30 805
Wijziging van de Wet veiligheidsonderzoeken ter verbetering van de uitvoerbaarheid en ter verduidelijking van de toepassing van deze wet

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2008

Inleiding

Tijdens de behandeling van het wijzigingsvoorstel van de Wet veiligheidsonderzoeken op 31 mei 2007 heeft de Tweede Kamer de motie Schinkelshoek aangenomen.1 In deze motie werd verzocht om met structurele oplossingen te komen voor het terugdringen van de doorlooptijden van veiligheidsonderzoeken. Hiertoe is het verbeterprogramma Sneller Veiliger geïnitieerd. Tijdens een Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 3 september jl., is de eerste voortgangsrapportage van het verbeterprogramma Sneller Veiligerdie ik op 10 juni 2008 naar de Kamer had gestuurd, besproken2.

In deze tweede voortgangsrapportage kan ik melden dat de AIVD de in gang gezette verbeteringen heeft weten te bestendigen. Achterstanden zijn weggewerkt, met uitzondering van een relatief beperkt aantal onderzoeken, en de doorlooptijden met betrekking tot de uitvoering van veiligheidsonderzoeken zijn verder verbeterd.

Inhoud tweede voortgangsrapportage

In deze tweede voortgangsrapportage wordt de stand van zaken weergegeven met betrekking tot de geboekte resultaten van het programma Sneller Veiliger ten aanzien van de verschillende streefdoelstellingen:

I. Het wegwerken van achterstanden in het werkaanbod van veiligheidsonderzoeken;

II. De doorlooptijden vanaf 1 mei voor alle A-veiligheidsonderzoeken voor de Nederlandse politie en voor vijf departementen;

III. De doorlooptijden vanaf 1 september voor alle A-veiligheidsonderzoeken;

IV. Communicatie van termijnoverschrijdingen;

V. Uitvoering van herhaalonderzoeken als onderdeel van de werkafspraken;

VI. De nalatenschap van veiligheidsonderzoeken naar zittend personeel bij de politie (de AP en de P-onderzoeken).

Tevens wordt nader ingegaan op:

VII. De onbeheersbare instroom van het aantal in behandeling te nemen veiligheidsonderzoeken vanuit de sector burgerluchtvaart.

I Achterstanden

Op 1 mei 2008 waren niet alle achterstanden in het werkaanbod weggewerkt, terwijl dat wel was beoogd. In verband met de implementatie van een nieuwe planmatige werkwijze op 1 januari van dit jaar, heeft de AIVD ervoor gekozen om alle onderzoeksaanvragen die vóór deze datum waren binnengekomen, te definiëren als werkachterstand. In totaal werd daarmee de totale achterstand vastgesteld op 2574 onderzoeken. Door deze benadering kon eveneens worden gestart met een projectmatige aanpak met scherp gestelde termijnen voor de onderzoeksafdeling.

In de eerste voortgangsrapportage heb ik aangegeven dat ondanks alle inspanningen 157 onderzoeken (gemeten tot en met week 23) nog niet waren afgerond. De verklaring hiervoor is het uitblijven van noodzakelijke informatie van collegadiensten uit het buitenland. Het dienen van de nationale veiligheid prevaleert in deze gevallen boven het behalen van de wettelijke behandeltijd.

In grafiek 1 is het verloop weergegeven van de afronding van de overgebleven achterstanden. In week 23 had de AIVD nog een achterstand van 157 onderzoeken. Daarvan zijn in de tussentijd 135 onderzoeken afgerond. In week 49 (de laatste week van november) resteert dus nog een achterstand van 22 onderzoeken.

Grafiek 1: ontwikkeling resterende achterstanden

kst-30805-12-1.gif

De AIVD is voor alle resterende onderzoeken nagegaan of de afzonderlijke werkgevers belang hebben bij een voortzetting van het onderzoek. Voor alle onderzoeken gold dat dit het geval was. De onderzoeken zullen dan ook worden voortgezet tot het moment dat er een beslissing wordt genomen over de afgifte van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB). De betreffende personen kunnen hierdoor voorlopig nog geen vertrouwensfunctie bekleden.

II en III Behandeltijd veiligheidsonderzoeken vanaf 1 mei en vanaf 1 september

In mijn brief van 29 augustus 20071 zijn met betrekking tot de behandeltijd van de zwaarste categorie veiligheidsonderzoeken de volgende doelen gesteld:

1. Vanaf 1 mei 2007 wordt 95% van alle A-veiligheidsonderzoeken voor de politie (AP-onderzoeken) en voor vijf departementen binnen de wettelijke voorgeschreven behandeltijd van acht weken uitgevoerd;

2. Vanaf 1 september 2008 voert de AIVD 95% van alle A-veiligheidsonderzoeken uit binnen acht weken.

In tabel 1 wordt een overzicht gepresenteerd van de gerealiseerde behandeltijd van de A- en AP-onderzoeken, gemeten vanaf 1 mei (week 19).

Tabel 1: behandeltijden A onderzoeken van 1 mei (week 19) tot en met 5 oktober (week 40)

InzenderGestartAf in 8 wekenVertraagd in verband met:Niet verschoonbaar vertraagd
BuitenlandBeschikbaarheid betrokkeneComplex
Top 5 departementen5650 (89%)0 (0%)2 (4%)1 (2%)3 (5%)
Politie299273 (91%)1 (0%)5 (2%)15 (5%)5 (2%)
Alle departementen269228 (85%)5 (2%)13 (5%)11 (4%)12 (4%)
Politie en alle departementen568501 (88%)6 (1%)18 (3%)26 (5%)17 (3%)

Uit de tabel valt af te leiden dat in de gemeten periode 88% van alle A-veiligheidsonderzoeken binnen de wettelijke termijn is uitgevoerd (501 onderzoeken). Daarmee wordt zeven procent afgeweken van de beoogde 95%. Van de resterende twaalf procent, was drie procent niet verschoonbaar vertraagd. Voor de overige negen procent bleek dat onderzoeken niet binnen de normtijd konden worden afgerond vanwege:

1. Lange behandeltijden door collegadiensten van (door de dienst ingediende) informatieverzoeken (1%);

2. Het niet tijdig beschikbaar zijn van betrokkenen voor het veldonderzoek (3%);

3. De complexiteit van onderzoeken, wat nader onderzoek noodzakelijk maakt (meer gesprekken in het veldonderzoek) (5%);

In de maand oktober zijn aanvullende maatregelen genomen:

1. De planning is geoptimaliseerd;

2. Met ingang van 1 oktober 2008 worden onderzoeken tijdelijk buiten behandeling gesteld indien de betrokkene niet beschikbaar is voor het veldonderzoek (conform Algemene Wet Bestuursrecht).

Na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel «Dwangsom bij niet tijdig beslissen» kan naar verwachting ook de behandeltijd van onderzoeken waarbij informatie aan een buitenlandse instantie wordt gevraagd, tijdelijk worden opgeschort. Hierna zullen uitsluitend complexe zaken het risico van overschrijding van de wettelijke termijn kennen. In de afgelopen periode was vijf procent van alle A- en AP-onderzoeken complex van aard (zie tabel 1). Gelet op de zorgvuldigheid in het kader van de nationale veiligheid vind ik dit acceptabel.

In grafiek 2 is de wekelijkse stand van zaken weergegeven met betrekking tot de behandeltijd van alle A- en AP-onderzoeken. De wekelijkse instroom fluctueert sterk. Hierdoor lopen de percentages op weekbasis uiteen.

Grafiek 2: ontwikkeling behandeltijden A en AP onderzoeken in 2008

kst-30805-12-2.gif

IV en V Communicatie van termijnoverschrijdingen en uitvoering van herhaalonderzoeken als onderdeel van de werkafspraken en lijsten vertrouwensfuncties

In de eerste verantwoordingsrapportage heb ik aangegeven dat naar aanleiding van de afspraken met inzenders, de AIVD inmiddels per brief termijnoverschrijdingen naar inzenders en betrokkenen communiceert. Daarbij wordt ook aangegeven welke reden ten grondslag ligt aan de vertraging en op welke termijn de AIVD verwacht het onderzoek af te ronden.

Met ruim driekwart van de departementen en met alle politiekorpsen heeft de AIVD de lijsten met vertrouwensfuncties opnieuw vastgesteld en nieuwe werkafspraken gemaakt. Nadien zijn er voor meer inzenders lijsten vastgesteld en naar verwachting zullen de overige inzenders volgen in januari 2009. Met de meeste inzenders is overeenstemming bereikt over de lijst vertrouwensfuncties. In januari 2009 vindt de formele vaststelling plaats nadat de daaraan gekoppelde werkafspraken zijn afgesloten.

Binnen de werkafspraken is met iedere inzender het maandelijks maximaal aan te vragen veiligheidsonderzoeken geregeld. Inzenders kunnen zowel nieuwe onderzoeksaanvragen als aanvragen voor herhaalonderzoeken indienen.

Het is in de afgelopen periode gebleken dat de inzenders onvoldoende aanvragen voor herhaalonderzoeken aanleveren. Dit heeft nadelige gevolgen voor de verwerkingscapaciteit van de AIVD. De AIVD zal er bij de inzenders dan ook op aandringen dat de gemaakte afspraken omtrent het aanleveren van het aantal uit te voeren herhaalonderzoeken worden nagekomen.

VI De politieveiligheidsonderzoeken

In mijn brief van 29 augustus 2007 heb ik aangegeven dat in verband met de introductie van de vertrouwensfuncties voor de sector politie, een laatste fase aanbreekt ten aanzien van het implementatieschema. Er moesten op dat moment nog 700 AP-onderzoeken en 3700 P-onderzoeken worden uitgevoerd naar zittend personeel. De AIVD moet vóór 31 december 2010 alle AP-onderzoeken gereed hebben en de politie moet op die datum alle P-onderzoeken hebben afgerond. In de eerste voortgangsrapportage heb ik al aangegeven dat er een nieuw Aanwijsbeleid is vastgesteld, en dat per 1 januari 2008 functieclustering wordt toegepast. Daarnaast heb ik begin oktober alle korpsbeheerders aangeschreven met het verzoek een aflossingsschema c.q. planning te leveren met betrekking tot de resterende P-onderzoeken. Een inventarisatie vindt momenteel plaats.

VII Veiligheidsonderzoeken voor de sector burgerluchtvaart

In de eerste voortgangsrapportage heb ik aangegeven dat het beheersbaar krijgen van de instroom van het aantal uit te voeren veiligheidsonderzoeken voor de veiligheid van de sector burgerluchtvaart van wezenlijk belang is.

Veel werk op de luchthavens is seizoensgevoelig. Met name rond de vakantieperiodes neemt de behoefte aan direct in te zetten personeel toe. Bovendien is de werkgelegenheid op en rond de luchthavens erg conjunctuurgevoelig. Dit alles vraagt om een snelle screening van personen die op de (Security Restricted Area, SRA) ingezet moeten worden. Teneinde aan de vraag om geschikte arbeidskrachten te kunnen voldoen is een aantal uitzendbureaus overgegaan tot poolvorming. Door proactief te werven en door deze personen op voorhand al te laten screenen, wordt gerealiseerd dat zij sneller op de vraag van bedrijven kunnen inspelen. Hierdoor ontstaat echter een gat in de periode tussen de Wvo-screening en de feitelijke inzet binnen het SRA gebied. Nadelige bijkomstigheid is dat in deze periode veel uitzendkrachten vaak elders al aan de slag kunnen.

Uit een door de Koninklijke Marechaussee (Kmar) uitgevoerde steekproef onder 20 grote uitzendbureaus is gebleken dat relatief veel personen die een veiligheids-onderzoek hebben ondergaan, in het geheel niet aan de slag zijn gegaan in de beveiligde gebieden op de burgerluchthavens.

Ook is gebleken dat het voorkomt dat onderzoeksaanvragen op een onrechtmatige wijze worden ingestuurd. Het is, conform artikel 1 Wvo, immers de inzender (die feitelijk toegang verleent tot het te beschermen belang) die de aanvraag moet doen en niet het uitzendbureau. In de rapportage «Toets van de uitvoerbaarheid van de Wet veiligheidsonderzoeken» uit 20041 was eveneens aandacht voor de aanvraagprocedure en de uitleg van het begrip werkgever.

In de afgelopen periode hebben de AIVD en de Koninklijke Marechaussee gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de uitzendbranche. Tijdens deze gesprekken is de branche gewezen op de juiste procedures. Tevens is onder de aandacht gebracht dat door de huidige werkwijze teveel personen onnodig het veiligheidsonderzoek ondergaan. In de komende periode zal worden verkend of een meer bedrijfsmatige benadering van de uitvoering van veiligheidsonderzoeken voor de burgerluchtvaart, waaronder de introductie van een financiële component, kan bijdragen aan het terugdringen van de situatie dat te ruimhartig een screening wordt aangevraagd voor personen die uiteindelijk niet tewerk worden gesteld op de SRA.

Relatief veel veiligheidsonderzoeken die voor de sector burgerluchtvaart worden uitgevoerd worden afgesloten met een weigering van de Verklaring van geen bezwaar op grond van justitiële antecedenten.1 In gesprekken met werkgevers, de Koninklijke Marechaussee, de luchthavenautoriteiten en Justitie is de mogelijkheid verkend om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) aan te laten leveren bij de Staat van Inlichtingen (onderzoeksaanvraag). De gedacht hierbij is dat daarmee voorkomen kan worden dat kandidaten waarvan op voorhand al antecedenten bekend zijn, onnodig het relatief zware veiligheidsonderzoek ondergaan.

Vooralsnog is gebleken dat het verplicht opleggen van een VOG in beginsel niet wenselijk is vanwege de extra wachttijd die wordt gecreëerd voor werkgevers (en betrokkenen), waardoor bedrijven zich ernstig belemmerd voelen in hun commerciële slagvaardigheid. Desondanks is er wel een behoefte aan een VOG-profiel voor de sector burgerluchtvaart. In bovengenoemde overleggen heeft de AIVD derhalve voorgesteld om in samenwerking met Justitie een profiel op te stellen waar, op basis van vrijwilligheid, gebruik van kan worden gemaakt.

Vanwege de complexiteit van het vraagstuk, de grote aantallen bedrijven en de grote economische belangen die met de luchtvaartsector zijn gemoeid, zal de AIVD in samenwerking met de sector blijven onderzoeken welke maatregelen werkbaar en haalbaar zijn. De luchthavenautoriteiten hebben zich bereid getoond om samen te werken aan een, voor alle partijen, aanvaardbare werkwijze. Met de luchthaven-autoriteiten wordt een aantal potentieel effectieve maatregelen verkend.

Tenslotte

In de bijlage van deze brief vindt u, los van deze voortgangsrapportage, voor uw informatie een uitgebreider overzicht van de aantallen veiligheidsonderzoeken.2 Deze informatie is, op basis van hoofdstuk 4 van de Wet op de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten, door de AIVD verstrekt naar aanleiding van een inzageverzoek om informatie over veiligheidsonderzoeken. Het gaat in de bijlage om cijfers tot en met juni 2008, derhalve zijn de cijfers in deze voortgangsrapportage actueler dan hetgeen aan de verzoeker is verstrekt.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

G. ter Horst


XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 805, nr. 8.

XNoot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 805, nr. 11.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 805, nr. 10.

XNoot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 843, nr. 1.

XNoot
1

In 2007 werden 597 VGB’s geweigerd op grond van justitiële gegevens. Hiervan waren 592 weigeringen toe te schrijven aan de sector burgerluchtvaart. Zie hiervoor de eerste voortgangsrapportage.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven