Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2017
Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, het rapport
toekomen van de derde evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en
hulp bij zelfdoding (Wtl)1. Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd in opdracht van VWS en ZonMw en is verricht
in een samenwerking van onderzoekers namens het Erasmus MC te Rotterdam, het AMC te
Amsterdam, het VUmc te Amsterdam en het UMC Utrecht. Hierbij is gebruik gemaakt van
cijfers van het Sterfgevallenonderzoek dat werd uitgevoerd door het CBS.
De Wtl, die in 2002 in werking is getreden, heeft tot doel de rechtszekerheid voor
alle betrokkenen te bevorderen, de zorgvuldigheid van levensbeëindigend handelen door
artsen te vergroten, aan artsen een adequaat kader te bieden om verantwoording af
te leggen over dat handelen en transparantie en maatschappelijke controle te bevorderen.
Ten opzichte van de vorige evaluatie (Kamerstuk 31 036, nr. 6) is het aantal gevallen van actieve levensbeëindiging op verzoek toegenomen, in 2015
ging het om 4,5% van het totaal aantal sterfgevallen. Hier worden twee oorzaken voor
genoemd. Ten eerste is er een toename in het aantal verzoeken. In 2015 had 8,4% van
alle overledenen een euthanasieverzoek gedaan; dit was 6,7% in 2010. Ten tweede wordt
een groter deel van deze verzoeken ingewilligd: van 45% in 2010 naar 55% in 2015.
De onderzoekers concluderen op grond van de evaluatie dat de doelen van de Wtl worden
gerealiseerd. Alle actoren zijn tevreden over de inhoud en het functioneren van de
wet. Hoewel er op veel gebieden maatschappelijke en politieke discussie is over aspecten
van de euthanasiepraktijk, zijn er geen problemen met de inhoud van de wet.
Verwijzend naar de demissionaire status van het kabinet bied ik u dit rapport zonder
inhoudelijke reactie aan.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn