31 066 Belastingdienst

Nr. 585 MOTIE VAN HET LID AZARKAN

Voorgesteld 21 januari 2020

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het interim-advies van de commissie-Donner een institutionele vooringenomenheid is vastgesteld;

overwegende dat volgens de commissie-Donner de basis voor die vooringenomenheid was gelegen in «de toon en opwinding waarmee in de jaren rond 2013 door regering en Kamer werd gesproken over fraude in de sociale zekerheid en de aanpak daarvan»;

overwegende dat dit een sneeuwbaleffect op gang heeft gebracht, dat jarenlang is doorgerold en nu pas, dankzij een ultieme inspanning van de Kamer en journalisten, eindelijk tot stilstand is gekomen;

van mening dat de verdrukkende en lastigvallende Staat uiteindelijk de grootste vijand van de burger kan blijken te zijn;

spreekt uit dat de Staat het volk moet dienen en niet het volk moet verdrukken;

verzoekt de regering, hieruit lering te trekking en alle lagen van de overheid ervan te doordringen dat de Staat er voor de burger is en excessieve machtsuitoefening tegen de burger verwerpelijk is en niet meer voor mag komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Azarkan

Naar boven