewerkers. Dit lijkt de leden van de CDA-fractie een beperkt aantal om toezicht te houden op de verschillende onderdelen van de grote Belastingdienst. Hoeveel medewerkers denkt de kwartiermaker nodig te hebben voor de grote taak die de IBTD te wachten staat? Blijft de inspectie voorlopig van deze grootte, of wordt toegewerkt naar het aannemen van meer medewerkers?

Toezichtscapaciteit is per definitie schaars en een inspectie zal altijd keuzes moeten maken over waar en op welke thema’s ze toezicht wil houden. Het effect van toezicht wordt niet per definitie groter als er meer toezicht gehouden wordt. De kwartiermaker van de IBTD kiest ervoor, zoals steeds meer rijksinspecties dat doen, deze keuzes te maken op basis van een risicoanalyse. Met andere woorden: de IBTD zal haar capaciteit daar inzetten waar op basis van haar inschatting de risico’s, bezien vanuit het perspectief van burgers en bedrijven, het grootst zijn. De kwartiermaker denkt dat de IBTD met 20–25 personen goed uit de voeten kan. Overigens worden de risicoanalyse en het werkprogramma met de Kamer gedeeld, zodat er regelmatig de mogelijkheid is om hierover met de IG en zo nodig de Minister van gedachten te wisselen.

Wat is het functieprofiel voor de inspecteur-generaal? Hoe wordt geborgd dat deze een kritische en frisse blik heeft op de overheidsorganisaties?

De kritische en frisse blik van de IG op de overheidsorganisaties wordt geborgd in het profiel door hier expliciet op te werven en te selecteren onder andere door nadrukkelijk naar ervaring buiten de rijksoverheid te zoeken. Als bijlage bij deze antwoorden treft u de vacaturetekst aan, die een dezer dagen gepubliceerd wordt7.


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 883.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 688.

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 731.

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 787.

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 883.

X Noot
6

Kamerstuk 31 934, nr. 42.

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven