Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2020
In het debat met uw Kamer over de wet Hardheidsaanpassing Awir op 10 en 17 juni jl.
heeft uw Kamer zorgen geuit over de informatievoorziening van de Uitvoerings-en Herstelorganisatie
Toeslagen (UHT) aan de Commissie van onafhankelijke deskundigen CAF/Toeslagen (hierna:
de Commissie)(Handelingen II 2019/20, nrs. 81 en 81). Naar aanleiding hiervan heb
ik nogmaals zeer grondig laten kijken naar het dossier CAF-Anker. Zowel naar de werkwijze
binnen de UHT, als die van de Commissie.
Het spijt mij u te moeten meedelen dat mij vandaag is gebleken dat een deel van de
informatie die de Commissie vanuit de UHT ontving niet juist was. De Commissie is
dus op basis van deels onjuiste informatie tot haar advies gekomen. Er bestaat geen
twijfel over de juistheid van de werkwijze van de Commissie. Ik wil uw Kamer direct
informeren over wat ik op dit moment weet en wat ik op basis hiervan onderneem.
De gemaakte fout beschouw ik als een ongelofelijk valse start van de hersteloperatie
waar we net aan begonnen zijn. Hoewel de betrokken ouders op dit moment gelukkig nog
geen definitieve individuele beschikking hebben gekregen, vind ik het met name voor
hen onverteerbaar dat deze start zo is verlopen. Mogelijk hebben zij ten onrechte
een brief gekregen dat hun zaak niet vergelijkbaar is met CAF-11.
Maatregelen
Ik wil absoluut zeker stellen dat dergelijke fouten in de toekomst niet meer voorkomen.
Daarom neem ik, in ieder geval, de volgende maatregelen:
-
1. Naar aanleiding van de casus Anker zullen de acht CAF-zaken waarin de ouders een brief
hebben gekregen dat hun zaak niet vergelijkbaar is met CAF 11, opnieuw worden voorgelegd
aan de Commissie. Dit nadat een onafhankelijke externe partij een toets heeft gedaan
op de juistheid en volledigheid van de aangeleverde informatie.
-
2. Op basis van de informatie die wij nu boven tafel hebben, zal nog worden beoordeeld
of deze ook relevante inzichten oplevert voor overige CAF-zaken. Ik zal wellicht op
basis daarvan opnieuw naar die CAF-zaken laten kijken.
-
3. Ik laat de opzet en werking van UHT doorlichten door een extern bureau. Tevens zal
ik het management en de organisatie versterken.
-
4. Tevens zal ik extra waarborgen inbouwen zodat de informatie op basis waarvan dossiers
beoordeeld worden en uiteindelijk besluiten worden genomen, in de toekomst juist en
volledig is. In dat kader zal op zijn minst iedere twee maanden een externe doorlichting
plaatvinden op de kwaliteit van de processen en producten van de herstelorganisatie.
Deze maatregelen zijn in aanvulling op de rol van de Nationale ombudsman en de wens
van uw Kamer om ook de Algemene Rekenkamer een rol te geven.
Ik ben me ervan bewust dat bovenstaande maatregelen een aanvullende last betekenen
voor de herstelorganisatie in opbouw. Ik zal de maatregelen zo inrichten dat nog steeds
in juli gestart kan worden met uitbetalen aan ouders van wie is vastgesteld dat zij
recht op een vergoeding hebben. Uiteraard is hiervoor nodig dat ook de Eerste Kamer
de Wet hardheidsregeling Awir behandeld heeft. Daarom wil ik bovenstaande maatregelen
zo inrichten dat dit geen effect heeft op dit doel.
Ik realiseer me dat deze valse start niet bijdraagt aan het herstel van vertrouwen
waar ik mij sinds mijn aantreden dagelijks voor inzet. Over de verdere gevolgen en
uitkomsten zal ik uw Kamer op de kortst mogelijke termijn nader informeren.
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen