nr. 25
BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 november 2009
Tijdens het algemeen overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) (kamerstuk 30 977/29 924, nr.
22) inzake onder andere de jaarverslagen over 2008 van de Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (AIVD), de Commissie van Toezicht betreffende de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten (CTIVD) en de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
(CIVD) op 1 juli 2009 heb ik toegezegd de notitie over taak, werkwijze
en samenstelling van de CIVD aan de commissie BZK te zenden.
Hierbij treft u deze notitie aan.
De voorzitter van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten,
Van Geel
Notitie over taak, werkwijze en samenstelling van de commissie
voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
1. Grondslag voor de commissie voor de Inlichtingen-
en Veiligheidsdiensten.
a. De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 bepaalt dat
onze betrokken minister de gegevens, bedoeld in het derde lid, vertrouwelijk
kan mededelen aan een of beide kamers der Staten-Generaal.
Dit betreft:
de door de dienst aangewende middelen in concrete aangelegenheden; door
de dienst aangewende geheime bronnen; het actuele kennisniveau van de dienst.
b. Het Reglement van Orde van De Tweede Kamer bepaalt in artikel 22:
De commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
1. Er is een commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 25, eerste lid, zijn lid van
deze commissie de voorzitters van de fracties, als bedoeld in artikel 11,
eerste lid. De Voorzitter benoemt de leden van de commissie.
2. Taak en bevoegdheid van de commissie
De taak van de commissie is in de eerste plaats het controleren van de
operationele taak van de AIVD en MIVD. Volgens artikel 8 derde lid van de
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 worden in het openbare
jaarverslag van de beide diensten immers geen gegevens opgenomen over door
de dienst aangewende middelen in concrete aangelegenheden, door de dienst
aangewende bronnen en het actuele kennisniveau van de dienst.
Maar ingevolge het vierde lid kunnen de betrokken ministers deze gegevens
vertrouwelijk meedelen aan een of beide kamers der Staten-Generaal. In de
praktijk is dat voor de Tweede Kamer de commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten (CIVD). De Eerste Kamer heeft geen vergelijkbare commissie
ingesteld.
Uitgangspunt dient te zijn dat het kabinet de informatie over de AIVD
en MIVD zoveel mogelijk als openbare stukken aan de Kamer aanbiedt. Deze stukken
kunnen dan worden behandeld in respectievelijk de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Defensie.
Een ander uitgangspunt moet zijn dat de commissie geen vertrouwelijke
of geheime stukken in behandeling neemt die betrekking hebben op andere onderwerpen
dan op de operationele controle van AIVD en MIVD. Dergelijke stukken moet
de commissie terugsturen naar het kabinet met het verzoek deze vertrouwelijk
naar de desbetreffende vakcommissie(s) te zenden.
3. Werkwijze van de commissie
1. De vergaderingen van de commissie zijn besloten.
2. In beginsel vergadert de commissie minstens een maal per maand op een
vaste dag en een vast tijdstip volgens een tevoren door haar vastgesteld schema.
3. Aan de leden worden een week voor de vergadering een agenda en een
brievenlijst toegezonden.
4. Omdat de stukken vertrouwelijk tot geheim zijn, worden zij niet verspreid
onder de leden van de CIVD. De stukken kunnen op het secretariaat
van de commissie worden ingezien. Zij mogen niet worden meegenomen naar de
kamer van de leden en er mogen geen aantekeningen worden gemaakt.
5. De leden van de CIVD mogen de informatie die zij hebben gekregen uit
de stukken of mondeling van de ministers van BZK, Justitie of Defensie niet
bespreken met anderen, ook niet met de leden van hun fracties.
6. Van de vergaderingen wordt een vertrouwelijk verslag opgesteld door
de griffier van de commissie en vastgesteld door de voorzitter van de commissie.
Het verslag wordt niet rondgedeeld maar kan door de leden te allen tijde worden
ingezien.
7. De voorzitter van de commissie stelt nieuwe leden op de hoogte van
de werkwijze van de commissie en de voorwaarden voor deelneming aan haar werkzaamheden.
De commissie stelt zich ten doel niet alleen te beraadslagen over de door
de regering toegezonden stukken waardoor de beraadslagingen een ad-hoc karakter
kunnen hebben. De commissie besluit meer tijd uit te trekken om over één
thema dat nog niet in het openbaar kan worden besproken, uitgebreider te overleggen.
4. Samenstelling van de commissie
Zoals hierboven al is uiteengezet zijn ingevolge artikel 22 van het Reglement
van Orde lid van de commissie de voorzitters van de fracties als bedoeld in
artikel 11, eerste lid.
De Voorzitter van de Tweede Kamer benoemt de leden van de commissie.
Naar bestendig gebruik is de voorzitter van de grootste fractie in de
Tweede Kamer voorzitter van de commissie.
De commissie vindt het wel noodzakelijk dat alle leden van de commissie
haar vergaderingen zoveel mogelijk bijwonen. De commissie kan niet goed functioneren
als regelmatig sprake is van een geringe opkomst van de leden omdat dit haar
belemmert om goed te kunnen beraadslagen. Omdat het vergaderschema elk half
jaar aan de commissie wordt voorgelegd, zijn de tijdstippen van de vergaderingen
immers ruimschoots tevoren bekend.
De voorzitter van de commissie,
Van Geel
De griffier van de commissie,
De Gier