31 015 Kindermishandeling

Nr. 135 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 februari 2018

Online seksueel kindermisbruik is één van de meest verwoestende vormen van criminaliteit. Met het seksueel misbruik van kinderen beschadigt een dader het leven van een kind én vaak diens directe omgeving enorm. Een slachtoffer krijgt opnieuw pijn te verduren, wanneer kinderporno op internet wordt geplaatst, wordt verspreid en later opnieuw opduikt. Immers, als iets eenmaal online is geplaatst, is het zeer moeilijk om het permanent en volledig te verwijderen. Daarom dienen we online seksueel kindermisbruik met alle middelen en mogelijkheden aan te pakken. In deze brief bericht ik u over een hernieuwde aanpak van deze strijd, zoals mijn ambtsvoorganger in de brief van 18 september 2017 heeft toegezegd.1

De afgelopen jaren hebben politie en Openbaar Ministerie aanzienlijk geïnvesteerd in de aanpak van online seksueel kindermisbruik. Vanaf 2015 is de bestrijding van kinderporno één van de vijf landelijke prioriteiten van de Veiligheidsagenda 2015–2018 en ingebed in het landelijke programma Zeden, kinderporno en kindersekstoerisme. De aanpak is uitgegroeid tot een effectieve opsporing, met één nationale en tien regionale eenheden, waar 150 professionele politiemensen met enorme betrokkenheid hun werk doen. Maar de druk op het opsporingsapparaat neemt toe. Het aantal meldingen van kinderporno en andere vormen van online seksueel kindermisbruik dat bij de politie binnenkomt stijgt jaarlijks fors, van ongeveer 3.000 in 2014 naar bijna 18.000 in 2017. De kolommen hiernaast geven een indicatie van deze stijging weer.

Online seksueel kindermisbruik wil ik grondig aanpakken, maar een ontwikkeling van deze aard maakt dat een investering in alléén opsporing en vervolging altijd ontoereikend is. Daarom voegt voorliggende hernieuwde aanpak van online seksueel kindermisbruik zowel publiek-private als preventieve acties toe aan de bestaande strafrechtelijke aanpak. Ik kom daarmee op drie actielijnen in de aanpak van online seksueel kindermisbruik:

  • 1. Intensiveren van preventie;

  • 2. Publiek-privaat samenwerken en het introduceren van een bestuursrechtelijke aanpak;

  • 3. Verscherpen van de opsporing.

De bijbehorende acties vindt u afzonderlijk benoemd en uitgewerkt in de bijlage.

Ik heb over de aanpak van kinderporno recent met Google een intensief gesprek gevoerd, want online seksueel kindermisbruik tegengaan is een verantwoordelijkheid van overheid én bedrijfsleven. Naar aanleiding hiervan zal een rondetafelconferentie worden georganiseerd met een selectie van (internationale) internetondernemingen, betrokken NGO’s, politie en Openbaar Ministerie. Mijn doel is te komen tot een multi-stakeholdersplan om kinderporno verder te verbannen van internet. In het kader van publiek-private samenwerking wil ik voorts (technische) opties om kinderporno in te dammen gezamenlijk verkennen. Verder zal ik bestuursrechtelijke normering met handhaving op haalbaarheid gaan toetsen. Want wanneer het de bedrijfssector niet lukt om zelf kinderporno accuraat te verwijderen, past het de overheid om hierin normerend op te treden. Met zelfregulering alleen lijkt dit nog niet haalbaar, daarom kan een bestuursrechtelijke aanpak aantrekkelijk zijn.

Ten aanzien van preventie wil ik met voorlichting de seksuele weerbaarheid van jongeren versterken, evenals de competentie bij ouders om jongeren online te begeleiden. Tevens zal het programma «Stop it now» van het Expertisebureau Online Kindermisbruik een impuls krijgen, zodat meer downloaders van kinderporno naar hulpverlening kunnen worden geleid. Ook start ik een onderzoek om aan de hand van een scherper profiel van downloaders, tot interventies te komen om vroegtijdig een gedragsverandering te realiseren. Tenslotte zal, zoals de Minister voor Rechtsbescherming heeft toegezegd2, de komende periode de wenselijkheid en de mogelijkheden worden onderzocht om een notificatiesysteem voor slachtoffers van online seksueel kindermisbruik in te richten.

Voor wat betreft de opsporing en vervolging blijft de focus van politie en Openbaar Ministerie liggen op het ontzetten van acute gevallen van seksueel kindermisbruik en de aanpak van vervaardigers en verspreiders (met name op het darkweb). Daarnaast ligt een focus, zij het in mindere mate, op de downloaders van kinderporno. Het fundament in de aanpak van politie en Openbaar Ministerie van online seksueel kindermisbruik is solide, daarom wordt de bestaande opzet in 2018 voorgezet en geborgd. Maar zoals eerder al vermeld, heeft de toename van het aantal meldingen de afgelopen jaren spanning gezet op de selectie aan de poort. Door de groei van het aantal meldingen is het risico groter geworden dat belangrijke zaken en dus slachtoffers worden gemist. De politie zal daarom verder nagaan wat nodig is, of ingericht moet worden, om een werkzame selectie aan de poort te behouden.

Met bovenstaande integrale benadering, verwacht ik een flinke bijdrage te leveren aan het verminderen van online seksueel kindermisbruik. Over de uitvoering van deze aanpak zal ik u halfjaarlijks berichten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

BIJLAGE Toelichting op de hernieuwde aanpak van online seksueel kindermisbruik

Online seksueel kindermisbruik

Online seksueel kindermisbruik gaat om een breed scala aan type beeldmateriaal en gedragingen: van jongeren die uit eigen beweging seksueel getinte foto’s hebben gemaakt (ook wel «sexting» genoemd) hetgeen vervolgens wordt verspreid, tot beeldmateriaal van volwassenen die kinderen seksueel misbruiken. Ook is er sprake van een groeiend aantal meldingen over grooming, het seksueel benaderen van kinderen, sextortion en het heimelijk filmen.

Duiding ontwikkeling

De stijging van het aantal meldingen lijkt voornamelijk gelegen te zijn in technologische ontwikkelingen, die het vervaardigen, het delen en het verkrijgen van kinderporno eenvoudiger maakt, evenals het (anoniem) communiceren op internet met kinderen of over seks met kinderen. De beschikbaarheid van apparatuur neemt toe en de online wereld waarin jongeren zich steeds meer begeven ontwikkelt zich verder. Ook de aansluiting van steeds meer landen op het web maakt deze problematiek moeilijk beheersbaar. Politie en Openbaar Ministerie werken aan het einde van een maatschappelijke keten, zij worden geconfronteerd met de uitwassen van seksueel misbruik van kinderen, waarvan de omvang van de meldingen al maar toeneemt. Dit maakt dat de hernieuwde aanpak van online seksueel kindermisbruik niet alleen ziet op het verder ontwikkelen van de opsporing en vervolging, maar met name nieuwe preventieve en bestuurlijke elementen aan de bestaande strafrechtelijke aanpak toevoegt. De acties grijpen daarmee eerder in de maatschappelijke keten in en houden daarmee de aanpak toekomstbestendig.

Doelstelling

Om bij te dragen aan een vermindering van het aantal slachtoffers van online seksueel kindermisbruik is het doel gesteld om ten eerste zoveel mogelijk slachtoffers van acuut online misbruik te ontzetten, door daders volhardend op te sporen en te vervolgen. Ten tweede moet slachtofferschap zoveel mogelijk worden voorkomen. Tenslotte moet de beschikbaarheid van kinderporno worden teruggebracht, door downloaders aan te pakken en daarnaast economische actoren te bewegen meer en sneller kinderporno te verwijderen. De verschillende acties zijn in drie lijnen ingedeeld:

  • 1. Intensiveren preventie;

  • 2. Publiek-privaat samenwerken en het introduceren van een bestuursrechtelijke aanpak;

  • 3. Verscherpen opsporing.

Actoren

Alvorens de actielijnen toe te lichten, worden kort drie actoren benoemd die hierin centraal staan. Ten eerste het slachtoffer. Hierin zijn twee categorieën te onderscheiden. De minderjarige die slachtoffer is van specifiek tegen hem gericht acuut seksueel misbruik. Daarnaast het minderjarige slachtoffer waarvan seksueel getinte data op internet wordt verspreid. Wanneer iemand met afbeeldingen hiervan wordt geconfronteerd, mogelijk op verschillende plaatsen en momenten, is er (opnieuw) sprake van slachtofferschap. Dit geldt natuurlijk ook voor die minderjarigen die zelf seksueel getinte foto’s of filmpjes hebben genomen (of laten nemen), welke vervolgens zijn gaan circuleren op het internet.

De dader is de tweede relevante actor. Hoewel er meerdere soorten daders te differentiëren zijn, worden hier twee hoofdcategorieën onderscheiden. Allereerst de «hands-on» dader, die een minderjarige fysiek seksueel misbruikt en beeldmateriaal hiervan vervaardigt, uploadt en verspreidt. Deze daders laten bijvoorbeeld tegen betaling of onder dwang kinderen seksuele handelingen verrichten, of plegen op het darknet voorbereidingshandelingen om kinderen te misbruiken. Daarnaast is er de «hands-off» dader die dit materiaal (de kinderporno) downloadt en bekijkt. Deze tweede categorie daders gaat niet per definitie over tot verspreiden van beeldmateriaal of fysiek misbruik.

Als derde actor worden de betrokken ICT-bedrijven benoemd, dit zijn economische actoren die direct of indirect een (ongewilde) rol hebben bij online seksueel kindermisbruik. Denk hierbij aan bedrijven die opslagfaciliteiten aanbieden waar men beeldmateriaal kan up- en downloaden, of die toegang tot een online platformen, exchanges, etc. aanbieden. Het gaat hier grofweg om twee soorten bedrijven. De eerste categorie zijn hostingbedrijven die servers aanbieden waarop websites van andere bedrijven draaien. De tweede zijn bedrijven die websites hosten waar klanten hun beeldmateriaal kunnen up- en downloaden.

Actielijn 1. Intensiveren preventie

Actie 1a) Met voorlichting de seksuele weerbaarheid van jongeren versterken evenals de competentie bij ouders om jongeren online te begeleiden.

Toelichting bij actie 1a

Het is van primair belang om te voorkomen dat kinderen en jonge mensen met (online) seksueel misbruik in aanraking komen. Daarom wordt samen met betrokken ministeries en partners ingezet op een preventieve actielijn, gericht op het voorkomen dat jongeren slachtoffer worden van online seksueel misbruik. Een belangrijk element vormt het versterken van de seksuele weerbaarheid van jongeren. Zoals al bericht in de brief over ongewenst seksueel gedrag, seksuele intimidatie en seksueel geweld van 24 november 2017,3 richten de kerndoelonderdelen «seksualiteit» en «seksuele diversiteit» in het curriculum van het funderend onderwijs zich op seksuele vorming, seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid. De grote meerderheid van scholen geven in de praktijk uitvoering aan deze kerndoelonderdelen4. Het bespreken, stellen en respecteren van wensen en grenzen is op de meeste scholen al onderdeel van het onderwijs.

Samen met de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt naar de mogelijkheden om de samenwerking tussen het funderend onderwijs, de (jeugd)zorg en de strafrechtketen rondom de aanpak van onwenselijk seksueel gedrag op lokaal niveau te verbeteren.

In aanvulling daarop wordt ingezet op heldere voorlichting aan jongeren en ouders over de negatieve effecten van online grensoverschrijdend seksueel gedrag. Hiermee wordt beoogd het gedrag van jongeren te beïnvloeden zodat ze bewustere keuzes maken in hun online gedrag en negatieve effecten ervan voorkomen. Daarbij zal aansluiting worden gezocht bij de verschillende voorlichtingsproducten en -trajecten die hierover gaan, met als doel om bestaande initiatieven een impuls te geven en bij voortduring te actualiseren.

Actie 1b) Onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheden van een notificatiesysteem voor slachtoffers en bepalen waar de ondersteuning van slachtoffers van online seksueel kindermisbruik beter kan.

Toelichting bij actie 1b

Zoals toegezegd door de Minister voor Rechtsbescherming tijdens het AO over de berichtgeving inzake Robert M. van 8 november 2017 en het AO slachtofferbeleid van 16 november 2017, zal de komende periode de wenselijkheid en de mogelijkheden worden onderzocht om een notificatiesysteem voor slachtoffers van online seksueel kindermisbruik in te richten. Daarbij wordt verkend welke mogelijkheden er zijn om slachtoffers van kinderporno op de hoogte te stellen van de aanwezigheid van hun afbeeldingen in een strafzaak, dan wel op internet in brede zin. Evenals mogelijkheden die slachtoffers hebben om kinderporno van het internet verwijderd te krijgen. Voorts zal, op basis van onderzoek naar de ervaringen van slachtoffers van online seksueel kindermisbruik, worden gekeken waar de ondersteuning van deze slachtoffers nog beter kan, zowel binnen als buiten het strafproces.

Actie 1c) Impuls in 2018 voor het programma «Stop it now».

Toelichting bij actie 1c

Een preventieve aanpak gericht op potentiële daders loopt als het programma «Stop it now» bij het Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) en wordt mede gefinancierd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit programma biedt hulp aan mensen met pedofiele verlangens en hun naasten. Zij kunnen anoniem bellen met een specialist en hulp krijgen bij het leren omgaan met deze pedofiele gevoelens. Dit contact kan eenzaamheid, verwarring en verlies van controle over eigen handelen bij mensen met pedofiele verlangens voorkomen, waarmee seksueel kindermisbruik wordt tegengegaan. Dit programma wordt gecontinueerd en ontvangt in 2018 extra middelen voor gerichte voorlichting en hulpverlening aan downloaders van kinderporno. Met de extra middelen kan bijvoorbeeld een bredere communicatie en promotie plaatsvinden, waardoor meer downloaders naar de hulpverlening worden geleid. Ook komt een zelfhulpprogramma beschikbaar.

Actie 1d) Onderzoek naar de dadergroep(en) die kinderporno downloadt, met als doel handelingsperspectief voor vroegtijdige interventie.

Toelichting bij actie 1d

Ook wordt ingezet op een aanvullende aanpak van de dadergroep die kinderporno downloadt. Aan de hand van een scherper profiel van deze groep downloaders, kunnen acties worden opgesteld om ze vroegtijdig te identificeren en met een interventie een gedragsverandering te realiseren. Hiernaar start een onderzoek, waarbij professionals uit de hulpverlening worden betrokken. Het onderzoek dient handelingsperspectief op te leveren voor interventies op deze doelgroep.

Afsluitend over actielijn 1

De preventieve acties uit actielijn (1) zijn niet alleen relevant voor de aanpak van online seksueel kindermisbruik, maar dragen ook bij aan de bredere aanpak van zedenproblematiek. Delicten als sexting, sextortion, grooming en kindermishandeling hebben in veel gevallen een duidelijke link met kinderporno en daarmee met de aanpak van online seksueel kindermisbruik. De afstemming met andere departementen en waar nodig inpassing in andere programma’s zal natuurlijk plaatshebben.

Actielijn 2. Publiek-privaat samenwerken en het introduceren van een bestuursrechtelijke aanpak

Actie 2a) Met een multi-stakeholdersplan tot een publiek-private aanpak komen om kinderporno van internet te weren en verwijderen.

Toelichting bij actie 2a

Kinderporno moet van internet af. De beschikbaarheid van dit materiaal maakt dat het wordt gedownload en doordat het wordt gedownload kan er meer aanbod ontstaan. Er lijkt sprake van een cyclus en die moet worden doorbroken. Het gaat hier om een mondiaal probleem, waar internationaal opererende bedrijven betrokken zijn. De positie van de Nederlandse overheid om bedrijven op hun verantwoordelijkheid hierin te wijzen is van belang, mede gezien bijvoorbeeld de grote hostingbranche in Nederland die klanten over de hele wereld bedient.

Een rondetafelconferentie zal worden georganiseerd, om samen met een selectie van (internationale) internetondernemingen, betrokken NGO’s, politie en Openbaar Ministerie, te komen tot multi-stakeholdersplan. Als startpunt komen lopende initiatieven en verbeteringen aan de orde die al elders in de wereld vorm krijgen. Daarnaast zullen probleemanalyses worden gedeeld die specifiek zijn voor Nederland. Doel is om in een publiek-private setting kinderporno verder te verbannen van internet. Betrokken partijen kunnen daarin ieder aan een deel van de oplossing, coöperatief, vanuit de eigen verantwoordelijkheid.

Actie 2b) Samen met internetbedrijven / technische internetorganisaties opties verkennen om strafbaar beeldmateriaal van minderjarigen, strafbare communicatie over seks met kinderen en het strafbaar online benaderen van kinderen voor seks in te dammen op internet.

Toelichting bij actie 2b

Samen met internetbedrijven5 en technische internetorganisaties zullen mogelijkheden worden verkend om het maken, uploaden en verspreiden van seksueel getinte naaktfoto’s van minderjarigen in te dammen, het online communiceren over seks met kinderen te doen stoppen, evenals het online benaderen van kinderen voor seks. Denk hierbij aan technische opties en aan acties gericht op specifieke klant(groep)en, bijvoorbeeld voorlichting of klant-blocking. Het resultaat van deze verkenning kan er toe leiden dat overheid, internetbedrijven en technische internetorganisaties ook hier samen elkaar verder versterken in een publiek-private setting, mogelijk als onderdeel van het bovengenoemde multi-stakeholdersplan.

Actie 2c) Haalbaarheid bepalen van een bestuursrechtelijk instrumentarium van normen en toezicht ten aanzien van economische actoren die een indirecte rol vervullen bij de verspreiding van kinderporno. Deze sluit aan op ontwikkelde zelfregulering.

Toelichting bij actie 2c

Wanneer het de bedrijfssector niet lukt om kinderporno accuraat te verwijderen, dan past het de overheid om hierin normerend op te treden. Vanuit dit adagium wordt de samenwerking met de bedrijfssector aangegaan. Het overgrote merendeel van de ICT-bedrijven verwijdert kinderporno actief nadat een melding daarover is gedaan door politie of het Meldpunt Kinderporno van het EOKM. De sector is zelf tot een «Notice and take-down procedure» gekomen, om content op een gestructureerde manier vlot te verwijderen. Deze bedrijfssector laat via haar zelfregulering zien dat ze kinderporno serieus neemt en hier geen ruimte aan wil geven op hun servers en websites.

Een slot op de deur mist hier echter, want een kleine groep ICT-bedrijven werkt in mindere mate of zelfs niet mee, waardoor er geen sprake is van een marktdekkend systeem. Hierdoor blijft kinderporno te lang rondzwerven op internet, met alle gevolgen van onacceptabele beschikbaarheid, herhaald slachtofferschap en opsporingsmeldingen van dien. Daarnaast ontstaat oneerlijke concurrentie door verschil in handhavingsinspanning en -kosten die daarmee gemoeid zijn. Ook bestaat een risico dat de niet-meewerkende ICT-bedrijven profiteren van klanten die andere ICT-bedrijven door hun handhaving weren.

Het strafrechtelijk vervolgen van de kleine groep niet meewerkende actoren is mogelijk, maar om twee redenen biedt het strafrecht hierin geen optimaal instrument. Het strafrecht is minder geschikt voor de normering van het gedrag van de ICT-bedrijven, omdat er een (grotere) afstand bestaat tussen hun activiteiten en harde criminele handelingen. Dat betekent nog meer dan normaliter het geval is dat het rondkrijgen van strafrechtelijke bewijsvoering (ten aanzien van het moedwillig onvoldoende alert meewerken) de nodige tijd kost. De doelmatigheid van het strafrecht is hier beperkt. Ten tweede is de primaire focus van Openbaar Ministerie en politie op de aanpak van de daadwerkelijke daders van acuut misbruik en het ontzetten van hun slachtoffers van groot belang. De unieke opsporingsbevoegdheden komen daar het beste tot hun recht en hebben daar het meeste effect. Dit betekent tegelijkertijd dat ze zich minder kunnen richten op een strafrechtelijke aanpak van de groep ICT-bedrijven.

Met de hernieuwde aanpak van online seksueel kindermisbruik wordt nadrukkelijk de optie opengehouden om in te zetten op een sluitend systeem in aanpak van kinderporno op internet: een marktdekkend systeem waarbij voor alle economische actoren eenzelfde normering geldt. Met zelfregulering alleen lijkt dit niet haalbaar, daarom kan een bestuursrechtelijk arrangement aantrekkelijk zijn. Een bestuursrechtelijke aanpak kan effectief werken, omdat een combinatie van bestuursrechtelijke normering en handhaving voor economische actoren zoals ICT-bedrijven geschikt is om vastgestelde kaders te handhaven. Een bestuursrechtelijke herstelsanctie is passend op een bedrijf als rechtspersoon, want een herstelsanctie doet recht aan de mogelijkheid dat er sprake is van ongewilde medewerking aan de verspreiding van kinderporno. Ook lijkt de sanctie-eis, het verwijderen van kinderporno en daarmee strafrechtelijk beeldmateriaal, proportioneel wanneer in de procedures wordt aangesloten op bestaande processen die door ICT-bedrijven al toegepast worden in de huidige zelfregulering. Voor een bestuursrechtelijke aanpak is een publieke instantie nodig, een toezichtsfunctie, die nu lijkt te missen voor de handhaving van kinderporno op websites en servers. Voor andere bedrijfssectoren bestaat deze al. Overigens is in dit model nog wel een rol voor het strafrecht weggelegd als ultimum remedium, voor het geval dat een bestuursrechtelijke interventie onvoldoende uitwerking blijkt te hebben.

Separaat aan de eerdergenoemde publiek-private acties, zal het model van bestuursrechtelijke normering met handhaving voor deze bedrijfssector op haalbaarheid worden getoetst. Een aantal vragen moet daarbij beantwoord worden. De hoofdvragen zijn in hoeverre dit doelmatig en doeltreffend zal zijn, hoe dat er praktisch uitziet en welke instanties geschikt kunnen zijn voor een toezichtsfunctie. Daarnaast is de vraag hoe de samenwerking met de bedrijfssector, politie, Openbaar Ministerie en EOKM eruit kan gaan zien. Hierbij zal ook bekeken worden welke economische actoren er zijn die een indirecte faciliterende rol vervullen in het «netwerk» van online seksueel kindermisbruik. Verder is een indicatie nodig van mate waarin de inzet van de bestuursrechtelijke aanpak daadwerkelijk tot minder meldingen van online seksueel kindermisbruik leidt en welke administratieve lasten ermee gemoeid gaan. Aan de hand van zowel de inzet op de publiek-private acties, als de uitkomsten van de haalbaarheidsstudie, zal worden besloten of, hoe en waar een bestuursrechtelijke toezichtsfunctie kan worden belegd.

Actielijn 3. Verscherpen opsporing

Actie 3a) Politie en Openbaar Ministerie borgen hun bestaande strafrechtelijke aanpak van online seksueel kindermisbruik.

Toelichting bij actie 3a

Online seksueel kindermisbruik is extreem schadelijk voor slachtoffers en daarom strafbaar, de preventieve en bestuursrechtelijke lijnen zijn dus complementair en zeker niet in plaats van de strafrechtelijke aanpak van online seksueel kindermisbruik. De focus van politie en Openbaar Ministerie ligt primair op het ontzetten van acute gevallen van seksueel kindermisbruik en de aanpak van vervaardigers en verspreiders. Het darkweb krijgt hier bijzondere aandacht, omdat daar de zwaardere misbruikzaken worden voorbereid en later gepleegd. Daders ontmoeten elkaar en leggen contacten. Kinderen worden bijvoorbeeld gezocht, (tegen betaling) aangeboden en op alle mogelijke manieren seksueel misbruikt. Hier circuleert nieuw beeldmateriaal en daarmee materiaal van nieuw misbruik. Dit is het donkerste gedeelte van het darkweb, een afschuwwekkende uithoek van onze wereldwijde samenleving.

De unieke opsporingsbevoegdheden die wij politie en Openbaar Ministerie hebben gegeven, komen op het dark-web het meest tot hun recht. Op een efficiënte en effectieve manier wordt acuut online seksueel misbruik van minderjarigen aangepakt. Daarnaast ligt een focus, zij het in mindere mate, op de downloaders van kinderporno. Op veel van deze mannen wordt al de alternatieve afdoening INDIGO toegepast, een vorm van strafrechtelijke drang voor deelname aan hulpverlening. Hier is de wisselwerking tussen straf en zorg een belangrijke succesfactor. Deze aanpak is nader uitgelegd in een eerdere brief over kinderporno en kindersekstoerisme.6 Het onder actielijn 1 genoemde onderzoek naar de dadergroep die kinderporno downloadt, kan wellicht nog aanleiding zijn voor andere interventies.

Het fundament in de aanpak van politie en Openbaar Ministerie van online seksueel kindermisbruik is solide, daarom wordt in het kader van deze hernieuwde aanpak van online seksueel kindermisbruik, de bestaande opzet van een centrale selectie, prioritering en sturing van zaken, in combinatie met politie-inzet in de landelijke en regionale eenheden, in 2018 voorgezet en verder geborgd. Er is extra aandacht voor de doorontwikkeling van de centrale stuurploeg, die deze selectie, prioritering en sturing coördineert. Verder bevat het thans bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel Computercriminaliteit III nieuwe opsporingsbevoegdheden en strafbaarstellingen, die extra mogelijkheden voor opsporing en vervolging bieden.

Actie 3b) Nagaan wat aanvullend nodig is om tot een optimale selectie aan de poort te komen bij een intake door Openbaar Ministerie en politie.

Toelichting bij actie 3b

Zoals eerder vermeld, heeft de toename van het aantal meldingen de afgelopen jaren spanning gezet op de selectie aan de poort: het bepalen welke zaken in aanmerking komen voor een opsporingsonderzoek. Door de groei van het aantal meldingen is het risico groter geworden dat belangrijke zaken en dus slachtoffers worden gemist. In reactie hierop past politie in samenwerking met het Openbaar Ministerie voortdurend het proces van intake van meldingen aan: op nieuwe ontwikkelingen wordt gereageerd door het aanpassen van selectiecriteria, het wijzigen van aandachtsgebieden, voorbereiding van projecten, implementatie van nieuwe technieken, het efficiënter maken van het werkproces. Met dit proces van herijken en aanpassen, wordt (gegeven de omstandigheden) een optimaal rendement bereikt. Als onderdeel van voorliggende hernieuwde aanpak online seksueel kindermisbruik, zal de politie verder nagaan wat nodig is, of ingericht moet worden, om een werkzame selectie aan de poort te behouden.

Afsluitend over actielijn 3

Politie en Openbaar Ministerie werken in internationaal verband structureel samen met buitenlandse opsporingsdiensten en (private) partijen, want in vrijwel alle landen speelt (een toename van) strafbaar beeldmateriaal op internet. Ook reizen daders meer. Uiteraard zijn verbanden als Interpol en Europol daarbij van belang. In de «Virtual Global Taskforce» werken landen, opsporingsorganisaties, NGO’s en bedrijven beleidsmatig samen in bij de bestrijding van strafbare fenomenen bestrijding van kindermisbruik. Nederland blijft hierin actief participeren, waarbij immer wordt ingezet op betere samenwerking bij de bestrijding van strafbare fenomenen door bijvoorbeeld versnelde procedures en snellere gegevensuitwisseling.


X Noot
1

Kamerstuk 31 015, nr.134

X Noot
2

Toezeggingen in het AO over de berichtgeving inzake Robert M. van 8 november 2017 (Kamerstuk 34 775 VI, nr. 16) en in het AO slachtofferbeleid van 16 november 2017 (Kamerstuk 33 552, nr. 42).

X Noot
3

Kamerstuk 34 843, nr. 1

X Noot
4

Het rapport van de onderwijsinspectie «Omgaan met seksualiteit en seksuele diversiteit» (juni 2016).

X Noot
5

Met internetbedrijven worden in brede zin bedrijven die diensten op internet aanbieden of faciliteren zoals internettoegang, hosting, social media platforms, apps en producenten van besturingssystemen bedoeld.

X Noot
6

Kamerstuk 31 015, nr. 121

Naar boven