30 922 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren)

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2011

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel levende dieren1 heb ik u toegezegd contact met de Europese Commissie (hierna: Commissie) te zullen opnemen over de datum van inwerkingtreding en u over de reactie van de Commissie te informeren. Daarnaast zou ik u informeren over de uitkomsten van het overleg met de paardensector over de gevolgen van de wetswijziging.

Bij brief van 11 november jl. heb ik de Commissie nadrukkelijk verzocht om uitstel van inwerkingtreding in verband met het mogelijke concurrentienadeel dat anders zou optreden ten nadele van de Nederlandse paardensector. Op dit moment heb ik nog geen reactie ontvangen en in dat licht zal de inwerkingtreding in elk geval niet 1 januari 2012 zijn. Ik zal hier zo snel mogelijk begin volgend jaar op terugkomen zodra ik een antwoord van de Commissie heb.

Door het amendement van het lid Omtzigt op het wetsvoorstel levende dieren2 waardoor tevens de levering van een paard dat kennelijk is bestemd voor gebruik in de landbouw onder het verlaagde BTW-tarief kan worden gebracht, is van belang geworden wat precies wordt verstaan onder een paard bestemd voor gebruik in de landbouw.

Na de behandeling van het wetsvoorstel is contact opgenomen met de vertegenwoordigers van de paardensector. Er heeft inmiddels overleg plaatsgevonden. Het gesprek heeft zich toegespitst op de vraag wat onder een paard dat kennelijk is bestemd voor gebruik in de landbouw moet worden verstaan. Tijdens het gesprek is duidelijk geworden dat de opvatting van de paardensector daarover afwijkt van mijn opvatting daarover. Met name is aan de orde geweest dat de zienswijze van de paardensector naar mijn inzicht niet strookt met de BTW-richtlijn3, met het bijbehorende risico van nieuwe inbreuk-/boeteprocedures. Toegezegd is dat nader zal worden onderzocht wat binnen de kaders van de BTW-richtlijn de mogelijkheden zijn.

Dit onderzoek heeft mij tot de volgende inzichten gebracht.

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) heeft bepaald4 dat paarden niet gebruikelijk en doorgaans in de landbouw worden gebruikt en dat zodoende het verlaagde BTW-tarief niet in het algemeen toegepast kan worden. Daaraan heeft het Hof toegevoegd dat in een specifiek geval de levering van een paard voor gebruik in de landbouw wel in aanmerking kan komen voor het verlaagde BTW-tarief. Daarvoor is nodig dat het geleverde paard wordt ingezet bij het voorbrengen van landbouwproducten.

Dit houdt kort gezegd in dat er gekeken moet worden naar de hoedanigheid van de afnemer van het paard en de bestemming die het paard zal krijgen.

  • Ten eerste kunnen leveringen van paarden door (fok- en opfok-)bedrijven in algemene zin niet onder het verlaagde BTW-tarief worden gebracht. Voor de toepassing van het verlaagde BTW-tarief is namelijk de hoedanigheid van het fok- of opfokbedrijf als verkoper van het paard niet van belang, maar de hoedanigheid van de afnemer en het gebruik van het paard daarvan. In verband hiermee zal de goedkeuring voor opfokbedrijven om het verlaagde tarief toe te passen die is opgenomen in de Toelichting Tabel I (post b16, onder 3)5 worden ingetrokken.

  • Om dezelfde reden is het niet mogelijk het verlaagde BTW-tarief toe te passen op alle leveringen van paarden tot vijf jaar. De hoedanigheid van de afnemer en het gebruik van het paard (inzet bij landbouwproductiewerkzaamheden) zijn bepalend.

  • Bij leveringen van paarden aan (fok- en opfok-)bedrijven is de hoedanigheid van die bedrijven (als afnemer) wel van belang. Ik ga er daarbij vooralsnog vanuit dat leveringen van paarden aan fokinstellingen aan het verlaagde BTW-tarief kunnen worden onderworpen omdat de werkzaamheden van deze instellingen door de BTW-Richtlijn in het kader van de landbouwregeling als landbouwproductiewerkzaamheden worden aangemerkt. Omdat dit niet geldt voor opfokbedrijven zal voor de leveringen van paarden aan deze bedrijven het algemene tarief gelden.

De staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers


X Noot
1

Wetsvoorstel 30 922 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren), inmiddels Wet van 24 november 2011 tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (aanpassing tarief levende dieren), (stb. 2011, 567).

X Noot
2

30 922, nr. 15.

X Noot
3

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347/1, 11 december 2006).

X Noot
4

Bij arrest van 3 maart 2011, C-41/09.

X Noot
5

Besluit van 27 oktober 2011, nr. BLKB 2011/26M.

Naar boven