Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 oktober 2016
Nederland heeft een telecomsector van wereldniveau. Onze digitale infrastructuur is
van toenemend maatschappelijk en economisch belang. Dit maakt de betrouwbaarheid,
veiligheid en toegankelijkheid van ons telecommunicatienetwerk essentieel. In het
Algemeen Overleg Telecommunicatie van 24 mei jl. heeft uw Kamer verzocht om een stand
van zaken met betrekking tot het wetsvoorstel ter voorkoming van ongewenste zeggenschap
in de telecomsector (Kamerstuk 24 095, nr. 404). Ik heb in dit overleg aangegeven dat ik met betrokkenen in gesprek ben over een
voorstel en eventuele alternatieven. Ik heb daarbij toegezegd dat ik uw Kamer na de
zomer zal informeren over de stand van zaken rond dit wetsvoorstel. Met deze brief
geef ik invulling aan deze toezegging.
Achtergrond
Naar aanleiding van de overnamepoging van KPN door América Móvil in 2013 heb ik u,
mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, een brief gezonden.1 In deze brief wordt ingegaan op de risico’s voor de nationale veiligheid bij een
overname van een belangrijke Nederlandse telecommunicatie-aanbieder door een buitenlandse
partij, indien bij deze overname niet alleen bedrijfseconomische overwegingen spelen,
maar ook geopolitieke of ideologische motieven.2 Dat kan gelden voor buitenlandse staatsbedrijven of voor partijen die aan buitenlandse
overheden of aan politiek-ideologische organisaties verbonden zijn.
Om deze risico’s te beperken is een wetsvoorstel toegezegd. Daarbij was het uitgangspunt
dat de Minister van Economische Zaken rechtspersonen die beschikken over vitale telecommunicatie-infrastructuur
aan kan wijzen. Wanneer een aanbieder is aangewezen, zou een regime gelden waarbij
het verkrijgen van overwegende zeggenschap en het benoemen van bestuurders en commissarissen
in de aangewezen telecomspeler afhankelijk wordt gemaakt van een verklaring van geen
bezwaar van de Minister van Economische Zaken. Destijds was de veronderstelling dat
deze wet met name zou gelden voor KPN.
Stand van zaken
Bij de uitwerking van het wetsvoorstel is inmiddels gebleken dat het vraagstuk breder
is dan alleen KPN. Ook andere grote telecomspelers in Nederland beschikken over infrastructuur
en diensten waarvan misbruik of uitval tot een bedreiging van het publieke belang
zou kunnen leiden. Dit heeft onder meer te maken met de toegenomen betekenis van telecommunicatie
in de maatschappij. Ook heeft het kabinet twijfels over de proportionaliteit van het
voorstel. De genoemde maatregelen zorgen bijvoorbeeld – ook op momenten dat er geen
dreiging uitgaat van een overname of benoeming – voor administratieve lasten bij de
aangewezen ondernemingen. Dit is met name het geval bij de benoeming van bestuurders
en commissarissen. Ook het vestigingsklimaat en het gelijke Europese speelveld zijn
punten van aandacht. Zo is het de (internationale) concurrentie die er mede voor zorgt
dat Nederland beschikt over eersteklas telecommunicatievoorzieningen. Zoals ik in mijn voornoemde Kamerbrief al heb
aangegeven, moet het gezochte instrument enerzijds de nationale veiligheid afdoende
borgen en anderzijds investeringen op bedrijfseconomische gronden niet afschrikken.
Dit is de reden geweest om de eerder ingezette koers opnieuw te bezien. Ik ben op
dit moment in gesprek met mijn collega’s binnen het kabinet over een alternatief dat
beter rekening houdt met bovenstaande aandachtspunten.
Vervolg
De risico’s van ongewenste zeggenschap beperken zich niet tot de telecomsector alleen.
Het vraagstuk is onderdeel van een bredere vraag over economische veiligheid in diverse
vitale sectoren. Zoals toegelicht in onder meer de voortgangsbrief van de Minister
van Veiligheid en Justitie van 4 januari 2016 worden door de betrokken departementen
voor diverse sectoren ex ante analyses gemaakt van de risico’s van (buitenlandse)
overnames voor de nationale veiligheid.3 Momenteel wordt ook gewerkt aan een ex ante analyse van de telecomsector. Voor een
juiste afbakening van de met het wetsvoorstel te beschermen belangen en ter bepaling
van bedrijven die onder het wetsvoorstel dienen te vallen, vind ik het raadzaam om de uitkomsten van de ex ante analyse te betrekken bij de totstandkoming van
het wetsvoorstel.
Zodra de ex ante analyse en het alternatieve voorstel gereed zijn, zal ik u nader
informeren. Naar verwachting zal dit begin 2017 zijn.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp