Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 oktober 2021
Tijdens het notaoverleg met uw Kamer op dinsdag 12 oktober heeft de heer Snels (GroenLinks)
aandacht gevraagd voor het effect van het schuldenmoratorium op alimentatiebetalingen.
Ik heb hierbij aangegeven dat ik dit hiaat herken en dat ik dit graag in samenspraak
met de Minister voor Rechtsbescherming wil oplossen. In deze brief schets ik kort
de problematiek en geef ik aan hoe dit te adresseren.
Het schuldenmoratorium beschermt de ouder of zijn (huidige) toeslagpartner tegen de
bevoegdheid van een schuldeiser om een openstaande schuld op te eisen. Dit geeft de
ouder rust. Tegelijkertijd heeft dit ook onbedoelde neveneffecten. Het moratorium
geldt namelijk voor alle schulden, waardoor een ouder of zijn toeslagpartner een eventuele
(kinder)alimentatieschuld aan een ex-partner ook (tijdelijk) niet hoeft te voldoen.
Dit betekent dat deze ex-partner de noodzakelijke kosten voor zijn of haar levensonderhoud,
en dat van de kinderen, niet ontvangt. Dit kan zich ook voordoen in die situatie waar
de betreffende ex-partner niets met de problematiek rondom de kinderopvangtoeslag
te maken heeft, bijvoorbeeld als de huidige toeslagpartner van een gedupeerde ouder
alimentatieplichtig is. Naast de mogelijkheid dat sommige alimentatieplichtigen de
alimentatie niet kunnen betalen, verwacht het LBIO vanuit de praktijkervaring dat
meerdere alimentatieplichtige burgers bewust geen gebruik zullen maken van de private
schuldenregeling omdat zij de alimentatiegerechtigde de gelden niet gunnen. Zie hieronder
het voorbeeld ter illustratie.
Het is zeer onwenselijk dat ex-partners en hun kinderen de dupe worden van het moratorium.
Ik heb daarom in het Beleidsbesluit private schulden de mogelijkheid opgenomen dat
ook zonder aanvraag van een gedupeerde ouder of toeslagpartner, de Belastingdienst/Toeslagen
de opeisbare schulden die voortvloeien uit alimentatieverplichtingen en waarvoor het
Landelijk Bureau Invordering Ouderbijdragen (LBIO) gemachtigde invorderaar is, kan
voldoen. Dit zal gebeuren op initiatief van het LBIO, die dit bedrag zal voorschieten
om een spoedig proces te bevorderen. Het LBIO zal vervolgens via het reguliere private
schuldenproces gecompenseerd worden voor dit voorschot.
Ik besef dat hiermee tot op zekere hoogte wordt ingegrepen in de verhouding tussen
twee private partijen. In dit dilemma kiest het kabinet er echter toch voor om dit
in schrijnende situaties wel te doen, omdat het belang van alimentatieontvangers en
hun kinderen groter wordt geacht. Bij het LBIO zijn enkele zeer schrijnende situaties
bekend. Daarnaast gaat de alimentatieplichtige er financieel niet op achteruit (in
tegendeel) en ligt er een gerechtelijke uitspraak aan de alimentatieverplichtingen
ten grondslag.
Toekomst
Voor de volledigheid vermeld ik hier ook dat de voorgestelde oplossing alleen soelaas
biedt voor alimentatieschulden opgebouwd voor juni 2021, aangezien in de private schuldenregeling
alleen (achterstanden op) schulden tot 1 juni betaald worden. Dit betreft vermoedelijk
wel de huidige schrijnende gevallen. Desalniettemin kijk ik ook naar mogelijkheden,
mogelijk in het wettelijk kader, om dit probleem in de toekomst en structureel te
adresseren. Dan komt ook weer een belangenafweging terug tussen het beschermen van
de gedupeerde ouder en zijn toeslagpartner, en de belangen van de ex-partner.
Beleidsbesluit
In het Beleidsbesluit private schulden is de passage onder 3.3. aangepast. Voor de
volledigheid stuur ik het gehele conceptbeleidsbesluit mee1. Deze zal op korte termijn in de Staatscourant worden gepubliceerd.
Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming,
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen