31 015 Kindermishandeling

Nr. 122 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 maart 2016

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 9 februari 2016 overleg gevoerd met Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister van der Steur van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 december 2015 met de reactie op artikelen met betrekking tot kindermishandeling (Kamerstuk 31 015, nr. 119);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 januari 2016 ter aanbieding van de zevende voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA) (Kamerstuk 28 345, nr. 153);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 februari 2016 inzake het verzoek van de commissie voor een reactie op het advies van Augeo naar aanleiding van de voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA) (Kamerstuk 28 345, nr. 157);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 februari 2016 met een afschrift van de reactie op de brief van FIER inzake de reactie op de rapportage van de commissie-Azough (Kamerstuk 31 839, nr. 503);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 februari 2016 ter aanbieding van een afschrift van de brief aan de VNG over extra middelen Centra voor Seksueel Geweld (CSG’s).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Teunissen

Voorzitter: Lodders

Griffier: Sjerp

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Agema, Bergkamp, Van der Burg, Keijzer, Kooiman, Lodders en Volp,

en Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister van der Steur van Veiligheid en Justitie.

Aanvang 16.02 uur.

De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. We spreken over kindermishandeling en geweld in afhankelijkheidsrelaties (GIA). We hebben drie uur de tijd. Ik heet de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie welkom. Normaliter zat hier de Staatssecretaris van V en J, maar vanwege een andere verdeling van taken heeft de Minister dit onderwerp overgenomen. Ook welkom aan de ambtelijke ondersteuning, de Kamerleden en de mensen op de publieke tribune, net als de mensen die dit debat op een andere manier volgen. Ik hanteer een spreektijd van maximaal vier minuten per fractie en sta in eerste termijn twee interrupties toe, zodat er in de termijn van het kabinet meer tijd is. Mevrouw Keijzer heeft een punt van orde.

Mevrouw Keijzer (CDA): We hebben vandaag een aantal agendapunten. Voor mijn fractie is het invoeren van een meldplicht bij vermoedens van kindermishandeling het belangrijkste punt. We werden op een gegeven moment verrast met de al dan niet deal tussen de VVD en de PvdA, waarbij die meldplicht werd ingevoerd. We hebben daarover gedebatteerd. De Staatssecretaris heeft ons in dat debat toegezegd dat er een brief zou komen waarin hij uiteen zou zetten hoe de meldplicht eruit zou zien, welke registratievereisten ervoor zouden gelden en hoe de wetswijziging die ervoor nodig was vormgegeven zou worden. Zo’n brief ligt er vandaag niet. Er ligt wel een stapel brieven van bijna iedereen in de sector met de oproep geen meldplicht in te voeren. Er is één brief gekomen in reactie op het voorstel van Augeo waarin, als je heel goed zoekt, iets over de toekomst staat. Dat wat we gevraagd hebben – als we dit doen, hoe doen we dat? – zit er niet bij. Dat steekt mij. Ik spreek ook namens de fracties van D66 en de SP. Het steekt ons, want dit is een van de grootste wijzigingen in de aanpak van kindermishandeling van de afgelopen jaren en eigenlijk weten we niet precies wat de bedoeling is. Zo kunnen we geen debat voeren. Mijn punt van orde is dat we dit onderwerp vandaag niet behandelen en dat we zo snel mogelijk, maar wat mij betreft binnen een paar dagen, de brief krijgen die door de Staatssecretaris is toegezegd. Dan kunnen we binnen een of twee weken een algemeen overleg hebben over dit buitengewoon belangrijke onderwerp. Zonder brief kunnen we er niet over praten, daar is het veel te belangrijk voor.

De voorzitter: U doet het voorstel aan de overige commissieleden om het punt niet te behandelen.

Mevrouw Bergkamp (D66): Mevrouw Keijzer heeft de oproep en een beetje boosheid namens onze fractie goed verwoord. In afwijking van wat mevrouw Keijzer voorstelt, namelijk om heel het onderwerp te parkeren, heb ik wel een paar vragen. Ik wil graag de ruimte hebben om die mee te geven aan de Staatssecretaris. Voor de rest sluit ik me aan bij de woorden van mevrouw Keijzer. Ik ben ook zeer teleurgesteld. Er is veel onrust en we hebben niet te horen gekregen hoe de Staatssecretaris aankijkt tegen een meldplicht, meldvereiste of meldcode.

De voorzitter: Het is iets minder streng dan het voorstel van mevrouw Keijzer.

Mevrouw Volp (PvdA): Er ligt inderdaad een toezegging van de Staatssecretaris om toe te lichten wat hij beoogde en wat hij in de voortgangsrapportage uiteen heeft gezet. Hij noemt in de brief van gisteren een verbetercommissie. Misschien kan hij aan de hand daarvan aangeven welke oplossingsrichting hij voor zich ziet? Er zijn een aantal vragen die nu zeker beantwoord kunnen worden. Ik stel voor dat we onze inbreng gewoon leveren, maar dat de Staatssecretaris wel terugkomt op de toezegging die hij heeft gedaan.

Mevrouw Kooiman (SP): De toezegging is gedaan naar aanleiding van het VAO en mijn vraag aan de Staatssecretaris om met een brief te komen. Als die niet komt, blijven we hangen in een soort hausse van belangenorganisaties die terecht hun zorgen uiten, en een half briefje van de Staatssecretaris waarin hij daarop ingaat. Het is niet fijn om zo een debat te starten. De oproep aan de Staatssecretaris is om snel met een betere brief te komen.

De voorzitter: Ik stel voor om met het debat te beginnen. Het staat de leden vrij om in te brengen wat zij willen. De woordvoerders kiezen hun eigen insteek.

Mevrouw Volp (PvdA): Voorzitter. Ik heb niet zo heel veel stem, want het is griepseizoen. Over het algemeen is het zo dat hoe zachter je praat, hoe beter men luistert.

Afgelopen zaterdag was het Zero Tolerance Day, de dag waarop we stilstaan bij een afschuwelijk feit, namelijk meisjesbesnijdenis. Eigenlijk kunnen we het beter vrouwelijke genitale verminking noemen, want dat doet meer recht aan de ernst van de problematiek. Minstens 200 miljoen vrouwen en meisjes hebben een vorm van besnijdenis ondergaan. UNICEF becijferde dat. Naar schatting lopen 3 miljoen meisjes per jaar het risico hierop. We hebben hierover in het verleden met de Staatssecretaris van gedachten gewisseld. In 2005 heeft de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving een onderzoek gedaan en een aantal aanbevelingen opgesteld. Slechts een deel daarvan is overgenomen. Afgelopen donderdag heb ik met een aantal deskundigen en betrokkenen gesproken. Op basis daarvan heb ik een actieplan gemaakt. Mijn voorstel is dat ik dit aan de Staatssecretaris en de Minister meegeef, met het nadrukkelijke verzoek hierop te reageren en terug te koppelen op welke wijze zij met deze actiepunten aan de slag gaan. Het is een onderschat probleem. Zeker met de huidige toenemende vluchtelingenproblematiek komen meer meisjes uit risicolanden hiernaartoe en is het zaak dat we hierin actie ondernemen. Ik overhandig het actieplan zo aan beide bewindspersonen en heb ook een kopie voor de collega’s.

Ik zal kort ingaan op het onderwerp waar we het oorspronkelijk over zouden hebben, de meldcode en de discussie over de registratie-eis. De Staatssecretaris heeft gisteren een heel kort briefje geschreven over het nieuwe verbeterplan. Ik wil daar meer over weten, want de brief was erg summier. Ik maak me een beetje zorgen over het moment waarop de Kamer hierover op een duidelijke manier wordt geïnformeerd. Hoe gaan we verder? We komen er waarschijnlijk op terug na de toezegging en de brief, maar we moeten hier echt een stap verder mee komen. Dit gaat niet goed. Los van de discussie over stap 5 is voor de PvdA ook stap 2, het borgen van een aandachtsfunctionaris als aanspreekpunt voor collega’s, een stap die aandacht behoeft. Als er toch een verbetercommissie komt, of hoe we het ook noemen, laten we die stap dan alsjeblieft ook meenemen. We zien dat een aandachtsfunctionaris op de huisartsenposten meerwaarde heeft. Hoe kunnen we deze aandachtsfunctionaris ook breder inzetten, bijvoorbeeld op scholen en in de dagelijkse huisartsenpraktijk? Ik hoor graag of en hoe de verbetercommissie hiermee aan de slag gaat.

Mevrouw Bergkamp (D66): Het is duidelijk waar de VVD voor staat. Die partij noemt tot nu toe steeds de meldplicht. Dat is een consistent verhaal. Kijkend naar de afgelopen overleggen is het voor D66 volstrekt onduidelijk waar de PvdA voor staat. Is de PvdA voor een meldplicht, voor een algemene registratievereiste? De PvdA wacht op het verbeterplan. Waar staat de PvdA zelf voor?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb een punt van orde. In mijn actieplan staat duidelijk dat ik voor aanscherping van stap 5 in de verplichte meldcode ben, omdat het proces op die manier goed en zorgvuldig wordt opgebouwd.

De voorzitter: Waarvan akte.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik zal het D66 nog een keer uitleggen en ik hoop dit keer naar voldoende tevredenheid. Wij zijn voor de meldcode. We zien wel dat een meldcode niet optimaal werkt. Met name in stap 5, waar handelen vereist is waar sprake is van duidelijke signalen van kindermishandeling, is dit onvoldoende het geval. De cijfers spreken voor zich. De Staatssecretaris heeft eerder in zijn voortgangsrapportage aangegeven dat hij het van belang vindt dat daar waar zorgprofessionals zelf handelen – en die keuzevrijheid hebben ze – het wel van belang is dat dit ook bekend is, dat we die informatie delen. Ik ben benieuwd naar de uitwerking hiervan. Ik heb dat niet aangegeven in het VAO, maar wilde dat vandaag doen. Mevrouw Keijzer heeft er terecht een punt van orde van gemaakt dat we nog onvoldoende informatie hebben. Ik ben ook van mening dat we meer informatie nodig hebben. Wat ons betreft, houden we de meldcode in stand. Ik zeg het nog maar een keer. Er is echter wel sprake van een aantal punten van verbetering, niet alleen in stap 5 maar bijvoorbeeld ook in stap 2.

Mevrouw Bergkamp (D66): Dit verbaast me. Als ik de woorden van de PvdA-woordvoerder beluister, is de PvdA-fractie niet meer voor een algemene registratievereiste maar voor het verbeteren van de meldcode. Ik ben daar blij om. Het geeft mij het vertrouwen dat ook de Staatssecretaris terughoudend is geworden. Klopt het dat de PvdA een algemene registratievereiste niet meer ziet zitten?

Mevrouw Volp (PvdA): Dit is heel lastig, want ik heb dit niet gezegd. Ik heb gezegd dat de Staatssecretaris komt met een voorstel voor een registratievereiste. De PvdA ziet dat de kinderen die echt in nood zijn op dit moment nog niet voldoende zijn geholpen met de meldcode. Ik kan mij voorstellen dat het op een zorgvuldige wijze delen van informatie kan bijdragen aan het voorkomen van onwetendheid over handelingen en vervolgens tot niet handelen. Ik wil van de Staatssecretaris weten wat dit gaat betekenen. We hebben heel veel position papers uit het veld gekregen. Daaraan is gerefereerd door mevrouw Keijzer en mevrouw Kooiman. Het is van belang dat we elk kind zo goed mogelijk helpen, maar ook dat we draagvlak hebben bij de mensen die dit moeten doen. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld heeft zich hierover uitgesproken. Het is zaak dat we weten hoe dit moet worden vormgegeven. Daar heb ik, net als mevrouw Bergkamp, meer informatie voor nodig. De meldcode wordt wat de PvdA betreft niet omgezet in een meldplicht. Hiermee heb ik het nog een keer gezegd.

De voorzitter: We hebben geen uitloop van dit algemeen overleg vanwege de plenaire vergadering. Het uitdrukkelijke verzoek aan de leden is kort en bondig te interrumperen én te antwoorden. Mevrouw Bergkamp gebruikt haar tweede interruptie.

Mevrouw Bergkamp (D66): Helaas moet dat, omdat ik geen antwoord krijg op mijn vraag of de PvdA voor een algemene registratievereiste is. Het antwoord kan ook zijn dat mevrouw Volp het niet weet of dat ze meer informatie nodig heeft, maar volgens mij heeft de PvdA-fractie eerder gezegd dat ze voor het voorstel van de Staatssecretaris is. Is de PvdA voor een algemene registratievereiste?

Mevrouw Volp (PvdA): Nog een keer: de registratie van handelen kan bijdragen aan het beter helpen van kinderen. Daar waar een zorgverlener zelf handelt, is het van belang dat we weten dat hij handelt. Als een arts handelt, komt dat in zijn huisartsensysteem maar weet verder niemand het. Het gaat mij erom dat ik meer informatie nodig heb. Als een registratie van zelf handelen ertoe bijdraagt dat kinderen beter geholpen worden, moeten we dat bekijken. Daarvoor hebben we een betere uitwerking nodig dan het voorstel dat er nu ligt, daarvoor is nodig dat er een betere implementatie plaatsvindt en dat we draagvlak hebben. Dat wil ik van de Staatssecretaris weten. Hij komt hierop terug in zijn brief van gisteren, naar die is kort. De genoemde verbetercommissie kan mogelijk een bijdrage leveren om partijen om tafel te krijgen om te komen tot een oplossing uit deze impasse, maar ik heb nog niet de informatie die nodig is om te komen tot besluitvorming hieromtrent.

De voorzitter: En «kort en bondig» kan korter en bondiger.

Mevrouw Bergkamp (D66): Hoe naar het ook is, ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Laat ik in ieder geval blij zijn dat ook de PvdA-fractie zegt dat er draagvlak in het veld gezocht moet worden, dat er een verbeterplan moet komen en dat de volgorde van de Staatssecretaris om eerst met een plan te komen en nu pas met het veld te praten eigenlijk verkeerd was. Het is winst als we dat samen vaststellen.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik heb gezegd wat ik heb gezegd. Mevrouw Bergkamp kan er haar draai aan geven. Ik heb aangegeven dat ik meer informatie nodig heb en hoe mevrouw Bergkamp daar verder mee omgaat, laat ik aan haar.

Ik was gebleven bij het verbeteren van stap 2 van de meldcode. Ik hoor daarop graag een reactie van de Staatssecretaris.

Ik kom bij Veilig Thuis. De Staatssecretaris heeft in antwoord op mijn schriftelijke vragen over de quickscan van Defence for Children aangegeven hoe hij dit voor zich ziet, maar Defence heeft ons alweer gemaild naar aanleiding van die antwoorden. Ik deel de zorgen van deze organisatie over een aantal cruciale punten die zijn blijven liggen. Kan de Staatssecretaris ingaan op de punten die Defence noemt in de reactie, zoals het belang van landelijke aansturing en het maken van landelijke richtlijnen?

Over twintig dagen treedt het Verdrag van Istanbul in werking. Dat is mooi en belangrijk, maar er moet nog veel gebeuren. Hoe staat het ervoor? Mijn fractie heeft eerder aangegeven dat zij graag onderzoek wil naar de vrouwenopvang en de mate waarin de huidige opvang aansluit bij de behoeftes en de veranderde doelgroep. Is de Staatssecretaris bereid tot een onderzoek daarnaar? Wil hij onderzoeken of het huisverbod conform de aanbeveling van Atria kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis (Atria) mogelijk als effectief preventiemiddel kan worden ingezet?

De voorzitter: U bent over uw tijd heen.

Mevrouw Volp (PvdA): Mag ik een laatste punt maken?

De voorzitter: Eén zin.

Mevrouw Volp (PvdA): Eén zin. Het is vandaag Safer Internet Day. Meldknop.nl heeft een onderzoek gedaan. Wat is de reactie van de Staatssecretaris daarop?

De voorzitter: Mevrouw Keijzer zat als tweede spreker in de rij, maar zij is even weg. Ze schuift straks achteraan aan.

Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. D66 maakt zich grote zorgen over het plan van de Staatssecretaris om een registratievereiste oftewel een verkapte meldplicht in te voeren. Onderbouwing en analyses ontbreken en het voorstel roept niet alleen bij het veld maar ook bij D66 veel vragen en kritiek op. Leidt het voorstel van de Staatssecretaris niet tot zorgmijding van ouders? Leidt het niet tot overbelasting van Veilig Thuis, waar al serieuze problemen zijn qua wachtlijsten? Daar hebben we binnenkort een debat over. Wij vrezen dat een kind als een speld in een hooiberg verdwijnt. Waarom zou het koppelen van gegevens nu wel werken, gezien de slechte ervaring met bijvoorbeeld de Verwijsindex Risicojongeren (VIR)? Belangrijker is wat er gebeurt na een melding. Recidive komt heel vaak voor. Moeten we daar onze aandacht niet op richten? Hoeveel middelen krijgt Veilig Thuis om de extra taak goed uit te kunnen voeren? Moeten we niet wat meer kijken naar oudersignalen? Heel veel kindsignalen zijn vaak onzichtbaar. Hoe blijft Veilig Thuis laagdrempelig? Er zijn echt veel mensen die Veilig Thuis opbellen om advies te krijgen.

We zouden een uitwerking van het plan krijgen. Daar hebben we het net over gehad. Die hebben we niet ontvangen, maar we hopen en denken dat de Staatssecretaris ervan overtuigd is geraakt dat zijn eerdere voorstel te snel en te ondoordacht was. Als dat zo is, hulde dat hij terugkeert, maar wel zonde van de onrust. Wij zijn blij als de Staatssecretaris het nu in een betere volgorde doet en eerst in overleg gaat met het veld en gebruik maakt van de beschikbare deskundigheid.

D66 staat open voor verbeteringen. Die verplichting voelen wij gezien de meer dan 100.000 kinderen per jaar die mishandeld worden. De cijfers van de quickscan meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling liegen er niet om. Er kan veel worden verbeterd. 30% van de professionals geeft aan dat hulp niet altijd beschikbaar is vanuit Veilig Thuis en dat de terugkoppeling vaak ontbreekt. Dat moet anders. Wat doet de Staatssecretaris hieraan?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik ben blij met die laatste woorden en ik hoop dat die gestand worden gedaan, want we hebben een groot probleem. Tegelijkertijd vraag ik me af of de rapportage wel gelezen is, want over al deze vragen staan veel opmerkingen in het plan. En als het daar niet in stond, stond het in ieder geval in mijn actieplan, waarop ook wordt gereageerd. Het gaat juist om een totale aanpak. Wil mevrouw Bergkamp daar ook eens op reageren, in plaats van vragen te stellen die al voor een deel beantwoord zijn?

Mevrouw Bergkamp (D66): De vragen die ik stel, stel ik niet voor niets. We hadden net een punt van orde. De Staatssecretaris heeft toegezegd om zijn wetswijziging te onderbouwen en aan de Kamer voor te leggen, om daarover met ons in gesprek te gaan in dit algemeen overleg. De betreffende brief hebben we niet gezien, wel een reactie op de goede adviezen van Augeo. Met deze opmerking geef ik aan dat wij breder kijken naar de manier waarop dingen verbeterd kunnen worden. Dus ja, wij zijn bereid om breder te kijken. Met de verwachting dat die brief er was voor dit algemeen overleg, zijn mijn vragen erop gericht om meer duidelijkheid te krijgen over de algemene registratievereiste.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dat is bijzonder. Er staan een heleboel dingen over Veilig Thuis in, hoe het beter moet, dat we niet alleen beter moeten signaleren maar ook het geweld beter moeten stoppen. Over de kinderen die elke keer gemeld worden, bij wie we merken dat melding herhaald wordt, of de behandeling die niet op orde is, staan allemaal dingen in de GIA-rapportage en in mijn plan van aanpak. Wil mevrouw Bergkamp daar ook eens op ingaan? Ik denk dat we dit debat veel breder moeten voeren in het belang van de kinderen die worden mishandeld.

Mevrouw Bergkamp (D66): Het is heel kwalijk dat mevrouw Van der Burg elke keer refereert aan het feit dat zij dit doet vanwege de kinderen die mishandeld worden. Alsof wij vanuit een andere visie niet datzelfde doel voor ogen hebben. Daar houd ik me verre van.

Mevrouw Van der Burg is nog geen Staatssecretaris of Minister. Ik kijk naar de rapportage van de bewindspersonen en daar reageer ik op. Daarin worden een aantal problemen benoemd, maar geen echte oplossingen. Daarom komt er een heel verbeterplan, ook om Veilig Thuis te verbeteren. Dat staat in de brief die is gestuurd naar aanleiding van het voorstel van Augeo. De manier waarop dit gaat, is voor mij nog een black box.

Speciaal voor mevrouw Van der Burg zeg ik nog iets over de quickscan van Veilig Thuis. Deze organisaties spelen een heel belangrijke rol in voorlichting, preventie en vroegsignalering, maar we hebben ook kunnen lezen dat ze heel afhankelijk zijn van de prioritering van de gemeente. Dat lijkt D66 onwenselijk. Welke oplossingen ziet de Staatssecretaris hiervoor? Is er voldoende budget?

D66 is verheugd dat naar aanleiding van de motie van de SP en D66 een combinatiepakket beschikbaar komt van screening, training en inspectietoezicht. D66 wil graag, waarschijnlijk met de SP, dat dit niet alleen voor de gezondheidszorg geldt, maar ook voor terreinen als onderwijs, de jeugdhulp en justitie. Maatschappelijk breed dus. Ik krijg graag een toezegging van de Staatssecretaris.

Daarnaast wil D66 dat de bekendheid van de kindcheck onder professionals wordt vergroot. Mij is gebleken dat een meerderheid hier slecht tot matig bekend mee is. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Volp. Wij vinden het ook belangrijk dat de aandachtsfunctionaris daarin een belangrijke rol en een betere verankering kan krijgen.

Deze week presenteerde de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld heftige cijfers over seksueel misbruik. Die resultaten moeten ook een prioriteit zijn van de Staatssecretaris, zeker als blijkt dat in 36% van de gevallen de dader een familielid is. Wat betekent dit voor het beleid van de Staatssecretaris in 2016? Komen er uniforme standaarden voor de Centra voor Seksueel Geweld (CSG’s)? Het is mooi dat er extra geld komt voor deze centra; dat was gisteren in het nieuws. Als dingen goed gaan, moeten we dat ook zeggen en dit is een onderwerp waar D66 erg blij mee is.

Mijn laatste vraag gaat over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de crisisopvang. Er is onduidelijkheid of crisisopvang een algemene voorziening of maatwerk is. Gezien de soort faciliteit die geboden wordt, lijkt het ons dat het maatwerk zou moeten zijn. Anders is er geen persoonsgericht onderzoek en kan het afgewezen worden. Dat lijkt ons onwenselijk. We hopen dat de Staatssecretaris hierover duidelijkheid kan geven.

Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. Ik heb het eerder gezegd: verwar en heers. Toen sprak ik over de Staatssecretaris en zijn problemen bij de Sociale Verzekeringsbank en de persoonsgebonden budgetten. Eigenlijk bekroop mij vandaag hetzelfde gevoel. Dat is heel erg spijtig, want we hebben het over nogal een onderwerp, namelijk kindermishandeling en GIA. Ik constateer dat deze Staatssecretaris niet duidelijk is. We worden op een gegeven moment verrast met een voorstel voor het invoeren van een meldplicht. Dan vragen we hoe hij dat ziet. Allerlei instanties zijn ertegen, maar hoe ziet hij het voor zich? De Staatssecretaris doet de toezegging om de Kamer nog voor dit algemeen overleg bij brief te informeren over alle ins en outs, de registratievereisten die gaan gelden en de manier waarop de aangekondigde wetsaanpassing eruit zal zien. En dan krijgen we die brief niet. Je zult maar in de sector werken en je afvragen op welk punt je staat. Sta ik op het punt dat ik moet melden? Of heb ik de ruimte om vanuit mijn eigen expertise te bekijken welke oplossing voor dit gezin het beste is? We hebben nu een brief gekregen in reactie op het voorstel van Augeo, die trouwens net als bijna iedereen kritisch is. Daarin staat dat de Staatssecretaris constateert dat het belang van een aanscherping van de huidige meldcode wordt onderkend en dat een gedragen, herkenbare en werkbare uitwerking van de maatregelen nodig is. Dan moet je toch duidelijk zijn over wat je doet en hoe je dat doet? Ik had mezelf voorbereid op de discussie hierover, maar ik ga die niet voeren. Ik ga het niet doen, want we zijn het aan onszelf en aan alle mensen in de sector verplicht om duidelijk te zijn over wat we van hen verlangen. Zeker in deze sector is dat van belang, want als men zich niet houdt aan de richtlijnen die voor hun specifieke doelgroep gelden, is men klachtwaardig. Het is dus in het belang van de sector, maar zeker ook in het belang van kinderen en de gezinnen waarin zij wonen, om duidelijkheid te krijgen over de manier waarop wij hiermee omgaan. Ik zal bij de volgende procedurevergadering een voorstel doen om binnen een of twee weken een algemeen overleg te houden om dit wel gefundeerd te bespreken.

Ik beperk me vandaag tot Veilig Thuis. Er valt veel te verbeteren bij deze organisaties. De inspectie heeft 16 van de 26 vestigingen bezocht en geen enkele voldoet aan alle eisen. Er is onvoldoende zicht op de veiligheid van de kinderen. Daarnaast blijken vertrouwensartsen onbereikbaar te zijn en zijn er lange wachtlijsten. De Staatssecretaris reageert hier vrij gelaten op. Volgens hem is er een stevig fundament gelegd. Dat ben ik met hem eens. Hij schrijft verder dat er slechts een forse doorontwikkeling noodzakelijk is. Is dit niet het gevolg van het feit dat gemeenten allerlei nieuwe taken hebben gekregen in te korte tijd en dat ze daardoor onvoldoende tijd hebben gehad om dit goed te kunnen regelen? Is het ook niet een zaak van onvoldoende financiële middelen? Ik lees dat de Staatssecretaris pas eind deze maand laat weten hoe hij met de inspectierapporten omgaat. Kan hij garanderen dat in de tussentijd de kinderen die op de wachtlijst staan niet tussen wal en schip vallen en dat voldoende stappen worden gezet om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren? In de voortgangsrapportage staan verschillende voorstellen om tot verbetering te komen. Ik heb er twee genoemd: de garantie dat de wachtlijsten niet tot ongelukken leiden en de financiële benodigde middelen. Ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe dit de komende tijd gaat.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Iedereen wil kindermishandeling bestrijden, maar we kunnen van mening verschillen over de manier waarop. Dat horen we vandaag ook in de bijdragen. Het gaat ook wel over iets, namelijk over de manier waarop we de verplichte meldcode gaan uitvoeren. Met name over stap 5 is veel discussie. Bij stap 5 heb je alle stappen doorlopen en kun je eigenlijk niet uitsluiten dat er sprake is van kindermishandeling. De zorg uit het veld is dat als er al hulp is, die ook moet worden gemeld bij Veilig Thuis. Mijn collega’s van D66 en het CDA hebben dit punt ook al aangekaart. Is dat niet een soort georganiseerd wantrouwen tegen de hulpverlener? Dit is een punt van zorg, waarop de Staatssecretaris in zijn verdere brieven moet terugkomen. Op dit punt doet Augeo een goed voorstel. Het is een soort tussenoplossing. Dat vond ik erg slim, maar ik hoor graag een wat uitgebreidere reactie van de Staatssecretaris op dit voorstel dan ik tot op heden heb gekregen. Hier komen we echt nog op terug.

Ik laat een aantal andere punten de revue passeren. De SP probeert zich al jaren hard te maken voor hulp aan mishandelde kinderen, ook als er geen toestemming van beide ouders is. Dat is wel eens lastig. Soms is een van de ouders degene die mishandelt, en die geeft dan geen toestemming voor bijvoorbeeld traumahulpverlening. Ik doel op de dubbele toestemmingsvereiste. Als er sprake is van een vechtscheiding, wil soms de ene ouder wel toestemming geven en de andere niet. Dat kan echt tot een groot probleem leiden bij de traumabehandeling van kinderen. De Staatssecretaris heeft mij eerder toegezegd dat er in het najaar een handreiking en bijeenkomsten met juridische experts zouden komen. Ik ben heel nieuwsgierig hoe het daarmee staat. Wordt dit probleem opgelost?

Bij de begrotingsbehandeling hebben we samen met D66 een motie ingediend om ervoor te zorgen dat particuliere jeugdzorginstanties altijd onder toezicht van de Inspectie Jeugdzorg komen als jeugdzorg met gemeenschapsgeld bij deze organisaties wordt ingekocht. Deze motie heb ik aangehouden, omdat de Staatssecretaris het verder zou uitwerken. Ik wacht nog steeds met smart op de uitwerking en ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe hij dit regelt.

Ik ben erg blij dat de Minister vandaag aanwezig is. Hij vervangt de Staatssecretaris van V en J, maar ik heb een vraag direct aan hem. Anders had ik de Staatssecretaris gevraagd met hem te overleggen, maar nu is de Minister zelf aanwezig. Er vallen helaas 50 doden per jaar te betreuren als gevolg van huiselijk geweld. Het valt me op dat er bij de politie wel een aparte zedenafdeling is, maar geen speciale afdeling voor huiselijk geweld. Er zijn wel pilots hiermee, volgens mij in Amsterdam, Rotterdam en Limburg. Dat zal de Minister wel weten. Die pilots testen of er een apart team huiselijk geweld moet worden ingericht waar ook kindermishandeling onderdeel van kan zijn. Hoe staat het met de pilots en kunnen we mogelijk overgaan tot een landelijke uitrol hiervan?

Ik heb een motie ingediend waarin verzocht wordt om niet pas te starten met een behandeling bij kindermishandeling als er een diagnose is. Het gaat met name om de KOPP-kinderen (kinderen van ouders met psychische problemen). Ook de PvdA heeft zich hierover druk gemaakt. We moeten niet wachten tot er een diagnose is. Deze kinderen hebben direct hulp en behandeling nodig. Ik zou ook over dit onderwerp een brief krijgen. Het is met smart wachten op de post van de Staatssecretaris; ik vraag hem dus wanneer deze brief komt.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik heb vier onderwerpen voor dit algemeen overleg. Allereerst doet het de VVD goed dat de bewindslieden breed inzetten op de verbetering van de aanpak van kindermishandeling en GIA en dat mijn Actieplan aanpak kindermishandeling is omarmd en wordt uitgewerkt. Ik zie de integrale aanpak uit mijn actieplan terug in de voortgangsrapportage. Het gaat namelijk om voorkomen, signaleren, bestrijden en behandelen, niet alleen van de dader-ouder, maar vooral van het kind. Dat ontbreekt er nogal eens aan. Ik wil een aantal aandachtspunten meegeven voor de uitwerking van mijn plan van aanpak. De implementatie van de kindcheck is bedroevend. De wet bestaat al twee jaar, maar de cijfers stemmen niet vrolijk. Nog minder vrolijk word je als je naar het justitiedomein kijkt. De tekst in de voortgangsrapportage is vaag. Ik wil dus van de Minister weten wat hij doet om hier heel snel verbetering in te brengen. Ik wil de bewindslieden ook meegeven om de broertjes en zusjes niet te vergeten en niet te focussen op het kind dat gemeld wordt. Neem dit mee in de uitwerking. Als je eenmaal mishandeld bent, is de kans op herhaling wel 50%. Dat is een schokkend cijfer. Daarom heb ik in mijn plan gezegd dat Veilig Thuis verantwoordelijk wordt voor de monitoring hiervan. Dat kunnen ze nu tot één jaar doen. Wat mij betreft moet dat met deze cijfers veel langer gebeuren, misschien wel tot het 18e levensjaar. Ook de harmonisatie van de ICT-systemen bij Veilig Thuis is een aandachtspunt. Er zijn minstens vijf systemen. Hoe zorgen we dat die op elkaar aansluiten? Ik hoor dit graag en lees het anders in de brief die nog komt.

Mijn tweede punt is het advies van diverse experts om ook stap 2 van de meldcode aan te passen. In die stap zou volgens de experts gecontroleerd moeten worden of eenzijdig kan worden nagegaan of het desbetreffende kind al voorkomt in de systemen van Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming of de vrouwenopvang. Dit klinkt nuttig, omdat je dan beter advies kunt geven aan de adviesvrager. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan?

Mijn derde punt zijn de ontbrekende zorgmeldingen door de politie. Uit een recent TNO-onderzoek in Nederland blijkt dat van alle aangiften en meldingen over geweldsdelicten bij de politie maar liefst 25% huiselijk geweldsincidenten betreffen. Dat zijn schokkende cijfers. Het gaat om 200.000 slachtoffers en 100.000 daders. Als er kinderen bij betrokken zijn, blijkt de politie in 33% tot 50% van de gevallen geen zorgmelding te doen bij Veilig Thuis, terwijl dit wel in het protocol staat. Dit is zorgelijk. Die kinderen zijn immers getuige geweest van een vreselijke situatie. Wat doet de Minister hieraan? Ik wil de toezegging dat dit op korte termijn op orde is.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik hoor vanuit de VVD-fractie allerlei voorstellen om ervoor te zorgen dat er beter geregistreerd en beter gemeld wordt, met als doel dat kinderen over wie vermoedens bestaan dat zij zijn mishandeld, niet verdwijnen in cyberspace of in dossiers. Moeten we dan ook niet nadenken over de vraag of gemeenten en de Veilig Thuis-organisaties (VT-organisaties) dit aankunnen? Hoe waardeert de VVD-fractie dit, gezien het oordeel van de inspectie dat eigenlijk bij geen enkele organisatie van Veilig Thuis de zaken op orde zijn?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb medio november een actieplan gepresenteerd dat op al deze onderwerpen ingaat, ook op de situatie bij Veilig Thuis. Ik zeg niet voor niets dat we niet na anderhalf jaar mogen constateren dat er niets is gebeurd met een kind dat gemeld is. Dat kan niet waar zijn. Er moet betere hulpverlening zijn. Veilig Thuis moet op orde zijn. Daarom moeten we het integraal aanpakken. Als Veilig Thuis op orde is maar een kind niet wordt behandeld, hebben we het nog niet voor elkaar. Mijn aanpak betreft de gehele keten. Ik vind dat buitengewoon belangrijk en ik hoop mevrouw Keijzer met mij.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ja, maar dat is het punt niet. Het punt is dat een notitie van de VVD-fractie geen toverstokje is. Als dat zo zou zijn, is er niets aan de hand. Als je allerlei ideeën neerlegt, moet je ook nadenken over de wijze waarop je het realiseert. Ik herinner me uit mijn tijd als wethouder dat je daarbij discussies hebt met organisaties van jeugdzorg, met Veilig Thuis, met huisartsen. Deze mensen vertellen dat ze zo veel werk hebben, omdat het aantal meldingen toeneemt. Als het plan van de VVD doorgaat en de meldplicht wordt ingevoerd, verzuipen ze helemaal in de meldingen. Er moet geld bij. Gaat de VVD-fractie dat ook regelen?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Er wordt hier de suggestie gewekt alsof ik niet over de uitwerking heb nagedacht. Dat is uiteraard wel het geval. Die discussies voer ik ook, net als mevrouw Keijzer. Het is alleen geen reden om te wachten tot we eerst alles op orde hebben. Het kan tegelijkertijd. Ik heb in het debat in november al gezegd dat als een en ander betekent dat er op sommige plaatsen wat geld bij moet, dat dan moet. Mijn optie is niet dat er iets verbetert omdat er geld bij komt. We moeten eerst bekijken hoe we de organisaties goed op orde krijgen en dat gaat de Staatssecretaris hopelijk doen.

De voorzitter: Mevrouw Keijzer gebruikt haar tweede interruptie. We hebben afgesproken dat kort en bondig te doen, maar dat blijkt heel ingewikkeld.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik ga een poging doen het kort en bondig te houden. Wanneer mogen wij het voorstel van de VVD-fractie verwachten om met de desbetreffende organisaties en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) te praten om te beoordelen of er geld bij moet? Het is zo simpel. Er is één medewerker bij Veilig Thuis. Die kan per dag maar een menshoeveelheid klachten nagaan. Meer klachten kunnen we dus niet behappen, linksom of rechtsom. Mevrouw Van der Burg zei dat ze heeft nagedacht over de uitvoering. Wat heeft zij bedacht op dit onderdeel?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb een actieplan ingediend. Zoals gebruikelijk in de Kamer vraag je aan een bewindspersoon om dat uit te werken. Ik ben niet degene die het uitvoert. Ik ben geen Staatssecretaris of Minister, ik ben Kamerlid. Dat laat onverlet dat ik hierover uitgebreid spreek met alle organisaties die met mij willen spreken. Ik wacht de uitwerking af. De discussie loopt. Het is verstandig is om dit met partijen te bespreken. Volgens mij gebeurt dit met het korte briefje dat gestuurd is, dus ik ben benieuwd wat daaruit komt.

Mevrouw Keijzer (CDA): Dan is het lek boven. Als wij initiatiefnota’s indienen, wordt er van ons verwacht dat we daar een financiële paragraaf in zetten. Die zit er bij de VVD blijkbaar niet bij. Jammer.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb al duidelijk aangegeven, ook de vorige keer, wat we willen als het nodig is dat er financiële middelen bij moeten. Laten we eerst bekijken of de organisatie op een andere manier en efficiënter kan worden ingericht.

Mevrouw Kooiman (SP): Altijd als ik met VVD’ers spreek, hebben ze het over topprioriteiten. Ik herinner me debatjes met de heer Opstelten en die betroffen de ene topprioriteit na de andere. Zo is het ook vandaag bij de VVD. VT-organisaties liggen op hun gat. Er moet meer actie komen vanuit de politie. Er wordt miljoenen bezuinigd bij jeugdzorg. Er zijn op den duur 2.000 agenten minder. De VVD-fractie wil heel veel, maar ondertussen zijn er onvoldoende middelen. Hoe regelt mevrouw Van der Burg dit?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dit is een standaardvraag van de SP in dit soort debatten. Het punt is dat je met meer geld niet altijd een betere manier van werken krijgt. Ik geef altijd het voorbeeld van de zes tot negentien hulpverleners in een gezin, die langs elkaar heen werken. Ieder is bezig met één gezinslid. Dan is men inderdaad heel druk, terwijl er gekeken moet worden naar de oorzaak. Die mensen doen het met de beste bedoelingen, maar ieder is met zijn eigen discipline bezig. Als ze samenwerken en de oorzaak bekijken, zullen ze op een andere manier moeten werken. Laten we hopen dat dat tot resultaat gaat leiden.

Mevrouw Kooiman (SP): Sorry hoor, maar dit is een beetje gezever. Als ik een voorstel doe, krijg ik standaard van de VVD te horen dat het weer een ongedekte cheque van de SP is. Ik doe altijd erg mijn best om met middelen te komen. Vervolgens doet de VVD-fractie het vandaag zelf niet. Gemeenten zitten met de handen in het haar om ervoor te zorgen dat de VT-organisaties goed werken en dat de politie voldoende capaciteit heeft. Vervolgens heeft de VVD-fractie allemaal wensen, maar geeft een «no go» als het gaat om voldoende financiële middelen. Wanneer komt de VVD over de brug?

Mevrouw Van der Burg (VVD): Wij zijn over de brug gekomen en ik ben daar heel duidelijk over geweest. Voor de fijnproevers meld ik nog dat ik geen initiatiefnota heb ingediend, maar een actieplan.

Ik heb nog één punt: de aanpak van de daders. Uit het recente TNO-onderzoek, maar ook uit allerlei andere onderzoeken blijkt dat maar 50% van de daders een strafrechtelijke of bestuursrechtelijke maatregel krijgt opgelegd. Van de anderen weten we gewoon helemaal niks. Uit heel veel onderzoeken blijkt ook dat het aantal aangiften van mensen die met huiselijk geweld te maken hebben gehad, laag is. We hebben de CSG’s geregeld. Dat is een stap in de goede richting, maar wat kunnen we nog meer doen om de vervolging boven de 50% te krijgen en om de aangiftebereidheid te verhogen?

Het tijdelijk huisverbod is een onderwerp waar de VVD heel erg op heeft gedrukt, ook richting de preventieve inzet daarvan. Wat gebeurt hiermee in het kader van de optimalisering?

Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. We pleiten er al jaren voor om van de laatste vijfde stap van de verplichte meldcode een meldplicht te maken, net als de VVD. Als er kindermishandeling heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld een vader die zijn zoon van de trap gooit die daarbij zijn enkels breekt, moet het niet mogelijk zijn dat een medewerker van een organisatie in zijn afweging bedenkt dat de kindermishandeling hierna gestopt is en dat er geen melding van dit strafbare feit meer nodig is. Als er op straat iemand mishandeld wordt, zeggen we ook niet: niet meer doen hoor! En terecht. Waarom dan wel als iemand zijn eigen kind mishandelt? Voor ons is het niet oké als geweld door de vingers wordt gezien. Ergo, thuis moet je veilig zijn. Van geweld mogen we niet wegkijken. Als er sprake is van strafbare feiten moeten we overgaan tot vervolging. Het verbaast mij dat professionals hiervan gaan steigeren. Ik sta dan ook niet aan hun kant. Ik sta aan de kant van de kinderen. Dat zouden zij ook moeten doen. Ik ben ook verbaasd over de ruis en de leugens die worden verspreid. Ik lees bijvoorbeeld dat mensen een melding aan hun broek zouden kunnen krijgen als er slechts vermoedens zijn. We weten allemaal dat dit niet zo is. Als men eenmaal bij de vijfde stap van de verplichte meldcode is aangekomen, is er geen sprake meer van vermoedens.

So far, no good, tot er ineens een meldplicht tevoorschijn getoverd werd, het gevolg van koehandel tussen de PvdA en de VVD. De PvdA kreeg het stopzetten van de eigen bijdrage bij gesloten jeugdzorg en de VVD de meldplicht. Alhoewel, de PvdA blijft toch tegen een meldplicht. Ze zijn alleen voor een aanscherping. Ik denk dat de fut uit de coalitie is en dat we dat hier weer zien. Waar wil de Staatssecretaris naartoe?

Laten we bij Veilig Thuis beginnen met de terminologie. Echt niemand snapt de naam en dat is zonde. Het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) is misschien een mondvol, maar iedereen begrijpt wel waar je het over hebt. Deze naamswijziging is tekenend voor een ministerie dat liever rookgordijnen optrekt dan heldere taal spreekt. Tijdens het vorige debat bleek al dat de huisartsen niet te spreken zijn over de werkwijze bij Veilig Thuis. Nu blijkt ook dat de andere professionals niet te spreken zijn over de werkwijze. Er is niet altijd hulp beschikbaar, er zijn wachtlijsten bij sociale wijkteams, er zijn achterstanden en soms horen zij niets van meldingen die zij gedaan hebben of wordt er zonder opgaaf van reden niets gedaan met een melding. Ook wordt aangegeven dat niet altijd de juiste hulp gegeven kan worden, omdat gemeenten deze niet hebben ingekocht. Veilig Thuis wijst op haar beurt naar de gemeenten en waarschuwt voor verschillen in werkwijze en voor het feit dat de aandacht voor huiselijk geweld en kindermishandeling bij gemeenten dreigt onder te sneeuwen. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris hierop.

Wij proberen meisjesbesnijdenis al jaren op de kaart te zetten, zonder enig succes. Ik ben dan ook erg benieuwd naar het puntenplan van mevrouw Volp, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik daar niet veel van verwacht. Het kabinet schrijft dat tussen 2009 en 2014 slechts zeven zaken bij het OM zijn aangemeld en dat de houding van de ouders met betrekking tot meisjesbesnijdenis veranderd is. Om trouw te blijven aan hun eigen cultuur zouden ze hun dochter het liefste wel laten besnijden, maar ze doen het niet meer. De wet in Nederland is streng en wordt gehandhaafd, dus durven ze het risico niet te nemen. Volgens het kabinet heeft de strafdreiging in Nederland een sterke preventieve werking. Dit is een stuitende wijze van wegkijken, het is een gotspe. Van al die meisjes die jaarlijks, ook hier in Den Haag, op driehoog-achter op de keukentafel worden gelegd en besneden worden, of waarbij het gebeurt als ze gezellig op vakantie in het thuisland zijn, is er slechts driemaal een veroordeling geweest. De rest van de daders heeft dus zijn goddelijke gang kunnen gaan. Professionals voor onder andere jeugdgezondheidszorg kijken de andere kant op en melden niet. Wat vindt de Staatssecretaris van de zorgen van de activiste Zahra Naleie, die vreest dat vluchtelingen meisjesbesnijdenis weer naar ons land toebrengen? Ik zou graag het actieplan van mevrouw Volp ontvangen. Als ze echt iets wil doen aan meisjesbesnijdenis verwacht ik het volgende: een immigratiestop, een asielstop, denaturaliseren en uitzetten na de straf, hogere straffen en minimumstraffen. Dat soort dingen verwacht ik, anders gebeurt er nooit iets.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Misschien is het goed als mevrouw Volp haar nota uitdeelt aan de Kamerleden. De bewindspersonen hebben al een exemplaar ontvangen.

De vergadering wordt van 16.51 uur tot 17.02 uur geschorst.

De voorzitter: Het voorstel is om Minister van der Steur als eerste het woord te geven om de aan hem gestelde vragen te beantwoorden, zodat hij deze vergadering kan verlaten. Ik sta twee interrupties toe, zodat we ook een tweede termijn kunnen doen. De Kamerleden bepalen zelf bij welke bewindspersoon zij de interrupties plaatsen. Drie interrupties? Dan worden ze echt kort en bondig. Ik wil de commissie wel de gelegenheid bieden een tweede termijn te doen.

Minister Van der Steur: Voorzitter. Ik dank de commissieleden dat ze mij de gelegenheid geven om na mijn beantwoording te vertrekken. Ik laat mijn ambtelijke ondersteuning ten behoeve van de Staatssecretaris achter, zodat hij, als er in tweede termijn nog vragen zijn, die namens mij kan beantwoorden.

Allereerst dank ik mevrouw Volp voor het actieplan tegen vrouwelijke genitale verminking. Ik reageer daar uiteraard schriftelijk op, samen met de Staatssecretaris, nadat we het grondig hebben bestudeerd. Verminking van jonge meisjes en vrouwen is een thema dat bij het kabinet hoog op de agenda staat. We realiseren ons tegelijkertijd dat het in Nederland relatief beperkt voorkomt, maar dat doet niets af aan de ernst van de ingreep, of die nu in Nederland of in het buitenland plaatsvindt, zoals mevrouw Agema en mevrouw Volp zeiden en zoals ook in het stuk staat. Ondertussen zien we dat het buitengewoon lastig is om in dit soort zaken het bewijs rond te krijgen. Deze elementen zullen we allemaal in de brief meenemen. Het is goed dat dit onderwerp door mevrouw Volp weer op de agenda is gezet.

Mevrouw Kooiman merkte op dat er een aparte zedenafdeling is bij de politie. Zij vroeg of het niet wenselijk is dat er bij de politie een afdeling huiselijk geweld komt. Het goede nieuws is dat de politie de aanpak van huiselijk geweld, waaronder kindermishandeling, als een kerntaak ziet en dat deze daarom is belegd bij de basisteams. Het stoppen van het geweld is daarbij het belangrijkste uitgangspunt. Terecht merkten een aantal woordvoerders op dat met ruim 95.000 incidenten per jaar kindermishandeling absoluut onderdeel is van het dagelijkse politiewerk. Daarnaast vraagt het bijzondere samenwerking met partners. In een gezamenlijke aanpak wordt gezocht naar de meest effectieve interventie. De politie heeft besloten om een programmamanager Huiselijk geweld en kindermishandeling aan te stellen. Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn high-impactcrimes die expliciet zijn opgenomen in de veiligheidsagenda van het ministerie, de politie, het OM en, heel belangrijk, de regioburgemeesters. Zij zijn uiteindelijk medebepalend voor de prioriteiten die binnen opsporing en vervolging wordt benoemd. De regierol ligt bij gemeenten. Dat komt in dit geval goed uit, omdat ook de regierol voor het preventiedeel vooral op gemeentelijk terrein wordt vormgegeven.

Er zijn drie pilots gestart met de zogenaamde front-office Zeden/Kindermishandeling. Mevrouw Kooiman vroeg naar de stand van zaken. Die pilots lopen in de eenheden Rotterdam, Limburg en Noord-Nederland. Het is nog te vroeg om definitieve uitspraken te doen over de resultaten. Dat weet mevrouw Kooiman zonder twijfel ook. In het voorjaar van 2016 worden de ervaringen van deze pilots bekeken en wordt een besluit genomen over landelijke invoering. Hierover wordt de Kamer in de GIA-voortgangsrapportage geïnformeerd.

De voorzitter: Is de commissieleden duidelijk wanneer deze komt?

Minister Van der Steur: Dat is de reguliere rapportage in de zomer.

Mevrouw Van der Burg vroeg of Veilig Thuis een check kan doen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Het antwoord is ja. Veilig Thuis kan bij een melding altijd direct en telefonisch aan de raad vragen of de raad betrokken is bij een gezin en of er misschien een ondertoezichtstelling loopt. Dit gebeurt gelukkig ook, dus ik kan haar op dit punt geruststellen.

Mevrouw Van der Burg heeft gevraagd naar de zorgmeldingen aan Veilig Thuis, specifiek die vanuit de politie. Zij verwijst naar het onderzoek van Politie en Wetenschap, de instelling die onderdeel is van de Nationale Politie en die onafhankelijk onderzoek doet. Daar ben ik heel blij mee, want dat geeft ons de gelegenheid om dit soort zaken goed tegen het licht te houden. Het onderzoek waar het hier om gaat, richt zich op de gegevens uit één eenheid, de eenheid Amsterdam, uit 2013 en 2014. Ik wil waarschuwen dat we dit niet meteen als landelijk beeld moeten zien, maar het is niet uitgesloten dat het wel het landelijk beeld bevestigt. Het onderzoek vond plaats voor de komst van Veilig Thuis op 1 januari 2015. Door de komst van Veilig Thuis is er voor de politie één loket voor zorgmeldingen over jeugdigen en gezinnen en is Veilig Thuis de belangrijkste toegangspoort voor de verdere samenwerking met zorg en hulpverlening. Er komen gelukkig verschillende signalen uit diverse VT-organisaties dat het aantal zorgmeldingen van de politie het afgelopen jaar is toegenomen. Voor de meldingen over jeugd is dit proces al veel meer ingesleten. Die meldingen zijn kwalitatief goed. Deze worden via het systeem Collectieve Opdrachten Routeer Voorziening (CORV) gemeld aan Veilig Thuis.

Het is duidelijk dat de kwaliteit van de zorgmeldingen over huiselijk geweld nog moet verbeteren. Mevrouw Van der Burg heeft daar gelijk in. Hier wordt momenteel door de politie aan gewerkt onder leiding van de programmamanager die ik net noemde. Er wordt onderzocht in hoeverre er voor meldingen van huiselijk geweld kan worden aangesloten bij het CORV-systeem voor minderjarigen. Ik schrijf momenteel aan een reactie op het rapport op verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie. De Kamer kan dit op korte termijn verwachten. Misschien is het een goed idee dat ik een kopie van het rapport ook aan de commissie van VWS toestuur. Dat zeg ik toe.

De voorzitter: Op welke termijn kunnen wij dit verwachten?

Minister Van der Steur: Het goede nieuws is dat het deze week komt, tenminste als ik tijdig door de tassen kom. Daar doe ik mijn best voor. Het komt uiterlijk volgende week.

Mevrouw Van der Burg heeft gevraagd hoe we de daderaanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld kunnen versterken. Ik ben het geheel met haar eens dat de daders aangepakt moeten worden. Voor de veiligheid van slachtoffers en het laten stoppen van het geweld is strafrecht een van de opties, maar we moeten het belang van preventie en ondersteuning niet onderschatten. Dat blijkt ook uit de vragen aan de Staatssecretaris hierover. Het strafrecht, het civiel recht en het bestuursrecht maken deel uit van een veel breder interventierepertoire bij de aanpak van daders. Er is speciale aandacht voor de daderaanpak binnen de justitieketen. De programmamanager is aan het werk, bij het OM loopt een programma Jeugd, Gezin en Zeden en binnen de reclassering is een speciaal risicotaxatie-instrument en de training Beëindigen Relationeel Geweld (BORG) voor daders ontwikkeld. Door een verdere verbetering van de lokale, multidisciplinaire samenwerking kunnen we daders beter op het spoor komen en slachtoffers beter beschermen. We zetten met VWS in op de CSG’s en de collectieven tegen kindermishandeling, het huisverbod en de samenwerking van veiligheids- en zorgpartners met Veilig Thuis als spil. Net als mevrouw Van der Burg ben ik op zoek naar middelen om die daderaanpak verder te verbeteren. Die behoefte hoor ik ook bij andere woordvoerders. De onderzoeken die we aan de Kamer toestuurden, met de voortgangsrapportage over het huisverbod en over recidive, bieden hiervoor gelukkig aanknopingspunten. Ik vraag daarom bijvoorbeeld het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum) specifiek vervolgonderzoek te doen naar daders en recidive. Ook ga ik in gesprek met alle partners die betrokken zijn bij het huisverbod, om de verschillende mogelijkheden voor verdere verbetering af te wegen, zoals mevrouw Van der Burg expliciet aan de orde stelde. In een volgende brief over de aanpak kindermishandeling en huiselijk geweld geef ik aan welke concrete verbetermogelijkheden ik zie en hoe ik die wil realiseren. Ik kijk even naast me om te horen wanneer deze komt, voordat de voorzitter dat vraagt. Dat is dezelfde brief in de zomer.

Mevrouw Van der Burg vraagt wat ik doe met de bevindingen van de Inspectie Veiligheid en Justitie. Ik heb kennisgenomen van deze bevindingen. Daarnaast is een quickscan opgeleverd door BMC in opdracht van het Ministerie van VWS. We zijn het erover eens dat hier werk van gemaakt moet worden. De bevindingen zijn daarom gedeeld met verschillende organisaties. Er is een aanpak ontwikkeld om de aandachtspunten uit het rapport samen met de betreffende organisaties te verbeteren. Gezien de verschillende uitkomsten per organisatie wordt in samenspraak met de afzonderlijke organisaties een verbeteraanpak op maat ontwikkeld. Deze richt zich op een aantal elementen. Het eerste is het voldoen aan de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarbij hoort ook de toepassing van de kindcheck. Verder moet de organisatie bekend zijn met het bestaan van de meldcode en de kindcheck en met het belang van de toepassing van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De organisaties hebben de plannen allemaal ontvangen. De eerste reacties zijn positief. We zijn met de uitvoering aan de slag. Het streven is om deze verbeteraanpak in de zomer van 2016 af te ronden. We beschrijven in de voortgangsrapportage waar we staan.

Hoe zorgen we ervoor dat de aangiftebereidheid wordt verhoogd? Daarvoor geldt dat er allereerst bekendheid moet worden gegeven aan de verschillende vormen van huiselijk geweld. Dat gebeurt bijvoorbeeld door de campagne Het houdt niet op, niet vanzelf. Dat is een indringende en zeer confronterende campagne, die zonder twijfel door de woordvoerders is bekeken. Het is goed dat we het onderwerp op die manier zeer regelmatig onder de aandacht brengen.

Daarnaast werkt de politie aan het verbeteren van het aangifteproces in het algemeen, door op een aantal terreinen de drempels voor aangifte te verlagen. In de toekomst wordt bijvoorbeeld aangifte met daderinformatie ook mogelijk via internet. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om anoniem te melden. Er wordt bij de politie ook gewerkt aan de deskundigheidsbevordering op dit specifieke thema. Aangifte is niet altijd de juiste oplossing. Soms is het stoppen van het geweld en het weer met elkaar in contact brengen van mensen een veel betere oplossing dan te grijpen naar het strafrecht, met de escalaties die daar soms het gevolg van zijn. Tegelijkertijd geldt wel dat als aangifte nodig is, aangifte moet kunnen plaatsvinden.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik dank de Minister voor de beantwoording. Hij komt op een aantal zaken terug in de voortgangsrapportage in de zomer. Die wachten we af. Ik zit een beetje met de zorgmeldingen. Dat was een onderzoek uit 2013, 2014. Daaruit blijkt dat in 2014 de zorgmelding in 33% tot 50% van de gevallen niet plaatsvond als er minderjarigen betrokken waren, hoewel gewoon is vastgelegd dat het zou moeten gebeuren. De Minister zegt dat het alleen Amsterdam betrof, maar het was wat breder. Het onderzoeksteam heeft er wel wat voor gedaan. Hoe kunnen wij zicht krijgen op de verbetering hiervan? Dit is een van de categorieën die we in beeld willen hebben om hulp te kunnen bieden.

Minister Van der Steur: Die vraag begrijp ik natuurlijk. Het is goed dat we dit willen weten. Tegelijkertijd geldt wel dat de programmamanager bij de politie, van wiens taak dit element een heel belangrijk onderdeel is, nog niet al te lang aan het werk is. Ik stel voor dat ik de ervaringen van de programmamanager en de eerste resultaten die op dit punt zijn gerealiseerd, toevoeg aan de voortgangsrapportage. Die komt in de zomer. Dan kan mevrouw Van der Burg het volgen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik dank de Minister voor deze toezegging. We hopen dat in die brief en rapportage al duidelijke resultaten worden beschreven. Verder vraag ik al heel lang om het huisverbod meer preventief in te zetten. Ik begrijp dat de Minister in gesprek gaat met een groep experts. Wordt dit onderwerp daarbij ook aan de orde gesteld? Zo ja, wanneer krijgt de Kamer bericht over de consequenties van het meer preventief inzetten van het huisverbod?

Minister Van der Steur: Ik ben het met mevrouw Van der Burg eens dat een tijdelijk huisverbod ook preventief kan werken. Overigens weten we dat het onvoorstelbaar ingrijpend is. Er zit een keerzijde aan. Het moet elke keer heel zorgvuldig worden beoordeeld, er moet maatwerk worden geleverd. Eén ding is zeker: ik zal dit onderwerp in het gesprek met de experts aan de orde stellen. Ik neem mij voor om de Kamer hierover in diezelfde voortgangsrapportage te rapporteren. We bundelen de informatie. Bij het huisverbod gaat het om de mogelijkheden om het preventief in te zetten in de situaties waarvoor het in oorsprong bedoeld was.

Mevrouw Keijzer (CDA): We moeten zuinig zijn met interrupties, maar wil de Minister uitleggen hoe het preventieve huisverbod eruit ziet? Ik schrik er een beetje van. Hoe moet ik me dat voorstellen?

Minister Van der Steur: Dit moet ik met de experts bespreken. Het is niet goed als ik daar nu zelf gedachten over ontwikkel. Ik informeer de Kamer over de mogelijkheden, over situaties waarin zo’n verbod dienstig kan zijn, of er überhaupt gebruik van wordt gemaakt, of er behoefte aan bestaat en hoe het vormgegeven wordt. Dat zal ik in de zomer aan de Kamer rapporteren.

Mevrouw Keijzer (CDA): Kan de juridische borging ervan ook worden meegenomen, gezien de verstrekkendheid van het iemand preventief de toegang ontzeggen tot zijn woning? Ook hierop hoor ik graag wat toelichting.

Minister Van der Steur: Uiteraard. Dit is ook onderwerp van gesprek. Wat zijn de mogelijkheden? Hoe kunnen we daar vorm aan geven? Lukt dat? Kan dat? Hoe zit het met de burgemeester die het moet uitvoeren? Al deze vragen zullen we aan de orde stellen in de voortgangsrapportage.

Mevrouw Keijzer (CDA): Lukt dat? Kan dat? Wíllen we dat? Die laatste vraag moeten wij bespreken.

Minister Van der Steur: Natuurlijk moet die vraag aan de orde komen naar aanleiding van de voortgangsrapportage. Ik schat zomaar in dat de commissie het bespreken daarvan op prijs stelt.

De voorzitter: Als er verder geen interrupties voor de Minister zijn, dank ik hem voor zijn aanwezigheid.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng. Bij elk debat over kindermishandeling blijkt zonneklaar dat er geen enkel misverstand bestaat over het feit dat dit belangrijke onderwerp hoog op de agenda staat en moet blijven staan. We willen allemaal dat kinderen veilig kunnen opgroeien, dat kwetsbare ouderen niet mishandeld worden en dat geweld geen plek heeft in welke relatie dan ook. We willen dit op de beste manier doen, maar soms is het zoeken naar de beste weg.

We hebben in het VAO, dat hier overigens niet over ging, vooruitgekeken naar dit overleg. Daarbij ging het vooral over de vraag hoe we verdergaan met Veilig Thuis, het intensiveren van de meldcode en de verbeteringen en het verder ontwikkelen van de VT-organisaties. De Kamer heeft in de voortgangsrapportage kunnen lezen dat er een groot aantal voornemens zijn om op drie punten een aantal sterke verbeteringen aan te brengen. Het eerste punt is het intensiveren van het gebruik van de meldcode. Is de code voldoende bekend en wordt deze voldoende gebruikt? Zitten daar nog signaleringspunten in? Hoe zit het met de voorlichting en de communicatie daarover? Het tweede punt is de manier waarop we stap 5 minder vrijblijvend kunnen maken en het derde is de wijze waarop we de doorontwikkeling en verbetering van de werkwijze van Veilig Thuis vormgeven. De commissie heeft in de voortgangsrapportage gelezen welke voornemens wij op deze punten hebben. Het is een lange lijst en ik zal ze niet allemaal herhalen. Ik refereer eraan omdat we nu bespreken of de Kamer de voornemens deelt en wat de verdere ontwikkeling ervan is. De volgende stap is dat de zaak moet worden uitgewerkt, inclusief stap 5 van de meldcode, als we op hoofdlijnen overeenstemming bereiken over alle actiepunten. Ik kom daar nog op.

Er zijn twee punten waarvoor in dit debat met name aandacht is gevraagd. Het eerste is hoe het zit met de doorontwikkeling van Veilig Thuis, met name hoe Veilig Thuis zijn taak optimaal kan uitvoeren. Het tweede is hoe het gaat met stap 5 van de meldcode en hoe die minder vrijblijvend kan worden gemaakt. Ik ga eerst in op deze twee kernonderwerpen en beantwoord daarna de specifieke vragen.

Ik begin met Veilig Thuis. Ik hecht eraan om bij alle publiciteit die er is geweest over individuele rapporten, te benadrukken dat Veilig Thuis al een enorme prestatie heeft geleverd. Binnenkort ontvangen we het eindrapport van de inspecties over alle VT-organisaties. Ik heb in de afgelopen periode zowel met de wethouders als met de mensen van Veilig Thuis gesproken en uit die gesprekken kwam het beeld naar voren dat een aantal zaken gecombineerd kunnen worden: de integratie van de AMHK’s en de VT-organisaties en het geïntensiveerde beleid voor de kindermishandeling. Ook is discussie geweest over de contacten met andere diensten, zoals het OM en de politie en over de inbedding in de decentralisaties en de contacten naar de wijkteams. Er is veel te verbeteren. Daar ga ik zo op in. Er mag en moet wel gezegd worden dat de mensen van Veilig Thuis en de betreffende wethouders een grote prestatie hebben geleverd. In hun reactie op de inspectierapporten geven ze aan dat die rapporten af en toe best vervelend nieuws bevatten, omdat voor het eerst bekeken is aan welke eisen ze moeten voldoen. Tegelijkertijd zie ik het besef dat de rapportage kan helpen om de kwaliteit verder te verbeteren en dat dit ontzettend nodig is. Veilig Thuis is in de aanpak van kindermishandeling in de decentralisaties een enorme kans, een uitdaging om ervoor te zorgen dat we echt veel verder komen in een goed beleid voor kindermishandeling. Het is een van de speerpunten. Veilig Thuis is een frontorganisatie, om het maar zo te zeggen, die alle aanwezige kansen zeker tot ontwikkeling kan brengen. Ik ben trots op de mensen die er werken, omdat ze ondanks alle belasting deze inspanning al hebben geleverd.

Een groot aantal vragen betreffen de verdere kwaliteitsverbetering van Veilig Thuis. Ik heb wel eens de vergelijking gemaakt met de discussie over de publieke gezondheidszorg en de GGD’s. We zeggen daar dat er enerzijds een grote mate van vrijheid moet zijn in de lokale en soms regionale inrichting. Anderzijds moeten we samen bepalen wat kwaliteit is, hoe we die verder ontwikkelen en hoe we inspelen op nieuwe ontwikkelingen. Bij de VT-organisaties spelen een aantal vraagstukken rond bedrijfsvoering. Hoe zit het bijvoorbeeld met de ICT, de werkwijze en de verwerking van de meldingen? Hoe zit het met de contacten met de diverse beroepsgroepen? Worden deze voldoende gekend, zijn ze met elkaar bekend, hoe gaan ze met elkaar om? Ook is van belang hoe de relatie met de wijkteams is. Daarom ben ik heel blij dat de VNG in overleg met de ministeries van V en J en VWS heeft besloten tot een verbeteropdracht om een programma te ontwikkelen. Dit gebeurt onder leiding van de heer Sprokkereef. We bezien hoe we al deze punten kunnen verwerken in een stevig verbeterprogramma, waarin we voor de komende periode kunnen neerzetten hoe we de uitdaging willen waarmaken. Ik ben daar erg blij mee. Het is nog heel veel werk, maar er is grote bereidheid om dit samen te doen. Het is een invulling van een van de belangrijkste aanbevelingen van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik: hoe kunnen we samen met de VT-organisaties deze kwaliteitsslag maken? Ik ben uiteraard bereid om de Kamer nader te informeren over de ontwikkeling van dit plan, de voornemens en de doorloop in de tijd, zodat de Kamer vanaf het begin kan meekijken bij de ontwikkeling van het programma. Dat lijkt mij heel goed.

Bij het minder vrijblijvend maken van stap 5 spelen steeds twee zaken. Allereerst is er geen meldplicht, hoewel dat soms wordt gezegd. Die meldplicht hebben we hier niet vastgesteld. Ook is een registratievereiste niet hetzelfde als, zoals mevrouw Bergkamp het wel eens noemde, de platte meldplicht. Dat heb ik in het vorige debat gezegd en dat herhaal ik nu. Het is wel heel essentieel dat vanuit diverse richtingen signalen komen, waarover wij moeten nadenken als we kijken naar manieren om stap 5 minder vrijblijvend te maken. Een signaal is dat we soms constateren dat beroepsgroepen weinig lijken te melden. Dat ligt vaak niet aan de beroepsgroepen, maar aan de optimalisatie van de werkwijze in onderlinge samenhang. Ik heb met de Landelijke Huisartsen Vereniging gesproken. Ik bemerk daar helemaal geen aversie tegen het melden. Wel hebben de huisartsen de wat hen betreft terechte eis dat ze, als ze melden en iets willen laten registreren, willen weten wat dit betekent voor de bestaande contacten, om welke mensen het gaat en welke follow-up en terugkoppeling er is. Het is terecht dat de beroepsgroep dit aangeeft. Men aarzelt niet omdat het niet nodig is, maar omdat er betere afspraken gemaakt moeten worden.

Het tweede punt dat meespeelt, is het feit dat er gradaties zijn in de manier waarop je tot een beoordeling van de kindermishandeling komt. Ik ga ervan uit dat er in stap 5 geen sprake meer kan zijn van geen kindermishandeling en dat er ernstige vermoedens van kindermishandeling zijn waar je iets mee moet. Men heeft het recht om te melden, maar kan ook een eigen traject starten. Dan is het goed om minstens te onderzoeken, laat ik het voorzichtig zeggen, maar liever nog te bewerkstelligen dat we dit van elkaar weten. Dat hebben we geleerd van eerdere kindermishandelingsvraagstukken, ook van de gevallen waarin het niet goed is gegaan. Ik herinner me het rapport van de inspectie over een onderzoek naar dertien calamiteiten. Het is achteraf kijken, maar overal waren wel snippers informatie en we kunnen ons nu afvragen of we, als de informatie iets meer gedeeld was, eerder bij het geval hadden kunnen zijn. Het is geen garantie, maar het is wel goed om dat te bekijken. Ik bezie met de beroepsgroepen en de VT-organisaties of een registratievereiste daarbij kan helpen. Ik heb met Augeo gesproken. Ik ben het erg met Augeo eens dat we moeten voorkomen dat elk ingezet hulptraject leidt tot registratie. Dat is helemaal de bedoeling niet. Het is wel belangrijk dat, zoals Augeo dat zegt, de beroepsgroepen voor een aantal expliciet omschreven hoogrisicosituaties aangeven hoe ze kunnen melden en dat de melding bij Veilig Thuis plaatsvindt.

Een aantal woordvoerders noemden de recidive. Melden is alleen al om dit punt heel belangrijk. Een hulpverlener die een traject inzet weet nu eenmaal meer als er een check kan plaatsvinden of er meer meldingen waren en of er sprake is van recidive. Ik wil het zo pragmatisch mogelijk neerzetten. Dat merken de commissieleden aan mijn toon. Het belang zit hem erin dat we, als er ernstige vermoedens van kindermishandeling zijn, niet achteraf zeggen: hadden we dat maar van elkaar geweten. Elke vorm is voor mij bespreekbaar. De ideeën die Augeo hierover heeft ontwikkeld, zijn zeer waardevol. Augeo heeft goed werk verricht door nu al met de beroepsgroep te praten over een goede invulling hiervan. We zullen in het verbeterproject van Veilig Thuis samen met Augeo optrekken om tot een goede invulling te komen.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik ben het eens met de Staatssecretaris dat Augeo goed werk heeft gedaan door in gesprek te gaan met de verschillende partijen. Eigenlijk had de Staatssecretaris dat moeten doen. In zijn rapportage staat duidelijk dat hij voornemens is om te regelen dat de inzet van hulp bij kindermishandeling wordt geregistreerd, een algemene registratievereiste dus. Ik hoor hem nu zeggen dat hij wil bekijken of een registratievereiste misschien werkt. Dat is toch iets anders. Het is niet erg als de Staatssecretaris eerlijk zegt dat hij het heeft geschreven onder druk van misschien de taskforce of andere partijen, en dat hij een beetje geschrokken is van de reacties uit het veld. Hij mag zeggen dat hij het nu zorgvuldig gaat doen, dat hij eerst met het veld en de deskundigen gaat praten en dat die met een voorstel komen dat hij naar de Kamer stuurt. Zo is het toch gegaan?

Staatssecretaris Van Rijn: In mijn ogen is het niet zo gegaan. Het ligt een tikje anders. Het is niet zo dat wij geen discussie hebben gevoerd over de vraag hoe de meldcode werkt, hoe het zit met de ontvangst bij de beroepsgroep, met de voorlichting en de bekendheid ervan en de manier waarop we de code beter kunnen laten werken en ervoor kunnen zorgen dat de informatie-uitwisseling beter wordt als er echt iets aan de hand is. We hebben eerder gewisseld dat we wilden voorkomen dat we doorschoten naar een platte meldplicht, maar toch kunnen bewerkstelligen dat stap 5 van de meldcode minder vrijblijvend wordt. Een registratie kan ertoe leiden dat we elkaar beter informeren. Ik ben het met Augeo en anderen eens dat een registratie als zodanig niet moet leiden tot de discussie of alles geregistreerd moet worden. Natuurlijk niet. Het is een uitstekend idee om de uitwerking van wat we moeten regelen, de manier waarop we dat doen en het voorstel van Augeo met de beroepsgroepen te bezien en te bepalen hoe dit een verankering kan krijgen in hun richtlijnen. Als er registraties plaatsvinden en er iets geregeld moet worden bijvoorbeeld in verband met de privacy, dan moeten we dat netjes door de voordeur doen. Daar zal mevrouw Bergkamp ook aan hechten.

Mevrouw Bergkamp (D66): Het lijkt altijd alsof we het helemaal met elkaar eens zijn.

Staatssecretaris Van Rijn: Daar ben ik blij om.

Mevrouw Bergkamp (D66): Maar toch is er iets raars gebeurd. Het zou moedig zijn als de Staatssecretaris dat zou zeggen. De taskforce koos duidelijk voor een algemene registratievereiste. Dat heeft de Staatssecretaris overgenomen in zijn brief. Nu zijn allerlei nuances ontstaan en is Augeo godzijdank met een oplossing gekomen die tussen de standpunten van de verschillende partijen in zit. Zo is het gegaan. Het zou moedig zijn als de Staatssecretaris zegt dat hij het omgekeerd gaat doen, dat hij eerst in gesprek gaat met de branche. Vorige week is nog met wethouders gesproken, heel kort geleden nog met Augeo. Dat is allemaal van de afgelopen paar weken. Dat had al veel eerder moeten gebeuren, in plaats van zo stellig iets op te schrijven en veel onrust te veroorzaken in de sector. Ik ben blij als dit de uitkomst is. Misschien moet het programmamanagement liggen bij de partij die het meest creatief is geweest bij het komen met een oplossing. Vertel eerlijk hoe het proces is gegaan. Ik ben wel blij met de uitkomst.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat «blij met de uitkomst» stelt me tevreden.

Mevrouw Bergkamp (D66): Eén kleine correctie: met de uitkomst dat er eerst met het veld wordt gesproken alvorens de Staatssecretaris komt met een voorstel.

Staatssecretaris Van Rijn: Het is wel zo fair om de geschiedenis helemaal te herhalen. Er is natuurlijk al uitgebreid eerder gesproken met het veld en alle betrokken partijen. Dat heeft in de Kamer geleid tot de discussie over de vraag of de meldplicht vrijblijvend is en of we daar wat aan kunnen doen. Die discussie kwam niet uit de lucht vallen, maar was het gevolg van allerlei discussies die eerder hadden plaatsgevonden. De Taskforce kindermishandeling kwam niet met het idee van de registratievereiste, maar met het idee van een meldplicht. Daarover heb ik met de Kamer gesproken. Op grond van dat overleg is de conclusie getrokken om niet te kiezen voor die, zoals mevrouw Bergkamp zei, platte meldplicht, maar om te kijken naar mogelijke andere oplossingen. De discussie werd onder andere gevoerd naar aanleiding van het plan van aanpak van mevrouw Van der Burg en heeft geleid tot mijn voornemen om de registratievereiste te hanteren. Over de beste invulling daarvan heb ik met partijen gepraat, waarbij ik ook de vraag heb gesteld wat wel en niet kan en hoe dat met de beroepsgroep moet worden verankerd. Als er één ding heel belangrijk is, is dat wel dat we niet hier aan de Haagse tafel bedenken hoe we het opschrijven en hoe het veld het moet doen. Dit gaat alleen landen als we in staat zijn om het idee verder te ontwikkelen met de beroepsgroepen, de VT-organisaties en organisaties als Augeo. Dat ben ik met mevrouw Bergkamp eens. Dan ontstaat niet alleen een gemeenschappelijk beeld van wat zou helpen, maar dan is er ook draagvlak voor de oplossing. Ik wil dit graag samen met de beroepsgroepen doen en ik zal dit zeker met de heer Sprokkereef en Augeo verder uitwerken in het project.

Mevrouw Keijzer (CDA): De Kamer heeft daarover al een brief over toegezegd gekregen. Ik vroeg net of die binnen een week komt. Dit kan toch zo niet. We weten allemaal dat de VVD, liberaal – nou ja, goed – een meldplicht wil. De VVD diende eind vorig jaar een actieplan in waarin zij het kabinet vroeg om de verplichte meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld zodanig aan te passen dat melden in stap 5 niet langer vrijblijvend is voor de professional. «Niet langer vrijblijvend» is gelijk aan «verplicht». De Staatssecretaris zegt dat hij geen meldplicht invoert. Wat is het nou? Je werkt met kinderen, je hebt een vermoeden van kindermishandeling, ben je dan verplicht om te melden of niet?

Staatssecretaris Van Rijn: Het is een beetje merkwaardig dat mevrouw Keijzer elke keer zegt dat iets er staat, terwijl ze citeert dat het er niet staat. Zij zegt: hoe maken we stap 5 van de meldcode minder vrijblijvend? In de huidige meldcode staat echter dat men kan ...

Mevrouw Keijzer (CDA): Er staat in het voorstel van de VVD, dat de Staatssecretaris omarmt, «niet lánger vrijblijvend».

Staatssecretaris Van Rijn: Dat klopt. De gezamenlijk conclusie uit ons vorige overleg was immers dat wij blij waren met de meldcode, maar dat we ons zorgen maakten over de vraag of stap 5 van de meldcode voldoende soelaas bood en voldoende kinderen op de radar hield. We zouden samen wegen zoeken om stap 5 van de meldcode minder vrijblijvend te maken, niet langer vrijblijvend te laten zijn. Daar zijn heel veel verschillende methoden voor. Het is inderdaad zo dat in het veld allerlei discussies plaatsvonden over de vraag of een meldplicht het beste was. Het algemene gevoel is van niet. Moeten we het dan zo laten zoals het is? Het gevoel is dat we dat niet moeten doen, omdat het vrijblijvendheid geeft voor beroepsgroepen die er misschien nog onvoldoende bekend mee zijn. Het overleg met beroepsgroepen moet daarom worden geïntensiveerd, stap 2 van de meldcode moet beter over het voetlicht komen – ook een heel terecht punt – en we moeten bekijken welke maatregelen we nog meer kunnen nemen om de code beter te laten werken. Ik denk dat dit alleen maar goed is. We moeten niet alleen praten over de meldcode, maar ervoor zorgen dat deze in de praktijk werkt en gedragen wordt door alle beroepsinstanties.

Mevrouw Keijzer (CDA): Stap 5 is beslissen over zelf hulp organiseren of melden. Dat staat er nu. De Staatssecretaris zegt dat melden niet langer vrijblijvend is, dus is het verplicht. Dat betekent dat stap 5 wordt aangepast. Wat is het nou? Zo doen we onrecht aan een complete sector die dagelijks werkt met de meest afschuwelijke situaties. Dit gaat er straks toe leiden dat niemand meer meldt of dat iedereen alles meldt. Wat betekent dat dan voor de kinderen? Dit kan niet zo. We komen in een praatmoeras terecht. Wil de Staatssecretaris in ieder geval zeggen dat het blijft zoals het nu is totdat de wet gewijzigd wordt, namelijk dat een professional zelf de afweging mag maken of hij hulp organiseert of meldt? Dan is die duidelijkheid er in ieder geval tot dat moment.

Staatssecretaris Van Rijn: Dit heeft bij mij nooit ter discussie gestaan. Sterker nog, dit staat in stap 5 van de meldcode. De discussie is niet of de meldcode moet worden aangepast op ofwel melden ofwel een hulptraject starten. De bijkomende discussie is of het verstandig zou zijn om te bekijken in welke gevallen men, als men een hulptraject start, ook een signaal geeft aan anderen voor wie het handig is om dat te weten. Ik denk dat dat verstandig is. Zo weet men of er sprake is van recidive of dat er andere signalen zijn waar men wat mee kan. Ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen dat mevrouw Keijzer hiertegen is. Maar dan ga ik haar woorden in de mond leggen die zij zelf moet uitspreken.

De voorzitter: Exact, en we gaan niet over en weer vragen stellen.

Mevrouw Kooiman (SP): Als ik de Staatssecretaris goed hoor, zegt hij dat hij goed heeft geluisterd naar Augeo, die met een soort tussenoplossing komt. Betekent dit ook dat de Staatssecretaris serieus overweegt om dat voorstel over te nemen? We hebben al eerder aangegeven dat de pijn zit bij de vraag of op het moment dat er hulp wordt geboden ook de plicht tot registreren geldt. We hebben overigens ook nog de VIR. Gaan we niet continu dubbel registreren?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik herinner me dat de Kamer over de VIR ook vragen heeft gesteld, of die wel zo goed zou werken. Misschien speelt daar dezelfde vrijblijvendheidsdiscussie. Dat zou kunnen. Augeo vraagt welke meldingscriteria beroepsgroepen kunnen hanteren om te kiezen voor melden of voor het inzetten van een traject. Het lijkt mij heel verstandig om dat te inventariseren. Ik ga er steeds van uit dat we praten over situaties waarin een ernstig vermoeden tot kindermishandeling bestaat en waarin het logisch is dat men ofwel meldt, ofwel een hulptraject inzet en dat even laat weten. Augeo stelt terecht voor om verder in te vullen en te detailleren in welke gevallen men het ene doet en in welke gevallen het andere. Dat lijkt mij alleen maar goed.

Ik wijs er overigens op dat Augeo ook een aantal andere invullingsvoorstellen heeft gedaan, over adviesvragen van burgers, die ook heel waardevol zijn. Aan de ene kant willen we het laagdrempelige karakter van meldingen houden, maar aan de andere kant moeten we voorkomen dat burgers wel gemeld hebben maar dat er niets gebeurt. Er moet een check van Veilig Thuis op zitten om de follow-up te bekijken. Het verbetertraject onder leiding van de heer Sprokkereef beziet de werkwijze van Veilig Thuis en heeft aandacht voor de wijze waarop we een goede verbinding kunnen maken tussen de resultaten van de meldcode en de verwerking daarvan. Dat is een goed traject, waarin we de verdere invulling heel zorgvuldig bezien met alle partijen om zo tot een goed eindresultaat te komen.

De wetswijziging is met name ingegeven door privacyoverwegingen. Privacy moeten we goed regelen, maar dat geldt bij heel veel voorstellen. Het hoeft van mij niet per se, maar ik denk dat ook in de voorstellen van Augeo privacyaspecten zitten waardoor we misschien tot een wetswijziging moeten komen. Ik wil laten uitzoeken of dat nodig is.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik kan me goed voorstellen dat de taskforce deze aanbeveling heeft gedaan, maar ik wil niet komen tot een registratieverplichting met een soort georganiseerd wantrouwen tegen de hulpverlener. Daar doelt Augeo ook op in haar brief. Daarin wordt het mooi samengevat. Ik ben blij dat de Staatssecretaris het verder gaat onderzoeken. Ik kan me niet voorstellen dat dit onderzoek binnen een week is afgerond. Dan komt de brief waar we nu op wachten. Hoeveel tijd denkt de Staatssecretaris nodig te hebben en wanneer kan de Kamer dieper op de materie ingaan?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik wil het graag koppelen aan de voortgang en de opzet van het verbeterprogramma dat nu in de maak is in opdracht van de VNG onder leiding van de heer Sprokkereef. Ik stel me voor dat ik binnen een maand over de opzet hiervan aan de Kamer kan rapporteren. Dan geef ik ook aan wat de verdere stappen in het traject zijn. We moeten de mensen die het project gaan trekken even de gelegenheid geven om goed na te denken hoe ze het verder uitlijnen. Ik zal de Kamer over een maand laten weten wat er al bekend is.

De voorzitter: De introducties bij de vragen moeten echt korter.

Mevrouw Bergkamp (D66): U zegt dat steeds bij mij.

De voorzitter: Ja, maar u begint ook aan weer een nieuwe interruptie.

Mevrouw Bergkamp (D66): Kunnen we ervan uitgaan dat wat de Staatssecretaris schrijft in zijn rapportage, namelijk dat hij voornemens is te regelen dat de inzet van hulp bij kindermishandeling wordt geregistreerd, dus een algemene registratievereiste, in ieder geval van de baan is?

Staatssecretaris Van Rijn: Mevrouw Bergkamp preciseert het nu als een algemene registratievereiste. Het is belangrijk dat er wordt geregistreerd als de beroepsgroep van oordeel is dat men weliswaar een hulptraject inzet, maar dat het verstandig is om dit ook bij Veilig Thuis te melden. Daar zijn twee dingen voor nodig: bekijken in welke gevallen de beroepsgroep vindt dat het nodig is en doorontwikkeling en verbetering van Veilig Thuis. Zullen we later kijken hoe we het precies noemen? Dat is misschien het allerbeste.

Mevrouw Bergkamp (D66): Dat vind ik geen plan. De voorzitter zegt dat ik een korte interruptie moet doen, maar ik krijg geen antwoord op mijn vraag. De Staatssecretaris laat het aan het veld over wanneer er geregistreerd moet worden. Dat betekent dat er in ieder geval geen algemene registratievereiste komt, zoals in de brief van de Staatssecretaris staat. Het is belangrijk om dat vast te stellen. Niet alle vermoedens van kindermishandeling moeten gemeld en geregistreerd worden. Er wordt gekeken of er echt sprake is van zeker weten, van een evidence based mishandeling, zoals in het voorstel van Augeo. Dat nuanceverschil is belangrijk voor de sector. Is de algemene registratievereiste van de baan? Laten we er alstublieft geen woordspelletjes van maken.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat wil ik ook niet. Het gaat mij niet om het woordje, maar als mevrouw Bergkamp praat over «een algemene registratieplicht van», van wat is dat dan? Als er sprake is van het ernstige vermoeden van kindermishandeling, waarbij men in stap 5 van de code zit en waarvan ook Augeo zegt dat het high-risksituaties zijn – die zitten wat mij betreft erg vast aan de risicosituaties in stap 5 – praten we over hetzelfde.

De voorzitter: Mevrouw Bergkamp, één poging. Anders verwijs ik u voor de vraag naar de tweede termijn. Het wordt ingewikkeld.

Mevrouw Bergkamp (D66): Het hoeft niet ingewikkeld te zijn. De algemene registratievereiste is dat bij stap 5, dus als er contact is met Veilig Thuis, altijd alles geregistreerd moet worden. De Staatssecretaris zegt dat in het voorstel van Augeo staat dat men bekijkt of er evidence based sprake is van ernstige vermoedens van kindermishandeling, en dat men die altijd moet registreren. Dat is een verschil ten opzichte van een algehele registratievereiste. Wat wil de Staatssecretaris? Kan hij één manier uitsluiten?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik doe ook een poging om dichter bij elkaar te komen. Vindt mevrouw Bergkamp dan ook niet dat stap 5 dat is?

De voorzitter: Nee, dit sta ik niet toe. Er komt geen vraag terug. Mevrouw Bergkamp stelt de vraag en ik verzoek de Staatssecretaris daarop in te gaan.

Staatssecretaris Van Rijn: Als wij het erover eens zijn dat we bij stap 5 praten over de high-risksituaties zoals ook Augeo bedoelt, zijn we het er waarschijnlijk ook over eens dat in die situaties een registratie aan de orde kan zijn. Daarvoor zitten nog allerlei stappen waarin de hulpverlener trajecten kan inzetten zonder dat er sprake is van stap 5 van de meldcode. Die meldcode bestaat immers uit een aantal stappen. We praten nu over wat er tot stap 5 behoort. Daarom is het voorstel van Augeo zo goed, om met de beroepsgroepen te definiëren wat qua high-risksituaties voortvloeit uit de algemene richtlijnen van de beroepsgroepen. Dat is een heel waardevolle invulling. We hoeven dan niet te praten over alles melden, maar we registreren juist die dingen waarvan we allemaal overtuigd zijn dat het een high-risksituatie is. Bij een high-risksituatie is sprake van een ernstig vermoeden van kindermishandeling en is iedereen van mening dat men elkaar dan moet informeren, zodat men elkaar kan steunen.

Mevrouw Bergkamp (D66): Volgens mij hebben we hem nu. Of, zoals mevrouw Keijzer zou zeggen: het lek is boven. De Staatssecretaris geeft aan dat hij niet over wil gaan tot een algehele registratievereiste, zoals in de notitie staat. Hij geeft aan dat wordt overgegaan tot registratie als er sprake is van een high-risksituatie, evidence based. Klopt dat?

Staatssecretaris Van Rijn: Ja. In mijn denken behoort dat dus tot stap 5. Die is er niet voor niets. Dan is er sprake van een ernstig vermoeden van kindermishandeling, waarin de professional vindt dat er iets heel ernstigs aan de knikker is. Dit is precies het punt voor verdere uitwerking.

Mevrouw Bergkamp (D66): Het betekent registreren bij high-risksituaties, dus geen algehele registratievereiste. Het veld bekijkt wanneer hiervan sprake is en dan moet er gemeld worden. Ik ben blij dat er in ieder geval geen algehele registratievereiste komt. De Staatssecretaris durft het niet te zeggen, dus ik zeg het. Er wordt gekeken naar high-risksituaties. Dat is winst en dat is te danken aan het voorstel van Augeo. Dat heeft Augeo maar mooi bereikt.

Staatssecretaris Van Rijn: Die complimenten aan Augeo wil ik graag delen. Ik maak nog één opmerking, op het gevaar af dat ik uitdaag en dan straf krijg van de voorzitter. Ik zal oppassen. Het is echt heel belangrijk om de volgende stap te zetten om met alle betrokkenen van de discussie over woorden af te komen en de diepte in te gaan, en de vraag te beantwoorden wanneer het nodig is om te melden en wanneer het verstandig is om te registreren. Het zou geweldig zijn als we erin slagen om een zo goed mogelijke en praktische werkwijze te krijgen voor stap 5, waarmee we het instrumentarium kunnen toepassen. We hebben misschien iets te lang gesproken over woorden. We zijn het erover eens dat de inhoud bepalend moet zijn. Ik merk dat aan de bijdrage van mevrouw Bergkamp. Ik denk dat we er dan uitkomen, ook met alle betrokken partijen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik wist niet dat ik nog een interruptie had. Ze hoeven niet op, ik weet het, maar daar zit ik hier tenslotte voor.

Ik dacht op een gegeven moment: we hebben het! De Staatssecretaris zei dat er geen algemene registratievereiste is, maar alleen een verplichting in high-risksituaties. En toen praatte hij verder. Ik herhaal de vraag van mevrouw Bergkamp. Er komt alleen een registratievereiste, om maar in het jargon mee te gaan, in bijvoorbeeld die high-risksituaties op pagina 3 van de brief van Augeo. Ja of nee?

Staatssecretaris Van Rijn: Ik zal het nog een keer proberen. Het is niet zo dat er een registratievereiste komt voor alle hulptrajecten die professionals inzetten. Natuurlijk niet.

Mevrouw Keijzer (CDA): Dank u.

Staatssecretaris Van Rijn: Er komt wel een registratievereiste ...

Mevrouw Keijzer (CDA): Stop nou.

Staatssecretaris Van Rijn: Nee, nee, nee. Misschien mag ik over mijn eigen woorden gaan?

De voorzitter: Mevrouw Keijzer gaat over haar vraag, de Staatssecretaris gaat over zijn antwoord.

Staatssecretaris Van Rijn: De discussie gaat over het gezamenlijk bepalen van die high-risksituaties, waarbij sprake is van ernstige vermoedens en evidence van kindermishandeling. In mijn denken zit je dan in stap 5. Zo helder wil ik het zeggen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik zou bijna zeggen: een bevalling gaat sneller. Daar kan ik over meepraten.

De voorzitter: Dat is misschien niet helemaal een goede vergelijking.

Mevrouw Keijzer (CDA): Dat is maar de vraag. Waarom stopt de Staatssecretaris nou niet gewoon bij «ja, er komt alleen een registratievereiste voor de high-risksituaties die Augeo noemt en we gaan nog in gesprek welke dat precies zijn»? Ik snap niet waarom we steeds in zo’n praatmoeras moeten terechtkomen. Het gaat hier zeker ergens over. De Staatssecretaris pleit ervoor om geen woordspelletjes te doen, maar ik denk dat het ook een beetje door hemzelf komt. Wij proberen constant helder te krijgen hoe het zit. Alle interrupties zijn daarop gericht. Zet gewoon een punt.

Staatssecretaris Van Rijn: Soms is sprake van een praatmoeras, soms is sprake van een vraagmoeras. Dat houdt elkaar in evenwicht.

Mevrouw Keijzer (CDA): Een punt van orde. Dit kan niet. Wij proberen met z’n drieën duidelijkheid te krijgen of misschien wel te verschaffen. Ik vind het niet netjes als de Staatssecretaris op deze manier antwoordt op die poging. Terugkijkend op de manier waarop dit is gelopen, had de Staatssecretaris het misschien anders moeten doen. Ik denk van wel.

De voorzitter: Uw punt is duidelijk. Ik verzoek de Staatssecretaris verder te gaan met zijn beantwoording en kijk naar de klok. Gezien het debatje dat we zojuist hebben gevoerd, denk ik dat er behoefte is aan een tweede termijn. Ik vraag ook de Staatssecretaris om voor zover mogelijk kort te antwoorden.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb mevrouw Volp de toezegging gedaan om meer informatie te geven over het verbeterplan.

Ik dank haar voor het actieplan dat wij hebben ontvangen. We zullen het bestuderen. We kunnen niet genoeg benadrukken dat vrouwelijke genitale verminking een ernstig probleem is. Voor mij geldt dat de aanpak daarvan de grootst mogelijke effectiviteit moet hebben en dat alle ideeën en plannen, van wie dan ook, zeer welkom zijn. Ik spreek af dat ik hierop samen met de Minister van V en J een reactie zal geven.

Ik ben ook bereid om in het verbeterprogramma te bezien wat in stap 2 van de meldcode de positie van de aandachtsfunctionarissen kan zijn. Ik zeg mevrouw Volp toe dat ik haar gedachten op dit punt meeneem bij het verbetertraject van Veilig Thuis. Daarin wordt uitgebreid ingegaan op de aandachtsfunctionaris.

Sluit de vrouwenopvang in de huidige vorm aan bij de populatie en de behoeften van de populatie? In een ander debat heb ik al afspraken gemaakt over de kwaliteitsverbetering van de vrouwenopvang en de toezegging gedaan dat we niet alleen het kwaliteitsverbeteringsprogramma moeten doen, maar dat we ook moeten bekijken of dat aansluit bij de wensen en behoeften van de ontwikkeling van de vrouwenopvang. Simpel gezegd was het vroeger alleen opvang en is het nu opvang plus zorg, misschien wel zorg specifiek voor kinderen. We organiseren met de VNG en de Federatie Opvang een expertmeeting om te bezien hoe we in de toekomst niet alleen het kwaliteitsprogramma kunnen ontwikkelen maar ook om de vraag beantwoorden of de vrouwenopvang nog voldoet aan de behoeften van de populatie en de vragen in de toekomst.

Mevrouw Volp (PvdA): Ik ben blij met de expertmeeting. Kan de Kamer geïnformeerd worden over de uitkomsten? Atria gaf in zijn brief aan dat het gezien de decentralisaties en de taak die de gemeente heeft gekregen, van belang is dat we dit goed bekijken. Ik dring aan op nader onderzoek, dus ik zie graag een vervolg op de expertmeeting.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik ben bereid om te bezien of naar aanleiding van de expertmeeting nader onderzoek nodig is. Ik informeer de Kamer in de volgende GIA-voortgangsrapportage, voor de zomer, over de stand van zaken.

Mevrouw Volp (PvdA): Wij hebben naar aanleiding van schriftelijke vragen van collega Kooiman en mijzelf over specifieke situaties in een blijf-van-mijn-lijfhuis en een opvangcentrum gesproken. Komt daar nog een vervolg op?

Staatssecretaris Van Rijn: Uit mijn hoofd: ik dacht van wel, maar ik neem deze vraag even mee naar de tweede termijn.

Mevrouw Volp vroeg naar de stand van zaken rond het Verdrag van Istanbul. De komende periode ga ik in overleg met de VNG en de Federatie Opvang over de vraag hoe we de aanpak van geweld in huiselijke kring op lokaal niveau verder monitoren. We hebben al afspraken gemaakt. Ik noemde net de kwaliteitsimpuls. We betrekken daarbij de vraag hoe we de naleving van de verdragsbepalingen het beste kunnen monitoren. Binnenkort zal in samenwerking met de VNG juist op dit specifieke punt een factsheet worden opgesteld voor alle gemeenten. Ik neem het graag mee in het onderzoek dat we doen naar de toekomst van de vrouwenopvang.

Mevrouw Volp (PvdA): Kan de Staatssecretaris ingaan op de situatie op de BES-eilanden (Caribisch Nederland)? Dat was een van de redenen waarom de ratificatie bij ons vrij lang heeft geduurd.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik weet de precieze stand van zaken niet, maar de afspraak was inderdaad dat we daar inventariseren wat de witte vlekken en de knelpunten zijn, zodat we een gericht actieplan kunnen maken. De inventarisatie is naar mijn weten in volle gang. Ik heb niet precies voor ogen op welk moment die gereed is. Misschien kan ik dat in tweede termijn melden.

Ik kom bij Defence for Children en de landelijke coördinatie en aanpak van kindermishandeling vanuit de verdragen. De algemene verantwoordelijkheid wordt op verschillende manieren ingevuld, via wetgeving, monitoring en ondersteuning in de praktijk. Ik denk dat we in de discussie over het landelijke programma, het realiseren van het verbeterprogramma voor Veilig Thuis, ook zullen zien wat we als algemeen kwaliteitskader willen beschouwen voor de VT-organisaties en wat lokaal is, specifiek en afhankelijk van de verschillende contacten die zo’n Veilig Thuis-organisatie bijvoorbeeld met de wijkteams heeft. Naast de algemene verantwoordelijkheid kunnen we in dat programma zien of er een landelijk kwaliteitskader voor Veilig Thuis naar voren komt.

Moet een handelingsprotocol landelijk verplicht zijn? Zoals mevrouw Volp weet, zijn de taken en bevoegdheden van Veilig Thuis vastgelegd in de Wmo. De Veilig Thuis-organisatie en de gemeente gaan over de invulling daarvan. Er is inmiddels onder leiding van de VNG een gedetailleerd handelingsprotocol opgesteld. De inspectie hanteert dit bij haar toezicht. Het zou kunnen dat de resultaten van het verbeterproject Veilig Thuis leiden tot andere inzichten, die gevolgen hebben voor het handelingsprotocol. Dat weten we natuurlijk niet van tevoren. Dat moet blijken uit de verdere ontwikkeling van het programma, maar het is een open vraag. Als de resultaten leiden tot andere inzichten, kunnen die ook tot aanpassing van het protocol leiden.

Mevrouw Bergkamp vraagt wat wordt gedaan om de bekendheid met de kindcheck verder te vergroten. In de voortgangsrapportage heb ik al diverse maatregelen genoemd. We maken de kindcheck en de toepassing ervan bekender bij professionals. We zijn het afgelopen jaar gestart met de huisartsen en de huisartsenposten. De komende twee jaar vindt de implementatie van de kindcheck bij de ggz plaats. Daarnaast stel ik een stappenplan op met andere beroepsgroepen, zodat zij beter weten hoe de kindcheck kan worden toegepast. We gaan de kindcheck successievelijk voor alle beroepsgroepen verder brengen.

Mevrouw Bergkamp vroeg of een aanpassing van het beleid ten aanzien van seksueel geweld nodig was. Zij verwees naar het rapport van de rapporteur. Ik ben zeer bereid om te bekijken of dit rapport aanleiding geeft tot aanpassingen. Misschien dat we de stand van zaken in de volgende GIA-rapportage kunnen meenemen.

Mevrouw Bergkamp heeft gevraagd of er voldoende aandacht is voor oudersignalen. Ik denk dat deze meer aandacht moeten krijgen. Mevrouw Van der Burg en mevrouw Kooiman vroegen daar ook aandacht voor. Ik stel mij voor dat we dit punt meenemen in het verbeterprogramma van de VT-organisaties. Ik realiseer me dat ik wel heel veel bagage op deze drager leg.

Ik kom bij het combinatiepakket voor kinderopvang en onderwijs. Dit jaar komt er binnen de sector gezondheidszorg met ondersteuning van VWS extra toezicht op de implementatie van de meldcode en de kindcheck. Volgend jaar wordt in samenwerking met de ggz de kindcheck verder ondersteund. Voor de sectoren kinderopvang en onderwijs volgt nader overleg met de inspecties. We bekijken nu hoe we een en ander verder kunnen vormgeven. Datzelfde geldt voor het justitiële terrein. We pakken het vrij breed op. We bekijken elk jaar wat de volgende stap zou kunnen zijn.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik heb een vraag over de kindcheck en de oudersignalen. Die horen bij elkaar. De check maakt al ruim twee jaar deel uit van de wet en men moet zich aan de wet houden. Hoeveel geduld hebben we nog? Als ik de cijfers over de training van de verschillende beroepsgroepen zie, word ik daar heel droevig van. Het is een heel belangrijke manier om kindermishandeling eerder op te sporen en met ouders in gesprek te gaan over zorgen, zonder hen aan de schandpaal te nagelen. Hoeveel geduld heeft de Staatssecretaris nog? Het klinkt als: we gaan ze nog jaren rustig de tijd geven.

Staatssecretaris Van Rijn: Als ik net zoveel geduld heb als mevrouw Van der Burg, dan moet dit snel geregeld worden. Er zijn heel goede voorbeelden van het belang van het oppikken van oudersignalen. Degenen die betrokken zijn geweest bij de kindcheck in Haaglanden hebben ons gevraagd om dit met hen uit te werken voor andere beroepsgroepen. Dat vergt tijd. Het gaat vaak niet over de vraag of het nuttig is. Daar is iedereen van overtuigd. Het gaat meer over de signalen waarop we moeten letten, hoe bekend die zijn, hoe we daar voorlichting over en verdere bekendheid aan kunnen geven. Ik denk dat ik net zo ongeduldig ben als mevrouw Van der Burg. Ze kan ervan overtuigd zijn dat we dit met de nodige druk zullen vormgeven.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Dank daarvoor. De heer Sprokkereef met zijn commissie gaat ook in gesprek met alle belangengroepen en beroepsgroepen, met alle betrokkenen. Misschien dat dit punt extra onder de aandacht kan worden gebracht, gezien de achterstand en gezien de kans om kinderen en ouders hiermee tijdig te hulp te komen. Laten we dat niet vergeten, want daar gaat het allemaal om. We moeten de bewustwording vergroten en mensen vertellen waar ze de informatie kunnen krijgen, zodat ze in ieder geval kunnen beginnen. Top dat er een vervolgtraject komt, maar het is nogal schokkend dat we een wet hebben die op zo grote schaal niet wordt nageleefd.

Staatssecretaris Van Rijn: We hebben zojuist de bagagedrager van de heer Sprokkereef wat verstevigd, dus ik heb het idee dat dit er ook nog wel bij kan. Mijn officiële toezegging is dat ik dit aan hem zal vragen.

Mevrouw Bergkamp en mevrouw Keijzer vragen of er extra geld nodig is voor het goed functioneren van de VT-organisaties. Het echte antwoord is dat we dat niet weten, in ieder geval nog niet. Het verbeterprogramma moet tot een goed beeld leiden van de verbeterpunten en de witte vlekken, ook in de bedrijfsvoering. Ik loop niet weg voor deze vraag, als extra geld nodig blijkt. Laten we er eerst voor zorgen dat het onderzoek en het verbeterprogramma lopen. Aan de hand daarvan kunnen we beoordelen of er extra middelen nodig zijn. We moeten weten wat de stand van zaken is. Daarna bespreken we de vraag of daarvoor aanvullende maatregelen nodig zijn.

Mevrouw Bergkamp had een specifieke vraag over de maatwerkvoorzieningen. Zij vroeg of de crisisopvang een algemene voorziening of maatwerk is. Het antwoord is dat het er een beetje vanaf hangt, namelijk van de soort zorg en ondersteuning die nodig is in een specifieke crisissituatie. In de praktijk blijkt dat als hulpverlening na de crisissituatie op gang komt en gewerkt wordt aan herstel, dit vaak gaat op basis van een maatwerkondersteuningsplan. De Wmo kent een apart artikel op grond waarvan de gemeente in spoedeisende gevallen onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening moet verstrekken in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Er komt naar aanleiding van de crisissituatie hulp op gang. Dat is vaak maatwerk, maar in de crisissituatie zelf is dat soms dus ook het geval.

Mevrouw Keijzer vroeg naar de wachttijden. Leiden die niet tot situaties waarover we zorgen moeten hebben? De inspectie heeft geconstateerd dat bij een acuut veiligheidsrisico in een crisissituatie voor kinderen en andere slachtoffers geen wachttijd geldt. De inspecties brachten wel aan het licht dat sommige VT-organisaties geen volledig actueel beeld hebben van de veiligheid. Het is dus denkbaar dat er geen sprake is van een acute veiligheidssituatie, maar wel van een situatie die dat kan worden. Ik heb hierover gesproken met de verantwoordelijke wethouders. Ook zij vinden dit niet aanvaardbaar. Daarom is de manier waarop we beter zicht kunnen krijgen op de kwaliteit en de inhoud van de wachtlijst onderdeel van het project. Het is breder dan de situatie die als acuut wordt aangeleverd. We hebben formeel geregeld dat in acute situaties de hulp meteen start. Voor wat kan wachten, is er enige wachttijd, maar dan moet wel duidelijk zijn hoe de wachtlijst in elkaar zit.

Mevrouw Kooiman vroeg naar de stand van zaken bij de dubbele toestemmingsvereiste. In januari is een conceptstappenplan opgesteld en met de professionals en de juridische experts besproken. Over het algemeen werd het positief ontvangen. Op dit moment worden de laatste wijzigingsvoorstellen verwerkt. In de eerstvolgende rapportage meld ik de stand van zaken aan de Kamer.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd wanneer de Kamer de toegezegde brief over de KOPP/KVO-kinderen (kinderen van ouders met psychische of verslavingsproblemen) kan verwachten. Die komt zeer binnenkort. De afstemming met partijen heeft meer tijd gekost dan was voorzien, maar ik ga ervan uit dat we tussen nu en twee weken de brief aan de Kamer kunnen toesturen.

De Wet op de jeugdverblijven is vandaag unaniem aangenomen door de Eerste Kamer. Dat betekent dat de GGD toezicht kan gaan houden op de particuliere instellingen waar jongeren langer dan een halfjaar verblijven.

Mevrouw Kooiman (SP): Het is heel mooi dat deze wet is aangenomen door de Eerste Kamer, maar het is niet de wet waarop we gehoopt hadden. We hadden gehoopt dat alle particuliere jeugdzorginstanties onder toezicht van de inspectie kwamen. We hebben een motie ingediend die iets verderging dan de wet. Wij hebben deze aangehouden, omdat de Staatssecretaris er nog op zou reageren. We wachten met smart op een brief daarover.

Staatssecretaris Van Rijn: Zal ik dan in het licht van het aannemen van de wet specifiek ingaan op hetgeen in de motie is gevraagd? Ik ben bereid daar een aparte brief over te sturen.

Mevrouw Kooiman (SP): Het lijkt wel Valentijnsdag. Het is fantastisch al die brieven.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik heb niks gezegd over de toon.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik verwacht allemaal hartjes.

Het toezicht betrof niet alleen de GGD, maar ook de inspectie. Ik hoop dat de Staatssecretaris daarop wil ingaan. Wanneer kunnen we die brief verwachten? Ik denk nu steeds aan 14 februari.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat moet ik even uit mijn hoofd doen, maar laten we afspreken dat de brief binnen vier weken komt.

Mevrouw Van der Burg maakte enkele opmerkingen over de ICT-systemen. De bedrijfsvoering en de ICT-systemen zijn onderdeel van het verbeterproject. Veel medewerkers bij de VT-organisaties worstelen met de verschillende systemen. Dat geeft veel frustratie en ergernis. Een harmonisatie van de ICT-systemen kan een belangrijke bijdrage leveren aan de doelmatigheid en slagvaardigheid van de VT-organisaties. Dit is integraal onderdeel van het project.

Minister van der Steur is ingegaan op de vraag over stap 2 van de meldcode en het voorstel van Augeo. Hij heeft gezegd dat dit kon. Als we in het kader van stap 2 een check laten doen door Veilig Thuis in welke andere systemen een kind misschien voorkomt, moeten we juist het privacy-aspect bekijken. We nemen dit punt mee in de verdere ontwikkeling van de meldcode.

Ik kom bij de vraag over de broertjes en zusjes. Een melding kan betrekking hebben op meer kinderen in een gezin en we moeten toe naar een meer gezinsgerichte aanpak. Mevrouw Van der Burg heeft wel een punt. We hebben hierover gesproken met de VT-organisaties en het punt is door de mensen van Veilig Thuis onderstreept. Wat mij betreft nemen we dit mee in de verdere uitwerking van het niet-vrijblijvend zijn van stap 5: kijken we genoeg naar de broertjes en zusjes, de gezinssituatie, en niet alleen naar de melding of het hulptraject zelf?

Mevrouw van der Burg geeft aan dat de monitoring als onderdeel van Veilig Thuis nu onvoldoende wordt opgepakt. Dat is ook gesignaleerd in de diverse inspectierapporten. Het handelingsprotocol spreekt over monitoring na drie maanden en soms na een jaar. Mag ik de vraag over de gewenste periode van monitoring bij de verschillende soorten meldingen bij Veilig Thuis meenemen in het verbeterproject? Ik kan me voorstellen dat we heel specifiek bekijken of de monitoring lang genoeg is.

Ik heb de opmerking van mevrouw Agema over stap 5 en de ernst daarvan al onderschreven.

Er is zeker aandacht voor vrouwelijke genitale verminking en het voorkomen daarvan onder kinderen van vluchtelingen. Er is een protocol Intake JGZ voor asielzoekerskinderen van 0 tot 19 jaar van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers en de GGD. Dit schrijft voor dat alle kinderen worden gezien en dat bij vluchtelingen met kinderen uit risicolanden vrouwelijke genitale verminking een specifiek aandachtspunt is. Ik wijs erop dat Pharos naar aanleiding van de geruchten dat meisjesbesnijdenis ook in Syrië plaatsvindt, in overleg met GGD en Jeugd ggz in twee jeugd-ggz-regio’s een verkenning heeft gedaan om dit goed in beeld te krijgen. De tussenstand is dat Pharos tot nu toe geen aanwijzingen heeft kunnen vinden dat het voorkomt. We zijn zeer alert op dit punt. Ik ben het zeer met mevrouw Agema eens dat we niet genoeg aandacht aan dit verschrikkelijke probleem kunnen geven.

Mevrouw Agema (PVV): Meisjesbesnijdenis bestaat langer dan de islam en het was Mohammed die het opnam in de Hadith. Het is een islamitisch gebruik en daarmee komt het in alle islamitische landen voor. De VN registreert dit alleen in donker Afrika. Daardoor doet de VN alsof het alleen daar voorkomt, maar het is een islamitisch en dus ook Syrisch probleem. Daarom moeten we er alert op zijn. De activiste die ik noemde zegt dat ook. Wat doen we met een asielgezin als blijkt dat de kinderen besneden zijn? Is het een reden voor afwijzing? Het lijkt me dat we deze gebruiken en ernstige misdrijven niet moeten tolereren of belonen met een verblijfsvergunning.

Staatssecretaris Van Rijn: Dit moet bekeken worden in het kader van de asielprocedure. Het zou overigens merkwaardig zijn om op grond hiervan een kind te weigeren. Dan delen we een soort dubbele straf uit en dat lijkt mij niet de bedoeling. Bij de checks die plaatsvinden is er veel aandacht voor dit vraagstuk. Er kan meteen gesignaleerd worden als het voorkomt. We kunnen het in dat geval niet meer voorkomen, maar moeten wel de asielprocedure afwerken.

Mevrouw Agema (PVV): Het kind mag van mij blijven, maar die ouders moeten van mij echt weg. De Staatssecretaris zegt dat we het gaan bekijken. Dan treffen we het dus aan. Het is ernstige, zware kindermishandeling die voor de rest van het leven zeer grote problemen veroorzaakt. Er kan hoongelach zijn op de publieke tribune, maar ik pik dat echt niet.

De voorzitter: Mevrouw Agema, we gaan niet in debat met de publieke tribune.

Staatssecretaris Van Rijn: Het lijkt me het beste dat de commissie de vraag of het gevolgen kan hebben voor de asielprocedure bespreekt met mijn collega van V en J.

Mevrouw Agema (PVV): Nee, het kabinet spreekt met één mond. Ik heb niet eerder geïnterrumpeerd. Ik wil graag horen wat de Staatssecretaris hierop te zeggen heeft.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik ga geen uitspraken doen over de afwegingen die in de asielprocedure gemaakt moeten worden door mijn collega. Dit is een onderwerp voor hem.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik dank de Staatssecretaris voor het meenemen van mijn punten. Ik heb een vraag over de monitoring. We weten dat 50% hermeldingen zijn. In dat kader vraag ik er bijzondere aandacht voor, want nu kán Veilig Thuis nakijken hoe het gaat. De monitoringperiode moet veel langer zijn. Wat mij betreft komt de Staatssecretaris met een risicotaxatie of iets dergelijks, maar we moeten dit serieus bekijken. Als ik zijn toezegging op deze manier mag opvatten, neem ik daar genoegen mee.

Staatssecretaris Van Rijn: Dat mag, want wat mij betreft maakt dit inderdaad deel uit van het verbeterprogramma. Monitoring, de mate waarin monitoring kan plaatsvinden, de duur ervan en de gevallen waarin wordt gemonitord nemen we zeker mee.

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik kijk naar de leden. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Mevrouw Volp heeft zich afgemeld. Haar medewerker luistert ongetwijfeld mee.

Mevrouw Keijzer (CDA): Voorzitter. Ik heb nog twee korte punten. Het eerste betreft de VT-organisaties en het vrij negatieve inspectierapport. Ik heb de Staatssecretaris gevraagd of er niet meer geld nodig is. Dat weet hij nog niet. Tegelijkertijd staat er in zijn brief dat niet alle VT-organisaties een actueel beeld hebben van de veiligheid van alle leden van een gezin of huishouden bij gevallen die op de wachtlijst staan. De Staatssecretaris geeft aan dat er gewerkt moet worden aan de inhoud en kwaliteit van de wachtlijsten. Dat is heel erg mooi, maar wat betekent dat voor nu? Wat wordt er nu gedaan om in de gaten te houden wie er op de wachtlijst staan en of daar risicosituaties bij zitten?

Het tweede punt is de meldplicht. Er komt geen meldplicht, zegt de Staatssecretaris vandaag. Er komen registratievereisten. Als je doorvraagt of dat de high-risksituaties zijn die Augeo noemt in de brief van 1 februari, zegt de Staatssecretaris eerst ja en vervolgens neemt hij ons mee in de verplichte meldcode et cetera. Ik heb eerder gevraagd om een uiteenzetting hierover in een brief: wanneer moet het wel, wanneer niet, en verbind het aan de aangekondigde wetswijziging. Die brief is op 14 januari toegezegd en ik neem dus aan dat we die heel snel krijgen. Ik zal via de procedurevergadering vragen om een algemeen overleg om dit punt heel precies uit te vogelen. Dit onderwerp verdient het, de kinderen verdienen het en de mensen die in deze sector werken verdienen het.

Mevrouw Bergkamp (D66): Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van mevrouw Keijzer over de algemene registratievereiste. Ik geef de Staatssecretaris voor de brief mee dat in zijn brief van 12 januari staat dat voor professionals de verplichte meldcode minder vrijblijvend wordt gemaakt, met een registratievereiste. Professionals die zelf hulptrajecten starten, moeten vermoedens van kindermishandeling bij Veilig Thuis registreren. Op basis hiervan hebben een aantal partijen de indruk dat het gaat om een algemene registratievereiste. De Staatssecretaris zegt nu dat het gaat over ernstige vermoedens van kindermishandeling, over high-risksituaties. Dat zijn twee verschillende zaken. Wil de Staatssecretaris hierover in zijn brief duidelijkheid verschaffen? Het is goed dat dingen uitgewerkt moeten worden, maar hierover wil ik in de brief duidelijkheid hebben.

De voorzitter: Ik onderbreek u even. U heeft het over de brief die binnen een maand verwacht wordt.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik hoorde twee weken, een week, een maand.

De voorzitter: We hebben genoteerd «een maand», maar er staan verschillende brieven uit. Even voor de zorgvuldigheid: die brief bedoelde u.

Mevrouw Bergkamp (D66): Ik vond het antwoord over de landelijke, uniforme kwaliteitscriteria voor de CSG’s nog niet helemaal duidelijk. Komen er landelijke, uniforme kwaliteitscriteria? Volgens mij niet, maar ik miste dat misschien. Het kan aan mij liggen.

Verder ben ik blij met de toezegging dat het rapport van de nationaal rapporteur over seksueel misbruik en de consequenties daarvan voor wijzigingen in het beleid in de GIA-rapportage wordt opgenomen. De Staatssecretaris geeft aan dat de combinatiepakketten – een voorstel van SP en D66 – breder worden opgepakt. Kan hij de Kamer hierover informeren via de GIA-rapportage?

Bij de crisisopvang gaf de Staatssecretaris aan dat het van de situatie afhangt. Wil hij de vraag of crisisopvang een algemene voorziening of maatwerk is met de VNG en de Federatie Opvang oppakken, omdat hierover in de praktijk onduidelijkheid bestaat? We willen daarbij juist geen risico’s lopen.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. We begonnen allemaal met de opmerking dat we kindermishandeling willen bestrijden, maar ik heb gemerkt dat dit onderwerp heel veel geduld vraagt. Ik heb bij elk punt dat ik heb ingebracht genoteerd dat de Staatssecretaris met een brief komt. Dat is prima. Ik heb geduld, als het uiteindelijk maar tot het gewenste resultaat leidt voor de kinderen om wie het vandaag gaat. Ik wens iedereen heel veel succes met de uitwerking van stap 5 van de meldcode. Ik druk de Staatssecretaris op het hart om over een maand met een heel heldere brief te komen, want we moeten voorkomen dat we een soort spraakverwarring krijgen. Iedereen moet weten waar hij aan toe is.

Ik heb een heel aantal moties aangehouden. Ik doe de oproep om helderheid te verschaffen, ook voor de brieven die nog komen over de dubbele toestemmingsvereiste, de KOPP-kinderen en de particuliere jeugdzorg. Ik wil niet dat die moties eeuwig in de lucht blijven hangen. Ik wil dat we tot actie komen.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Voorzitter. Ik dank beide bewindspersonen voor de toezeggingen. Het klopt dat er nog veel uitgewerkt moet worden, maar dat hoort bij dit traject. De Staatssecretaris gaf aan dat ik ongeduldig was, maar ik ben ook heel geduldig. Ik kan heel lang op een onderwerp zitten. Ik hoop echt dat we meters gaan maken en dat we niet in woorden blijven hangen. Het gaat om de resultaten voor de kinderen. Volgens mij liggen we niet zo ver uit elkaar als iedereen bereid is om uit zijn standaardreflexen te komen. Ik denk dat het onderwerp het meer dan waard is, gezien de vreselijke effecten die kinderen hun leven lang meedragen als hen dit overkomt en gegeven het feit dat we allemaal weten dat ouders dit niet doen omdat ze het zo leuk vinden of omdat ze sadistisch zijn, maar uit onkunde en onmacht. Dat moet bespreekbaar zijn om een doorbraak te kunnen realiseren. We moeten voorkomen dat we een verwijt krijgen zoals dat van de kinderen van de jongerentaskforce: het allerergste vond ik dat al die volwassenen wegkeken, niet dat mijn ouders dit deden, want dat begreep ik nog wel, maar het feit dat ik niet bij de leraar terechtkon, niet bij de huisarts en noem maar op. Het is een heel moeilijk onderwerp voor professionals. Ik onderschat dat absoluut niet. Laten we samen stappen zetten. Ik hoop dat we in de komende tijd snel meters maken onder leiding van de heer Sprokkereef. Ik weet niet precies hoe zijn organisatie gaat heten. De kinderen verdienen het.

Mevrouw Agema (PVV): Voorzitter. Alle steun voor het verhaal van mevrouw Van der Burg. Als de Staatssecretaris nog niet met de Staatssecretaris van V en J gesproken heeft over wat te doen bij vrouwelijke genitale verminking onder asielzoekers, dan moet dat snel gebeuren. Ik vraag hem om dit te bespreken. Vrouwelijke genitale verminking moet een afwijzingsgrond zijn. De andere optie is namelijk dat we het accepteren. Dat kan niet. Ik roep de Staatssecretaris op om hierover te spreken met de Staatssecretaris van V en J en een standpunt te formuleren.

Staatssecretaris Van Rijn: Voorzitter. Mevrouw Keijzer vraagt of er acties zijn ondernomen aan de hand van de al ontvangen inspectierapporten. Dat is het geval. Wethouders hebben over de knelpunten gelezen en soms al actie ondernomen en extra middelen uitgetrokken. Dat bleek uit mijn overleg met hen. Er is dus al actie ondernomen, maar we krijgen het algemene rapport over alle VT-organisaties nog. Uit mijn hoofd komt dat eind februari, begin maart uit. Ik doe dat de Kamer zo snel mogelijk toekomen.

Mevrouw Keijzer vraagt mij om in de brief zo goed mogelijk te beschrijven wat we gaan uitwerken. Dat doe ik, met een kleine kanttekening. Het is heel belangrijk om ook aan te geven op welke wijze we dit met de verschillende beroepsgroepen gaan uitwerken. Het is goed om daarover zo groot mogelijke helderheid te verschaffen, ook gelet op dit debat.

Mevrouw Bergkamp vraagt of er landelijke, uniforme standaarden komen voor de CSG’s. Er zijn natuurlijk landelijke kwaliteitscriteria. Die zijn van het landelijk platform CSG’s. Gemeenten hebben bij de toekenning van de extra middelen gegarandeerd dat de centra zullen voldoen aan de landelijke kwaliteitscriteria. Mijn collega van V en J en ik houden dit de komende periode scherp in de gaten, gelet op de extra middelen die we daaraan hebben toegekend.

Mevrouw Bergkamp vroeg of ik bereid ben de combipakketten in de GIA-voortgangsrapportage mee te nemen. Daar ben ik toe bereid.

Ik zeg toe dat ik de vraag over Caribisch Nederland en de crisisopvang met de VNG en de Federatie Opvang zal bespreken.

Mevrouw Kooiman riep mij op om in de brieven duidelijk te maken waar we staan. Dat zal ik doen, al dan niet voorzien van hartjes.

Bij de KOPP-kinderen valt op dat er verschillende mogelijkheden zijn, zowel op gemeentelijk niveau als bij de zorgverzekering, maar soms ook in andere domeinen. Dit zal de Kamer in de brief lezen. Het is goed om dit precies op te schrijven. Het is een breed scala.

Mevrouw Van de Burg schroefde de verwachtingen van het verbeterplan voor Veilig Thuis nog wat verder op, voor zover dat nog niet gebeurd was in dit overleg. De mensen die zich hiermee bezig houden hebben vandaag uitgebreid meegeschreven, dus ik ga ervan uit dat die bagagedrager in ieder geval aanwezig is. Gelet op de gesprekken die we hebben gevoerd met de wethouders, de VNG, de VT-organisaties en de heer Sprokkereef heb ik er alle vertrouwen in dat hij een verdere impuls kan geven aan de kwaliteit van Veilig thuis. Dit is een van de frontorganisaties om de kansen van deze decentralisatie verder te brengen. Ik kan dat niet genoeg benadrukken.

Ik zeg mevrouw Agema toe om haar vraag en opmerking met mijn collega te bespreken.

De voorzitter: Ik vraag de Staatssecretaris het antwoord aan mevrouw Volp met de commissie te delen. Dan is het onderdeel van het debat en voor de andere leden terug te lezen.

Staatssecretaris Van Rijn: Zoals afgesproken zijn in de afgelopen tijd een aantal stappen gezet in de aanpak van huiselijk geweld op Caribisch Nederland. Verder is Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland nu bezig met een plan om een aantal overkoepelende maatregelen in Caribisch Nederland op de beste manier te kunnen uitvoeren. We denken over een meldstructuur, een veilige opvang en permanente publieksvoorlichting. Inmiddels zijn de openbare lichamen hier nauw bij betrokken. Ik verwacht dit plan, wat daar de businesscase heet, binnenkort te ontvangen. Ik heb overigens tijdens de Wereldconferentie Vrouwenopvang van november 2015 een apart event georganiseerd, om de kennis en kunde op dit punt te vergroten. In de eerstvolgende GIA-voortgangsrapportage informeer ik de Kamer over de stand van zaken.

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de tweede termijn van dit algemeen overleg. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:

  • In de volgende voortgangsrapportage Kindermishandeling/GIA, te ontvangen voor de zomer, wordt de Kamer over een heel aantal zaken bericht. De lijst is niet geheel uitputtend: de pilot front-office Zedenmisdrijven bij de politie, de kindcheck, het preventief tijdelijk huisverbod met de uitkomst van de gesprekken met experts en eventueel implicaties en de uitkomst van gesprekken met de programmamanager inzake meldingen door de politie bij Veilig Thuis. Deze komen voor rekening van V en J. Bij VWS betreft het de stand van zaken vrouwenopvang naar aanleiding van de expertmeeting, het rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Misbruik, het Veilig Thuis-verbeterprogramma, monitoring en de dubbele toestemmingsvereiste. Dit is een korte samenvatting. Het verslag vermeldt alle onderwerpen.

Mevrouw Bergkamp (D66): Een kleine aanvulling: de combinatiepakketten.

Mevrouw Kooiman (SP): Bij de eerste toezegging over de pilot bij de politie betreft het niet de afdeling Zedendelicten. Die is er al. Het gaat voornamelijk over de pilots die nu draaien ten aanzien van kindermishandeling en huiselijk geweld.

De voorzitter: Waarvan akte.

  • De Minister van V en J en de Staatssecretaris van VWS reageren schriftelijk op het actieplan van mevrouw Volp.

  • De Kamer wordt binnen een maand bericht over de uitwerking van het verbeterprogramma voor de verdere invulling van stap 5 van de meldcode.

  • De Kamer ontvangt zeer binnenkort een brief over de KOPP/KVO-kinderen.

  • De Kamer wordt binnen vier weken per brief bericht over toezicht op particuliere jeugdzorginstellingen door de Inspectie Jeugdzorg, mede in relatie tot de aangenomen wetgeving en de motie-Kooiman.

  • De vraag van mevrouw Agema wordt doorgeleid naar de Staatssecretaris van V en J.

Mevrouw Keijzer (CDA): U heeft het over een brief over de nadere invulling van stap 5. Met het risico dat ik vervelend word: ik neem aan dat u daarmee de registratievereiste bedoelt?

De voorzitter: Ja. We gaan het debat nu niet overdoen, vandaar dat ik verwijs naar het verslag van dit algemeen overleg. Het gaat om hetgeen u mag verwachten van de toezegging. Die brief kan de Kamer binnen een maand verwachten.

Mevrouw Keijzer (CDA): Het verzoek voor het houden van een algemeen overleg daarna is al rondgestuurd.

De voorzitter: Goed. Dat hoort in de procedurevergadering.

Mevrouw Agema (PVV): Ik neem aan dat u met doorgeleiden bedoelt dat wij een terugkoppeling krijgen in de volgende voortgangsrapportage?

Staatssecretaris Van Rijn: Dat zou kunnen. Het kan ook in de rapportage van V en J. Dat moet ik even met mijn collega bespreken.

Mevrouw Agema (PVV): Als er maar iets terugkomt. Anders is het alleen maar doorgeleid, daar heb ik niet veel aan.

Staatssecretaris Van Rijn: Ik bespreek met hem wat het beste vehikel is.

Mevrouw Kooiman (SP): Als ik daarbij een beetje mag helpen, hoewel ik de opvatting van de PVV-fractie niet deel: het komt terug in de notitie van de PvdA. Het is wel goed om de Staatssecretaris van V en J ook uitdrukkelijk te betrekken bij de notitie en daarbij de vragen van mevrouw Agema mee te nemen.

Mevrouw Agema (PVV): Het moet op de goede plek komen, zodat het niet doorgeleid wordt en we er vervolgens nooit meer wat van horen.

De voorzitter: Er zijn goede afspraken gemaakt. Er komt sowieso een reactie op het actieplan van mevrouw Volp. Daarbij is ook Ven J betrokken. De toevoeging van mevrouw Kooiman is een heel goede.

Dan komen we aan het eind van dit algemeen overleg. Na het voorlezen van de toezeggingen rest mij de Staatssecretaris van VWS, de ambtelijke ondersteuning en de Kamerleden te danken voor hun inbreng en bijdrage aan het debat. Ik dank de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier hebben gevolgd voor hun belangstelling.

Sluiting 18.32 uur.

Naar boven