Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 31066 nr. 880 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 31066 nr. 880 |
Vastgesteld 1 september 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 8 april 2021 inzake de zesde Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 31 066, nr. 805).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 mei 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
1.
Waarom worden gedupeerde ouders die in het buitenland wonen niet doorverbonden met het Serviceteam Gedupeerden?
Ook ouders die in het buitenland wonen willen wij graag goed en persoonlijk helpen. Het Serviceteam is te bereiken via een 0800 nummer. Omdat 0800 nummers vanuit het buitenland niet gebeld kunnen worden en we ook ouders die in het buitenland wonen goed en persoonlijk willen helpen is er voor deze ouders een speciaal telefoonnummer (+31 555 358 358). Vanuit daar worden ouders in het buitenland doorverbonden naar het Serviceteam. Voor en na 1 mei krijgt het Serviceteam veel vragen van ouders over de Catshuisregeling. Door de drukte bij het Serviceteam was en is het moeilijk om ouders in het buitenland die via het speciale nummer contact op kunnen nemen door te verbinden met het Serviceteam. Ouders die via dit nummer wel doorverbonden werden konden te maken krijgen met ongewenste telefoonkosten. Om dit tegen te gaan kunnen ouders die vanaf het buitenland contact zoeken op de website een terugbelverzoek invullen. Zij worden dan door het Serviceteam teruggebeld. Informatie over de drukte bij het Serviceteam en de mogelijkheid een terugbelverzoek in te vullen staat op de webpagina voor ouders die nu in het buitenland wonen. Een ouder die naar + 31 555 358 358 belt krijgt ook daar het advies het terugbelformulier in te vullen.
2.
Welke hulp is er nu voor ouders die door het toeslagenschandaal psychische problemen hebben gekregen bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) of schuldhulpverlening?
Uit de vele gesprekken die ik voer met ouders komt duidelijk naar voren hoe groot de impact van de problemen met Toeslagen zijn. Niet alleen op financieel vlak, maar ook op fysiek en psychisch vlak. Ik vind psychische ondersteuning van ouders dan ook zeer belangrijk. Gedupeerde ouders kunnen via gemeenten in aanmerking komen voor psychologische hulp als onderdeel van de brede ondersteuning door gemeenten. De kosten hiervan worden vergoed via de specifieke uitkering die Financiën aan gemeenten verstrekt. Alle mensen die zich gemeld hebben bij UHT krijgen het aanbod van gemeentelijke ondersteuning op vijf leefgebieden. Daarbij wijzen gemeenten op het belang van verwachtingenmanagement m.b.t. de beschikbaarheid van psychische ondersteuning, gegeven de wachtlijsten in de GGZ. Ook op een later moment kunnen gedupeerden nog aankloppen bij gemeenten, PZB’ers brengen dit onder de aandacht van gedupeerde ouders. Ik ben de gemeenten en andere organisaties die zich daarvoor inzetten zeer dankbaar voor hun ondersteuning van de gedupeerde ouders.
Naast bij hun gemeente kunnen ouders met specifieke hulpvragen ook terecht bij Slachtofferhulp Nederland (SHN). De focus ligt hierbij op emotionele en praktische ondersteuning per telefoon. Ook ondersteunt SHN de ouders in het contact met andere instanties, zoals gemeenten om schuldhulpverlening te regelen.
3.
Hoe vaak is er gerefereerd aan de niet-Nederlandse nationaliteit van betrokkenen?
Zoals bekend heeft de Autoriteit Persoonsgegevens in juli 2020 een onderzoek afgerond naar de verwerkingen van de nationaliteit van aanvragers van kinderopvangtoeslag door Toeslagen. Twee verwerkingen zijn volgens de AP discriminerend: ten eerste het gebruik van de nationaliteit voor een indicator in het risicoclassificatiemodel, en ten tweede het verwerken van de nationaliteit voor de opsporing van georganiseerde fraude met kinderopvangtoeslag. Bij beide verwerkingen concludeert de AP dat deze onderscheid maken op grond van nationaliteit, zonder dat daar een objectieve rechtvaardiging voor bestaat. Ik betreur dit ten zeerste. Door deze verwerkingen hebben ouders mogelijk op onjuiste gronden te maken gekregen met extra toezicht.
Ik betreur het zeer dat individuele ouders het vermoeden hebben dat discriminatie een rol speelde bij terugvorderingen of het stopzetten van toeslagen. Ik vind het dan ook goed dat deze ouders die het gevoel hebben op die grond te zijn benadeeld terecht kunnen bij het College voor de Rechten van de Mens (het College). Op peildatum 20 mei 2021 heeft het College 86 meldingen van discriminatie en 30 verzoeken tot oordeel ontvangen van ouders. Zo ook meldingen over verwijzingen naar tweede nationaliteit. Het college krijgt daarbij onbeperkt toegang tot de informatie die noodzakelijk is.
Het aankaarten, onderzoeken en erkennen van discriminatie is een eerste stap om het vertrouwen te herstellen. Op 13 oktober 2020 hebben wij het plan van aanpak «Herstellen, Verbeteren en Borgen» (HVB) aan uw Kamer toegezonden (Kamerstuk 31 066, nr. 709). Dit plan is de uitwerking van de acties die we sinds maart 2020 hebben ingezet om problemen op te lossen die zijn geconstateerd in de wijze waarop de Belastingdienst om is gegaan met (persoons)registraties, risicomodellen en het gebuikt van persoonsgegevens zoals nationaliteit. De Belastingdienst is in december 2020 begonnen om de ongeveer negenhonderd aanwezige applicaties te doorzoeken op het gebruik van nationaliteit en aanverwante gegevens zoals geboorteplaats. Uw Kamer is hier voor het laatst op 22 april jl. over geïnformeerd.1 Signalen over discriminatie neem ik serieus en ik zal over de voortgang blijven rapporteren in de VGR. Zowel bij de Belastingdienst als Toeslagen wordt ingezet op het voorkomen van discriminatie en wordt discriminatie meegenomen als onderdeel van het cultuurtraject.
4.
Hoeveel mensen zijn al eind 2020 (deels) gecompenseerd? Klopt het dat bij een aantal van hen toeslagschulden zijn afgetrokken van de compensatie?
722 ouders zijn eind 2020 (deels) gecompenseerd. Bij geen enkele ouder zijn toeslagschulden afgetrokken van de compensatie. We begrijpen echter dat hier mogelijk misverstanden over zijn ontstaan door de overzichten die aangeven hoe de compensatie is opgebouwd. Het compensatiebedrag is opgebouwd op basis van de onterechte terugvordering in het verleden. De ouder krijgt het bedrag dat hij/zij ten onrechte heeft terugbetaald of dat ten onrechte met andere toeslagen is verrekend plus de verschillende compensatie-elementen voor materiële en immateriële schade, rente, en overige tegemoetkomingen. Deze elementen worden over het totaalbedrag van de originele terugvordering berekend.
Als de ouder in het verleden niet de hele terugvordering heeft terugbetaald, is in de compensatieberekening een min-bedrag zichtbaar voor het gedeelte van de terugvordering dat nog (ten onrechte) openstaat. Dit deel wordt kwijtgescholden, evenals de andere belasting- en toeslagschulden. Dit min-bedrag is niet zichtbaar bij ouders die deze terugvordering hebben betaald, die ouder krijgen het bedrag namelijk terug als onderdeel van hun compensatie. Doordat het min-bedrag regelmatig tot verwarring voor ouders heeft geleid, passen we de toelichting op de compensatiebeschikking aan.
5.
Is de wijze van compenseren voor de groep die al in eind 2020 is gecompenseerd gelijk aan de wijze waarop de overige gedupeerden worden gecompenseerd? Kunt u dit toelichten?
Met de komst van de Catshuisregeling KOT zijn de herstelregelingen op twee punten aangepast: de hardheidsregeling is gelijk gesteld aan de compensatieregeling en er geldt een minimumbedrag van € 30.000 aan compensatie voor gedupeerde ouders.
Vanwege de eerste aanpassing ontvangen de ouders die eind 2020 reeds gecompenseerd zijn in het kader van de hardheidsregeling, een herziene berekening en, indien van toepassing, een nabetaling.
Voor de tweede aanpassing, het uitbetalen van het minimumbedrag van € 30.000, is een nieuw proces ingeregeld. Ouders die nog niet integraal beoordeeld zijn, worden getoetst of deze in aanmerking komen voor uitbetaling van € 30.000. Na deze toets volgt de integrale beoordeling van het hersteldossier. Hiermee hebben we alle gedupeerde ouders die zich voor 15 februari hebben gemeld al (deels) kunnen compenseren en kunnen wij hen helpen bij brede hulp of met hun schulden. Ditzelfde proces blijft ook gelden voor ouders die zich na 15 februari hebben gemeld. In de brief bij deze beantwoording licht ik dit proces in detail toe.
Het proces van integrale beoordeling is ten slotte niet gewijzigd. Wel werken we continu aan verbeteringen van dit proces, onder andere op basis van feedback van ouders en betrokken partijen.
6.
Krijgen alle gedupeerden dezelfde rente vergoed?
Er zijn twee soorten rente die gedupeerde kunnen ontvangen. Allereerst kunnen zij invorderingsrente terugkrijgen die zijn in het verleden hebben betaald over een openstaande (nu blijkt onterechte) invordering. Voor deze rente krijgen gedupeerde dus exact terug wat zij hebben betaald, en dat kan dus per ouder verschillen. Sommige hebben geen invorderingsrente betaald en diegene die wel invorderingsrente hebben betaald, betaalde mogelijk een verschillend, toen geldend, percentage.
Daarnaast ontvangen gedupeerde ouders zogenaamde «toeslagrente» over hun onterechte KOT-terugvorderingen. Deze rente dient als een vergoeding voor gederfde rente-inkomsten omdat ouders die een terugvordering hebben betaald geen rente-inkomsten hadden sinds het moment dat dit bedrag aan Toeslagen is betaald tot het moment dat zij dit deze onterecht betaalde terugvordering terugkrijgen als onderdeel van de compensatie (zie ook vraag 4). In lijn met de ruimhartige benadering van de hersteloperatie en conform de reguliere systematiek van Toeslagen, krijgen alle gedupeerde deze toeslagrente vergoed, ongeacht of zij hun openstaande invordering daadwerkelijk hebben afbetaald. Daarmee krijgt iedereen ten minste waar hij/zij recht op heeft en sommige ouders (die bijvoorbeeld hun terugvordering niet konden betalen) meer dan er aan gederfde rente-inkomsten zou zijn.
Deze toeslagrente is variabel en wordt ieder kwartaal (opnieuw) vastgesteld. Afhankelijk van de mogelijk betaalde invorderingsrente en van de kwartalen tussen de originele terugvordering en herstel, kan uiteindelijk het totale rentepercentage dat gedupeerde ontvangen verschillen, afhankelijk vanaf welke jaren de terugvordering betreft en wanneer deze wordt hersteld.
7.
Klopt het dat in veel gevallen niet alleen de aanvrager van de toeslag maar ook diens partner grote problemen heeft ondervonden, tot loonbeslagen aan toe? Zo ja, hoe worden zij gecompenseerd?
Een ouder en diens (toeslag)partner hebben gezamenlijk één aanspraak op kinderopvangtoeslag (artikel 1.5, tweede lid, Wet kinderopvang). De tegemoetkoming, in dit geval kinderopvangtoeslag, wordt aan de aanvrager toegekend en uitbetaald. Dit betekent dat een eventuele terugvordering ook aan de aanvrager wordt opgelegd. Heeft de Belastingdienst/ Toeslagen bij de behandeling van deze terugvordering in het verleden institutioneel vooringenomen gehandeld, dan hebben de ouders in beginsel één keer recht op compensatie. De compensatie wordt aan de aanvrager toegekend. Maar gedupeerde ouders kunnen pas écht een nieuwe start maken als hun partner, die mogelijk ook kampt met (problematische) schulden, niet met deze schulden blijft zitten. Om het hele huishouden perspectief te bieden heeft het kabinet ervoor gekozen ook de schulden van de partner te pauzeren en kwijt te schelden. Als partner wordt aangemerkt degene die op 31 december 2020 de toeslagpartner van de ouder was. Om een nieuwe start te verwezenlijken worden dus zowel de schulden van de gedupeerde als die van de partner worden opgelost.
De positie van de (ex-)toeslagpartner heeft ook nog volop mijn aandacht. In het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling, gepubliceerd op 19 maart jl., is aangegeven dat het herstelbedrag van ten minste € 30.000 eenmalig wordt uitbetaald aan de ouder die de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. En dat de forfaitaire regeling is ontworpen vanuit het uitgangspunt dat een ouder en diens toeslagpartner in de jaren waarover herstel plaatsvindt, samen één keer voor het bedrag in aanmerking komen. Naar aanleiding van vragen vanuit ouders, de Commissie Werkelijke Schade en de Kamer over (ex-) toeslagpartner onderzoeken we een regeling om ook aan hen recht te doen. Ik heb uw Kamer in de 6e VGR over de aanpak hiervoor geïnformeerd, en verwacht bij de 7e VGR een concreet voorstel voor deze regeling te kunnen presenteren.
8.
Is het juist dat de Commissie van Wijzen enkel kijkt naar de stukken die door een zaakbehandelaar zijn aangeleverd en op basis van deze stukken oordeelt? Wordt gedupeerden iets gevraagd wanneer de zaakbehandelaar wordt gevraagd om stukken aan te leveren? Krijgen zij te allen tijde de mogelijkheid om stukken aan te leveren wanneer de zaakbehandelaar daar niet over beschikt?
Samen met de ouder wordt het hersteldossier opgesteld. Voorafgaand aan het aanbieden van het hersteldossier aan het beoordelingsteam wordt deze afgestemd met de ouder. De ouder heeft altijd de mogelijkheid om bij de Persoonlijk Zaakbehandelaar stukken aan te leveren die van belang zijn voor de beoordeling. Deze worden opgenomen in het hersteldossier. Het hersteldossier inclusief alle documenten die beschikbaar zijn worden aangeboden aan de Commissie van Wijzen. De Commissie van Wijzen heeft altijd de mogelijkheid om waar nodig meer documenten op te vragen of te raadplegen. Daarnaast hanteert de CWS in haar werkwijze een intakeformulier om snel een beeld te krijgen van de verschillende vormen van schade die een ouder heeft geleden. De CWS is onafhankelijk en stelt deze werkwijze zelf vast. Op de website van de CWS staat deze uitgebreid toegelicht, inclusief stappenplan en begeleidend videomateriaal.
9.
Klopt het dat de compensatie in deze affaire vast dreigt te lopen, zoals Trouw berichtte op 29 april 2021?
Ik herken de conclusies van Trouw in het artikel van 29 april jl. niet. Ik beaam dat de medewerkers van UHT vaak onder grote druk en in hoog tempo moeten presteren. Er wordt veel van hen gevraagd, de contacten met gedupeerde ouders zijn intensief en soms emotioneel. Het verloop onder medewerkers is, met gemiddeld 2% per maand, niet uitzonderlijk hoog in vergelijking met vergelijkbare organisaties. Het verloop in de maanden februari en maart van dit jaar lag wel hoger (3,8% en 7,5%) wat voor een groot deel te verklaren doordat detacheringen van medewerkers vanuit andere onderdelen binnen de Belastingdienst aflopen en het aflopen van contracten met externe partijen. UHT is continu bezig met het werven van nieuwe medewerkers. Dat heeft de afgelopen maanden tot een flinke uitbreiding op diverse vlakken geleid. In de Zesde Voortgangsrapportage ben ik daarop ingegaan. Daarnaast werkt UHT continue aan het verbeteren van werkprocessen om ouders beter te helpen en medewerkers beter hun werk te kunnen laten doen. De grote diversiteit aan werkzaamheden binnen de UHT-organisatie bij het helpen van gedupeerde ouders, vraagt ook om een wendbare organisatie, waarin ouders goed geholpen kunnen worden, kwaliteit gewaarborgd wordt en gelijke situaties gelijk behandeld kunnen worden.
10.
Klopt het dat ouders die eerder hoorden dat ze recht hebben op de 30.000 euro later te horen kunnen krijgen dat ze daar geen recht op hebben? Hoe heeft dit kunnen gebeuren?
In alle gevallen dat wij een toezegging doen dat een ouder 30.000 euro krijgt, betalen we deze vervolgens ook uit. Ook als later blijkt dat deze toezegging onterecht is gedaan.
11.
Waarop baseert men de angst dat mensen die er geen recht op hebben, toch 30.000 euro krijgen?
Met de gewenste uitvoering van de Catshuisregeling (zonder voorafgaande integrale beoordeling) is het onvermijdelijk dat ook betalingen gedaan worden aan mensen die hier geen recht op hebben. De lichte toets wordt weliswaar heel zorgvuldig uitgevoerd – zie daarvoor ook de brief bij deze beantwoording – maar biedt geen 100% garantie. Om inzicht te krijgen in mogelijke onterecht betalingen worden staakproeven gedaan. Dit doen we zowel op de uitkomsten van de data-analyse als op de handmatige toets. De steekproeven op de data-analyse laten een beperkt aantal onrechtmatige betalingen zien (indicatie circa 2%; zie brief hersteloperatie t.b.v. AO 10 februari 2021, Kamerstuk 31 066, nr. 804). De steekproeven op de uitkomsten van de handmatige toets laten circa 4% onterechte uitbetaling zien. Ik beschouw dit als onvermijdelijk en wil geen onzekerheid creëren bij ouders door in deze situaties betalingen weer terug te vorderen. Dit zal ik dan ook niet doen.
12.
Uit hoeveel mensen bestaat de UHT? Hoeveel van hen zijn er inmiddels vertrokken? Kunt u dit per maand uitsplitsen?
UHT bestaat momenteel uit 6 afdelingen met daaronder meerdere teams en ondersteunende stafdiensten. De continue werving heeft ertoe geleid dat de bezetting van de herstelorganisatie momenteel bestaat uit 843 medewerkers / 755 fte (peildatum 31-03-2021).
In totaal werken 617 fte mee aan het proces van de integrale beoordelingen. Van deze fte zijn er in een jaar tijd (tussen april 2020 en april 2021) 113 fte vertrokken. Het verloop van deze medewerkers per maand ligt daarmee gemiddeld op 2%. In de maanden februari en maart ligt het verloop aanzienlijk hoger, namelijk op respectievelijk 3,8% (18 fte) en 7,5% (45 fte). Dit is grotendeels te verklaren doordat detacheringen van medewerkers vanuit andere onderdelen binnen de Belastingdienst aflopen en het aflopen van contracten met externe partijen.
Daarnaast werken nog eens 138 fte aan de Catshuisregeling. Aangezien deze medewerkers pas sinds februari aangesteld zijn is het verloop onder die medewerkers nog erg laag en waarschijnlijk niet representatief voor de langere termijn.
13.
In hoeverre is het verloop te verklaren doordat de contracten van externe inhuurkrachten zijn verlopen, of doordat mensen weer teruggaan naar hun oorspronkelijke functie binnen de overheid dan wel de Belastingdienst?
In de maanden februari en maart van dit jaar was de uitstroom van medewerkers respectievelijk 3,8% (18 fte) en 7,5% (45 fte). Dit is te verklaren doordat in deze maand veel inhuurcontracten met betrekking tot het opzetten en inrichten van de organisatie afliepen (44 fte externe inhuur vertrok vs 20 fte intern). Daarnaast hebben veel detacheringen binnen de Belastingdienst (eigen personeel) de duur van een jaar. Na deze termijn keren de meeste van deze medewerkers weer terug naar hun uitlenende directie.
14.
Hoeveel zaakbehandelaars zijn er binnen de UHT? Hoeveel zijn er reeds vertrokken?
Eind april waren er 317 fte aan zaakbehandelaars werkzaam bij UHT. Dat is inclusief de zaakbehandelaars die werkzaam waren op het 30K project. UHT kan in haar systemen (nog) niet per functie aangeven wat de uitstroom is geweest. In de administratie zijn de rijksbrede functiegroep benamingen alleen terug te vinden voor het eigen personeel. Voor ingehuurd personeel is er alleen een globaal overzicht.
15.
Waarom is niet geluisterd naar juristen die hebben geoordeeld dat de afwijzingsbrief inzake de 30.000 euro een formeel besluit is waartegen bezwaar kan worden aangetekend?
In de brief die ik bij deze beantwoording meestuur ga ik uitgebreid in op de dilemma’s speelden bij de groep waar in de lichte toets geen aanwijzingen voor herstel werden gevonden. En op welke manieren gestreefd is naar een zo zorgvuldig mogelijk proces voor alle ouders.
In mijn brief van 30 april jl. heb ik uw Kamer aangegeven dat ouders niet in bezwaar hoeven te gaan tegen de brief over de lichte toets, omdat het geen definitieve beslissing is (Kamerstuk 31 066, nr. 819). Het is heel nadrukkelijk een tussenstand waarin we melden dat we nu geen reden zien voor uitbetaling van de Catshuisregeling, maar dit graag in een integrale beoordeling, samen met de ouder, in meer detail willen bekijken. Ouders komen automatisch in aanmerking voor deze integrale beoordeling; ze hoeven zich hier niet apart of opnieuw voor aan te melden. Bij deze integrale beoordeling komen ze ook nog steeds volledig in aanmerking voor de uitbetaling van tenminste 30.000 euro. Ook heb ik in mijn brief aangegeven dat als ouders wel bezwaar willen maken deze mogelijkheid er voor hen is. Dan wordt opnieuw bekeken of de lichte toets in hun situatie zorgvuldig is uitgevoerd.
In de brief aan de ouders stond initieel geen rechtsmiddelverwijzing (een verwijzing naar de mogelijkheid van bezwaar) opgenomen, maar werd wel aangegeven waar op de website van UHT meer informatie over bezwaar is te vinden. De reden hiervoor was dat we wilden voorkomen dat ouders onterecht in de veronderstelling zouden verkeren dat een formeel bezwaar noodzakelijk zou zijn voor een vervolg, de integrale beoordeling.
Vanuit de vaktechnische lijn is geconcludeerd dat de brief aan de ouders naar aanleiding van de lichte toets door een burger kan worden opgevat als een voor bezwaar vatbaar besluit waardoor een rechtsmiddelverwijzing vereist is. Als gevolg van deze conclusie is in de brief een verwijzing naar de website van UHT opgenomen waar meer informatie over bezwaar is opgenomen.
Zoals besproken met uw Kamer in het debat op 29 april zou ik nagaan waar de brief verwarring oplevert bij ouders en hier nu en in toekomstige communicatie rekening mee houden (Handelingen II 2020/21, nr. 73, items 3 en 5). Naar aanleiding hiervan is de brief aangepast en is de volledige rechtsmiddelverwijzing wel opgenomen.
Om ervoor te zorgen dat UHT iedereen voor 1 mei kon informeren over de uitkomst van de lichte toets is gekozen voor een uniforme en geen persoonlijke brief. Bij een integrale beoordeling en in geval van bezwaar tegen de uitkomst van de lichte toets zal dit uiteraard wel het geval zijn.
Ouders met vragen kunnen altijd bellen met ons serviceteam, en we hebben ook een speciaal nazorgteam ingericht. Dit team staat vanaf 1 mei klaar om ouders die vragen hebben te helpen, en heeft ook het mandaat om in geval van aanvullende informatie vanuit de ouder waar nodig de uitkomst van de lichte toets te herzien. Over de werkzaamheden en voortgang van dit nazorgteam vindt u ook meer informatie in de brief bij deze beantwoording.
16.
Klopt het dat inmiddels al vier mensen uit het managementteam van de UHT zijn vertrokken? Hoeveel zijn het er inmiddels? Met welke reden?
Uit privacyoverwegingen ga ik niet in op individuele omstandigheden van medewerkers bij de Belastingdienst en UHT. De intrinsieke motivatie van medewerkers binnen de Herstelorganisatie is groot. Tegelijkertijd wordt er ook veel van hen gevraagd; dat besef ik.
De afgelopen maanden heeft een aantal wisselingen in het MT van UHT plaatsgevonden. Het MT UHT bestaat op dit moment uit zes leden.
17.
Er zijn 355 ouders nog niet bereikt. Zijn er ook ouders van wie u geen contactgegevens hebt? Zo ja, hoeveel? Hoe tracht Toeslagen deze mensen te benaderen?
In de 6e voortgangsrapportage gaf ik aan dat we nog 355 ouders na meerdere belpogingen niet bereikt hadden. Tussen 8 en 30 april hebben we nog voor heel veel ouders recht op herstel geconstateerd. Daarmee is het aantal niet bereikte ouders ook opgelopen. Op 30 april hadden we nog circa 3.600 ouders niet bereikt die wel recht hadden op herstel. Sindsdien zijn er circa 2.300 ouders bereikt door extra inspanning van de Belastingtelefoon, het Serviceteam en ouders die ons teruggebeld hebben. Deze ouders hebben we nu ook uit kunnen betalen. Er resteren nog circa 1.300 ouders die niet bereikt zijn maar wel recht hebben op herstel. Van deze groep ouders staat het merendeel onder beschermingsbewind (460), en doen wij ons best de bewindvoerder te bereiken. Ook zijn er 74 ouders waarvan het telefoonnummer ontbreekt, en 4 ouders waarvan het adres niet bij ons bekend is.
Om alle ouders die we nog niet bereikt hebben alsnog te bereiken, zet UHT verschillende nieuwe middelen in. De ouder ontvangt een bericht in de berichtenbox van de digitale omgeving van de overheid. Ook sturen we ouders en bewindvoerders een e-mail waarvan het emailadres bij ons bekend is. Er worden oproepen gedaan aan ouders om zich te melden via belangenorganisaties en via de ombudsman. Daarnaast doen we oproepen op diverse sociale mediakanalen. Tot slot wordt met gemeenten samengewerkt aan de verkenning van nieuwe communicatieroutes. In de brief bij deze beantwoording informeer geef ik een nadere toelichting op dit proces.
18.
Kunt u uitsluiten dat ouders die 30.000 euro beloofd is, deze toch niet krijgen?
Zie mijn antwoord op vraag 10. Ik heb helaas moeten constateren dat in enkele gevallen deze belofte niet tijdig is nagekomen. In de mij bekende gevallen is daarna direct alsnog € 30.000 betaald.
19.
Kunt u uitsluiten dat ouders die 30.000 euro reeds overgemaakt hebben gekregen, dit moeten terugbetalen?
Dit kan ik uitsluiten. In de beschikking die de ouders ontvangen wordt ook aangegeven dat het bedrag nooit terugbetaald hoeft te worden.
20.
Kunt u toelichten wat de toegevoegde waarde is van de Commissie Werkelijke Schade is, naast de integrale beoordeling die alle ouders zullen ondergaan?
De integrale beoordeling is gebaseerd op forfaitaire bedragen voor materiële en immateriële schade. Uitgangspunt voor de wet was dat hiermee gepoogd werd om aan de schade van het merendeel van de ouders recht te doen. Maar er zijn ook ouders die veel meer schade hebben. Daarvoor is de Commissie Werkelijke Schade in het leven geroepen. De Commissie Werkelijk Schade bestaat uit experts die adviseren over hoeveel aanvullende schadevergoeding ouders kunnen krijgen.
De Commissie is volledig onafhankelijk. Het advies van de Commissie wordt altijd overgekomen.
21.
Hebt u ook signalen ontvangen dat de openstaande schuld (die onterecht bestaat) wordt verrekend met de compensatie? Bent u bereid hiernaar te kijken en ervoor te zorgen dat dit niet meer voorkomt?
Zie hiervoor mijn antwoorden op vragen 4 en 6.
22.
Hoe wordt omgegaan met bijvoorbeeld gastouders die ook -indirect- slachtoffer zijn geworden van deze affaire? Hoe gaat u zeker stellen dat zij de misgelopen inkomsten vergoed krijgen?
De huidige hersteloperatie richt zich op gedupeerde ouders, omdat het nadeel en de negatieve gevolgen van de problemen met de kinderopvangtoeslag voor deze groep het grootst zijn geweest. Wanneer de kinderopvangtoeslag bij een ouder wordt stopgezet en/of teruggevorderd, heeft dit mogelijk ook negatieve (financiële) gevolgen gehad voor de betrokken gastouder of het gastouderbureau. Wanneer een gastouder of gastouderbureau zich bij ons meldt kijken we daar zorgvuldig naar. Compensatie van gedupeerde ouders leidt niet automatisch tot schade bij gastouders of gastouderbureaus die tot vergoeding moet leiden. Op het moment dat bijvoorbeeld een gastouder zich meldt, zal op individuele basis worden beoordeeld of er aanknopingspunten zijn voor schadevergoeding.
23.
Valt het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) ook onder de adempauze?
Ja. Alle schulden van de gedupeerde die opeisbaar zijn geworden vóór het ingaan van de afkoelingsperiode vallen onder de wettelijke regeling van het moratorium. Dat geldt zowel voor de betalingsachterstanden tussen de gedupeerde en diens alimentatiegerechtigde als eventuele bestuurlijke boetes. De schulden tussen gedupeerde en diens alimentatiegerechtigde gaan mee in de aanpak voor het oplossen van private schulden waarover ik uw Kamer informeer in de brief bij deze beantwoording. Bestuurlijke boetes, opgelegd door het LBIO, gaan mee in het traject voor publieke schulden.
24.
Heeft iedere gedupeerde recht op inzage van zijn/haar dossier?
Ja, iedere ouder heeft recht op inzage in het hersteldossier. Iedere ouder kan ook het verzoek indienen om het dossier opgeleverd te krijgen.
25.
Hoe wordt omgegaan met alle verzoeken om inzage in dossiers, zowel van degenen die al hebben verzocht om inzage in hun dossier als van degenen die dat nog gaan doen?
Met alle ouders die een verzoek doen wordt contact opgenomen om te vragen wat de precieze behoefte is. Vervolgens worden alle verzoeken op basis van aanvraagdatum behandeld.
26.
Krijgt iedereen die daar om verzoekt, inzage in zijn/haar dossier?
Ja, iedereen die ooit een toeslag heeft aangevraagd of ontvangen kan een verzoek doen. Wanneer de ouder een verzoek indient voor het opleveren van het dossier wordt eerst contact opgenomen met de ouder. Omdat de doorlooptijd voor opleveren van het dossier lang is, wordt gekeken waar de ouder snel mee geholpen is. Dit kan het beantwoorden van vragen zijn, opvragen van aanvullende gegevens of het opleveren van het volledige dossier. Wanneer de ouder het volledige dossier in wil zien of wil ontvangen, wordt deze geleverd.
Het kost veel tijd om op een zorgvuldige wijze volledige dossiers en samenvattingen op te leveren. Ook na de procesoptimalisatie, waarover ik in de 5e VGR heb bericht, kost het gemiddeld circa 115 uur per dossier. Dossiers zijn opgebouwd uit vaak honderden documenten (en in totaal soms duizenden pagina’s) die herbenoemd moeten worden en op de juiste volgorde geplaatst. Om te voldoen aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) worden persoonsgegevens van andere personen dan de ouder geanonimiseerd. Dit gaat bijvoorbeeld over namen, user ID, en telefoonnummers van Belastingdienstmedewerkers, BSN-nummers van familieleden van de aanvrager, persoonsgegevens van ex-toeslagenpartners, en persoonlijke gegevens van gastouders. Het is een zeer tijdrovend proces om dit voor gehele dossiers handmatig uit te voeren. Ook worden meerdere controles op de dossiers uitgevoerd door ervaren medewerkers met expertise op het gebied van gegevensdeling. Hierbij werken wij altijd met het uitgangspunt om zo transparant mogelijk te zijn, mede gezien de lessen uit het verleden.
Belangrijk is hierbij wel om te benadrukken dat een ouder altijd inzage krijgt in alle informatie die nodig is om tot een oordeel in het kader van de hersteloperatie te komen. Dit is een beperktere set documenten en informatie die door de persoonlijk zaakbehandelaar met de ouder doorgenomen kan worden.
27.
Is er op enigerlei wijze geregeld dat gedupeerden psychologische hulp kunnen krijgen? Zo ja, hoe?
Ja, hiervoor is voorzien in de brede hulp waarvoor ouders bij hun gemeente terecht kunnen. Zie voor nadere toelichting mijn antwoord op vraag 2.
28.
Hoeveel gedupeerden van de toeslagenaffaire zijn naar het buitenland gevlucht? Hoe gaat u ervoor zorgen dat zij niet langer bang hoeven te zijn voor de Belastingdienst?
29.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat degenen die zijn gevlucht voor de Belastingdienst weer terugkeren? Welke hulp stelt u voor hen beschikbaar?
Van de ouders die zich hebben gemeld bij UHT wonen er 1.168 in het buitenland (stand per 18 mei 2021), inclusief het Caraïbisch gebied. Het is bij UHT niet bekend of deze ouders «gevlucht» zijn of om andere redenen naar het buitenland zijn vertrokken.
Ik sluit niet uit dat er meer mensen in het buitenland wonen die gedupeerd zijn door de problemen bij de kinderopvangtoeslag. Ook deze mensen wil ik aanmoedigen om zich te melden. Op de openingssite van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen staat een link naar specifieke informatie voor ouders in het buitenland. Hen wordt opgeroepen om zich aan te melden zodat beoordeeld kan worden of zij in aanmerking komen voor financiële compensatie.
Zoals aangekondigd in de 6e voortgangsrapportage heb ik gesproken met de VNG en de Nationale ombudsman over de mogelijkheden om ouders die wij nog niet hebben kunnen bereiken aan te moedigen om zich alsnog te melden. Naar aanleiding van dit gesprek organiseer ik een ronde tafel met het ouderpanel, oudervertegenwoordigers, de ombudsman, regionale ombudsmannen, gemeenten en belangrijke stakeholders, om met elkaar te verkennen wat we naast alle acties die al zijn ingezet aanvullend kunnen doen. In deze ronde tafel gaan wij specifiek in op het bereiken van ouders die inmiddels buiten Nederland wonen. Mede op basis van deze inzichten zal ik overleg met partners een voorstel uitwerken hoe we deze ouders nog beter kunnen bereiken.
Aan gedupeerden van de kinderopvangtoeslagaffaire is ongekend onrecht aangedaan. Alles is erop gericht hen te compenseren, hen de kans te bieden op een nieuwe start en te werken aan herstel van vertrouwen. Dat geldt zeker ook voor ouders in het buitenland.
Naast financiële compensatie staat de regeling voor gratis juridische hulp open voor ouders in het buitenland. De schuldenaanpak geldt ook voor gedupeerde ouders in het buitenland. Ik kijk nog specifiek naar schulden die zijn opgebouwd in andere landen. Gedupeerde ouders die in Nederland wonen ontvangen ondersteuning op de 5 leefgebieden als zij daaraan behoefte hebben. Mensen die in het buitenland wonen kunnen een beroep doen op de reguliere voorzieningen van het land waar men woont. Ik bezie de mogelijkheden om ook deze mensen aanvullende ondersteuning te bieden op de vijf leefgebieden, als zij daaraan behoefte hebben.
Ook bezie ik of ik ondersteuning kan bieden als gedupeerden weer terug willen keren naar Nederland. Ik ben in overleg met de VNG en het ouderpanel over de wijze waarop wij hier invulling aan kunnen geven.
30.
Hoeveel kinderen zijn uit huis geplaatst door deze affaire? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze kinderen weer kunnen terugkeren naar hun ouders?
Op dit moment is niet exact in beeld hoeveel kinderen ten gevolge van de problemen bij de kinderopvangtoeslag uit huis zijn geplaatst of geplaatst zijn geweest. Alle gedupeerde ouders, en daarnaast alle inwoners, kunnen bij hun gemeente terecht voor hulp op de vijf leefgebieden wanneer de ouder dit wenst. Ook wanneer zij problemen hebben in de gezinssituatie. Gemeenten hebben de kennis en expertise en kijken naar hoe zij de ouders het beste kunnen helpen. Dit is individueel maatwerk.
31.
In hoeverre is de werkwijze van de Commissie Werkelijke Schade openbaar? Kunnen ouders tegen een uitspraak van deze commissie in bezwaar? Wordt hen dat ook gemeld?
De werkwijze van de CWS is openbaar. Dat geldt ook voor het toetsingskader van de CWS. Beiden staan beschreven in het procesreglement op de website van de CWS (Reglement Commissie Werkelijke Schade). Daarnaast staat op de website van de CWS een uitgebreide toelichting voor ouders aan de hand van een stappenplan, voorbeelden en een video met uitleg (Commissie Werkelijke Schade – Toeslagen Herstel (belastingdienst.nl). Ouders kunnen niet tegen het advies van de CWS in bezwaar gaan. Wel kunnen zij in bezwaar gaan tegen de beschikking van de UHT waarin het advies is verwerkt. In de beschikking van de UHT staat hoe zij bezwaar kunnen maken. Ze kunnen terecht bij de Bezwaarschriftenadviescommissie.
32.
Gaat de uitspraak van de Commissie Werkelijke Schade ook naar de ouders? Zo nee, waarom niet? Welke rente wordt er gecompenseerd?
Ja, de uitspraak van de CWS gaat ook naar de ouders. Het herstelproces is zo ingericht dat het advies van de CWS over de werkelijke schade in eerste instantie gericht is aan de UHT. Het advies van de CWS wordt vervolgens opgenomen als bijlage bij de beschikking van de UHT voor de gedupeerde ouders. In deze beschikking staat de beslissing van de UHT over het verzoek om aanvullende schadevergoeding. De ouders krijgen het advies van de CWS dus samen met de beschikking van de UHT over het al dan niet toekennen van aanvullende compensatie.
Voor de rentecompensatie verwijs ik naar antwoord 6.
33.
Bent u voornemens om alle schulden die niet zonder deze affaire zouden bestaan, te compenseren? Zo nee, waarom niet?
Het is erg lastig om achteraf exact te bepalen welke schulden wel en welke niet gerelateerd zijn aan de problemen met de kinderopvangtoeslag. Om deze reden heeft het kabinet gekozen voor een ruimhartige benadering waarbij het streven is dat iedereen zoveel mogelijk schuldenvrij is en zoveel mogelijk van de compensatie (van minimaal € 30.000) overhoudt voor een nieuwe start. Dat betekent dat het risico wordt geaccepteerd dat er ook schulden worden gecompenseerd die geen verband houden met de problemen met de kinderopvangtoeslag.
Ik heb u reeds geïnformeerd over de concrete voornemens aangaande het kwijtschelden van publieke schulden. In de brief bij de beantwoording van deze vragen, informeer ik u over de laatste stand van zaken rondom de oplossing voor private schulden.
34.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Leijten c.s. (Kamerstuk 31 066, nr. 721) over gedupeerden voor 1 februari 2021 een brief sturen met het verzoek zich te melden bij de UHT?
Alle gedupeerden die bij UHT bekend waren zijn in het eerste kwartaal allemaal actief benaderd middels het versturen van een brief. Daarnaast roepen we mensen ook via andere kanalen op om zich te melden als ze denken gedupeerd te zijn. Denkt u aan facebook, twitter en acties van verschillende gemeenten. In de verschillende voortgangsrapportages informeer ik uw Kamer in detail over deze activiteiten en de voortgang daarvan.
35.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Leijten en Nijboer (Kamerstuk 31 066, nr. 722) over volledige inzage voor de ouders in de gegevens op basis waarvan zij beoordeeld worden?
In de Vierde Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag is aangegeven dat de ouders inzicht kunnen krijgen in alle gegevens van de ouders in de systemen van Toeslagen over de jaren waarover de ouders vragen hebben. Dit kan ook informatie over toeslagjaren zijn die niet ter discussie staan, maar waar ouders inzicht in willen hebben. Ouders, persoonlijk zaakbehandelaars en beoordelaars hebben daarin altijd beschikking over alle stukken die nodig zijn om de situatie van de ouder te beoordelen.
36.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Kwint en Leijten (Kamerstuk 31 066, nr. 756) over alle mogelijke slachtoffers van discriminatie door de Belastingdienst een brief sturen?
Ik zet mij maximaal in om de motie Kwint en Leijten2 uit te voeren. Helaas zijn de mogelijkheden om alle dossiers te onderzoeken heel beperkt. Enerzijds omdat de vermelding van tweede nationaliteit uit alle systemen is geschoond. Anderzijds omdat een dossier van een toeslaggerechtigde is opgebouwd uit de informatie die in meerdere systemen is opgeslagen en soms is aangevuld met documenten op het netwerk. Het systematisch doorzoeken zou betekenen dat de totale set aan informatie per toeslaggerechtigde samengesteld moet worden. De herstelorganisatie UHT heeft ervaring met het op die wijze opbouwen van een dossier en dit is buitengewoon arbeidsintensief. Een dergelijk dossier opbouwen voor alle toeslaggerechtigden is daarom niet uitvoerbaar. Wel blijft deze mogelijkheid bestaan op individueel verzoek van de burger. Zodoende werk ik aan andere manieren om te motie Kwint en Leijten tot uitvoer te brengen. Allereerst worden alle signalen van discriminatie – in dossiers, vanuit burgers en medewerkers, of in systemen – altijd onderzocht. Bij UHT wordt tijdens de integrale beoordeling specifiek gekeken naar mogelijke signalen van discriminatie. Om deze beoordeling zo breed mogelijk in te zetten moedigen wij, in de opkomende informatiecampagne, ouders en toeslaggerechtigden die vermoeden gediscrimineerd te zijn aan zich te melden voor herstel. Tevens zetten wij bij zowel Belastingdienst als Toeslagen in op betere processen ten aanzien van mogelijke signalen van discriminatie, het voorkomen van discriminatie in een systeem, en wordt discriminatie meegenomen als onderdeel van het cultuurtraject.
37.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Kwint en Leijten (Kamerstuk 31 066, nr. 757) over een proef met beoordelingen binnen een dag?
Bij UHT bekijken wij continu hoe we de dienstverlening aan ouders kunnen verbeteren. Centraal daarin staat het proces waarin de persoonlijk zaakbehandelaar het contact met de ouder heeft en met hem of haar bespreekt hoe de behandeling het beste kan plaatsvinden. Als onderdeel van het continue verbeteren van het proces en om bovengenoemde motie recht te doen doen wij in het tweede kwartaal twee pilots – één pilot op locatie met ouders en één pilot intern. Zodra de eerste resultaten van deze pilots bekend zijn zal ik uw kamer hier nader over informeren. Voor meer informatie verwijs ik uw Kamer naar de passage daarover in de 6e Voortgangsrapportage, paragraaf 1.2.
38.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van de leden Kwint en Leijten (Kamerstuk 31 066, nr. 761) over ook compensatie voor partners en kinderen?
In de 6e Voortgangsrapportage heb ik uw Kamer geïnformeerd over de positie van de ex-partners en de kinderen van gedupeerde ouders. Voor wat betreft de ex-partners zijn er diverse gesprekken gevoerd met verschillende externe adviesorganen, zoals het ouderpanel, en met een aantal aangemelde ouders/ex-partners om hun ervaringen en wensen mee te nemen. Duidelijk is dat alle betrokken partijen en ik ervoor willen zorgen dat er passend herstel wordt geboden. De besluitvorming hieromtrent nadert en de uitkomst hiervan zal ik bij de volgende VGR, in de vorm van een concreet voorstel, aan uw Kamer voorleggen.
39.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Leijten (Kamerstuk 35 704, nr. 5) over een vrije advocaatkeuze?
Zoals het lid Leijten in de motie met Kamerstuk 35 704, nr. 5 heeft weergegeven schrijft artikel 6 EVRM een eerlijk proces voor, waarbij eenieder zich moet kunnen laten bijstaan door een door hem gekozen advocaat. Deze vrije advocaatkeuze is op geen enkele wijze beperkt. Ouders zijn volledig vrij in hun advocaatkeuze.
Om de drempel te verlagen om een advocaat in de arm te nemen, heb ik op verzoek van uw Kamer, in samenspraak met de Raad voor de Rechtsbijstand (RvR) een regeling uitgewerkt die gesubsidieerde rechtsbijstand mogelijk maakt. Ouders die hier behoefte aan hebben kunnen zich melden bij de RvR en deze begeleidt hen in het proces om een advocaat te vinden. In overleg met de RvR hebben we ervoor gekozen om geen maximumaantal advocaten te hanteren, juist om te voorkomen dat er sprake zou zijn van een aangewezen advocatenpool. Alle advocaten die aan de criteria voldoen, kunnen deelnemen aan de regeling. Bovendien kan een ouder aangeven dat hij voorkeur heeft voor een bepaalde advocaat die aan de regeling deelneemt, dan wordt hij door de RvR gekoppeld aan deze advocaat. Ook wanneer een ouder al een advocaat had ingeschakeld toen de regeling in werking trad, dan kan hij deze behouden.
Er zijn echter ook advocaten die niet wensen deel te nemen aan de subsidieregeling. Dat betekent niet dat deze advocaten geen ouders kunnen bijstaan. Een ouder kan zelf kiezen voor een advocaat, ongeacht of deze deelneemt aan de regeling. De kosten van deze advocaten worden echter niet direct aan de advocaat uitgekeerd. Deze kosten worden, voor zover redelijk in relatie tot de situatie, wel meegenomen door de Commissie Werkelijke Schade bij het vaststellen van een mogelijke aanvullende schadevergoeding.
40.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Leijten (Kamerstuk 35 704, nr. 7) over voorrang voor mensen met de grootste schade?
Van deze motie is in de brief van 11 februari jl. (Kamerstuk 35 704, nr. 18) aangegeven dat deze niet aan het kabinet gericht is en daarmee afgedaan. De integrale beoordeling van ouders vindt plaats op datum van aanmelding. Het is mogelijk om op basis van individuele omstandigheden, in acute situaties, voorrang te verlenen aan gedupeerde ouders bij de integrale beoordeling. Of er aanleiding is tot voorrang bij of versnelling van de beoordeling wordt op basis van de individuele situatie bezien. Ik bespreek met de Commissie Werkelijke Schade hoe in dat stadium het best omgegaan kan worden met de volgorde van behandeling, indien de individuele situatie van een ouder aanleiding zou kunnen geven hiervan af te willen wijken.
41.
Hoe staat het met de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Leijten (Kamerstuk 30 950, nr. 230) over het uitvoeren van de aangenomen motie-Kwint/Leijten over discriminatie door de Belastingdienst?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 36.
42.
Wat zijn de belangrijkste ervaringen van de UHT sinds het verschijnen van de laatste voortgangsrapportage? Welke zaken gaan niet zoals verwacht en hebben de grootste negatieve impact op gedupeerde ouders?
In de brief bij deze beantwoording beschrijf ik uitgebreid de lessen en inzichten die UHT en ik de afgelopen periode hebben opgedaan, en de dilemma’s waar de hersteloperatie continu een weg in moet vinden. Ik ga graag met uw Kamer in gesprek over deze lessen en dilemma’s.
43.
Is de capaciteit van persoonlijk zaakbehandelaars en de servicelijn voldoende op orde om signalen en meldingen van ouders die een dagvaarding hebben gekregen ondanks dat er geen beslag mag worden gelegd direct op te pakken? Hoe wordt geborgd dat ouders die deze melding bij de servicelijn willen doen ook zo snel mogelijk iemand aan de telefoon krijgen? Welke acties ondernemen persoonlijk zaakbehandelaars en de servicelijn als zij zulke meldingen van ouders ontvangen?
Voordat een gerechtsdeurwaarder beslag mag leggen, moet hij/zijn in haar systeem controleren of er beslag gelegd mag worden. We hebben het nu zo geregeld dat we de gegevens van gedupeerden delen met het systeem van de gerechtsdeurwaarden, zodat in dit systeem bij iedere ouder die beschermd wordt door het moratorium staat dat er geen beslag mag worden gelegd. Daarnaast hebben we goede afspraken gemaakt met de gerechtsdeurwaarden om contact met ons op te nemen in geval van er onduidelijkheid is over iemands status.
Daarnaast krijgt iedere ouder bij wie recht is vastgesteld een brief waarin staat dat hij/zij gedupeerd is. Deze brief kan de ouder aan schuldeisers later zien, en via een code kan de schuldeiser dit ook nog controleren in een register.
Uiteraard kunnen ouders ook altijd contact met het Serviceteam of hun persoonlijk zaakbehandelaar opnemen, mocht dat wenselijk zijn. We monitoren de capaciteit van het Serviceteam doorlopend om te zorgen dat ouders goed te woord kunnen worden gestaan.
44.
Kunt u een toelichting geven hoe de rente wordt berekend die gedupeerde ouders ontvangen? Herkent u de signalen dat er verschillen zijn tussen deze berekende rentes bij gedupeerde ouders van wie in nagenoeg dezelfde periode kinderopvangtoeslag werd teruggevorderd? Zo ja, hoe verklaart u deze verschillen? Hoe verhoudt de rente die ouders ontvangen zich tot de rente die ouders eerder betaalden wanneer zij een toeslag moesten terugbetalen?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 6
45.
Hoe zorgt u voor een redelijke gelijke regeling voor en behandeling van situaties waarin gedupeerde ouders in het verleden juist veel of weinig private en publieke schulden hebben afbetaald?
Met de hersteloperatie willen we niet alleen recht doen aan schade die ouders in het verleden hebben gehad, maar ook zorgen dat iedereen een nieuwe start kan maken en daarbij zoveel mogelijk schuldenvrij zijn. Dit tweede doel staat centraal in de schuldenregelingen waar ik met alle betrokken partijen aan werk en waarover ik uw Kamer informeer in de brief bij deze beantwoording. Deze regeling is erop gericht om te zorgen dat openstaande schulden ouders niet meer in de weg staan bij een nieuwe start.
Voor ouders die in het verleden reeds schulden hebben afbetaald geldt dat de schuldenregeling niet meer nodig is om hen op dat vlak te helpen bij een nieuwe start. Wel geldt dat de afbetaling van schulden in het verleden natuurlijk tot enorm vervelende situaties kan hebben geleid. Voor iedereen op individueel niveau vaststellen welke schulden – als gevolg van de fouten bij Toeslagen – in de afgelopen vijftien jaar reeds afbetaald zijn, is helaas niet in de praktijk te brengen. Daarom kent de compensatieregeling een vaste aanvullende schadevergoeding voor materiële en immateriële schade, waarmee voor het grootste deel van de ouders deze schade gedekt kan worden. Ouders voor wie deze forfaitaire schadevergoeding niet toereikend is kunnen terecht bij de Commissie Werkelijke Schade.
Tenslotte wil ik, zoals eerder met uw Kamer gedeeld, wel kijken naar een oplossing voor ouders die met hun eerdere compensatie hun schulden bij bijvoorbeeld de Belastingdienst/Toeslagen hebben afgelost, terwijl dit met de nu besloten publieke kwijtschelding niet nodig zou zijn geweest. Dit neem ik mee in de uitwerking van de verdere schuldenaanpak.
46.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de kwaliteit van hulpverlening van gemeenten aan gedupeerde ouders op een vergelijkbaar hoog niveau ligt? Welke verschillende type hulp bieden gemeenten aan? Is dit een blijvend aanbod, bijvoorbeeld ook nadat een integrale beoordeling heeft plaatsgevonden en advies door de Commissie Werkelijke Schade is gegeven? Hoe wordt gezorgd dat dit aanbod ook blijft gelden voor gedupeerde ouders die in eerste instantie afzien van extra ondersteuning van gemeenten maar die daar bij nader inzien toch gebruik van willen maken?
Er zijn afspraken gemaakt tussen Rijk en VNG. Gemeenten bieden gedupeerde ouders maatwerk op basis van hun hulpvraag op de vijf leefgebieden: financiën/schuldhulpverlening, wonen, gezondheid, opvoeding en werk. Gemeenten werken daarvoor met een plan van aanpak. De ondersteuning kan langdurig van aard zijn, afhankelijk van de hulpvraag. Ouders die nu niet, maar op een later moment wel geholpen wensen te worden, kunnen ook op een later moment hulp en ondersteuning van de gemeente krijgen.
In 2020 hebben gemeenten in totaal 11 miljoen gekregen voor de ondersteuning van inwoners die zich bij UHT gemeld hebben. Gemeenten kunnen die uitkering in de kalenderjaren 2020 tot en met 2023 besteden. In de 6e VGR heb ik uw Kamer geïnformeerd over de nieuwe specifieke uitkering (SPUK) die ik samen met VNG uitwerk. Via deze SPUK kunnen gemeenten alle kosten die zij maken voor hulp aan gedupeerden op de vijf leefgebieden opgeven op basis van nacalculatie.
Gemeenten maken intensief werk van het ondersteunen van gedupeerde inwoners. De invulling van het hulpaanbod betreft een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Om gemeenten te ondersteunen, heeft de VNG een steunpunt ingericht waar gemeenten terecht kunnen voor vragen, implementatieondersteuning en het delen van best practices. Gemeenten kunnen zo van elkaar leren en komen tot een gedeelde visie op dilemma’s in de uitvoering. Hier wordt veel gebruik van gemaakt.
VNG communiceert en informeert separaat aan gemeenteraadsleden via de voor hen bestemde nieuwsbrief. Daarnaast is de informatie toegankelijk via de website van de VNG.
Op verschillende manieren worden ouders op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om gemeentelijke ondersteuning te krijgen. Hierover wordt gecommuniceerd via telefoon, brieven en de website van UHT. Ook in gesprekken met het serviceteam, de PZB’ers en het hulpteam wordt de mogelijkheid van gemeentelijke ondersteuning actief onder de aandacht gebracht. Daarnaast dragen gemeenten actief via hun eigen communicatiekanalen uit dat gedupeerde ouders zich ook na enige tijd nog kunnen melden voor gemeentelijke ondersteuning.
47.
Welke lessen en resultaten hebben de pilots voor het voorstel behandeling in één dag opgeleverd voor de versnelling van de hersteloperatie?
Voor de stand van zaken rondom de pilots voor de behandeling in één dag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 37.
48.
Kunt u nader toelichten hoe de regeling voor ex-partners eruit gaat zien, welke ontwikkelingen er zijn sinds het verschijnen van de laatste voortgangsrapportage en wanneer deze regeling effect heeft voor ex-partners?
Momenteel werk ik aan een voorstel voor een passende regeling voor ex-partners. Ik streef ernaar uw Kamer hier bij de volgende (7e) voortgangsrapportage over te kunnen informeren.
49.
Kunt u nader toelichten hoe de kindregeling eruit gaat zien, welke ontwikkelingen er zijn sinds het verschijnen van de laatste voortgangsrapportage en wanneer deze regeling effect heeft voor ex-partners?
Sinds het verschijnen van de laatste voortgangsrapportage is met de kinderen en jongeren van 18+, en ook met ouders, gesproken over hoe dit geld als «steuntje in de rug» kan dienen. Zo wordt onder andere gesproken over het doel, de doelgroep en de vorm van de vergoeding. De kinderen en jongeren doen dat op hun manier en in hun eigen tempo, onder begeleiding van de missing chapter foundation en Lea Bouwmeester (voorzitter Kindpanel). Juist omdat kinderen en hun ouders betrokken zijn bij dit proces zijn zorgvuldigheid, uitvoerbaarheid en draagvlak van groter belang dan snelheid. Het streven blijft om voor de zomer een voorstel voor het ontwerp van deze regeling gereed te hebben en uw Kamer hier in de 7e VGR over te informeren.
50.
Op welke wijze is de regeling voor gratis rechtsbijstand geconsulteerd? Herkent u signalen dat de vergoeding voor het aantal uren beperkt is? Herkent u signalen dat advocaten door een onvoldoende vergoeding afzien van verdere juridische bijstand van gedupeerde ouders?
De Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag is in overleg met het Ministerie van Justitie en Veiligheid (J&V) en de Raad voor de Rechtsbijstand (RvR) tot stand gekomen. De systematiek van de regeling is ontleend aan de Wet op de rechtsbijstand, waarin wettelijke regels zijn vastgesteld omtrent de verstrekking door de overheid van gefinancierde rechtsbijstand. De RvR heeft de uitwerking van deze regeling een aantal keer geconsulteerd bij de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). In deze consultatie is specifiek ingegaan op toelatingscriteria voor advocaten en het gehanteerde puntensysteem.
Met J&V, de RvR en de NOvA is ook besproken dat de regeling periodiek wordt geëvalueerd en wordt bezien of de regeling voldoet en of deze op punten moet worden bijgesteld. Indien de regeling onvoldoende blijkt om de gedupeerde ouders bij te staan, dan zal ik in overleg treden met J&V en de RvR en de regeling aanpassen.
51.
Worden de gronden voor de beschikkingen van de integrale beoordeling met gedupeerde ouders gecommuniceerd? Kunnen mogelijk gedupeerde ouders en/of advocaten van gedupeerde ouders deze gronden inzien, zodat zij kunnen vergelijken of er in hun situatie ook recht is op een hogere vergoeding? Welke maximale termijn geldt er voor de integrale beoordeling? Hoe worden ouders geïnformeerd over het proces van de integrale beoordeling? Worden ouders individueel geïnformeerd over het moment waarop de integrale beoordeling naar verwachting start en is afgerond? Hoe groot is de groep van wie de situatie nu integraal is beoordeeld? Zijn er al voorbeelden van situaties waarbij de situatie niet door de lichte toets kwam, maar waarbij de integrale beoordeling heeft uitgewezen dat de gedupeerde ouders wel recht hebben op financieel herstel?
De grondslagen waarop de beschikking is gebaseerd worden weergegeven op de beschikking die de ouders ontvangen. Hiermee is het voor de gedupeerde ouders en/of advocaten mogelijk om te beoordelen of de beschikking op de juiste gronden is genomen en om eventueel bezwaar in te dienen in het geval dat zij van mening zijn dat dit niet zo is. Voor de maximale termijn voor de integrale beoordeling wordt aangesloten bij de termijnen van de hardheidsregeling en de regeling met betrekking tot opzet/grove schuld. Deze termijn bedraagt zes maanden en kan worden verlengd met nog een zes maanden. Voor een verdere toelichting op deze termijnen verwijs ik naar het antwoord op vraag 53.
Bij het eerste kennismakingsgesprek met de ouder licht de persoonlijk zaakbehandelaar het proces van integrale beoordeling toe en worden er afspraken gemaakt over contactmomenten. Ik verwacht in juni meer inzicht te bieden over de planning voor de rest van het jaar.
Situaties waarin bij een lichte toets geen aanwijzingen voor herstel zijn gevonden, maar bij een integrale beoordeling wel, zijn nog niet voorgekomen. Wel zijn er situaties waarin bij een lichte toets geen aanwijzingen waren, en het nazorgteam vervolgens op basis van aanvullende informatie vanuit de ouder tot een ander oordeel is gekomen. Hierover informeer ik u in de brief bij deze beantwoording.
52.
Kunt u de meest recente stand van zaken geven ten aanzien van de zaken die door de Commissie Werkelijke Schade zijn behandeld, welke adviezen de Commissie Werkelijke Schade heeft gegeven en hoe vaak deze adviezen zijn overgenomen? Geeft de UHT uitleg richting ouders op welke gronden een advies van Commissie Werkelijke Schade wel of niet wordt overgenomen? Hoe is de onafhankelijkheid van Commissie Werkelijke Schade geborgd? Zijn er voorbeelden van situaties waarin de Commissie Werkelijke Schade adviseert om een hogere vergoeding te verstrekken vanwege de kosten voor psychische hulp en emotionele schade?
In de brief bij deze antwoorden informeer ik uw Kamer over de aantallen dossiers die bij de Commissie Werkelijke Schade zijn aangemeld en afgehandeld (Kamerstuk 31 066, nr. 879).
Tot dusver zijn alle CWS-adviezen overgenomen door de UHT en dit zal UHT ook blijven doen. De onafhankelijkheid van de leden van de CWS is geborgd door middel van de Instellingsregeling. De leden zijn op persoonlijke titel benoemd vanwege hun relevante ervaring voor het werk van de CWS. Zij hebben nooit gewerkt bij de Belastingdienst/Toeslagen; zijn nooit betrokken geweest bij de regelingen en uitvoering van de kinderopvangtoeslag en hebben geen belang bij de hoogte van de schadevergoedingen. Het enige belang van de Commissie is dat gedupeerde ouders de vergoeding krijgen waar ze recht op hebben. De CWS kijkt hierbij zowel naar materiële als naar immateriële schade. De werkwijze van de CWS staat uitgebreid beschreven op haar website, inclusief een stappenplan en filmpjes voor nadere toelichting.
53.
Welke termijnen gelden er voor de verschillende onderdelen en regelingen van de hersteloperatie toeslagen, waaronder voor beschikkingen en bezwaren ten aanzien van de integrale beoordeling, het advies van de Commissie Werkelijke Schade en de Bezwaarschriftenadviescommissie? Welke gevolgen heeft het voor de UHT en de gedupeerde ouders als deze termijnen worden overschreden?
Besluiten (beschikkingen en beslissingen op bezwaar), zoals in de hersteloperatie, dienen te worden genomen binnen de daarvoor in de wet opgenomen termijn. Als in de wet geen termijn is opgenomen moeten besluiten worden genomen binnen een redelijke termijn. De voor de hersteloperatie geldende termijnen zijn als volgt:
Voor de forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling geldt – voor ouders die hun verzoek na 14 februari 2021 hebben ingediend – een termijn van 6 maanden. Ouders die hun verzoek eerder hadden ingediend zijn voor 1 mei al met een lichte toets beoordeeld en hebben daarover al een brief ontvangen.
Voor compensatie op grond van de Hardheidsregeling en de O/GS-tegemoetkomingsregeling geldt een wettelijke termijn van ten hoogste twaalf maanden nadat het verzoek om compensatie is ingediend (6 maanden met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging van 6 maanden).
Voor compensatie op grond van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken geldt geen expliciete wettelijke termijn. Dit betekent dat binnen een redelijke termijn moet worden beslist en ten minste binnen 8 weken na het verzoek een indicatie van die redelijke termijn moet worden gegeven. UHT hanteert hierbij dezelfde termijn als bij de hardheidsregeling en de O/GS tegemoetkomingsregeling (6 + 6 maanden). Een verschil tussen beiden is dat de beslistermijn voor verzoeken ingediend voor 7 juni 2020 op grond van de hardheidsregeling aflopen op 7 juli 2021, terwijl de beslistermijn voor verzoeken op grond van de O/GS tegemoetkomingsregeling aflopen een jaar nadat het verzoek is binnengekomen. De beslistermijn voor een verzoek op grond van de O/GS tegemoetkomingsregeling kan dus eerder zijn afgelopen. Daarnaast geldt voor een verzoek om een aanvullende tegemoetkoming werkelijke schade, waarbij advies wordt ingewonnen bij de Commissie Werkelijke Schade, dat geen expliciete termijn is gesteld en dus de redelijke termijn geldt.
Een ouder die het niet met een beschikking over de compensatie eens is kan binnen zes weken na de bekendmaking van die beschikking bezwaar aantekenen. Op dat bezwaar moet vervolgens binnen 18 weken worden beslist. Binnen die termijn dient in beginsel ook advies te worden ingewonnen bij de Bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). Als een beslissing op bezwaar met advies van de BAC binnen 18 weken niet mogelijk blijkt, kan die termijn worden verdaagd.
Ik merk op dat UHT alles in het werk stelt om ouders zo snel mogelijk herstel te bieden en op een verzoek om herstel ook binnen de termijnen te beslissen. Wel zie ik reeds aankomen dat de sterk gestegen aanmeldingen van ouders, die niet geleidelijk over tijd is gekomen, maar voor een groot deel in 2–3 maanden begin 2021, hierbij een dilemma zal vormen. Ik neem dit mee in de herziene planning van UHT waarover ik u in de 7e VGR zal informeren.
54.
Kunt u de meest recente stand van zaken geven van het aantal gedupeerde ouders dat hun gehele dossier heeft opgevraagd en ontvangen? In hoeverre zijn deze dossiers verstrekt? Hoeveel uur zijn medewerkers in totaal bezig met het verzamelen van het dossier?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief over de stand van zaken bij de hersteloperatie, die bij de antwoorden op deze vragen wordt meegestuurd.
55.
Welke bevoegdheden of doorzettingsmacht hebben persoonlijk zaakbehandelaars als zij informatie die van belang is voor gedupeerde ouders? Hoe zorgt u ervoor dat ouders zo min mogelijk wisselingen krijgen in persoonlijk zaakbehandelaars? Wat is de rol van persoonlijk zaakbehandelaars bij de Commissie Werkelijke Schade? Wanneer en hoe draagt de persoonlijke zaakbehandelaars het dossier over aan de Commissie? Wanneer houdt de rol van persoonlijk zaakbehandelaars op? Wat is hun precieze taakopdracht?.
De persoonlijk zaakbehandelaar is het primaire aanspreekpunt voor gedupeerde ouders en begeleidt de ouders tijdens het proces waarin hun dossier wordt samengesteld en beoordeeld. Iedere gedupeerde ouder krijgt een persoonlijk zaakbehandelaar. Ouders houden, als een zaakbehandelaar hen is toegewezen, zoveel mogelijk dezelfde. Dit om een vertrouwensband op te bouwen en ouders zo goed mogelijk van dienst te zijn. De persoonlijk zaakbehandelaar verzamelt samen met de gedupeerde ouders de voor de herstelregelingen relevante feiten en omstandigheden. Ook stelt hij het hersteldossier samen. Als het dossier compleet is draagt de pzb’er het dossier over aan het beoordelingsteam. Het beoordelingsteam geeft op basis van de verzamelde informatie een oordeel. Ouders echt helpen kost tijd, maar deze tijd is ook echt belangrijk. Deze tijd wordt gebruikt om het verhaal van ouders in kaart te brengen, en niet alleen te luisteren naar de situatie van een ouder in het verleden, maar ook naar de effecten in latere jaren en de hulp die vandaag de dag nog nodig is. Op basis van het verhaal wordt in kaart gebracht welke documenten nodig zijn voor de beoordeling; welke UHT zelf al heeft, en welke een ouder wellicht nog aanvullend heeft. UHT kijkt ruimhartig en gaat niet op zoek naar het laatste bonnetje, maar soms vraagt dit desondanks uitzoekwerk. Alle bevindingen worden vastgelegd, en met de ouder doorgenomen voordat ze naar het beoordelingsteam gaan. Dit beoordelingsteam beoordeelt op ruimhartige wijze de toepassing van de wet en waarborgt dat ouders allemaal op een zorgvuldige manier geholpen worden. Hierbij wordt het vier-ogen-principe gehanteerd. Bij twijfel kijkt ook de onafhankelijke Commissie van Wijzen nog naar de situatie van de ouder. En als een ouder meent grotere schade te hebben geleden dan de forfaitaire percentages uit de wet, dan kan de ouder zich richten tot de Commissie Werkelijke Schade. Ook hierbij ondersteunt de persoonlijk zaakbehandelaar. Desgewenst kan een ouder ook vragen om van persoonlijk zaakbehandelaar te wisselen.
56.
Op welke manier is de nazorg, psychische zorg en psychosociale hulp voor gedupeerde ouders en hun naasten georganiseerd? Hoe zorgt het kabinet dat deze zorg op orde is? Kunt u daarbij ook aangeven op welke wijze deze zorg en ondersteuning ook na de periode van financieel herstel en een eventuele integrale beoordeling wordt vormgegeven? Op welke wijze draagt Slachtofferhulp Nederland hieraan bij? Worden eventuele kosten voor psychische hulp en/of emotionele schade ook al na een integrale beoordeling gecompenseerd of geldt dit enkel wanneer een dossier wordt voorgelegd aan de Commissie Werkelijke Schade?
Voor veel ouders zijn de gevolgen van wat er misging bij de kinderopvangtoeslag heel ingrijpend. Zij hebben naast financiële, vaak ook sociale en psychische problemen. Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 2, zijn er voor gedupeerde ouders verschillende mogelijkheden voor hulp bij psychische problemen. Gedupeerde ouders kunnen via gemeenten in aanmerking komen voor psychologische hulp als onderdeel van de brede ondersteuning door gemeenten. De kosten hiervan worden vergoed. Gemeenten bieden maatwerk aan naar behoefte van de ouder.
Ouders die dat willen kunnen ook voor hulp terecht bij Slachtofferhulp Nederland (SHN). Medewerkers van SHN zijn goed op de hoogte van de mogelijke problemen waarmee ouders kunnen kampen. Daardoor kunnen zij snel passende hulp bieden, waarbij de focus ligt op emotionele en praktische ondersteuning per telefoon. SHN belt samen met de ouder, indien gewenst, met het Serviceteam of de persoonlijk zaakbehandelaar. Ook ondersteunt SHN de ouders in het contact met andere instanties, zoals gemeenten om schuldhulpverlening te regelen.
Zowel voor de hulp vanuit gemeenten als vanuit SHN geldt dat deze al kan starten voor de integrale beoordeling, en ook kan doorlopen nadat deze integrale beoordeling is afgerond. In de integrale beoordeling wordt het compensatie bedrag bepaald op basis van de herstelwetgeving die hiervoor is aangenomen door uw Kamer. Ouders kunnen uiteraard hun zaak voorleggen aan de Commissie Werkelijke Schade als zij van mening zijn dat de compensatie toegekend via de Catshuisregeling en/of de integrale beoordeling niet toereikend is.
57.
Hoe wordt omgegaan met urgentie voor, en het voorrang verlenen aan gedupeerde ouders, bij het verzoek tot een integrale beoordeling, bijvoorbeeld als het door ziekte belangrijk is dat gedupeerde ouders snel uitsluitsel krijgen?
Ouders die in acute problemen (financieel en niet-financieel) verkeren kunnen een beroep doen op versnelde hulp. Als een ouder zich bij UHT meldt met een acuut financieel probleem wordt met spoed beoordeeld of de situatie van de ouder noodzaakt om de noodvoorziening (€ 500,–) toe te kennen. Als dit inderdaad het geval is wordt overgegaan tot uitbetaling. Als de situatie van de ouder (iets) minder acuut is en er meer tijd blijkt te zijn om diens situatie te kunnen beoordelen, wordt de noodvoorziening niet toegepast maar vindt een eerste betaling van de compensatie plaats van tenminste € 30.000 (na een lichte toets). Bij (daaropvolgende) verzoeken om integrale beoordeling worden deze op basis van initiële aanmelding behandeld.
Het is mogelijk om op basis van (dit soort) individuele omstandigheden voorrang te verlenen aan gedupeerde ouders bij de integrale beoordeling. Of er aanleiding is tot voorrang bij of versnelling van de beoordeling wordt op basis van de individuele situatie bezien.
58.
Hoeveel gedupeerde ouders in het buitenland zijn nu in beeld? Is de inschatting dat daarmee deze ouders volledig in beeld zijn? Hoe kunt u deze ouders het beste bereiken? Wat kunnen gedupeerde ouders in het buitenland verwachten qua ondersteuning?
Zie de antwoorden op vraag 28 en 29 voor de aantallen ouders in het buitenland, de wijze waarop wij hen proberen te bereiken, hun vertrouwen in Belastingdienst/ Toeslagen te herstellen, en hun ondersteuning te bieden.
59.
Kunt u een toelichting geven over de actuele ontwikkelingen van, en inzichten in, het gebruik van de Fraude Signalering Voorziening (FSV) en meer specifiek welke nadelige gevolgen de FSV heeft voor burgers en gedupeerde ouders?
Op 22 april hebben de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst- en ik een brief aan uw kamer gestuurd (Kamerstuk 31 066, nr. 816) over de stand van zaken van het plan van aanpak HVB. Hierin zijn we ook ingegaan op de onderzoeken en maatregelen met betrekking tot de Fraude Signalering Voorziening. Een van de onderdelen hierin is het onderzoek naar de effecten voor burgers van het gebruik van FSV door Toeslagen. Wij streven er naar dit onderzoek in september 2021 te laten afronden en vervolgens de bevindingen met uw Kamer te delen.
Voor ouders die zich hebben gemeld als gedupeerde is de voorgeschreven werkwijze dat wordt gekeken of een ouder voorkomt in FSV. Indien dat het geval is wordt ook gekeken of de FSV-vermelding van invloed is op het ingediende verzoek van de ouder in relatie tot de in aanmerking te nemen compensatie. De communicatie verloopt via de persoonlijke zaakbehandelaar. Als de ouder om inzage verzoekt worden ook de desbetreffende gegevens verstrekt.
60.
Wordt de uitbetaling van de toegezegde bedragen vertraagd doordat onduidelijk is wie er recht op hebben of is de procedure die gevolgd moet worden voor uitbetaald kan worden hier debet aan?
In het algemeen kan worden gesteld dat de regelingen heldere kaders bieden om te bepalen of en in hoeverre de ouder recht heeft op een herstelbetaling.
Als wij hebben vastgesteld dat iemand in aanmerking komt voor compensatie dan is alles erop gericht op zo snel mogelijk uit te betalen. Voor het uitbetalen wordt contact opgenomen met de ouder. Er kan enige vertraging in de uitbetaling optreden in gevallen dat we de ouder niet kunnen bereiken, er geen rekeningnummer bekend is, op verzoek van de ouder zelf of in complexe situaties zoals bij ex-partners, WSNP/MSNP-trajecten of bewindvoering.
61.
In hoeveel procent van de onderzochte dossiers blijkt er aantoonbaar sprake van fraude en hoeveel procent is dat van het totaal aantal ontvangers van toeslagen en om welk bedrag gaat dit
Het is niet bekend in hoe veel dossiers er aantoonbaar sprake is van fraude. Het vaststellen hiervan is ook niet het doel van de herstelorganisatie. Het is overigens ook mogelijk dat een ouder in het verleden op enige manier gefraudeerd heeft, maar onverminderd in aanmerking komt voor herstel over andere jaren. Er is wel gebleken dat een deel van de mensen die zich hebben aangemeld voor herstel, geen kinderopvangtoeslag hebben ontvangen of geen kinderen hebben. Hierbij is er echter niet automatisch sprake van fraude, omdat zij gedupeerd kunnen zijn door andere toeslagen of de partner zijn of zijn geweest van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag.
62.
In hoeverre is er sprake van een statusupdate als de statusupdate op korte termijn wel grote directe materiële effecten heeft?
Graag wil ik benadrukken dat bij de ouders die zich voor 15 februari 2021 hebben aangemeld en waar nog geen reden is gevonden dat ze in aanmerking komen voor de € 30.000 geen sprake is van een afwijzing. Iedere ouder die dat wenst, krijgt een integrale beoordeling waarin zorgvuldig wordt beoordeeld of er recht is op compensatie. Via deze integrale beoordeling en het contact met de ouder zullen we de individuele situatie bekijken zodat iedereen het herstel krijgt waar hij/zij recht op heeft.
Ouders die in acute problemen zitten kunnen zich melden bij het serviceteam. Deze ouders worden dan zo snel mogelijk geholpen middels een versnelling in de behandeling of een andere maatwerkoplossing. Het Serviceteam en het nazorgteam kunnen ook antwoorden geven op vragen van ouders waarom ze nu geen € 30.000 ontvangen.
Voor ouders waarbij wij na de lichte toets op dit moment geen aanwijzingen hebben gevonden dat zij in aanmerking komen voor de Catshuisregeling verviel het moratorium na 1 mei. Ook voor deze ouders geldt dat hun dossier integraal beoordeeld zal worden. Publieke schulden, die betrekking hebben op de periode t/m 31 december 2020 worden niet geïnd tot de integrale beoordeling is afgerond. Als bij de integrale beoordeling blijkt dat iemand alsnog recht heeft op (minimaal) € 30.000, dan zal het moratorium vanaf het moment van uitbetaling voor de periode van een jaar van toepassing zijn. Er zijn dus mogelijk ouders waarbij het moratorium na 1 mei afliep en na vaststellen van recht bij de integrale beoordeling op het moment van uitbetaling weer van kracht wordt.
Dat het moratorium vervalt is ook om te voorkomen dat bij deze ouders hun private schulden blijven oplopen. Schuldeisers kunnen gedurende het moratorium namelijk nog wel verhogingen en kosten in rekening brengen. Verlenging van het moratorium zou de schuldenproblematiek van deze ouders vergroten en dat is onwenselijk. Omdat de datum van 1 mei bij het moratorium wettelijk is vastgelegd, is voor het formeel verlengen van de afkoelingsperiode, wegens de rechten van de schuldeisers, bovendien een wetswijziging nodig. Gevolg van het verlopen van het moratorium kan zijn dat bij deze ouders private schuldeisers tussen 1 mei en het moment van het eventueel alsnog uitbetalen van € 30.000 (executoriaal) beslag leggen op hun eigendommen om dit vervolgens uit te winnen. In het debat van 29 april heb ik hierover uitgebreid met uw Kamer gesproken. Ik ondersteun de noodzaak om stappen te nemen die nodig zijn om voor de ouders te kunnen komen tot een stabiele financiële situatie.
Om te voorkomen dat de kleine groep die toch gedupeerd blijkt te zijn (en schulden heeft) hiervan zo min mogelijk hinder ondervindt heb ik, zoals vermeld, met publieke schuldeisers afspraken gemaakt over het verlengen van de schuldenpauze tot het moment dat er duidelijkheid is vanuit een integrale beoordeling. Deze verlenging volgt dus niet uit een wetswijzing, maar is gebaseerd op een afspraak die in principe met elke schuldeiser gemaakt dient te worden. Door afspraken te maken over bijvoorbeeld rentematiging, zal het verder oplopen van schulden bij publieke partijen beperkt blijven. Bij private partijen kunnen vergelijkbare afspraken niet gemaakt worden. Wanneer er zich schrijnende situaties voordoen zullen we het een gesprek opstarten tussen de deurwaarders de herstelorganisatie, en andere betrokkenen zoals de gemeenten. In acute situaties kan ook voorrang worden gegeven aan de integrale beoordeling. In situaties waarin achteraf blijkt dat een ouder tóch recht heeft en er hebben invorderingen plaatsgevonden dan zullen we dat oplossen. Dit zullen we laten we meelopen in de schuldenoplossing.
63.
Hoeveel gedupeerde ouders die zich al lange tijd geleden hebben aangemeld voor de integrale beoordeling hebben nu de uitslag van de integrale beoordeling? Hoeveel van deze ouders hebben naar verwachting in ieder geval voor 1 juli duidelijkheid en bericht ontvangen over deze integrale beoordeling?
In de brief bij deze beantwoording informeer ik u over de laatste stand van het aantal afgeronde integrale beoordelingen. Doordat – behalve in acute situaties – gewerkt wordt op volgorde van aanmelding, betreffen dit hoofdzakelijk ouders die zich al voor juli 2020 hebben gemeld.
Over de planning voor de rest van het jaar informeer ik u bij de 7e VGR. Deze planning wordt momenteel door UHT ge-update in het licht van de Catshuisregeling.
64.
Hoeveel klachtbehandelaren zijn nu werkzaam bij de UHT? Op welke wijze wordt de continuïteit in de klachtbehandeling geborgd? Hoe groot is het personeelsverloop van de klachtbehandelaren? Op welke wijze blijven de lessen en ervaringen van klachtbehandelaren behouden?
Op dit moment zijn er 4 klachtbehandelaars aan het werk voor UHT (exclusief de administratieve ondersteuning om de klacht aan te nemen en de ontvangstbevestiging te versturen aan de ouder). Door het inzicht dat we opbouwen (#aantal klachten, #soort klacht) checken we continu of we de huidige capaciteit (klachtbehandelaars & ondersteuners) voldoet aan de gewenste vereisten. Indien nodig zijn we steeds beter in staat de capaciteit uit te breiden indien daar noodzaak voor is. Op dit moment is er geen verloop onder de klachtbehandelaars. Door het inzicht dat we opbouwen met betrekking tot klachtbehandeling (waar gaat de klacht over) zijn we steeds beter in staat vanuit de rapportages een leercirkel op te bouwen om op basis van de soort klacht de organisatie steeds te verbeteren. Daarnaast gaan we ervaren klachtbehandelaars inzetten om nieuwe teamleden te coachen. De Nationale ombudsman monitort de klachtafwikkeling bij UHT. Bij deze Monitor betrekt de Nationale ombudsman de zeven basiseisen waaraan behoorlijke klachtafwikkeling dient te voldoen (welke door de Nationale ombudsman zijn ontwikkeld).
65.
Op welke wijze wordt geborgd dat ook gedupeerde ouders die bijvoorbeeld niet verzameld zijn in een groep van gedupeerde ouders goed op de hoogte zijn van de beschikbare informatie, het proces en hun rechten tijdens de hersteloperatie toeslagen?
Ouders worden op de hoogte gehouden via de website, social media, persoonlijk zaakbehandelaars, het serviceteam en alle online informatiesessies. Er zijn zo ook regelmatige webinars over de hersteloperatie in het algemeen en over bepaalde onderwerpen specifiek. Zoals bijvoorbeeld het webinar over de schuldenaanpak op 19 mei jl. Er wordt continu gekeken hoe de informatievoorziening naar ouders toe nog verder verbeterd kan worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door de communicatieprofessionals binnen UHT, die actief letten op signalen die ouders geven over de wijze waarop communicatie verbeterd kan worden en dit vervolgens direct vertalen in nieuwe, aangepaste content op de website van UHT. Hiervoor worden ook e vragen die bij het Serviceteam binnenkomen, en activiteit op sociale media bekeken om te bepalen welke informatie aangevuld moet worden op de website en in andere communicatie-uitingen zoals filmpjes.
66.
Kunt u een update geven van de cijfers uit de voortgangsrapportage van 8 april 2021 (de meest recente stand van zaken van de tabellen in de voortgangsrapportage)?
In de brief bij de beantwoording van deze vragen is een update van de 6e VGR opgenomen.
67.
Komt er een regeling voor psychologische hulp voor ouders?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 2 en 56.
68.
Hoe en in welke mate rapporteren de gemeenten terug aan het Ministerie van Financiën?
Terugkoppeling over de inzet van gemeenten voor gedupeerde ouders vindt zowel kwantitatief als kwalitatief plaats. De VNG verspreidt elke maand een enquête onder gemeenten. Via deze enquête rapporteren gemeenten hoeveel geslaagde contacten zij (namens UHT) hebben gehad met inwoners die zich bij UHT gemeld hebben. De VNG deelt deze rapportage maandelijks met UHT. Daarin wordt ook de input meegenomen die voortkomt uit de maandelijkse klankbordgroep met gemeenten en de bespreekuren die twee a drie keer per week worden georganiseerd door de VNG. Daarnaast peilt de VNG welke ondersteuningsbehoeften volgens gemeenten het meest voor komen en tegen welke uitdagingen gemeenten aanlopen. Ook vindt er verantwoording plaats van de middelen die gemeenten ontvangen via de specifieke uitkering.
69.
Wat zijn de criteria voor de lichte toets en voor de integrale beoordeling?
Over de aanpak met de lichte toets, en de dilemma’s die daarbij spelen, informeer ik uw Kamer uitgebreid in de brief bij deze beantwoording (Kamerstuk 31 066, nr. 879). De lichte toets bestaat uit twee stappen: eerst vindt een data-analyse plaats en vervolgens, indien nodig, een handmatige toets. In de figuur hieronder zijn de criteria weergegeven waar in de lichte toets naar gekeken wordt.
Bij het uitvoeren van de handmatige toets zoeken we nadrukkelijk naar aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat een ouder in aanmerking voor de € 30.000. Hierbij volgen we het volgende stappenplan, waarbij geldt dat zodra recht op € 30.000 is vastgesteld de rest van de stappen niet meer doorlopen hoeven worden:
• Heeft er een ongerechtvaardigde stopzetting KOT zonder voorafgaande individuele beoordeling (zachte stop) plaatsgehad?
• Is er sprake geweest van een terugvordering in enig jaar van minimaal € 1.500? Zo ja, zag de terugvordering op:
o het niet volledig betalen van de opvangkosten (eigen bijdrage), of
o het onvoldoende aangetoond hebben van het betalen van de opvangkosten (eigen bijdrage), of
o het aanwezig zijn van een kleine formele tekortkoming (bijv. ontbreken handtekening, ontbreken enkele bewijsstukken).
• Is er sprake van een brede uitvraag?
o Heeft de ouder een vraagbrief ontvangen met het verzoek bewijsstukken aan te leveren?
o Is er afgewezen vanwege non response?
• Is er een rappel verzonden aan de ouder nadat deze niet gereageerd heeft?
Bij de integrale beoordeling kijkt een persoonlijk zaakbehandelaar in detail naar het dossier van een ouder. Aangezien de situaties van ouders sterk uiteenlopen en er veel complexe gevallen voorkomen, is er een lange lijst aan criteria voor de specifieke situaties. Er is een vaktechnische structuur opgetuigd om toe te zien op de correcte toepassing hiervan. Daarnaast gaat de persoonlijk zaakbehandelaar ook uitgebreid in gesprek met de ouder, om te zorgen dat de ouder gehoord wordt en alle informatie zorgvuldig wordt meegenomen.
70.
Is er een versnelling mogelijk voor ouders die om bijvoorbeeld medische redenen niet kunnen wachten op een integrale beoordeling?
Voor het antwoord op deze vraag naar het antwoord op de vraag 57.
71.
Wat is de reden voor de lange wachttijden voor ouders die hun dossier willen inzien en/of daarvan een kopie wensen?.
Voor het antwoord op deze vraag naar het antwoord op de vragen 25 en 26.
72.
Hoe ziet de planning van het traject van de Commissie Werkelijke Schade er uit voor de ouders?
Ik ben met de Commissie in gesprek over de verdere opschaling van de organisatie en de benodigde infrastructuur en middelen die daarvoor nodig zijn. Dit is nodig om sneller tot het behandelen van de openstaande verzoeken over te kunnen gaan. Zoals ik in de Zesde Voortgangsrapportage heb aangegeven informeer ik uw Kamer hier nader over in de 7e Voortgangsrapportage.
73.
Welke discretionaire ruimte hebben persoonlijk zaakbehandelaars op dit moment om beslissingen te nemen? Waarover dragen zij wel en geen verantwoordelijkheid in het proces van het al dan niet toekennen van compensatie? Bij welke vraagstukken dienen zij anderen te consulteren?
De persoonlijk zaakbehandelaar is het primaire aanspreekpunt voor gedupeerde ouders en begeleidt de ouders tijdens het proces waarin hun dossier wordt samengesteld en beoordeeld. Iedere gedupeerde ouder krijgt een persoonlijk zaakbehandelaar. De persoonlijk zaakbehandelaar verzamelt samen met de gedupeerde ouders de voor de herstelregelingen relevante feiten en omstandigheden. Ook stelt hij het hersteldossier samen. Als het dossier compleet is draagt de pzb’er het dossier over aan het beoordelingsteam. Het beoordelingsteam geeft op basis van de verzamelde informatie een oordeel.
74.
Heeft u signalen van persoonlijk zaakbehandelaars dat zij sneller zouden kunnen handelen bij het compenseren van ouderen op het moment dat hun discretionaire bevoegdheid groter is?.
Bij het (opnieuw) inrichten van de Herstelorganisatie in de zomer van 2020 is, in overleg met uw Kamer, de bewuste keuze gemaakt om de (uiteindelijke) beoordeling niet bij de PZB’ers te leggen, maar bij het beoordelingsteam. Deze rolverdeling zou meer snelheid en kwaliteit van dienstverlening kunnen bieden. Daarnaast waarborgt het een objectieve, adequate en gelijke behandeling van ouders door een meer-ogen-principe met een beoordelaar die veel verschillende zaken bekijkt.
Gedurende de uitvoering van de hersteloperatie kijken wij continu naar verbeteringen. Als onderdeel daarvan voeren wij ook pilots uit. Ik verwijs u hiervoor ook naar het antwoord op vraag 37. In één van de varianten hierbij wordt gekeken naar een andere rolverdeling, waarbij een PZB’er een deel van de taken van beoordelingsteam overneemt. Ik zal u hierover in de komende voortgangsrapportages nader informeren.
75.
Op welke manier wordt er in de pilots met de beoordeling in één dag geëxperimenteerd met de discretionaire bevoegdheid van persoonlijk zaakbehandelaars? Wordt er binnen die pilots gekeken naar verschillende manieren om de taken tussen persoonlijk zaakbehandelaars en andere betrokken professionals? Op welke manier?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik uw Kamer naar het antwoord op vraag 37 en 74.
76.
Hoeveel ouders hebben op dit moment wel of niet een persoonlijk zaakbehandelaar? Wanneer wordt verwacht dat alle ouders een zaakbehandelaar hebben?
Voor de meest actuele cijfers over de herstelopratie verwijs ik u naar de brief bij deze beantwoording. UHT werkt momenteel aan een update van de planning en ik zal deze bij de 7e VGR met uw Kamer delen (Kamerstuk 31 066, nr. 854).
77.
Met hoeveel ouders heeft een persoonlijk zaakbehandelaars gemiddeld contact?
Een PZB-er heeft met gemiddeld 5 ouders (tegelijk) actief contact. Dit is een gemiddelde en kan afwijken per PZB-er. Om het gemiddelde te berekenen is gekeken naar ouders die al wel een PZB-er hebben maar nog geen betaling hebben ontvangen. Als je alle ouders met een PZB-er neemt (ook de ouders die al een uitbetaling hebben ont vangen), dan heeft een PZB-er met gemiddeld 9 ouders contact.
78.
Wordt er nagedacht over manieren om persoonlijk zaakbehandelaars meer discretionaire ruimte te geven? Wat zijn hierbij de overwegingen?
Zie het antwoord op vraag 73.
79.
Bent u op enig moment ambtelijk gewaarschuwd dat de deadline van het uitbetalen van ouders voor 1 mei 2021mogelijk te ambitieus was? Zo ja, wat heeft u met deze adviezen gedaan? Op welke wijze bent u anderszins ambtelijk geadviseerd over de haalbaarheid van de deadline van 1 mei? Zijn er ambtelijke stukken die een dusdanig advies bevatten? Kunnen deze aan de Kamer toegestuurd worden?
Hoewel een zorgvuldige uitvoering geldt als randvoorwaarde, is het ook van groot belang dat gedupeerde ouders zo snel mogelijk worden geholpen. Daarom is UHT de inspanningsverplichting aangegaan om alle gedupeerde ouders voor 1 mei 2021 te behandelen in een lichte toets en waar mogelijk € 30.000 uit te betalen. De organisatie is sinds de aanvang op de hoogte geweest van het hoge ambitieniveau van deze deadline. In mijn overleggen met UHT, en anderen betrokkenen bij de hersteloperatie, is vaak gesproken over de aanpak die nodig is om deze deadline te halen, maar niet over het verschuiven van deze deadline.
80.
Welke signalen heeft u dat het tempo bij en capaciteit van de Commissie Werkelijke Schade op dit moment onvoldoende is? Wat is daarvan het effect op de hersteloperatie?
81.
Bent u bekend met de signalen bij ouders over een risico dat er een bottleneck ontstaat bij de Commissie Werkelijke Schade en wat heeft u nu al in gang gezet om deze te verhelpen?
Het is de wens van de CWS om gedupeerde ouders zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden. De huidige capaciteit van de CWS is momenteel niet toereikend om verzoeken van ouders sneller te kunnen beoordelen. De CWS heeft mij daarom laten weten dat het nodig is om op korte termijn de capaciteit te vergroten en de faciliteiten uit te breiden. Dit in verband met het aantal verzoeken dat al is ingediend en te verwachten is. Om die reden ben ik in gesprek met de CWS om extra geld beschikbaar te stellen om de capaciteit te vergroten en de faciliteiten uit te breiden. Inmiddels is er een begin gemaakt met het aantrekken van extra medewerkers om de verzoeken van ouders te behandelen. Ook worden medewerkers aangetrokken voor het ondersteunde bureau. Ten slotte moeten ook de faciliteiten voor de CWS worden uitgebreid. Het gaat daarbij onder meer om de benodigde ICT-infrastructuur en software. Daar is in de afgelopen tijd een start mee gemaakt. Dit moet ertoe leiden dat gedupeerde ouders zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen van de CWS. Ik zal u hier in volgende VGR’s over blijven informeren.
82.
Zou het wel of niet logisch zijn de Commissie Werkelijke Schade in de toekomst fulltime in te zetten? Wat zijn hierbij mogelijke overwegingen?
Ik ben met regelmaat in gesprek met de Commissie Werkelijke Schade. Dit is een punt dat ik in die gesprekken zal meenemen. Indien versnelling van processen, met inachtneming van blijvend kwalitatief goede dienstverlening, het doel dient gedupeerde ouders beter te kunnen helpen, zullen wij daar uiteraard op inzetten.
83.
Op welke manier wordt er nu invulling gegeven aan de wens van veel ouders om hun dossier in te zien? Hoeveel ouders hebben om hun dossier gevraagd maar deze nog niet ingezien? Is hier de afgelopen tijd extra capaciteit op ingezet? Waarom wel/niet?
Voor het antwoord op het eerste deel van uw vraag verwijs ik uw Kamer naar het antwoord op de vragen 25 en 26. Voor de overige (deel)vragen verwijs ik uw Kamer naar de brief met de stand van zaken bij de hersteloperatie.
84.
Welke signalen heeft u op dit moment over het niet goed functioneren van de advocatenregeling? Klopt het dat advocaten op dit moment onvoldoende betaald worden om goed hun werk te kunnen doen?
Zie het antwoord op vraag 50.
85.
Hoe staat het nu precies met de onderhandelingen met private schuldeisers (niet-schuldsanering)? Wanneer wordt hierin resultaat verwacht?
In de brief bij deze beantwoording heb ik u geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot de afspraken met de koepels van veel voorkomende schuldeisers.
86.
Op welke manier wordt de rente berekend over onterecht teruggevorderde kinderopvangtoeslag? Wat is uw reactie op signalen van ouders (o.a. geuit in het rondetafelgesprek in de Commissie Financiën met ouders) dat hierin arbitraire verschillen zijn ontstaan? Kunt u toelichten hoe hierin al dan niet gelijkmatig wordt opgetreden?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
87.
Hoe staat het precies met het onderzoek van de ADR naar het automatisch weigeren van minnelijke schuldsanering en het automatische O/GS-predicaat? Kunt u een indicatie geven wanneer dit af is, voorbij enkel de constatering dat het langer duurt? hoe komt het bovendien dat er maanden uitloop is?
De ADR heeft een groot deel van het onderzoek kunnen uitvoeren. Het resterende deel van het onderzoek kan pas worden afgerond wanneer de ADR de daarvoor benodigde informatie heeft ontvangen vanuit Toeslagen. Dit betreft informatie over de gebruikte risicoselectiemodellen die eind juni 2021 zal worden opgeleverd. Ook dient nog voor burgers verbonden aan facilitators te worden nagegaan wat de consequenties van de verbondenheid zijn geweest voor verzoeken tot persoonlijke betalingsregeling en MSNP. Na oplevering van alle informatie heeft de ADR ongeveer 6 weken nodig om het resterende deel van het onderzoek uit te voeren en een conceptrapportage op te leveren.
88.
Hoeveel slachtoffers zijn er volgens u op dit moment naar het buitenland gevlucht?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 28 en 29
89.
Hoe kan het dat slachtoffers die naar het buitenland zijn gevlucht de Belastingdienst niet kunnen bereiken en welke stappen heeft u reeds gezet hier iets aan te doen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
90.
Op welke manier besteedt u nu in uw communicatie actief aandacht aan het bereiken van naar het buitenland gevluchte ouders? Klopt het dat dit op dit moment geen speerpunt is?
Op de openingssite van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen staat een link naar specifieke informatie voor ouders in het buitenland. Hen wordt opgeroepen om zich aan te melden zodat beoordeeld kan worden of zij in aanmerking komen voor financiële compensatie.
Zoals aangekondigd in de zesde voortgangsrapportage heb ik gesproken met de VNG en de Nationale ombudsman over de mogelijkheden om ouders die wij nog niet hebben kunnen bereiken aan te moedigen om zich alsnog te melden. Naar aanleiding van dit gesprek organiseer ik in juni een ronde tafel met het ouderpanel, oudervertegenwoordigers, de ombudsman, regionale ombudsmannen, gemeenten en belangrijke stakeholders, om met elkaar te verkennen wat we naast alle acties die al zijn ingezet aanvullend kunnen doen. In deze ronde tafel gaan wij specifiek in op het bereiken van ouders die inmiddels buiten Nederland wonen. Mede op basis van deze inzichten zal ik in overleg met partners een voorstel uitwerken hoe we deze ouders nog beter kunnen bereiken. Mogelijk kunnen de ambassades hier ook een rol in vervullen.
91.
Welke stappen zijn er reeds genomen om het voortbestaan van de UHT als organisatie waarvoor medewerkers zich duurzaam kunnen inzetten, dus contrair de zorgelijke berichten over hoe dit nu gaat, te garanderen? Wat doet u, met andere woorden, om ervoor te zorgen dat medewerkers dit gaan volhouden?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 9 heb aangegeven, staan medewerkers van UHT vaak onder grote druk en wordt veel van hen gevraagd. De contacten met gedupeerde ouders zijn intensief en soms emotioneel. Ik herken het beeld uit het artikel van Trouw niet dat de compensatie dreigt vast te lopen. Het verloop onder medewerkers is niet uitzonderlijk hoog in vergelijking met vergelijkbare organisaties en is voor een deel te verklaren doordat detacheringen van medewerkers vanuit andere onderdelen binnen de Belastingdienst aflopen. Zie het antwoord op vraag 12 voor de cijfers hierover. UHT is continu bezig met het werven van nieuwe medewerkers. Dat heeft de afgelopen maanden tot een flinke uitbreiding op diverse vlakken geleid. In de Zesde Voortgangsrapportage ben ik daarop ingegaan. Daarnaast werkt UHT continu aan het verbeteren van werkprocessen om ouders beter te kunnen helpen en medewerkers beter hun werk te kunnen laten doen.
92.
Zal het overgaan van de uitvoering van de Catshuisregeling op de integrale beoordeling een andere organisatorische inrichting van de UHT vragen? Kunt u dit toelichten? Welke ideeën zijn hier nu over?
Op dit moment worden de processen voor de Catshuisregeling en de processen voor de integrale beoordeling in parallel uitgevoerd binnen UHT. Het Catshuisproces is in parallel ingericht om de kwaliteit te waarborgen. Daar moesten namelijk in korte tijd een grote hoeveelheid lichte toetsen worden uitgevoerd, hetgeen een ander proces vraagt dan bij de integrale beoordeling. UHT heeft de intentie van beide processen in de toekomst één geïntegreerd proces van te maken. Op welke wijze en op welk moment dit precies vorm krijgt wordt op dit moment verder uitgewerkt. Ik informeer uw Kamer hier nader over in een van de volgende Voortgangsrapportages.
93.
Wat is het verschil tussen mensen die geen tegemoetkoming krijgen wegens een hoge doch reguliere terugvordering (groter dan 1.500 euro, maar volgend uit het systeem van kinderopvangtoeslag) en de slachtoffers van de hardheid van het stelsel? Wanneer is er precies wel/geen sprake van hardheid? En waarom is er in het geval van een plotse hoge terugvordering niet zomaar sprake van hardheid, zelfs als hierdoor iemand fors in de problemen kan komen?
Een hoge terugvordering kan het gevolg zijn van de hardheid van het (voorheen van toepassing zijnde) wettelijke stelsel. Dat wil zeggen dat onderdelen van deze wetgeving dusdanig disproportionele gevolgen had dat het niet redelijk is deze voor rekening van de ouder te laten. Voorbeelden zijn terugvorderingen van de volledige kinderopvangtoeslag wegens geringe of kleine formele tekortkomingen (bijvoorbeeld ontbreken van een handtekening op een opvangcontract) of het niet betalen van een klein deel van de verschuldigde eigen bijdrage in de kosten van de kinderopvang. Inmiddels is sedert 23 oktober 2019 (naar aanleiding van uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, ECLI:NL:RVS:2019:3535 c.q. Verzamelbesluit toeslagen c.q. Wet Hardheidsaanpassing Awir) sprake van een proportionele benadering waarbij geringe of kleine formele tekortkomingen niet meer leiden tot terugvorderingen. Ook wordt bij het deels niet betalen van de eigen bijdrage een proportionele toekenning van kinderopvangtoeslag gevolgd waarbij rekening wordt gehouden met het betaalde deel van de eigen bijdrage in de kinderopvangkosten. Van hardheid van het stelsel is echter géén sprake wanneer tijdens of na afloop van het toeslagjaar blijkt dat het inkomen hoger is dan door de ouder ingeschat of minder opvanguren zijn afgenomen dan eerder aangegeven. De kinderopvangtoeslag wordt dan berekend op basis van de laatste actuele gegevens en eventueel te veel ontvangen kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Deze terugvorderingen vinden derhalve hun grondslag in de gewijzigde persoonlijke en/of financiële omstandigheden en niet in de voorheen bestaande «hardheid van de stelsel». Bij een hoge terugvordering kan de ouder overigens verzoeken om een betalingsregeling, gebaseerd op de actuele persoonlijke en financiële omstandigheden. In het kader van het verbetertraject Kinderopvangtoeslag zet ik in op het voorkomen van hoge terugvorderingen, bijvoorbeeld door attendering middels brieven en gebruik van de app Kinderopvangtoeslag.
94.
Welke methode gebruikt u om het risico op onterechte uitbetalingen achteraf op 2–5% schatten? Op welke manier zijn deze mensen in de data-analyse en handmatige toets niet maar achteraf wel geïdentificeerd?
Gedurende het uitvoeren van de lichte toets voeren we steekproeven uit. Indien de uitkomst van de steekproef een hoog percentage aan onterechte uitbetalingen liet zien dan werd deze groep van bsn’s opnieuw getoetst. Dit was vooral in de beginperiode (februari/maart) nodig, toen we nieuwe medewerkers nog aan het inwerken waren. De steekproef diende dus enerzijds om het risico in de gaten te houden, maar ook als feedbackloop voor de continu lerende organisatie.
95.
Bent u inmiddels bij ouders nagegaan of het ontbreken van een uitgebreide rechtsmiddelenverwijzing verwarring oplevert? Wat zijn de verdere vervolgstappen geweest op basis daarvan?
In gesprek met ouders en uw Kamer is gebleken dat het ontbreken van een uitgebreide rechtsmiddelen verwijzing verwarring oplevert. Naar aanleiding van die signalen is de brief waar deze verwijzing ontbrak aangepast.
96.
In hoeverre is de tweede nationaliteit van aanvragers van toeslagaanvragers uit de systemen van de Belastingdienst verwijderd? Is er reeds een overzicht van alle verschillende systemen van de Belastingdienst waarin de tweede nationaliteit van toeslagaanvragers vermeld staat? Om hoeveel systemen gaat dit? Heeft reeds een check plaatsgevonden op al deze systemen?
Op 13 oktober 2020 is het plan van aanpak «Herstellen, Verbeteren en Borgen» (HVB) aan uw Kamer toegezonden. Dit plan is de uitwerking van de acties die we sinds maart 2020 hebben ingezet om problemen op te lossen die zijn geconstateerd in de wijze waarop de Belastingdienst en Toeslagen om zijn gegaan met (persoons)registraties, risicomodellen en het gebuikt van persoonsgegevens zoals nationaliteit. De Belastingdienst is in december 2020 begonnen om de ongeveer negenhonderd aanwezige applicaties te doorzoeken op het gebruik van nationaliteit en aanverwante gegevens zoals geboorteplaats. Uw Kamer is hier voor het laatst op 22 april jl. over geïnformeerd.3
Binnen de dienst Toeslagen bestaan drie verschillende waarborgen die er samen voor zorgen dat gegevens zoals de tweede nationaliteit niet bijgehouden worden. De eerste waarborg is dat Toeslagen de informatie uit de kopie van Beheer van Relaties (BVR) overgenomen heeft in zijn eigen systeem en zulke gegevens bij het overnemen heeft verwijderd. BVR is het basisregistratiesysteem van de Belastingdienst, waarin persoonsgegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) worden geregistreerd. Daarnaast is de kans op nieuwe foutieve informatie door het opnieuw vullen van het systeem van Toeslagen zelf beperkt. Alleen als een burger in het geheel niet in dit systeem staat, wat nauwelijks voorkomt, ontvangt Toeslagen nieuwe informatie van andere dienstonderdelen. Om ook te voorkomen dat in deze uitwisseling ongewenste gegevens in het Toeslagen systeem worden opgenomen, bekijkt Toeslagen als derde waarborg maandelijks het eigen systeem om te beoordelen of daar informatie in staat die daar niet hoort
97.
Klopt dat u voor de camera van de NOS op 22 december 2020 na het overleg op het Catshuis heeft gezegd dat:
«Het eerste wat we besloten hebben is dat we gezegd hebben dat alle ouders die getroffen zijn, eigenlijk op een hele nare en indringende manier getroffen zijn en dat we vinden dat al die ouders recht hebben op dezelfde compensatieregeling. We kennen in de huidige regeling verschillen tussen de verschillende ouders; maar we hebben eigenlijk gezegd we vinden dat die ouders allemaal gedupeerd zijn, niet alleen door het handelen van de Belastingdienst, ook door de wetten en we willen ze allemaal de compensatieregeling aanbieden.»?
98.
Klopt het dat door deze uitspraken op 22 december 2020 de gedupeerden in toeslagenaffaire het zo begrepen hebben dat zij allemaal 30.000 euro zouden krijgen als compensatie? Zo nee, waarom niet? Kunt u dit toelichten?
De tekst genoemd in vraag 97 heb ik inderdaad uitgesproken. Op 22 december 2020 heeft het kabinet de keuze gemaakt om de uitbetaling richting ouders te versnellen door alle ouders die gedupeerd zijn ten minste € 30.000 uit te betalen. Het kabinet kondigde daarbij in haar kamerbrief4 aan dat in de kabinetsreactie op het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag stil gestaan zou worden bij de verdere uitwerking van de maatregelen en dat ze graag het gesprek met de Tweede Kamer hierover zou aangaan. Hoewel het de bedoeling was van het kabinet om gedupeerde ouders te informeren over het voornemen om hen minimaal 30.000 te geven, is het voor mij lastig om precies te weten hoe de ouders het kabinetsbesluit geïnterpreteerd hebben. In de kabinetsreactie op het POK rapport5 kondigde het kabinet aan dat de tegemoetkoming openstaat voor mensen die in het kader van de uitvoering van de kinderopvangtoeslag in aanmerking komen voor de compensatieregeling, de hardheidsregeling of de OGS (Opzet/Grove Schuld)-tegemoetkoming. Ook is aangegeven dat uitbetaling plaats vindt na een lichte toets, om vast te stellen of een ouder inderdaad gedupeerd is. Vervolgens is op 19 januari het debat met u gevoerd over de tegemoetkoming van € 30.000 euro (Handelingen II 2020/21, nr. 45, item 4).
99.
Wanneer is er besloten een lichte toets toe te passen bij de gedupeerden die zich hebben gemeld?
Het is altijd de bedoeling geweest om € 30.000 uit te betalen aan alle gedupeerden. Dat is niet hetzelfde als iedereen die zich meldt bij UHT. Er is altijd enige vorm van toetsing nodig om vast te stellen dat iemand inderdaad gedupeerd is. De lichte toets geeft hier invulling aan in het kader van de € 30.000. Over de vormgeving van deze lichte toets heb ik u geïnformeerd in de kamerbrief van 8 februari.
100.
Kan aangegeven worden langs welke criteria de lichte toets wordt uitgevoerd?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 69.
101.
Kan aangeven worden waarom het niet is gelukt om alle gedupeerde ouders die in december al in beeld waren in de afgelopen vier maanden te compenseren en de 30.000 euro uit te keren? Kan dit toegelicht worden?
De belofte die ik heb gedaan is dat alle ouders die zich voor 15 februari 2021 gemeld hebben voor Toeslagen Herstel, voor 1 mei 2021 behandeld zouden zijn in een lichte toets en indien gedupeerd ook uitbetaald. Dit is nagenoeg gelukt. Alle lichte toetsen zijn uitgevoerd en 11.143 gedupeerde ouders hebben voor 1 mei een betaling van € 30.000 ontvangen. Daarnaast waren er op 1 mei nog 4.819 ouders waarbij met de lichte toets recht op herstel is vastgesteld, maar die om uiteenlopende redenen niet voor 1 mei zijn uitbetaald. Bijvoorbeeld omdat zij na meerdere pogingen nog niet telefonisch bereikt zijn of omdat zij zelf hebben aangegeven nog niet betaald te willen worden. Voor de meest actuele cijfers over de uitbetalingen in het kader van de Catshuisregeling verwijs ik u naar de brief bij deze beantwoording.
102.
Klopt het dat u er nog steeds achter staat, dat als het betekent dat sommige ouders meer krijgen dan waar ze eigenlijk recht op hebben, u dat voor lief neemt en dat er dan niets teruggevorderd zal worden en ze het geld mogen houden? Kan dit toegelicht worden?
Dit effect is een inherent onderdeel van de Catshuisregeling waar ik nog steeds achter sta. Met deze Catshuisregeling is het gelukt om al voor 1 mei bij ongeveer 15.000 ouders vast te stellen dat zij gedupeerd waren, waardoor zij een eerste grote betaling konden krijgen. Zonder de lichte toetsing – waarbij geen volledig op maat gemaakte berekening wordt gemaakt – was dit niet mogelijk geweest. Voor de volledigheid wil ik u erop wijzen dat ik mijn brieven van 8 februari en 26 maart reeds heb toegelicht dat in het proces van data-analyse en handmatige toets sprake zal zijn van betalingen aan personen die – indien onmiddellijk een integrale beoordeling zou zijn uitgevoerd – geen recht op uitbetaling zouden hebben gehad. Ik beschouw dit als onvermijdelijk en wil geen onzekerheid creëren bij ouders door in deze situaties betalingen weer terug te vorderen.
103.
Kan gegarandeerd worden dat alle gedupeerde ouders volledig schadeloos gesteld zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Alle gedupeerde ouders krijgen ten minste € 30.000 en het meerdere waar zij recht op hebben bij een integrale beoordeling. Tevens kunnen alle ouders een beroep doen op de Commissie Werkelijke Schade. Het doel van de CWS is om de gelede schade van ouders volledig te vergoeden. In de brief bij deze beantwoording informeer ik u ook over de voortgang van de schuldenregeling om ouders te helpen bij een nieuwe start.
104.
Staat het demissionair kabinet er nog steeds achter dat een niet-verrekenbaar voorschot de beste optie/strategie is op dit moment en staat het kabinet nog steeds achter het afstand nemen van een zorgvuldig proces en maatwerk voor alle gedupeerden?
Het niet-verrekenbare voorschot, of forfaitaire bedrag, van € 30.000 heeft als doel om alle ouders zo snel mogelijk écht een nieuwe start te geven. Daarmee neemt het kabinet geen afstand van een zorgvuldig proces en maatwerk voor ouders. Iedere ouder krijgt namelijk, als zij dit wenst, een zorgvuldige integrale beoordeling. Daarbij staat het verhaal van de ouder voorop en wordt in detail gekeken naar waar die ouder recht op heeft conform de herstelregelingen. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 102.
105.
Kan aangegeven worden wat vanuit de Belastingdienst nodig is om zo spoedig mogelijk alle gedupeerde ouders te kunnen helpen?
Ik vind het belangrijk om gefocust aan de slag te kunnen om de gedupeerde ouders echt te helpen. Daarbij helpt rust en stabiliteit om de organisatie daar ook maximaal op te kunnen richten. Ik beschrijf dit uitgebreid in de brief bij deze beantwoording. In de volgende Voortgangsrapportage informeer ik u over voorstellen voor de nog openstaande beleidsvragen en over de planning voor de komende periode.
106.
Kan aangegeven waarom nog niet alle gedupeerde ouders een zaakbehandelaar aangewezen hebben gekregen?
Er zit een grens aan het aantal ouders dat een PZB-er (tegelijkertijd) kan helpen en voldoende contact en ondersteuning kan bieden. UHT helpt ouders in principe op basis van aanmelddatum. Wanneer de PZB-er ruimte heeft om een nieuwe ouder te helpen, wordt de eerstvolgende ouder geholpen. Hiervan wordt afgeweken bij ouders in acute probleemsituaties; zij worden met voorrang geholpen.
107.
Wat dient er volgens u te gebeuren zodat op korte termijn alle ouders daadwerkelijk een zaakbehandelaar krijgen?
108.
Kunt u aangeven welke obstakels er op dit moment zijn en waar indien nodig welk deel van het proces geïntensiveerd dient te worden?
UHT gaat verder met het verder opschalen van het aantal persoonlijk zaakbehandelaars en beoordelaars. Ik verwijs uw Kamer naar de Zesde Voortgangsrapportage waarin ik ben ingegaan op de uitbreiding van het aantal medewerkers bij UHT. In de 7e VGR zal ik uw Kamer informeren over de planning voor de rest van het jaar.
109.
Kan aangegeven worden hoe het staat met het gebaar wat u wilde maken naar de kinderen die door de kwestie getroffen zijn? Kan aangegeven worden hoe het staat met het onderzoek naar hoe de kinderen een «duw in de rug» kunnen krijgen voor een goede toekomst?
Sinds de vorige VGR is meermaals met kinderen en jongeren van 18+ – maar ook met ouders – gesproken over hoe de kinderen een «steuntje in de rug» kunnen krijgen voor een goede toekomst; hiervoor is niet alleen financiële tegemoetkoming, maar ook bredere hulp en erkenning gewenst.
De acties met betrekking tot kinderen komen samen in een integraal programma, met als werktitel «Leven op de Rit». Op dit moment geven we in samenwerking met alle betrokkenen nadere uitwerking aan de aanpak voor kinderen. In de 7e VGR informeer ik u hier in meer detail over. Hierin komen tenminste de drie actielijnen terug die eerder met uw Kamer zijn gedeeld:
• Hulplijn: een luisterend oor voor kinderen bij een onafhankelijke professionele organisatie. Hiervoor zijn we in gesprek met De Kindertelefoon.
• Publicaties en dialoogsessies vanuit een «community» van ervaringsdeskundige kinderen/jongeren/18+.
• Financiële compensatie van de kinderen/jongeren/18+, de zogenaamde kindregeling
110.
Deelt u de visie dat er een speciaal jeugdfonds in het leven geroepen dient te worden waar jongeren die 18 jaar zijn geworden en waarvan hun ouders gedupeerd zijn een éénmalig (nader te bepalen) startbedrag kunnen krijgen om hun leven een duwtje in de juiste richting te geven? Deelt u de mening dat zo een startbedrag tweeledig positief kan uitpakken voor de 18-jarigen, maar ook een ontlastend karakter kan hebben bij de gedupeerde ouders?
Elk gedupeerde aanvrager ontvang een herstelbedrag van tenminste € 30k, voor het huishouden. Daarnaast heeft de regering herstel voor de kinderen/jongeren/18+ van gedupeerde ouders toegezegd, in de vorm van de zogenaamde kindregeling. De kinderen en jongeren van 18+ worden nauw bij het ontwerpproces van de regeling betrokken, en praten over hoe dit geld als «steuntje in de rug» kan dienen. Uiteraard kan deze compensatie tweeledig positief uitpakken, en (ook) een ontlastend effect hebben op ouders, waarbij dient te worden opgemerkt dat de kindregeling echt voor de kinderen is bedoeld.
111.
Kunt u aangeven of het Ministerie van Financiën er centraal op toeziet dat gemeentes de gedupeerde ouders correct helpen bij de schuldhulpverlening? Kan tevens aangegeven worden waar zij eventueel terecht kunnen indien zij het gevoel hebben dat ze niet correct geholpen worden door hun gemeente?
Schuldhulpverlening is onderdeel van de reguliere dienstverlening van gemeenten, waar gemeenten wettelijke taak hebben om inwoners met (mogelijke) schulden te ondersteunen. De reguliere schuldhulpverlening wijkt af van de brede schuldenaanpak voor de groep gedupeerde ouders. Ik heb met gemeenten afgesproken dat zij mensen die gedupeerd zijn door de toeslagenaffaire ondersteunen op de vijf leefgebieden, waaronder de schuldenaanpak. Gemeenten krijgen de kosten daarvoor vergoed van het Rijk. Ik ben blij met de inzet van gemeenten. Als mensen menen niet goed te worden ondersteund door de gemeente, dan is het belangrijk dat zij contact opnemen met de gemeente om dit te bespreken. Het is uiteindelijk de gemeenteraad die toeziet op de uitvoering door de gemeente. Ik werk nauw samen met de VNG om te zorgen dat alle gemeenten zo goed als mogelijk in staat worden gesteld om de benodigde ondersteuning voor ouders te kunnen bieden.
112.
Bent u bekend met de gestandaardiseerde brief die gedupeerde ouders ontvangen die zich hebben aangemeld voor de Catshuisregeling en de herbeoordeling van hun kinderopvangtoeslag?
Ja, hiermee ben ik bekend.
113.
Kan aangeven worden waarom er is gekozen voor een gestandaardiseerde brief? Zo nee, waarom niet?
Om ervoor te zorgen dat UHT iedereen voor 1 mei kon informeren over de uitkomst van de lichte toets is gekozen voor een uniforme, en geen persoonlijke, brief naar ouders die we nu geen uitsluitsel kunnen geven over de vraag of zij in aanmerking komen voor de € 30.000. In de brief bij deze beantwoording informeer ik uw Kamer uitgebreid over de gevolgde aanpak voor de uitbetaling van de Catshuisregeling, en de verschillende dilemma’s die daarbij speelden.
114.
Kan toegelicht worden hoe de lichte toets eruitziet en hoeveel ambtenaren zich hier mee bezig houden?
De lichte toets bestaat uit een data-analyse en een handmatige toets (zie antwoord op vraag 69 voor meer toelichting). Per 20 mei waren hier 97 uitvoerende medewerkers en 65 medewerkers in ondersteunende functies bij betrokken.
115.
Klopt het dat gedupeerde ouders die deze brief met de volgende mededeling ontvangen hier van schrikken, in de stress schieten en met hun handen in hun haar zitten: «Wij zien nu nog geen reden om u 30.000 euro te betalen
U hebt een lichte toets gehad. Helaas zijn wij nu geen reden om u 30.000 euro te betalen. Wij gaan nog goed naar uw situatie kijken. Uw herbeoordeling is nog niet klaar»?
Gedupeerde ouders hebben vaak veel leed meegemaakt en zijn daarin in het verleden niet gehoord door de overheid. We hebben de lichte toets zorgvuldig uitgevoerd en ik verwacht dan ook dat het overgrote deel van gedupeerde ouders via de lichte toets recht op herstel hebben gekregen. In sommige gevallen was er bij de lichte toets onvoldoende informatie beschikbaar om recht op herstel vast te stellen. Wanneer deze ouders zich melden, proberen we hen zo snel mogelijk te helpen en niet te wachten op integrale beoordeling. Ook kan het zijn dat de casus te complex is om te beoordelen met een lichte toets. In dat geval is een integrale beoordeling nodig. Ouders die vragen hebben over de uitkomst van de lichte toets proberen we ook zo goed mogelijk te woord te staan. Het Serviceteam heeft hierdoor tussen 26 april en 7 mei dagelijks ~1700 telefoongesprekken gevoerd met ouders. Waar het Serviceteam niet in staat is een vraag te beantwoorden, staat het nazorgteam klaar om de ouder terug te bellen en verder te helpen. Indien uit het gesprek met de ouder blijkt dat er toch aanwijzingen zijn voor herstel, betalen we het bedrag van 30k zo snel mogelijk uit.
Zoals u in de brief bij deze beantwoording kunt lezen heeft het nazorgteam momenteel ~1.900 ouders gesproken naar aanleiding van terugbelverzoeken. Voor 227 ouders hebben we onder andere naar aanleiding van het gesprek met de ouder geconstateerd dat de ouder toch recht heeft op herstel, terwijl dat eerder uit de lichte toets niet bleek. Bijvoorbeeld ouders die aannemelijk kunnen maken wel gereageerd te hebben op herhaaldelijke verzoeken om informatie vanuit Toeslagen, terwijl dit niet terug te vinden is in onze systemen. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken over de accuraatheid van de lichte toets, maar vooralsnog heb ik geen sterke aanwijzingen dat de lichte toets voor veel ouders onterecht geen aanwijzing op recht op herstel heeft gevonden.
116.
Kan aangeven worden waarom de gedupeerde ouders eerst een lichte toets krijgen en er niet direct per individueel geval naar de situatie wordt gekeken?
Een lichte toets bestaat uit twee onderdelen: data-analyse en een handmatige toets (zie antwoord op vraag 69). Een voordeel van de data-analyse is dat voor een groot aantal ouders snel kon worden vastgesteld dat zij recht hebben op € 30.000. Het heeft tot veel tijdswinst geleid dat we deze groepen niet per individueel geval hebben bekeken, waardoor we gedupeerde ouders sneller hebben kunnen helpen. Voor de overige ouders is er wel naar de individuele situatie van de ouder gekeken om recht te kunnen vaststellen. Dit noemen we de handmatige toets. Deze uitkomsten worden altijd door een tweede collega bekeken omwille van de zorgvuldigheid. Indien er onduidelijkheden zijn, wordt de ouder gebeld om het verhaal mee te kunnen wegen. UHT besteedt gemiddeld 4 uur aan een handmatige toets.
117.
Kan aangegeven worden waarom deze ouders als onderbouwing een standaardopsomming van redenen/situaties ontvangen en eigenlijk geen duidelijkheid krijgen over waarom zij niet in aanmerking komen? Kan aangegeven worden waarom hiervoor is gekozen?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 113.
118.
Klopt het dat de ouders die een afwijzingsbrief hebben ontvangen nu het gevoel hebben dat ze misleid zijn en er valse beloftes zijn gemaakt, dat zij niet serieus worden genomen en zich niet gehoord voelen? Kan een toelichting gegeven worden?
119.
Klopt het dat zij dit na alle ongekende onrecht wat ze reeds is aangedaan ervaren als nog meer onrecht? Zo nee, waarom niet?
Ouders hebben geen afwijsbrief ontvangen. Alle ouders hebben naar aanleiding van de lichte toets een update gekregen over de status van hun beoordeling. Ik begrijp dat deze brief bij sommige ouders heeft geleid tot stress en een gevoel van onrecht. Dat vind ik heel vervelend. Tegelijkertijd heb ik vertrouwen dat we met de uitslag van de lichte toets aan het overgrote deel van de gedupeerden een opluchtende boodschap hebben kunnen bieden. We proberen ouders voor wie dit niet geldt zo goed mogelijk te ondersteunen met het serviceteam en nazorgteam (zie antwoord op vraag 115 voor verdere toelichting). Tot nu toe is het nog maar bij een klein percentage ouders nodig geweest om op basis van aanvullende informatie bij het nazorgteam de uitkomst van de lichte toets aan te passen. Hierover informeer ik u in de brief bij deze beantwoording.
120.
Kan aangegeven worden hoe het staat met de uitvoering van de unaniem aangenomen motie van de leden Van Kooten-Arissen en Azarkan (Kamerstuk 35 510, nr. 45), over het Serviceteam gedupeerden Kinderopvangtoeslag uitbreiden?
Sinds week 18 is het serviceteam met ~35 FTE opgeschaald tot ~100 FTE. Vanaf week 21 zal dit ~110 FTE zijn. Begin juni wordt verder opgeschaald naar ~130 FTE. Deze gefaseerde opschaling heeft te maken met het opleiden van de medewerkers voor het Serviceteam. Daarmee is uitvoering gegeven aan deze motie.
121.
Wanneer zal de uitbreiding Serviceteam gedupeerden Kinderopvangtoeslag naar het Serviceteam gedupeerden Toeslagen gerealiseerd zijn, en breed opengesteld zal zijn voor gedupeerden van wie de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget tussen 2005 en 2019 onterecht zijn gestopt?
122.
Kan een indicatie gegeven van hoeveel extra fte er nodig zijn om dit nog voor de zomer van 2021 gerealiseerd te hebben?
Met een (ruime) verdubbeling van de initiële capaciteit van het serviceteam is een goede stap gemaakt om ook het mogelijke aanbod in het kader van de zorgtoeslag, huurtoeslag en kindgebonden budget te kunnen behandelen. Indien nodig zal verder worden uitgebreid.
123.
Bent u, gelet op uw excuses aan de klokkenluider, van plan een nieuw onafhankelijk meldpunt in te richten waar klokkenluiders meldingen van misstanden kunnen doen?
Het Ministerie van Financiën vindt het van groot belang dat vermoedelijke integriteitschendingen en/of misstanden gemeld kunnen worden. Om die reden kan worden gemeld bij onder andere de leidinggevende, een van de decentrale of centrale meldpunten integriteit, een van de vertrouwenspersonen, de onafhankelijke en externe Commissie Integriteit Financiën en de onafhankelijke personeelraadspersonen. Het Ministerie van Financiën kent deze verscheidenheid aan meldpunten, omdat zij het belangrijk vindt dat eenvoudig en op een laagdrempelige en veilige manier melding kan worden gemaakt. Op het moment zien wij geen aanleiding om hier nog een meldpunt aan toe te voegen.
124.
Kan aangegeven worden waarom, conform de aangenomen motie van de leden Kwint en Leijten (Kamerstuk 31 066, nr. 756) niet alle gedupeerde ouders die in de toeslagenaffaire gediscrimineerd zijn, actief zijn benaderd? Kan een toelichting gegeven worden?
125.
Kunt u zich voorstellen dat vele mensen niet de indruk hebben dat het kabinet de motie van de leden Kwint en Leijten (Kamerstuk 31 066, nr. 756) daadwerkelijk wil uitvoeren? Kan een toelichting gegeven worden?
Zie voor vraag 124 en 125 het antwoord op vraag 36.
126.
Kan aangeven worden of u van plan bent aangifte te doen tegen de ambtenaren, die zich racistisch hebben uitgelaten?
127.
Kunt u aangeven of u nog enige toekomst ziet binnen de Belastingdienst voor de ambtenaren, die zich schuldig hebben gemaakt aan «zeer ongepast taalgebruik»? Zo ja, waarom?
128.
Klopt het dat er geen plek dient te zijn voor ambtenaren die zich schuldig maken aan racisme/discriminatie en dat u aan zet bent om normerend op te treden?
Zoals ik eerder heb aangegeven betreur ik het zeer dat medewerkers van de Belastingdienst zeer ongepast taalgebruik hebben gebezigd. Bij een vermoeden van strafbare feiten ben ik op grond van artikel 162 Sv gehouden om aangifte te doen. Vooralsnog heb ik hier geen aanwijzingen voor, maar mocht de situatie zich voordoen dan zal ik hetgeen doen waartoe ik gehouden ben.
De Dienst Toeslagen werkt hard aan een inclusieve cultuur, waarin diversiteit een belangrijk onderdeel is. De organisatie leert actief van die incidenten die in het verleden niet goed zijn gegaan. De resultaten van de door het college van de rechten van de mens afgehandelde klachten vormen hierbij belangrijke input. Toeslagen investeert op de kwaliteit van de dialoog en specifiek op reflectie op de eigen vooroordelen.
129.
Klopt het dat de gedupeerde ouders niets kunnen met uw excuses en het feit dat u dit betreurt?
Zoals ik eerder heb aangegeven betreur ik het zeer dat medewerkers van de Belastingdienst zich schuldig hebben gemaakt aan ongepast taalgebruik. Mede hierom ben ik zeer gemotiveerd om het onrecht dat ouders is aangedaan recht te zetten en de ouders daarvoor te compenseren. Bij een vermoeden van strafbare feiten ben ik op grond van artikel 162 Sv gehouden om aangifte te doen. Als daar aanleiding toe bestaat, zal ik deze plicht dan ook vervullen. Eventuele onderzoeken naar ongepast taalgebruik, racisme en/of discriminatie door ambtenaren zijn persoonsgerichte onderzoeken. Het is vast gebruik dat ik uw Kamer niet informeer over individuele personele aangelegenheden.
130.
Kan toegelicht worden wat bedoeld wordt met «er alles aan doen om het bezigen van racistisch/discriminatoir en ongepast taalgebruik in de toekomst te voorkomen»? Kan een toelichting gegeven worden met welke stappen u van plan bent om te ondernemen in de toekomst?
Zie antwoord op vraag 126 t/m 128
131.
Kan aangegeven worden hoeveel van de gedupeerde ouders die een brief over een lichte toets en «voorlopige afwijzing» hebben ontvangen een dubbele nationaliteit hebben? Kan een percentage gegeven worden van het totaal?
UHT beschikt bij de afhandeling van dossiers niet over gegevens van ouders aangaande hun tweede nationaliteit. Binnen heel Toeslagen worden deze gegevens niet gebruikt en zijn ze ook niet beschikbaar. Dit is in lijn met eerdere toezeggingen en afspraken. Het persoonsgegeven nationaliteit mag alleen worden gebruikt als het noodzakelijk en proportioneel is in de uitvoering. Als geconstateerd wordt dat het gebruik niet noodzakelijk noch proportioneel is, ondanks de aanwezigheid van een expliciete wettelijke grondslag, dan is het gebruik ongeoorloofd.
132.
Klopt het dat veel gedupeerde ouders die een brief over een lichte toets en «voorlopige afwijzing» hebben ontvangen de indruk hebben dat er sprake is van willekeur? Kan aangegeven worden wat er gedaan zal worden om enige vorm van willekeur/onderscheid te voorkomen?
De lichte toets wordt zorgvuldig uitgevoerd, juist om willekeur te voorkomen. De data-analyse wordt uitgevoerd volgens een vaste procedure die gelijk is voor alle ouders. Bij de handmatige toets wordt naar specifieke informatie in de dossiers van ouders gekeken. Dit gebeurt volgens een vast stappenplan om onderscheid tussen ouders te voorkomen. Daarnaast worden alle handmatige toetsen gecontroleerd door een tweede collega. Indien er ergens onduidelijkheden zijn, wordt de ouder gebeld om diens verhaal mee te wegen. Deze ruimte voor maatwerk dient ervoor om de informatie in de juiste context te plaatsen en het perspectief van de ouder goed mee te wegen.
133.
Kan aan de Kamer een overzicht toegezonden worden van het aantal gedupeerden ouders, die zich in verband met discriminatie inmiddels hebben gemeld bij het College van de Rechten van de Mens?
Op peildatum 20 Mei 2021, heeft het College 86 meldingen van discriminatie en 30 verzoeken tot oordeel ontvangen van ouders
134.
Klopt het dat het van den zotte is dat voor gedupeerde ouders waarvan hun herbeoordeling nog niet definitief is afgerond, en er dus nog geen definitief besluit is genomen over het wel of niet vallen onder de Catshuisregeling, het moratorium dat er geen schulden geïnd mogen, per 1 mei 2021 kwam te vervallen?
135.
Is het gelet op het ongekend onrecht wat deze burgers is aangedaan niet verstandiger, en getuigt het niet van meer menselijke maat, dat het moratorium verlengd wordt tot het einde van dit jaar?
Allereerst wil ik graag opmerken dat UHT er alles aan heeft gedaan om iedereen die recht heeft op de Catshuisregeling al via de lichte toets te kunnen identificeren. Daardoor is het mijn verwachting dat slechts een zeer beperkt deel van de mensen waarvan nu nog geen uitsluitsel kon worden gegeven, alsnog recht blijkt te hebben. Dit vind ik belangrijk om in overweging te nemen, en ik informeer uw Kamer hier uitgebreid over in de brief bij deze beantwoording.
Het verlengen van het moratorium zou inderdaad een positief effect kunnen hebben op deze kleine groep, maar heeft niet zonder meer een positieve uitwerking voor iedereen die zich heeft gemeld bij UHT en niet gedupeerd blijkt te zijn. Wanneer iemand niet gedupeerd blijkt te zijn, maar private schulden daardoor wel onnodig lang open hebben gestaan inclusief het oplopen van bijbehorende rente en kosten kan dat ertoe leiden dat zij die al diep in de schulden zaten, in nog grotere problemen komen. Het verlengen van het moratorium dat op 1 mei voor sommigen is komen te vervallen acht ik daarom niet als verstandig. Voor het formeel verlengen van de wettelijke afkoelingsperiode is, wegens de rechten van de schuldeisers, bovendien een wetswijziging benodigd.
Om te voorkomen dat de kleine groep die toch gedupeerd blijkt te zijn (en schulden heeft) hiervan zo min mogelijk hinder ondervindt heb ik met publieke schuldeisers afspraken gemaakt over het verlengen van de schuldenpauze tot het moment dat er duidelijkheid is vanuit een integrale beoordeling. Deze verlenging volgt dus niet uit een wetswijzing, maar is gebaseerd op een afspraak die in principe met elke schuldeiser gemaakt dient te worden. Door afspraken te maken over bijvoorbeeld rentematiging, zal het verder oplopen van schulden bij publieke partijen beperkt blijven. Bij private partijen kunnen vergelijkbare afspraken niet gemaakt worden. Als daarom blijkt dat gedupeerde ouders in de tussentijd in de problemen zijn gekomen, dan wil ik voor hen een oplossing op maat bieden. Persoonlijk zaakbehandelaars zullen hierop attent zijn, maar ouders kunnen dit ook zelf aangeven als dat het geval is. Uiteraard komen ouders die niet tot de doelgroep van de hersteloperatie behoren, maar wel te maken hebben met problematische schulden, volledig in aanmerking voor de reguliere ondersteuning die hierbij beschikbaar is. Waar nodig kan UHT een ouder hier ook over informeren en in contact brengen met zijn of haar gemeente.
136.
Kan toegelicht worden waarom van de 11.928 burgers die zich in 2020 gemeld hebben, er 9.118 nog steeds geen persoonlijke zaakbehandelaar toegewezen hebben gekregen? Kan toegelicht waarom dit proces zo moeizaam verloopt, en welke beren op de weg gezien worden voor een snellere afhandeling hiervan?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 106.
137.
Klopt het dat, mede gelet op de bizarre bedragen die landsadvocaat in rekening brengt in de toeslagenaffaire, het de rijksoverheid zou sieren, als zij alle advocaatkosten van de gedupeerden tevens voor haar rekening zou nemen? Klopt het met dat dit rechtszekerheid van de ouders een flinke boost zou geven?
Ik acht het van groot belang dat iedere gedupeerde ouder zich kan laten bijstaan door een advocaat indien hij dit wenst. Advocaten spelen een belangrijke rol om een eerlijk proces te garanderen. Om de drempel te verlagen om een advocaat in de arm te nemen, heb ik op verzoek van uw Kamer, in samenspraak met de Raad voor de Rechtsbijstand (RvR) een regeling uitgewerkt die gesubsidieerde rechtsbijstand mogelijk maakt. Ouders die hier behoefte aan hebben kunnen zich melden bij de RvR en deze begeleidt hen in het proces om een advocaat te vinden. Als een ouder aangeeft dat hij een aan de subsidieregeling deelnemende advocaat wenst, dan wordt hij door de RvR gekoppeld aan deze advocaat.
Er zijn echter ook advocaten die niet wensen deel te nemen aan de subsidieregeling. Ook deze advocaten kunnen gedupeerde ouders bijstaan, de regeling staat daar niet aan in de weg. Een ouder kan zelf kiezen voor een advocaat, ongeacht of deze deelneemt aan de subsidieregeling. De kosten van deze advocaten worden in dat geval echter niet direct aan de advocaat uitgekeerd. Deze kosten kunnen worden meegewogen bij de compensatie aan de ouder door de Commissie Werkelijke Schade. Overigens heb ik alle vertrouwen in de kwaliteit van de advocaten die deelnemen aan de subsidieregeling. Ik deel de suggestie dus niet dat de rechtszekerheid op dit moment onvoldoende zou zijn geborgd.
138.
Kan aangegeven worden wanneer verwacht wordt, dat er een volledig beeld zal zijn van alle gedupeerden qua de Kinderopvangtoeslag, maar tevens bij de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget?
Mensen die menen gedupeerd te zijn kunnen zich tot 1 januari 2024 melden bij UHT. Op dit moment ligt de focus bij de hulp aan ouders met kinderopvangtoeslag. In parallel wordt er gewerkt aan wetgeving om burgers met de andere drie toeslagen te kunnen helpen. De verbreding van de compensatieregeling en de O/GS-tegemoetkoming naar de andere toeslagen wordt in hetzelfde wetsvoorstel geregeld als de codificatie van het goedkeurend beleid in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag. Deze wetgeving zal dit najaar behandeld worden bij het Belastingplan 2022. Zie voor meer detail ook de 6de voortgangsrapportage KOT. In de toekomstige voortgangsrapportages KOT zal ik uw Kamer blijven informeren over de voortgang ten aanzien van de verbreding van herstel naar andere toeslagen.
139.
Klopt het dat concept-plan van aanpak «Herstellen, verbeteren en borgen» (HVB), dat op 13 oktober 2020 naar de Kamer is gestuurd, is aangegeven dat, naast de processen rond risicoselectie en signalen van mogelijke fraude, het gebruik van nationaliteit in de systemen van de Belastingdienst in het eerste kwartaal van 2021 in kaart zal zijn gebracht? Kan aangegeven worden waarom dit nog niet met de Kamer is gedeeld? Kan dit alsnog zo snel mogelijk gebeuren?
Op 22 april hebben de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst- en ik een brief aan uw kamer gestuurd (Kamerstuk 31 066, nr. 816) over de stand van zaken van het plan van aanpak HVB. Hierin zijn we ook ingegaan op de stand van zaken van het in kaart brengen van het gebruik van nationaliteit in de systemen van de Belastingdienst. Hierin is aangegeven dat het onderzoek nog loopt en zijn de eerste uitkomsten gedeeld.
140.
Bent u bereid, om in het onderzoek over de wijze waarop de klachtenprocedure kan worden verbeterd, te onderzoeken op welke wijze de klachtenprocedure extern en volledig onafhankelijk vorm kan krijgen? Zo nee, waarom niet?
In de zesde voortgangsrapportage is gemeld dat bij de (versterking) van de klachtprocedure dankbaar gebruik wordt gemaakt van de bijdrage die het College voor de Rechten van de Mens en de Ombudsman leveren om hier stappen in te zetten. Specifiek wordt het onderwerp discriminatie Rijksbreed meegenomen in cultuurtrajecten. Daarnaast zijn er, naar aanleiding van de toezeggingen in het kader van het Parlementair Onderzoek Kinderopvangtoeslag, tal van Rijksbrede acties aangekondigd om discriminatie te voorkomen.
De klachtbehandelaar werkt weliswaar bij de uitvoeringsorganisatie, maar beoordeelt de klacht neutraal en onpartijdig. De klachtbehandelaar is nooit betrokken geweest bij de situatie waarover een klacht wordt ingediend en beoordeelt die situatie objectief.
Het volledig onafhankelijk vorm geven van de klachtprocedure is niet conform de werkwijze zoals deze nu geldt voor uitvoeringsorganisaties. De burger dient de klacht altijd eerst bij de instantie(s) zelf in. De burger heeft vervolgens de mogelijkheid om naar de Nationale ombudsman te stappen op het moment dat de klacht niet naar tevredenheid of niet binnen zes weken is beantwoord. In dat geval kan een verzoekschrift worden ingediend bij de Nationale ombudsman. Hierop wordt ook expliciet gewezen. De Nationale ombudsman zal dan onderzoeken of de klacht goed is behandeld. Specifiek voor de hersteloperatie monitort de Nationale ombudsman ook de afhandeling van klachten in een periodiek onderzoek.
Daarnaast wordt ook expliciet gewezen op de mogelijkheid om een brief sturen naar de Commissie voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven van de Tweede Kamer, of naar de Commissie van de Verzoekschriften van de Eerste Kamer.
141.
Kan een indicatie gegeven worden van wanneer u verwacht dat het onderzoek naar signalen van discriminatie op de werkvloer van de Belastingdienst/Toeslagen afgerond zal zijn?
142.
Kan aangegeven worden, met betrekking tot het onderwerp discriminatie wat rijksbreed meegenomen wordt in cultuurtrajecten en hiernaast, naar aanleiding van de toezeggingen in het kader van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag, welke rijksbrede acties aangekondigd zijn om discriminatie te voorkomen? Graag een toelichting en bent u tevens bereid een schets van de mogelijke scenario’s die in werking zullen treden wanneer ambtenaren zich toch schuldig zullen maken aan ongepast discriminatoir taalgebruik aan de Kamer te doen toekomen?
Interne signalen van medewerkers van mogelijke discriminatie worden onderzocht door rapportages van de vertrouwenspersonen bij Toeslagen door te nemen. Hierover is gerapporteerd in de zesde voortgangsrapportage. Daar is gerapporteerd dat in 2019 twee, en in 2020 één interne melding van mogelijke discriminatie is gedaan. In 2020 was discriminatie een van de onderdelen van een melding bij het Onderzoeksbureau Integriteit Financiën. Dit betrof onderlinge bejegening tussen medewerkers. Bij de integriteitscoördinator en Commissie integriteit financiën zijn geen specifieke meldingen gedaan over discriminatie. Naar de toekomst toe wordt binnen Toeslagen gekeken wat er nodig is om voldoende waarborgen in te bouwen binnen de bestaande structuur om elke vorm van discriminatie te voorkomen, vroegtijdig te signaleren en eventuele signalen goed te verwerken en goed op te volgen. Dat geldt voor zowel signalen van toeslaggerechtigden als van signalen op de werkvloer. Hierbij moet zowel worden gedacht aan (versterking) van de klachtprocedure, de registratie van meldingen en intern het gesprek aan te gaan over de vraag hoe om te gaan met discriminatie. Daarbij zijn we dankbaar voor de bijdrage die het College voor de Rechten van de Mens en de Ombudsman leveren om hier stappen in te zetten. Hierover zullen wij rapporteren in de voortgangsrapportage.
Ook wijst u er terecht op dat het onderwerp discriminatie Rijksbreed meegenomen in cultuurtrajecten en dat naar aanleiding van de toezeggingen in het kader van het Parlementair Onderzoek Kinderopvangtoeslag, tal van Rijksbrede acties zijn aangekondigd om discriminatie te voorkomen. Het kabinet zal hierover rapporteren in de kamerbrief over de voortgang van de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Deze brief staat gepland voor juni.
De Grondwet is duidelijk. Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Dit geldt ook voor Toeslagen. Alle Toeslagmedewerkers verbinden zich daaraan door de eed of de belofte die ze bij hun aanstelling afleggen. Naar de toekomst toe wordt binnen Toeslagen gekeken wat er nodig is om voldoende waarborgen in te bouwen binnen de bestaande structuur om elke vorm van discriminatie te voorkomen, vroegtijdig te signaleren en eventuele signalen goed te verwerken en goed op te volgen. Dat geldt voor zowel signalen van toeslaggerechtigden als van signalen op de werkvloer. Hierbij moet zowel worden gedacht aan (versterking) van de klachtprocedure, de registratie van meldingen en de opvolging van meldingen. Hierover zal uw Kamer nader over worden geïnformeerd.
143.
Kan aangegeven worden waarom slechts 840 ouders in het eerste kwartaal «integraal beoordeeld» zijn, terwijl de doelstelling 1.000 was? Kan een toelichting gegeven worden?
De planning van 1.000 integrale beoordelingen in het eerste kwartaal stamt van vóór het besluit over de Cathuisregeling. Omdat veel persoonlijk zaakbehandelaars het eerste kwartaal zijn ingezet bij deze regeling, is het aantal van 1.000 integrale beoordelingen in het eerste kwartaal niet gehaald. In de volgende voortgangsrapportage kom ik meer in detail terug op planning voor de rest van het jaar.
144.
Kunnen alle feitelijke vragen separaat, en op een zo kort mogelijke termijn, beantwoord worden?
Ja, alle vragen worden voor het Commissiedebat van 27 mei 2021 beantwoord. Omwille van samenhang zijn soms vragen gegroepeerd en bij herhalingen wordt verwezen naar eerdere antwoorden.
145.
Kan aangeven worden hoeveel gedupeerde ouders schulden hebben van meer dan 30.000 euro en op welke zij gecompenseerd zullen worden voor het ongekend onrecht wat ze is aangedaan?
Het is voor Toeslagen niet inzichtelijk wat de totale schuldenpositie is van alle ouders die in aanmerking komen voor herstel. Vermoedelijk zullen voor velen de schulden hoger zijn dan € 30.000. Alle ouders die in aanmerking komen voor herstel ontvangen ten minste € 30.000 en meer als bij de integrale beoordeling blijkt dat zij daar recht op hebben. Geen enkele van deze ouders hoeft dit geld echter in te zetten voor het oplossen van zijn of haar schulden. Voor alle ouders, ongeacht de hoogte van hun schuldenlast, geldt de schuldenaanpak. Dit houdt in dat alle publieke schulden worden kwijtgescholden en dat er voor hun private schulden een regeling geldt zoals beschreven in de brief bijgaand de beantwoording van deze vragen.
146.
Kan aangegeven waarom er, ondanks herhaaldelijk opvragen van alle documenten die betrekking hebben op CAF 11 (Dadim), er nu pas een bepaald document uit april 2018 aan de Kamer is gezonden? Waarom is dit document niet veel eerder openbaar gemaakt?
Dit document is niet eerder in beeld geweest bij de kinderopvangtoeslagaffaire. Na ontdekking van dit document is deze zo spoedig mogelijk naar u toegestuurd, dat zullen we blijven doen bij ontdekking van dergelijke documenten. De notitie uit april 2018 gaat over de problematiek van de alleenstaande ouder kop bij het kindgebonden budget voor statushouders. Hierin worden Dadim en De Parel als voorbeelden weergegeven van zaken waarbij toeslaggerechtigden grote bedragen moesten terugbetalen. Voor de Parlementaire onderzoekscommissie kinderopvangtoeslag (POK) is conform de uitvraag een zoekslag met termen in het documentbeheersysteem van het Ministerie van Financiën (Digidoc) gedaan. De term «CAF» zat daar bijvoorbeeld bij maar «Dadim» en «De Parel» kwamen daar niet in voor. Hierdoor kwam deze notitie niet boven.
147.
Wanneer bent u voor het eerst geïnformeerd dat statushouders onterecht de alleenstaande ouderkop (ALO-kop) ontvingen?
Mijn ambtsvoorganger is in 2016 hierover geïnformeerd.
148.
Heeft u de Kamer geïnformeerd dat statushouders onterecht de ALO-kop ontvingen? Zo ja, wanneer en bij welke brief? Zo nee, waarom niet?
De Tweede Kamer is hierover voor het eerst geïnformeerd op 24 november 2016 bij de beantwoording van de vragen bij de begroting 2017 van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.6
149.
Over welke jaren hebben statushouders ten onrechte de ALO-kop ontvangen?
De ALO-kop is in 2015 ingevoerd. Sinds 2019 kunnen statushouders na het doen van hun aanvraag bij de Dienst Toeslagen (schriftelijk of telefonisch) aangeven dat zij een partner hebben die nog niet bekend is in de Nederlandse basisregistraties. De ALO-kop wordt dan niet uitbetaald.
150.
Hoeveel statushouders hebben, per jaar en in totaal, onterecht de ALO-kop ontvangen?
Dit is niet bekend. Bij de aanvraag van een toeslag wordt door de Dienst Toeslagen niet specifiek geregistreerd of de betreffende burger een statushouder is. Zoals in de nota die is meegestuurd met de 6e voortgangsrapportage7 is opgenomen, schat Vluchtelingenwerk Nederland in dat het om circa 1.200 vluchtelingen gaat.
151.
Hoeveel belastinggeld hebben statushouders hierdoor, per jaar en in totaal, ten onrechte ontvangen?
Omdat de Dienst Toeslagen niet specifiek registreert of een burger statushouder is, is niet bekend hoeveel geld ten onrechte is uitgekeerd. Ook kan niet altijd met zekerheid worden vastgesteld of sprake is van onterecht uitgekeerde toeslagen. De stichting Vluchtelingenwerk Nederland schat in dat circa 1.200 statushouders met deze problematiek te maken hebben gekregen. De ALO-kop bedraagt maximaal circa 3.000 euro per jaar. Het kan hierbij over meerdere jaren gaan.
152.
Beschikt de Belastingdienst over de mogelijkheid om handmatig in te grijpen in een «automatisch» systeem? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is daar dan geen gebruik van gemaakt?
Jaarlijks ontvangen circa zeven miljoen burgers toeslagen. Het tijdig uitkeren van deze toeslagen vergt een grotendeels geautomatiseerd proces. Indien daar aanleiding toe is, is het mogelijk de geautomatiseerde behandeling voor individuele burgers of afgebakende groepen te onderbreken. In de systemen wordt niet geregistreerd dat de aanvrager een statushouder is, daardoor is het niet mogelijk specifiek voor deze groep bij voorbaat in te grijpen in de geautomatiseerde systemen. Door contact op te nemen met de Dienst Toeslagen kan voor statushouders met een partner in het buitenland wel de ALO-kop worden stopgezet.
153.
Heeft u er voor gekozen om de, over het verleden reeds toegekende, ALO-kop conform geldende dwingendrechtelijke wetgeving terug te vorderen? Zo ja, hoeveel heeft u reeds teruggevorderd? Zo nee, waarom bent u niet over gegaan tot terugvordering?
Indien blijkt dat ten onrechte ALO-kop is uitgekeerd, wordt de ALO-kop in beginsel teruggevorderd. In de praktijk is dit echter niet altijd mogelijk. Burgers kunnen verzoeken om een betalingsregeling op maat, waarbij rekening gehouden wordt met de betalingscapaciteit. Mogelijk wordt een deel van de teveel ontvangen toeslagen daardoor niet geïnd.
154.
Vordert de Belastingdienst onterecht aan Nederlanders (al dan niet automatisch) toegekende ALO-kop wel terug?
Indien blijkt dat ten onrechte ALO-kop is uitgekeerd, wordt dit in beginsel teruggevorderd. In de praktijk is dit niet altijd mogelijk. Burgers kunnen verzoeken om een betalingsregeling op maat, waarbij rekening gehouden wordt met de betalingscapaciteit. Mogelijk wordt een deel van de teveel ontvangen toeslagen daardoor niet geïnd. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op nationaliteit van de toeslagontvanger.
155.
Waarom golden de aangehaalde argumenten voor niet-terugvorderen niet voor ouders die kinderopvangtoeslag ontvingen, maar wel voor statushouders, aangezien zich onder de ontvangers van de kinderopvangtoeslag eveneens ouders bevonden die niets te verwijten viel, zich in een kwetsbare positie bevonden en beschikten over een geringe betaalcapaciteit en die ouders bovendien wel (grotendeels) terecht kinderopvangtoeslag ontvingen?
Alle burgers die worden geconfronteerd met een terugvordering van een toeslag kunnen verzoeken om een betalingsregeling op maat waarbij rekening wordt gehouden met de betalingscapaciteit. Dit geldt ook voor ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen. Dit verzoek wordt uitsluitend geweigerd indien sprake is van voldoende betalingscapaciteit. Tot 1 juli 2020 kon een betalingsregeling ook geweigerd worden indien sprake was van opzet/grove schuld (OGS). Bij de kinderopvangtoeslag is helaas gebleken dat OGS vaak ten onrechte is vastgesteld, waardoor ouders ten onrechte niet in aanmerking zijn gekomen voor een betalingsregeling op maat. Deze ouders komen dan ook in aanmerking voor herstel binnen de hersteloperatie.
156.
Klopt het dat u reeds bekend was met de problematiek van de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) vanaf 2015? Wanneer heeft u de Kamer voor het eerst geïnformeerd omtrent deze problematiek?
De Belastingdienst heeft het feit dat verschillende uitkomsten mogelijk zijn ten aanzien van buitenlandse belastingplichtigen binnen de landenkring inderdaad al eerder gesignaleerd. De benodigde opvolging heeft toen helaas niet de juiste prioriteit gekregen. Ook was de opzet om deze wijzigingen mee te nemen in een breder pakket van herzieningen. Punt van aandacht was bijvoorbeeld dat er op het gebied van de heffingskortingen, zeker in grensoverschrijdende gevallen, inmiddels een complex geheel is ontstaan. Ook zijn er op dit punt nog onzekerheden rond het EU-recht die mogelijk ook kunnen doorwerken naar het recht op heffingskortingen, waaronder de IACK. Uw Kamer is op 3 mei 2021 hierover geïnformeerd (Kamerstuk 31 066, nr. 821).
157.
Waarom is de problematiek omtrent de IACK niet tegelijkertijd met de problematiek omtrent het kindgebonden budget/de ALO-kop aangepakt, nu er veel overlap in de werking van het wettelijke regime zit en er tevens sprake is van elkaar overlappende periodes?
Voor beide regelingen geldt dat een arbeidsmigrant onbedoeld de IACK effectueert, dan wel de ALO-kop ontvangt. Er zitten echter wezenlijke verschillen in de wettelijke regimes van de IACK en de ALO-kop.
Bij de toekenning van de IACK aan buitenlandse belastingplichtige is sprake van een onbedoeld effect van wetgeving. Door de uitzondering in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) op het fiscaal partnerbegrip kunnen buitenlandse belastingplichtigen soms wel succesvol de IACK aanvragen, terwijl binnenlandse belastingplichtige met gelijke feitelijke gezinsomstandigheden dit niet kunnen. Dit onbedoelde effect van wetgeving speelt niet bij het kindgebondenbudget.
De ALO-kop is onderdeel van het kindgebonden budget, bedoeld voor alleenstaande ouders. Om in aanmerking te komen voor kindgebonden budget hoeft het kind niet op hetzelfde adres ingeschreven te staan als de ouder. Belangrijke voorwaarde voor het uitkeren van het kindgebondenbudget is dat kinderbijslag wordt ontvangen. Dit is alleen mogelijk wanneer de aanvrager in Nederland woont. Omdat hier vaak geen partnergegevens van de arbeidsmigrant bekend zijn, is het mogelijk dat deze arbeidsmigrant ten onrechte als alleenstaand wordt aangemerkt door de Dienst Toeslagen. Het kan dan voorkomen dat ten onrechte ALO-kop wordt uitgekeerd.
158.
Vanaf wanneer, hoe vaak en bij welke fiscale c.q. sociale regelingen komt het voor dat statushouders, (arbeids)migranten asielzoekers en/of illegalen onterecht dan wel onbedoeld een toeslag dan wel een andersoortige subsidie ontvangen?
Ik streef ernaar de regelingen toe te kennen waar burgers recht op hebben. Desondanks kan het voorkomen dat burgers ten onrechte of onbedoeld een toeslag of andere regeling ontvangen. Het is niet bekend hoe vaak dit gebeurt.
159.
Kunt u een uitputtend overzicht per jaar doen toekomen uitgesplitst naar fiscale dan wel sociale regeling, het aantal onbedoelde dan wel onterechte ontvangers, de status van de ontvangers (Nederlander, arbeidsmigrant, migrant, asielzoeker, statushouder en/of vluchteling) en de daarmee gemoeide bedragen?
Dat is helaas niet mogelijk. Wanneer toeslagen ten onrechte zijn uitgekeerd, worden deze in beginsel teruggevorderd. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen nationaliteit of verblijfsstatus van burgers. Dit wordt ook niet specifiek geregistreerd.
160.
Welke stappen gaat u nemen om te voorkomen dat iemand die geen recht op heeft op een fiscale dan wel sociale regeling deze ten onrechte dan wel onbedoeld alsnog ontvangt?
Indien blijkt dat een regeling verkeerd wordt toegepast of kwetsbaar is voor oneigenlijk gebruik, wordt bekeken welke aanpassingen in de uitvoering of handhaving van de regelgeving noodzakelijk zijn om dit in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen.
161.
In de nota komt een structurele oplossing naar voren die op zijn vroegst realiseerbaar zou zijn per 1-1-2020, is deze structurele oplossing doorgevoerd? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Naar aanleiding van de Beleidsdoorlichting Tegemoetkoming Ouders is het proces van verrekening van de buitenlandse bijslagen en het controleren van (partner)gegevens in het buitenland met het oog op vereenvoudiging en verbetering onderzocht. De Belastingdienst/Toeslagen, SVB en onze beide departementen hebben op basis daarvan verschillende oplossingsrichtingen geformuleerd. Het voornemen was om voor de zomer van 2020 de oplossingsrichtingen uitgewerkt te hebben en mogelijke eerste verbetervoorstellen te kunnen doen. Als gevolg van de Coronacrisis en de herstelactie van het kindgebonden budget is dit niet gelukt. Wij verwachten het komende periode met uitwerkingen en eventuele voorstellen tot verbetering te komen.
Naast verbetering van het uitvoeringsproces zet het kabinet in op een verbetering van de registratie in de BRP van niet-ingezetenen, waaronder statushouders. In het kader van de Ontwikkelagenda BRP vindt onder meer onderzoek plaats naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de gegevens die worden bijgehouden in de BRP over niet-ingezetenen (huwelijk, kinderen en overlijden). Hiermee zou een bijdrage kunnen worden geleverd aan het kunnen bepalen van de aanwezigheid van een toeslagpartner.
162.
Waarom wordt in de nota gesteld dat het niet mogelijk is om de ALO-kop stil te zetten?
Voor de vaststelling en toekenning van het kindgebonden budget gebruikt de Belastingdienst/Toeslagen gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) waarbij alleen die gegevens verwerkt kunnen worden die gekoppeld zijn aan een BSN. Voor vluchtelingen is het niet (altijd) mogelijk aan hun partner een BSN toe te kennen dat de Belastingdienst/Toeslagen nodig heeft om een partner te kunnen registreren omdat zij als gevolg van hun situatie vaak niet meer over (een betrouwbare kopie van) de relevante documentatie beschikken. Daarom is het specifiek voor statushouders met een partner in het buitenland mogelijk gemaakt dat zij op verzoek kunnen afzien van de ALO-kop.
163.
Waarom is de Belastingdienst niet bekend met een eventuele partner in het buitenland, terwijl andere (overheids)organisaties, zoals de SVB en gemeenten, wel bekend zijn met een partner in het buitenland?
Het begrip partnerschap wordt niet uniform toegepast over alle sociale en fiscale regelingen. Partnerschap voor gemeenten en SVB hoeft daarom niet altijd overeen te komen met partnerschap voor fiscale regelingen. Wanneer ouders niet op hetzelfde adres wonen is bij het kindgebonden budget uitsluitend sprake van partnerschap indien sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Voor de vaststelling en toekenning van het kindgebonden budget gebruikt de Belastingdienst/Toeslagen gegevens uit de Basisregistratie Personen (BRP) waarbij alleen die gegevens verwerkt kunnen worden die gekoppeld zijn aan een BSN. Voor deze partner moet daarom eveneens een BSN worden aangevraagd. Voor vluchtelingen is het niet (altijd) mogelijk voor hun partner een BSN aan te vragen omdat zij als gevolg van hun situatie vaak niet meer over (een betrouwbare kopie van) de relevante documentatie daarvoor beschikken.
164.
Een van de argumenten om niet terug te vorderen is dat betrokkenen niets te verwijten valt omdat de toekenning automatisch plaatsvindt, hoe kwalificeert u dit argument en is dit argument bij andere toeslagontvangers (anders dan statushouders) eveneens een steekhoudend argument?
Ik streef ernaar iedere burger de toeslagen te geven waar hij in zijn situatie recht op heeft. Wanneer te veel of te hoge voorschotten zijn uitgekeerd, volgt een terugvordering. Daarbij is niet van belang of iemand een statushouder is of niet Deze persoon komt op verzoek in aanmerking voor een betalingsregeling op maat, waarbij rekening wordt gehouden met zijn/haar betalingscapaciteit. Dit kan tot gevolg hebben dat (een deel van) de vordering niet zal worden betaald.
165.
Een van de argumenten om niet terug te vorderen is dat betrokkenen zich in een relatief kwetsbare positie bevinden, hoe kwalificeert u dit argument en is dit argument bij andere toeslagontvangers (anders dan statushouders) eveneens een steekhoudend argument?
Ik streef ernaar iedere burger de toeslagen te geven waar hij in zijn situatie recht op heeft. Wanneer te veel of te hoge voorschotten zijn uitgekeerd, volgt een terugvordering. Daarbij is niet van belang of iemand een statushouders is of niet. Een burger in een kwetsbare situatie moet in aanmerking kunnen komen voor een betalingsregeling op maat, waarbij rekening wordt gehouden met zijn betalingscapaciteit. Dit kan tot gevolg hebben dat (een deel van) de vordering niet zal worden betaald.
166.
Een van de argumenten om niet terug te vorderen is dat betrokkenen een geringe betaalcapaciteit hebben, hoe kwalificeert u dit argument en is dit argument bij andere toeslagontvangers (anders dan statushouders) eveneens een steekhoudend argument?
Bij terugvorderingen is een betalingsregeling op maat mogelijk, waarbij rekening gehouden wordt met de betalingscapaciteit van de burger. Het is daarbij niet van belang of deze burger een statushouder is of niet.
167.
Niet-terugvorderen zorgt voor precedentwerking, een aanzuigende werking en behelst een beleidsmatig en serieus risico, heeft u desondanks overwogen of overweegt u om een wettelijke basis te creëren voor het niet-terugvorderen? Zo ja op welke gronden?
Onderdeel van de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen is dat een terugvordering van toeslagen gematigd kan worden wanneer bijzondere feiten en omstandigheden daar aanleiding toe geven. Dit is afhankelijk van de individuele situatie. Geringe betaalcapaciteit is in elk geval geen reden om een terugvordering te matigen, voor burgers met een geringe betaalcapaciteit is het mogelijk een betalingsregeling of een betalingsregeling op maat te treffen met de Dienst Toeslagen.
168.
Heeft u een politieke afweging gemaakt om, totdat er een structurele oplossing zou zijn geïmplementeerd, niet terug te vorderen? Zo nee, welke afweging heeft u dan wel gemaakt en heeft u daarmee in strijd met gehandeld met het huidige wettelijke regime?
In het bewindspersonenoverleg tussen de Staatssecretaris van SZW en mijn voorganger van 4 april 2018 is dit besproken. Daarop is besloten is om statushouders niet anders te behandelen dan andere burgers en het teveel aan uitgekeerde voorschotten terug te vorderen. Hierbij kan ook worden verzocht om een betalingsregeling op maat, waarbij rekening gehouden wordt met de betalingscapaciteit. Mogelijk is een deel van de teveel uitgekeerde voorschotten daardoor niet meer geïnd.
169.
Kunt u bevestigen dat statushouders heden niet meer ten onrechte de ALO-kop ontvangen? Zo nee, waarom niet als deze problematiek in ieder geval al sinds 2018 kwalificeert als urgent?
Specifiek voor statushouders met een partner in het buitenland is het mogelijk gemaakt dat zij op verzoek kunnen afzien van de ALO-kop. De reden hiervoor is dat vluchtelingen als gevolg van hun situatie vaak niet meer beschikken over (een betrouwbare kopie van) de relevante documentatie. Het is daarom niet (altijd) mogelijk aan hun partner een BSN toe te kennen dat de Belastingdienst/Toeslagen nodig heeft om een partner te kunnen registreren. De Belastingdienst/Toeslagen heeft daarvoor een samenwerkingsconvenant met vluchtelingenwerk Nederland, die deze verzoeken namens vluchtelingen kan indienen.
170.
Gesteld werd in 2018 dat besluitvorming omtrent deze problematiek urgent was, welke stappen heeft u ondernomen waaruit die urgentie bleek?
Voor de korte termijn bestaat sinds 2019 Voor vluchtelingen de mogelijk af te zien van de ALO-kop. Naar aanleiding van de Beleidsdoorlichting Tegemoetkoming Ouders is het proces van verrekening van de buitenlandse bijslagen en het controleren van (partner)gegevens in het buitenland met het oog op vereenvoudiging en verbetering onderzocht. Op basis daarvan zijn verschillende oplossingsrichtingen geformuleerd. Het voornemen was om voor de zomer van 2020 de oplossingsrichtingen uitgewerkt te hebben en mogelijke eerste verbetervoorstellen te kunnen doen. Als gevolg van de Coronacrisis en de herstelactie van het kindgebonden budget is dit niet gelukt. Wij verwachten dit jaar met de uitwerkingen en eventuele voorstellen tot verbetering te komen.
171.
Hoe kan het dat terugbelnotities zo weinig leiden tot terugbellen?
Sinds 1 mei zijn er circa 60 medewerkers in het Nazorgteam gestart met het terugbellen van ouders die vragen hadden over de Catshuisregeling. Sinds 1 mei heeft dit team het overgrote deel van deze terugbelverzoeken afgehandeld door de ouder te bellen, vragen te beantwoorden en indien daar aanleiding voor was de lichte toets opnieuw uit te voeren. In de brief bij deze beantwoording geef ik uw Kamer de meest actuele stand van de voortgang op dit gebied.
172.
Hoe zit het eigenlijk met compensatie als gedupeerde ouders inmiddels zijn overleden of bijvoorbeeld suïcide hebben gepleegd? Is er dan iets van tegemoetkoming richting kinderen of nabestaanden die ook hebben geleden aan of op een of andere manier slachtoffer zijn van deze affaire?
In het geval de gedupeerde ouder is overleden of bijvoorbeeld suïcide heeft gepleegd, zoals in uw vraag als voorbeeld is aangehaald, wordt door UHT contact opgenomen met de nabestaanden. Als deze nabestaanden de wettige erfgenamen zijn wordt het compensatiebedrag aan deze nabestaanden overgemaakt. In het geval van de Catshuisregeling neemt het Serviceteam Nabestaanden contact op met de erfgenamen.
173.
Kunt u ingaan op de bezwaren van ouders omtrent de bevoegdheden en invloed die de persoonlijk zaakbehandelaars hebben? Klopt het dat zij geregeld tegen bureaucratie en systemen aanlopen hetgeen de hulpverlening richting ouders in de weg staat?
Voor het antwoord op deze vraagt verwijs ik naar de antwoorden op de vragen 73, 74 en 77
174.
Kunt u aangeven wat de laatste stand van zaken is: hoeveel ouders hebben zich gemeld voor de compensatieregeling, hoeveel ouders zijn er uitbetaald, hoeveel ouders zijn er afgewezen en om welke reden?
In de brief bij de beantwoording van deze vragen is een update van de 6e VGR opgenomen.
175.
Kunt u een overzicht of kaart geven van hoeveel ouders zich per gemeente hebben aangemeld?
De stand van zaken van het aantal gemelde ouders per gemeente op 17 mei vindt u hier: https://over-ons.belastingdienst.nl/wp-content/uploads/2021/05/210517-Aantal-melders-per-gemeente.pdf.
176.
Hebben de 5.770 ouders die hun bedrag hebben ontvangen inmiddels ook duidelijkheid over de feitelijke vaststelling welk gedeelte van het geld voor hen is en welk voor de schuldeisers?
Het uitgangspunt voor deze ouders is dat zij zoveel mogelijk van de compensatie zelf kunnen besteden en dat er parallel een oplossing wordt geboden voor hun schulden. In de brief bij deze beantwoording informeer ik uw Kamer over de laatste stand van de schuldenregeling.
177.
Als er wordt aangegeven dat de UHT op schema ligt, over wat voor schema hebben we het dan?
Het betreft dan de gedupeerde ouders die zich voor 15 februari 2021 hebben aangemeld en voor 1 mei uitbetaald zijn. Zie het antwoord op vraag 95 voor een uitleg over het bereiken van het doel om alle gedupeerde ouders voor 1 mei uit te betalen.
178.
Klopt het dat ouders met dossiers van (deels) vóór 2012 relatief vaker niet door de lichte toets zijn gekomen c.q. afgewezen worden doordat de UHT geen of te weinig gegevens kan vinden bij de lichte toets? Kunt u erop inzetten om dit zo snel mogelijk op te lossen aangezien de tijd dringt voor deze ouders en het vaak te lang duurt voordat zij uitsluitsel krijgen na de integrale beoordeling?
Ik vind het belangrijk nogmaals te benadrukken dat er geen ouders afgewezen worden omdat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor recht op de 30.000 euro. Iedere ouder die dat wenst, krijgt een integrale beoordeling waarin zorgvuldig wordt beoordeeld of er recht is op compensatie. Uit de nu beschikbare gegevens is niet gebleken dat ouders met dossiers van vóór 2012 vaker bericht hebben ontvangen dat er bij de lichte toets geen aanwijzingen zijn gevonden voor recht op herstel.
179.
Waarom is het moratorium niet verlengd voor ouders die een afwijzingsbrief hebben gekregen, maar waarvan de definitieve beoordeling nog moet plaatsvinden?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 134 en 135.
180.
Welke aanpassingen zijn er gedaan in de hardheidsregeling en de rekensystemen waardoor een deel van de ouders die integraal zijn beoordeeld en uitbetaald nog een nabetaling krijgt?
Met het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 heb ik vooruitlopend op wetgeving goedgekeurd dat de tegemoetkoming (voortaan: compensatie) naar aanleiding van hardheid – met terugwerkende kracht – op dezelfde wijze wordt berekend als de compensatie bij de compensatieregeling. Hierbij wordt uitgegaan van de gehele terugvordering die samenhangt met hardheid van het stelsel en kan ook voor hardheid een verzoek om aanvullende compensatie voor werkelijke schade – met beoordeling daarvan door de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade – worden ingediend. Dit betekent dat aan een grotere groep gedupeerde ouders de meest ruimhartige vorm van compensatie kan worden geboden. Het definitieve bedrag aan compensatie dat de Belastingdienst/Toeslagen uiteindelijk vaststelt – en zo nodig aanvullend zal uitkeren voor zover dit bedrag hoger is dan € 30.000 of het bedrag dat op grond van hardheid reeds is toegekend – zal voor al deze ouders worden berekend overeenkomstig de compensatieregeling. In de rekensystemen zal rekening worden gehouden met de reeds uitbetaalde bedragen (aan tegemoetkoming wegens hardheid).
181.
Hoeveel ambtenaren zijn er op dit moment belast met de taak van de integrale beoordeling van de dossiers en zijn hierdoor niet met de Catshuisregeling bezig?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 14 heb aangegeven, is er op dit moment 317 fte aan capaciteit van persoonlijk zaakbehandelaars beschikbaar binnen UHT. 20 persoonlijk zaakbehandelaars hebben gedurende een periode van 3 weken aan de Catshuisregeling gewerkt. Vlak voor de deadline van 1 mei is dat aantal gedurende een aantal dagen opgeschaald. Ik vind het belangrijk dat de werkstroom van integrale beoordelingen blijft doorlopen. Zoals met uw Kamer eerder besproken is, lopen de processen van de 30K en de integrale beoordelingen naast elkaar. En is er, zoals hierboven aangegeven, sprake van medewerkers die, al dan niet tijdelijk, werkzaamheden verrichten bij beide werkstromen.
182.
Kunt u aangeven hoeveel geld er gemoeid is met de 4% onterechte uitbetalingen (ten opzichte van de geïndiceerde 2%)?
De genoemde percentages zijn op basis van de eerste steekproeven en betreffen nog geen definitieve cijfers. Indien deze inderdaad representatief zijn voor de geraamde doelgroep van 25.000 gedupeerden die recht hebben op een forfaitaire vergoeding van € 30.000, betekent dit naar verwachting 1000 onterechte uitbetalingen (4% van 25.000). Vermenigvuldigd met € 30.000 zou dit in totaal € 30 miljoen onterechte betalingen bedragen. Dit is een verschil van € 15 miljoen ten opzichte van de indicatieve onterechte betalingen van 2%. Echter is de verwachting dat naar mate de uitbetalingen vorderen, het percentage onterechte betalingen zal afnemen.
183.
Welke criteria worden gehanteerd bij het wel of niet urgentie verlenen (ouders in acute problemen) wanneer dit wordt aangevraagd bij het Serviceteam Gedupeerden?
Ouders die in acute nood verkeren kunnen zich aanmelden bij het Serviceteam. Zij doen een intake en zetten het verhaal van de ouder door aan het brede hulpteam. Het brede hulpteam kijkt op basis van het verhaal van de ouder of er sprake is van acute nood. Hiervoor gebruiken we geen limitatieve lijst aan criteria. Dit is in alle gevallen maatwerk. Voorbeelden van acute nood zijn ouders die geen geld hebben voor levensonderhoud of te maken hebben met huisuitzetting of afsluiting van gas/water/licht. Daarnaast wordt ook gekeken of we de ouder kunnen helpen met brede hulp. Hierbij werken we goed samen met de gemeente waar de ouder woont. Denk aan ouders die problemen hebben met huisvesting, school, (mentale) gezondheid. Ouders die in acute nood verkeren en op hele korte termijn geholpen moeten worden kunnen binnen 48 uur een noodvoorziening van maximaal 500 euro ontvangen. Dit gebeurt bijvoorbeeld als er kleding gekocht moet worden voor kinderen of als er geen geld is voor boodschappen.
184.
Is er op dit moment al iets ingezet voor wat betreft aanvullende ondersteuning op verschillende leefgebieden?
Gemeenten werken intensief aan het ondersteunen van inwoners die zich bij UHT gemeld hebben en hulp wensen op de vijf leefgebieden. Op basis van gegevens van 145 gemeenten hadden gemeenten in april met 38% van de gemelde ouders succesvol contact gehad. Er zijn verschillen in de mate waarin gemeenten ouders hebben bereikt. Zo zijn er gemeenten die al met alle gemelde inwoners contact hebben gezocht.
De ouder geeft zelf aan of en wat voor ondersteuning vanuit de gemeente op prijs wordt gesteld. De ondersteuning richt zich op vijf leefgebieden: huisvesting, schulden, inkomen, zorg en de opvoeding van kinderen Vooruitlopend op de afronding van toetsing door UHT, start de gemeentelijke ondersteuning. Voorbeelden van hulp zijn het inventariseren van schulden, bieden van bijzondere bijstand en financieren van middelen voor kinderen voor sport, zorg of onderwijs.
185.
Kunt u aangeven wat de omvang en opbouw is van de Commissie Werkelijke Schade, hoe dat in de loop van de tijd is gewijzigd en hoe het takenpakket van de Commissie is gewijzigd?
De CWS is in juli 2020 begonnen met 5 leden en 2 ambtelijke ondersteuners. In eerste instantie zou de CWS alleen verzoeken in behandeling nemen voor aanvullende schadevergoeding van ouders uit de CAF-zaken en CAF-vergelijkbare zaken. Na de Catshuisregeling zijn daar verzoeken om aanvullende schadevergoeding bijgekomen van ouders die getroffen zijn door de weigering van een betalingsregeling en van ouders die getroffen zijn door de hardheid van het stelsel. Nu het aantal verzoeken substantieel hoger ligt dan aanvankelijk voorzien, is recentelijk een uitbreiding van de capaciteit van de CWS ingezet. De CWS bestaat inmiddels uit 9 leden. Zij worden ondersteund door een (deeltijd) projectleider, een kwartiermaker, 7 ambtelijke ondersteuners (juristen), 3 administratieve ondersteuners en een communicatieadviseur. Op dit moment vindt verdere uitbreiding plaats van de CWS, zowel personeel als facilitair. Voor het overige verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen 79 en 80.
186.
Waarom zijn de uitspraken van de Commissie Werkelijke Schade niet geanonimiseerd openbaar, zodat ouders kunnen zien wat relevante schade was en hoe daarover wordt geoordeeld door de Commissie Werkelijke Schade?
Ook wanneer adviezen worden geanonimiseerd blijft hierin zeer persoonlijke, privacygevoelige informatie staan die mogelijk te herleiden is naar de ouders. Het mogelijk voordeel van geanonimiseerde openbaarmaking weegt niet op tegen deze risico’s. Waarbij geldt dat de website, het verzoekformulier en het procesreglement informatie bieden voor het formuleren van een verzoek om aanvullende schadevergoeding. Zoals aangeven in mijn eerdere antwoorden 72 en 79/80 ben ik met de Commissie Werkelijke Schade in gesprek over de verdere opschaling van de organisatie en de benodigde infrastructuur en middelen die daarvoor nodig zijn.
187.
Waarom worden de persoonlijke dossiers niet meer aan de ouders verschaft? Wanneer wordt dat weer opgepakt?
Er is nooit sprake geweest van een stop in het verschaffen van persoonlijke dossiers aan ouders. Voor de actuele stand en aanpak hierbij verwijs ik u naar de brief bij deze beantwoording.
188.
Heeft de persoonlijk zaakbehandelaar altijd toegang tot de volledige persoonlijke dossiers van ouders?
De persoonlijk zaakbehandelaar kijkt zelf in de systemen om informatie te verzamelen die relevant is voor de beoordeling van een dossier van de ouder. Het volledige dossier is veel omvangrijker en ziet ook op andere jaren en andere toeslagen. Als de ouder hierom vraagt en het volledige dossier is samengesteld, dan heeft de persoonlijk zaakbehandelaar uiteraard ook de beschikking over het dossier.
189.
Hoe zet u erop in om de duur van het opvragen van de dossiers te verkorten?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de brief met de stand van zaken bij de hersteloperatie, die bij deze antwoordenset wordt meegestuurd.
190.
Waaruit bestaat uw (proactieve) inzet en die van de Belastingdienst om alle ouders die in aanmerking komen voor een herstelbetaling in beeld te krijgen, met name de nu moeilijk te bereiken groep ouders die naar het buitenland zijn vertrokken?
In de zesde voortgangsrapportage ben ik in paragraaf 1.5 ingegaan op de inzet van Toeslagen en onder andere gemeenten om alle gedupeerde ouders in beeld te krijgen.
Om ouders te bereiken die zich tot nog toe nog niet bij ons hebben gemeld, continueren wij de communicatie via de bestaande kanalen. De belangrijkste hiervan zijn de website www.toeslagen.nl/herstel, brieven en oproepen tijdens de ouderwebinars, maar ook het facebookkanaal voor herstel kinderopvangtoeslag en het speciale twitteraccount https://twitter.com/toeslagherstel. Ook gemeenten en andere stakeholders spelen een belangrijke rol bij het vinden van gedupeerde ouders.
Specifiek voor ouders die vertrokken zijn naar het buitenland heb ik gesproken met de VNG en de Nationale ombudsman over de mogelijkheden om ouders die wij nog niet hebben kunnen bereiken aan te moedigen om zich alsnog te melden. Naar aanleiding van dit gesprek organiseer ik een ronde tafel met het ouderpanel, oudervertegenwoordigers, de ombudsman, regionale ombudsmannen, gemeenten en belangrijke stakeholders. Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 1.
191.
Kunt u duidelijk maken waar gedupeerde ouders die gevlucht zijn naar het buitenland maar nu zouden willen terugkeren terecht kunnen als zij aanlopen tegen praktische moeilijkheden? Zijn er contactpersonen of teams die hen kunnen helpen als het gaat om de benodigde begeleiding om terug te keren naar Nederland?
Ik bezie samen met VNG de mogelijkheden om ook deze mensen ondersteuning te bieden bij de terugkeer naar Nederland. Ik wil hen daarbij ondersteunen als zij daar behoefte aan hebben. Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 28 en 29.
192.
Welke eisen worden er aan advocaten gesteld binnen de advocatenregeling van de compensatieregeling?
De toelatingscriteria voor de Subsidieregeling pakket rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit (Stcrt. 2021, nr. 10248). Kortweg komt het erop neer dat advocaten moeten zijn ingeschreven voor de specialisatie in sociale zekerheidsrechtzaken en dat zij minimaal 20 toevoegingen op het terrein van bestuursrecht, sociale zekerheidsrecht, sociale voorzieningen, belastingrecht en/of woonrecht hebben gedaan. De advocaten mogen in de afgelopen 5 jaar niet tuchtrechtelijk veroordeeld zijn of een maatregel opgelegd hebben gekregen in het kader van het Maatregelbeleid van de Raad voor de Rechtsbijstand. Tot slot moeten ze bereid zijn om mee te werken aan evaluatie en peer-review. Deze criteria zijn opgesteld door de Raad voor de Rechtsbijstand, in overleg met de NOvA en het Ministerie van JenV. De RvR toets ook of een advocaat aan deze criteria voldoet. UHT heeft hier geen rol in.
193.
Hoeveel advocaten zijn er afgewezen voor de regeling?
Uit de meest recente cijfers die ik van de van de Raad voor de Rechtsbijstand heb ontvangen blijkt dat er tot op heden 9 advocaten een afwijzingsbesluit hebben ontvangen omdat zij niet aan de voorwaarden uit de subsidieregeling voldeden. Er zijn thans 187 advocaten geregistreerd onder de subsidieregeling.
194.
Hoeveel tijd is er nog nodig om tot een oplossing te komen voor problemen met betrekking tot alle private schulden aangezien nog niet voorzien is in de groep ouders aangezien bijvoorbeeld nog niet voorzien is in een oplossing voor de groep ouders die in een faillissement zijn beland?
Ik ben blij dat we snel kunnen starten met het kwijtschelden van publieke schulden en we dus voor veel ouders al een deel van de oplossing kunnen bieden. In de brief die ik meestuur bij de beantwoording van deze vragen, informeer ik u over de actuele stand van zaken rondom de oplossing voor private schulden. Het is mijn ambitie alle regelingen die nodig zijn om ouders te helpen, ook de regeling voor ouders die in een faillissement zijn beland, voor de zomer met de Kamer te delen.
195.
Kunt u de Kamer een feitelijke inzage geven waar de voorwaarden van de VNG en de waterschappen om mee te werken aan het kwijten van hun vordering uit bestaan?
Voor de VNG is het belangrijk dat er op korte termijn een brede strategie komt voor een oplossing voor álle schulden (welke dan ook) van de gedupeerde ouders. Zij vinden dat er een duidelijke regeling moet komen voor de schulden bij publieke en private schuldeisers, maar ook voor vele informele schulden die gedupeerde ouders hebben bij familie en vrienden. Daarnaast vraagt de VNG aandacht voor een goede regeling voor en communicatie richting de ex-partners. VNG en gemeenten hebben aangegeven graag betrokken te worden in de uitwerking van een brede schuldenaanpak, zodat kwijtschelden van publieke vorderingen er niet alleen maar toe leidt dat private schuldeisers eerder aan de beurt zijn, maar dat er ook daadwerkelijk een robuuste oplossing wordt geboden. Daarbij willen zij heldere afspraken met het Rijk over de compensatie aan gemeenten, zodat alle gemaakte kosten door het Rijk gecompenseerd worden. Verder vindt de VNG het van groot belang om heldere en uniforme afspraken te maken over de juridische grondslag, welke vorderingen worden kwijtgescholden en dat er adequate gegevensuitwisseling wordt gerealiseerd om dit mogelijk te maken.
De Unie van Waterschappen heeft de volgende, vergelijkbare, voorwaarden gesteld:
1. 1.De juridische grondslag voor de gegevensuitwisseling moet goed geregeld zijn.
2. 2.Duidelijkheid over hoe het rijk met de vorderingen van private schuldeisers omgaat.
3. 3.Financiële compensatie voor de belastingschulden die niet meer kunnen worden geïnd en voor de uitvoeringskosten.
196.
Wat betekent het moratorium voor de verjaring van schulden? Staat deze ook stil of loopt dit door?
De wettelijke regeling van het moratorium zorgt er niet voor dat verjaringstermijnen stoppen gedurende de afkoelingsperiode. De termijnen lopen dus door. Wel kunnen schuldeisers de verjaring stuiten, waardoor deze wordt uitgesteld.
197.
Wat en hoe is er naar ouders gecommuniceerd als het gaat om mogelijke nadere voorwaarden die publieke schuldeisers hebben gesteld aan kwijtschelding en wat dit voor hen betekent?
Op basis van gesprekken met de publieke schuldeisers zie ik geen reden dat zij uiteindelijk niet mee zullen werken aan de publieke kwijtschelding. De voorwaarden die zij hebben gesteld vind ik realistisch en ik zet mij samen met hen en met UHT in om deze te realiseren.
198.
Voorziet u problemen met betrekking tot het onderscheiden van schulden die wél kwijtgescholden dienen te worden en schulden die voortvloeien uit ernstig misbruik, nalatigheid of strafbare feiten die níet kwijtgescholden dienen te worden?
Bij dit onderscheid zal altijd in enige mate sprake kunnen zijn van een grijs gebied, maar ik voorzie hierbij geen problemen. De komende periode zal dit voor alle typen schulden nader uitgewerkt worden. Van ernstig misbruik is bijvoorbeeld sprake als het ontstaan of onbetaald blijven van de openstaande belastingschuld E aantoonbaar te wijten is aan het opzettelijk handelen of nalaten van de ouder en in verband hiermee een vergrijpboete is opgelegd van 50% of meer van het wettelijk maximum. Kwijtschelding van de belastingschuld blijft in zo’n geval achterwege, evenals wanneer strafrechtelijke vervolging is ingesteld. Dit is ook op deze wijze in het (concept)beleidsbesluit opgenomen. Hoewel «ernstig misbruik» geen vastomlijnd begrip is, wordt hiermee wel richting gegeven aan deze kwalificatie. Daarbij is van belang dat er sprake is van een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek voordat de inspecteur toekomt aan het opleggen van een vergrijpboete. Ook wordt alleen bij ernstige onregelmatigheden overgegaan tot fiscaal gerelateerde strafvervolging, bijvoorbeeld als op frauduleuze wijze inkomsten buiten het zicht van de Belastingdienst zijn gehouden.
199.
Kunt u aangeven of de hoofdsom gezien zal worden als een private schuldeiser?
Ik ga ervan uit dat hier wordt bedoeld of de hoofdsom gezien zal worden als een private schuld. In de brief die ik meestuur bij de beantwoording van deze vragen, informeer ik u over de actuele stand van zaken rondom deze oplossing.
200.
Valt de lening in het kader van het reisproduct en collegegeld net als de studielening van DUO ook onder de kwijtschelding? En hoe zit het met de studieschulden die kinderen van gedupeerde ouders hebben opgelopen als gevolg van het onterecht stopzetten of terugvorderen van toeslagen bij hun ouders?
Ja. Deze lening valt daar ook onder voor zover deze betrekking heeft op de periode tot 31-12-2020. De Toeslaggerechtigde en diens partner maken aanspraak op kwijtschelding. Dat is echter niet het geval voor de kinderen van de toeslaggerechtigde. Wel kan de toeslaggerechtigde een beroep doen op de commissie werkelijke schade wanneer aantoonbaar schade is geleden als gevolg van de problemen met de kinderopvangtoeslag. Dat kan in sommige gevallen ook als de geleden schade van de ouder betrekking heeft op de schulden die bij één van hun kinderen zijn ontstaan. Daarnaast werk ik aan een kindregeling om kinderen van gedupeerde ouders zo goed mogelijk te helpen. Ik streef ernaar uw Kamer hier in de 7e VGR over te informeren.
201.
Worden private en informele schulden net zo ruim gedefinieerd als publieke schulden – waar het verband tussen het laten ontstaan van de schuld en de problemen rond de toeslagen vaak net zo goed is lastig is te leggen? Zo ja, zal dit ook als instructie gelden naar de commissie werkelijke schade?
In de oplegbrief heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de oplossing voor de private schulden. De contouren van mijn voornemen voor een regeling heb ik daar benoemd. Nog voor de zomer zal ik de verdere uitwerking met u delen.
De Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade is een onafhankelijke commissie die derhalve geen instructies krijgt vanuit UHT. Wel ben ik regelmatig met hen in gesprek om te zorgen het proces voor ouders zo prettig en duidelijk mogelijk verloopt.
202.
Hoe wordt gepoogd de omvang van informele schulden van gedupeerden vast te stellen?
Tijdens de inventarisatie van de private schulden worden ook informele schulden in kaart gebracht. De insteek is dat de ouder deze inventarisatie samen met een gemeentelijk schuldhulpverlener uitvoert, maar de precieze uitvoering is nog voorwaardelijk aan een uitvoeringstoets. Naast een inventarisatie, is ook een verificatie van informele schulden noodzakelijk. De procedure hiervoor wordt nader uitgewerkt. De insteek is dat wordt aangesloten bij reguliere processen in schuldhulpverlening en daarbij in principe wordt uitgaan van vertrouwen in de gedupeerde ouder.
203.
Wat bedoelt u met het anticiperen van publieke organisaties op een wettelijke grondslag zolang deze er nog niet is?
Om ouders nu al te kunnen helpen wordt van publieke organisaties, waaronder Belastingdienst/Toeslagen, gevraagd om, vooruitlopend op wetgeving, schulden van ouders die zich hebben gemeld te pauzeren en de kwijtschelding van de schulden van ouders die gedupeerd zijn voor te bereiden. Waar nodig zal dit zo spoedig mogelijk in beleidsbesluiten worden gevangen, zodat deze met uw Kamer kunnen worden gedeeld.
204.
Is de volledige compensatie zoals deze geldt voor ouders die al in de WSNP zitten ook van toepassing op ouders die in de (nabije) toekomst de WSNP zullen instromen? En worden de private schulden van laatstgenoemde groep ook overgenomen?
Als bijlage bij de oplegbrief heb ik een beleidsbesluit om schulden van ouders in de WSNP over te nemen toegevoegd. Aangezien gedupeerden die nog niet in een regeling zitten, beschermd zijn door het moratorium, raad ik hen en andere betrokkenen aan om dergelijke trajecten niet te betreden en te wachten tot de uitwerking van de reguliere oplossing voor publieke en private schulden.
205.
Kunt u bevestigen dat (alle) private schuldeisers (van ondernemers tot vrienden en familieleden) ook schadeloos worden gesteld?
In de brief bij deze beantwoording heb ik aangegeven wat de status is van de oplossing is voor de private schulden van ouders.
206.
Hoe loopt de communicatie naar schuldhulpverleners van gemeenten als ouders ervoor gekozen hebben om hun schuldendossier door een andere partij (privaat) op te laten lossen?
Aan de exacte uitvoering voor het oplossen van schulden wordt nog gewerkt. Daarin wordt onder andere rekening gehouden met de genoemde situatie. Het uitgangspunt is dat ouders op vergelijkbare wijze geholpen worden en vergelijkbare situaties een vergelijkbaar eindresultaat zullen hebben.
207.
Kunnen ouders die nu in het minnelijk schuldhulpverleningstraject zitten er ook voor kiezen om vrijwillig door te stromen naar de WSNP?
Nee. Toetreding tot de WSNP kan niet zomaar op vrijwillige basis. Een belangrijke voorwaarde voor toetreding tot een WSNP-traject is dat toetreding tot het minnelijke traject niet is gelukt. Het wordt gedupeerde ouders daarnaast niet aangeraden om nu nog toegang proberen te krijgen voor dergelijke regelingen. Zie ook het antwoord op vraag 205.
208.
Wordt er ingezet op het versneld laten doorstromen van ouders van de MSNP naar de WSNP – daar laatstgenoemde zich beter zou lenen – zoals u ook uitlegt in de voorlichtingswebinar van 22 april jl. – voor de uitvoer van de compensatie?
Nee, we willen ouders zo snel mogelijk uit schuldsaneringstrajecten halen en niet dat nieuwe of andere schuldsaneringstrajecten worden gestart. Het is niet nodig om een WSNP-traject te starten. Bovendien geldt nu voor MSNP-trajecten -anders dan voor WSNP-trajecten- dat ouders dankzij de garantstelling niet langer onder het stringente regime vallen, we hebben met de NVVK en VNG afgesproken dat ouders niet meer aan de financiële verplichting van de minnelijk traject hoeven te voldoen. Het is dan ook niet wenselijk dat ouders een WSNP-traject starten.
209.
Hoe zal de compensatie voor de gedupeerden bij de andere toeslagen eruit komen te zien? Gaat hierbij ook gewerkt worden aan een forfaitair bedrag, zoals bij de Catshuisregeling? Is daar al iets over te zeggen? Hoe groot is deze groep gedupeerden ongeveer?
Zoals in de 6e VGR is opgenomen bestaat de groep van gedupeerden bij de andere toeslagen uit twee groepen. De eerste groep bestaat uit degenen die institutioneel vooringenomen zijn behandeld door Toeslagen. Dit zijn potentieel 2.600 personen (waarvan ongeveer 500 groepsgewijs institutioneel vooringenomen) die aanspraak zouden kunnen maken op compensatie. Of zij aanspraak kunnen maken is afhankelijk van de nog op te stellen voorwaarden voor compensatie. De tweede groep bestaat uit degenen die die een onterechte O/GS-kwalificatie hebben gehad. Dit zijn potentieel 21.000 personen, die aanspraak zouden kunnen maken op compensatie. Het is nog niet bekend welk deel van deze groep personen onterecht een O/GS-kwalificatie heeft gekregen en dus recht heeft op compensatie. De aantallen zijn opgenomen in onderstaande tabel. Aan de uitwerking van de compensatie voor de gedupeerden bij de andere toeslagen wordt nog gewerkt. Zodra er meer bekend is, dan zal ik u informeren over de uitwerking van de compensatieregelingen. ik streef ernaar u in de 7e VGR, in overleg met de betrokken departementen, over te informeren.
Potentieel aantal personen |
|
---|---|
Aantal betrokken personen CAF-onderzoeken |
Ongeveer 2.600 |
Wv betrokken bij CAF-vergelijkbaar |
Ongeveer 500 |
Aantal personen met een O/GS-kwalificatie |
Ongeveer 21.000 |
210.
Kunt u een overzicht van het aantal rechthebbende en ontvangende personen per toeslag? Kunt u een overzicht geven van het totaal uitgekeerde bedrag en het gemiddelde bedrag per rechthebbende per toeslag?
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het aantal ontvangers per toeslagsoort over het toeslagjaar 2020. Ook is het totale bedrag per toeslagsoort en gewogen gemiddelde bedrag per ontvanger opgenomen. Het gewogen gemiddelde bedrag per ontvanger houdt rekening met in- en uitstroom gedurende het toeslagjaar en betreft het gemiddelde bedrag waar de ontvanger recht op zou hebben als het hele jaar gebruik gemaakt zou worden van de betreffende toeslagsoort. De opgenomen bedragen zijn gebaseerd op voorlopige toekenningen over het toeslagjaar 2020, bij het definitief toekennen kunnen wijzigingen optreden.
Toeslagjaar 2020 |
ontvangers |
bedrag |
gewogen gem. per ontvanger |
---|---|---|---|
Kinderopvangtoeslag |
670.000 |
€ 3,3 mld |
€ 5.891 |
Huurtoeslag |
1.530.000 |
€ 3,9 mld |
€ 2.765 |
Zorgtoeslag |
4.710.000 |
€ 5,2 mld |
€ 1.179 |
Kindgebondenbudget |
1.040.000 |
€ 2,4 mld |
€ 2.487 |
€ 14,8 mld |
211.
Kan de ex-partner gelijk worden getrokken aan de toeslagouder en ook individueel recht krijgen op de Catshuisregeling?
212.
Waarom is er niet voor gekozen om beide ouders 15.000 euro te geven?
In de 7e Voortgangsrapportage informeer ik de Kamer over de voorgestelde aanpak omtrent de herstelregelingen voor ex-partners.
213.
Kunt u een overzicht geven van de precieze discriminatoire indicatoren op basis waarvan ouders te maken hebben gekregen met hoge terugvorderingen of het stopzetten van hun kinderopvangtoeslag? Klopt het dat ook het aantal kinderen, een afwijkende achternaam, of overeenkomstige geboortedata reden konden zijn voor terugvorderingen en stopzettingen?
De AP heeft tijdens onderzoek in 2020 twee discriminatoire indicatoren ontdekt in de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen, op basis waarvan ouders mogelijk te maken hebben gekregen met verscherpt toezicht – niet per definitie met terugvorderingen of het stopzetten van kinderopvangtoeslag. Dit zijn de volgende: 1)–de indicator Nederlandse/niet-Nederlandse nationaliteit bij het gebruik van het Risico-classificatiemodel; en 2)–de indicator nationaliteit in het kader van de opsporing van georganiseerde fraude.
De AP en wij zelf hebben geen verdere aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van andere discriminatoire indicatoren in de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen die onderscheid maken, zonder dat daar een objectieve rechtvaardiging voor bestaat. Wij hebben dus tot op heden geen aanwijzingen gevonden voor het idee dat het aantal kinderen, een afwijkende achternaam, of overeenkomstige geboortedata reden konden zijn voor terugvorderingen en stopzettingen. Dit laat onverlet dat alle signalen van discriminatie – in dossiers, vanuit burgers en medewerkers, of in systemen – altijd onderzocht worden. Bij UHT wordt tijdens de integrale beoordeling specifiek gekeken naar alle mogelijke signalen van discriminatie, dus ook het aantal kinderen.
214.
Kunt u een specifieke opsomming geven van de behandeltermijnen binnen de UHT en een overzicht in welke gevallen en in welke hoeveelheid deze termijnen worden overschreden?
Zie het antwoord op vraag 5.
215.
Geldt het zonder voorbehoud compenseren van gemeenten ook zonder meer voor de gemeente Rotterdam die aangekondigd heeft zelf schulden van gedupeerden te gaan aflossen? Kan u dit toezeggen aan de gemeente Rotterdam? Hoe beoordeelt u de stap van deze gemeente en daarmee de impliciete kritiek dat het wachten op het Rijk te lang duurt voor gemeenten?
Allereerst merk ik graag op dat ik het heel belangrijk vind dat gemeenten zo betrokken zijn bij hun inwoners dat ze dergelijke acties in gang zetten. In mijn samenwerking met gemeenten heb ik deze betrokkenheid veelvuldig gezien. Het is wel zo dat met de garantstelling die ik op 19 april heb afgegeven en de bijbehorende afspraken met de VNG en de NVVK, alle gedupeerde ouders in Nederland in een minnelijk traject vrij worden gesteld van de financiële verplichting die voortkomen uit de regeling die ze zijn aangegaan. De toezegging van de gemeente Rotterdam is daarmee een bevestiging van het beleid dat reeds met alle betrokken partijen was afgesproken.
Bij deze beantwoording heb ik het beleidsbesluit toegevoegd dat het opkopen van schulden van ouders in de WSNP en MSNP mogelijk maakt. Hierin staat dat we alle openstaande schulden behalve als gevolg van fraude of misbruik zullen vergoeden. Meer toelichting hierop vindt u in de brief bij deze beantwoording.
216.
Hoe heeft u inmiddels vervolg gegeven aan het idee om de best practices van gemeenten te delen om zo het verschil in kwaliteit van hulpverlening tussen gemeenten te verkleinen?
Om gemeenten te ondersteunen, heeft de VNG een steunpunt ingericht waar gemeenten terecht kunnen voor vragen en implementatieondersteuning. De ondersteuning bestaat uit een stappenplan, webinars, de meest gestelde vragen en antwoorden, wekelijkse (be)spreekuren, formats en implementatieondersteuning. Ook brengt de VNG gemeenten met elkaar in contact zodat zij van elkaar kunnen leren.
217.
Hoe zet u er actief op in om (meer) ouders op de hoogte stellen van de mogelijkheid tot hulp door Slachtofferhulp Nederland?
Dat gebeurt op verschillende manieren:
Serviceteam: mocht een ouder bellen met deze vraag, of de medewerker van het Serviceteam merkt dat hier wellicht behoefte aan is, dan zal de medewerker de mogelijkheid om ondersteuning van Slachtofferhulp te krijgen benoemen en waar nodig informatie verschaffen wat de ouder toegang biedt tot SHN. Daarnaast kan ook de gemeente nog ondersteuning bieden waar nodig.
Persoonlijk zaakbehandelaars (PZB-er): binnen de instructies en opleiding van PZB’ers is er specifiek aandacht voor dit aspect. «Heling» is een essentieel onderdeel en daarin kan psychologische hulp een onderdeel zijn wanneer dat nodig is of lijkt te zijn.
Klachtenteam: ook binnen het klachtenteam is hier aandacht voor aangezien er achter een klacht wellicht meer zit dan alleen de klacht. Klachten behandelaars zullen naar SHN verwijzen wanneer ze merken dat hier behoefte aan is.
218.
In hoeverre worden ook geluiden van ouders buiten het ouderpanel gehoord of betrokken aangezien uit het rondetafelgesprek immers bleek dat indrukken en gevoelens nogal uiteenlopen tussen ouders binnen het Ouderpanel en ouders daarbuiten?
Geluiden en ervaringen van ouders over de wijze waarop zij door de medewerkers van UHT geholpen worden zijn waardevol. Of dat geluiden zijn die via het Ouderpanel tot mij komen, via de 1-op-1 ervaringen van persoonlijk zaakbehandelaar, of via andere kanalen. Zelf heb ik inmiddels ook meer dan 350 ouders individueel gesproken over hun situatie. Vanaf januari 2021 vinden er periodiek onderzoeken door Motivaction plaats naar ervaringen van de ouders die bij UHT in beeld zijn en de lessen die hieruit kunnen worden getrokken voor de inrichting en uitvoering van de herstelorganisatie. Deze onderzoeken vind ik belangrijk. Voor de verbeterpunten voor UHT uit het laatste onderzoek, verwijs ik uw Kamer naar de Zesde Voortgangsrapportage.
219.
Zijn er gedupeerde ouders benaderd om als ervaringsdeskundige te helpen bij het denken over een duurzame oplossing? Zo ja, hoeveel?
Het Ouderpanel bestaat uit 12 ouders, die allen gedupeerden zijn. In die zin zijn zij allemaal ervaringsdeskundige. Met een subgroep van momenteel 4 ouders zijn we in een aantal gemeenten aan de slag om per gemeente (of de regio van die gemeente) contact te leggen, om te komen tot een lotgenoten-netwerk. De bedoeling is dat er dan een ouder van het Ouderpanel als linking pin naar de gemeente functioneert en dat deze ouder een lotgenotengroep begeleidt. Een dergelijke lotgenotengroep biedt de mogelijkheid aan gedupeerden uit die regio om hun verhaal kwijt te kunnen en gehoord te worden. Waar nodig kunnen dan individuele ouders begeleid worden in hun zoektocht naar compensatie. Ook gaan we middels een dergelijk netwerk proberen gedupeerden die zich nog niet hebben durven melden, alsnog te bereiken. Tot slot gebruiken we deze netwerken om signalen op te vangen van situaties waarin de hulp nog tekort schiet.
220.
Is het mogelijk om ouders meer duidelijkheid te verschaffen als het gaat om de duur van procedures rondom aanvraag en afhandeling?
In de Vierde Voortgangsrapportage is een planning voor de behandeling van aantallen ouders voor heel 2021 opgenomen (rf 31 066, nr. 754). Volgens deze planning wordt in het tweede kwartaal 2.000 ouders een integrale beoordeling aangeboden. De volgende Voortgangsrapportage komt meer in detail terug op planning voor het derde en vierde kwartaal van dit jaar. Daarbij wordt bekeken of een versnelling mogelijk is onder meer doordat een deel van de ouders die € 30.000 heeft ontvangen geen aanspraak meer wil maken op een integrale beoordeling. Omdat gedupeerden zich tot 1 januari 2024 kunnen aanmelden kan dit van invloed zijn op de planning
221.
Is het mogelijk om gedupeerden meer duidelijkheid te verschaffen als het gaat om de reden waarom zij op bepaalde toezicht- uitsluit- en insluitlijsten zijn beland?
De opzet, inrichting en werking van risicoselectie en de toezichts- en handhavingstaken van de Belastingdienst en van de Dienst Toeslagen moeten met voldoende rechtstatelijke waarborgen zijn omkleed. Gegevens die onnodig zijn of waarvan de verwerking onrechtmatig is, worden niet gebruikt. Het is daarbij cruciaal dat burgers zo snel mogelijk van een lijst worden afgehaald als er geen reden (meer) is voor een bijzondere behandeling. Het is goed om te melden dat het ook vastleggingen van dienstverlenende activiteiten kan betreffen. De behandelaar kan zo controleren of de afspraak met de burger correct wordt uitgevoerd.
Op individueel niveau is het vaak mogelijk om gedupeerden duidelijkheid te geven over de reden waarom ze op bepaalde lijsten staan. Dit vraagt wel een individuele analyse, want de precieze reden is niet (altijd volledig) centraal geregistreerd. Per ouder vergt dit een bijzondere inspanning en het is daarmee op grotere schaal vaak niet, of lastig uitvoerbaar. In de hersteloperatie kan dit wel onderdeel zijn van het contact tussen een ouder en de persoonlijk zaakbehandelaar.
222.
Kunt u meer inzicht geven in hoe en op basis van welke indicatoren en gegevens ouders beoordeeld worden door de Commissie Werkelijke Schade?
De CWS beoordeelt verzoeken tot de vergoeding van werkelijke schade aan de hand van beginselen van het civiele schadevergoedingsrecht en het herstelrecht. Deze beoordeling is in hoge mate afhankelijk van de concrete omstandigheden van de ouder(s). Het is in tegenstelling tot de berekening van een abstracte schade of een forfaitaire schadevergoeding daarom niet mogelijk om te werken met vooraf gepubliceerde indicatoren. De CWS beoordeelt het verzoek van iedere ouder op aannemelijkheid van de verschillende schadeposten die zijn opgenomen en of het aannemelijk is dat die schade verband houdt met de problemen bij de kinderopvangtoeslag. Zo nodig stelt de CWS vragen indien iets niet duidelijk is, ofwel schriftelijk of in een gesprek. Het uiteindelijke schadebedrag dat hieruit volgt wordt vergeleken met de betaling die een ouder reeds ontvangen heeft in het kader van de integrale beoordeling, en het verschil wordt aanvullend aan de ouder uitbetaald. De beoordeling van verzoeken van de ouders is menselijk maatwerk aan de hand van de individuele situatie van gedupeerde ouders. Ik verwijs uw Kamer ook naar mijn andere antwoorden over de CWS, te weten: 72, 79/80 en 187.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31066-880.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.