Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 januari 2019
Op 17 januari jl. verzocht uw Kamer (Handelingen II 2018/19, nr. 42, Regeling van
Werkzaamheden) mij om een brief naar aanleiding van het verzoek van het lid Agema.
Zij vraagt naar aanleiding van het bericht dat de Stichting Actie Behoud Ziekenhuis
Lelystad (hierna: de Stichting) feiten verzamelt over vijftien tot twintig casussen
rondom de afschaling van het ziekenhuis in Lelystad of het klopt dat het theoretisch
of feitelijk mogelijk is dat de 45 minuten-norm in het geding is en zij verzoekt mij
om in te gaan op de vertrouwensvraag. Naar aanleiding van dit verzoek kan ik u het
volgende melden.
Op 17 januari jl. heb ik uw Kamer een brief gestuurd naar aanleiding van een soortgelijk
verzoek van het lid Agema (Kamerstuk 31 016, nr. 186), gedaan bij de Regeling van Werkzaamheden van uw Kamer d.d. 15 januari (Handelingen
II 2018/19, nr. 40, Regeling van Werkzaamheden). In deze brief ben ik ingegaan op
de inhoudelijke vragen die uw Kamer gesteld heeft. Ik ben daarin ingegaan op de casussen
van de Stichting en op de 45 minuten-norm.
Ik hecht eraan te melden dat de 45 minuten-norm ziet op de spreiding en beschikbaarheid
van SEH’s en afdelingen voor acute verloskunde over Nederland; op grond van deze norm
mogen bepaalde SEH’s en afdelingen voor acute verloskunde niet sluiten. De 45 minuten-norm
is nadrukkelijk geen prestatienorm voor ambulances. Het is aan de ambulanceverpleegkundige
om na beoordeling van de patiënt te beslissen wat voor deze patiënt het beste is.
Als vervoer naar het ziekenhuis noodzakelijk is, bepaalt de ambulancedienst of de
patiënt naar de dichtstbijzijnde SEH of afdeling voor acute verloskunde wordt gebracht
of niet. Hierbij spelen met name medisch-inhoudelijke (bijvoorbeeld het aanbod van
meer gespecialiseerde zorg in een ander ziekenhuis) en logistieke redenen (bijvoorbeeld
wanneer bekend is dat het heel druk is op een SEH en de patiënt ergens anders sneller
kan worden geholpen) een rol. De ambulanceverpleegkundige heeft de professionele verantwoordelijkheid
om snel en deskundig te handelen, maar voor de patiënt is het kortom niet altijd het
beste dat deze zo snel mogelijk na een melding in het dichtstbijzijnde ziekenhuis
is. In dat kader wil ik overigens ook benadrukken dat de ambulance niet slechts een
vervoermiddel is; door het ambulancepersoneel kan steeds meer gespecialiseerde zorg
worden verleend.
Er is wel een norm voor de aanrijtijden van ambulances (die worden gemeten vanaf het
moment van een zogenaamde «A1-melding» tot het moment waarop de ambulance bij de patiënt
is), de zogenaamde 15 minuten-norm. De aanrijtijden van de ambulances voldoen volgens
de RAV-regio Flevoland momenteel aan de hiervoor geldende 15 minuten-norm. De Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) heeft geen signalen dat de aanrijtijden van RAV Flevoland op
dit moment een probleem zijn.
Ontegenzeggelijk is het een feit dat er patiënten met een (acute) zorgvraag zijn,
die eerder in het ziekenhuis in Lelystad konden worden behandeld en die nu verder
moeten reizen dan dat zij gewend waren. Dat neemt natuurlijk niet weg dat zij, net
als patiënten in andere delen van Nederland, recht hebben op de zorg die zij nodig
hebben en dat deze zorg tijdig beschikbaar moet zijn.
Ten aanzien het verzoek om in te gaan op de vertrouwensvraag. Een kabinet of bewindspersoon
heeft het vertrouwen, totdat het tegendeel bewezen is.
De Minister voor Medische Zorg,
B.J. Bruins