30 800 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007

nr. 147
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 juni 2007

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 31 mei 2007 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

– de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van der Laan, d.d. 4 mei 2005 inzake modelmatige herberekening restauratiebehoefte (29 800-VIII, nr. 206);

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 30 oktober 2006 inzake onderzoek restauratieachterstand rijksmonumenten (30 800-VIII, nr. 65), waarbij als bijlage is toegevoegd het onderzoeksrapport Rapportage onderzoek naar de achterstand bij rijksmonumenten van het onderzoeksbureau PRC;

– de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 5 februari 2007 inzake criteria voor de verdeling van 140 mln. voor de restauratieachterstand monumenten (30 800-VIII, nr. 98);

– lijst van vragen en antwoorden d.d. 10 april 2007 (30 800-VIII, nr. 98 en 112).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Van Vroonhoven-Kok (CDA) onderstreept de achterliggende gedachte bij het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten (BRIM) dat voorkomen van een restauratieachterstand beter is dan genezen. Tijdens de vorige kabinetsformatie zijn twee moties aangenomen om de achterstanden op grond van de peiling van 1993 snel weg te werken. Naar aanleiding daarvan is 300 mln. extra voor monumentenzorg beschikbaar gekomen. Uit de peiling van 2006 die inmiddels beschikbaar is, blijkt dat er nog een overzichtelijk tekort resteert van 60 mln. Deze uitgaven zijn FES-waardig, omdat de economische structuur wordt versterkt door de uitgaven voor instandhouding van monumenten. Kan de minister erop aandringen om dit gat bij de Najaarsnota te dichten?

Volgens de brief van 5 februari is een werkvoorraad van 10% acceptabel, maar dan gaat het wel om een bedrag van 1,8 mld. Het structurele probleem dat het aantal monumenten is toegenomen van 42 000 in 1993 tot bijna 60 000, kan alleen worden opgelost door met de stofkam door het bestand te gaan. Er is ook een monumentenstop ingesteld. Het monumentenbestand moet het verhaal van de Nederlandse geschiedenis vertellen, maar niet alle molens en kerken moeten in stand worden gehouden. Tot nu toe schijnt alleen bekeken te zijn of de adresgegevens kloppen. De overgang naar het BRIM zou ook een administratieve lastenverlichting moeten inhouden, maar het aanvraagformulier bestaat nog steeds uit zes pagina’s. In de brief van 30 oktober 2006 staat dat er jaarlijks structureel 38 mln. nodig is voor het BRIM, terwijl bij de invoering was toegezegd dat dit budgettair neutraal was. Hoe wordt ervoor gezorgd dat dit geld beschikbaar is?

In deze brief wordt ook een stelseldiscussie aangekondigd. Kan de adviesplicht van het Rijk daarbij worden omgezet in een adviesbevoegdheid, zodat niet meer over alles een oordeel moet worden gegeven? De nv’s voor stadsherstel zijn heel belangrijk voor het in stand houden van monumenten. Er wordt nu steeds aan het eind van het jaar een eenmalige subsidie verstrekt, waarbij ad-hoccriteria worden gehanteerd, zodat niet te voorspellen is of en wanneer geld beschikbaar is. Daardoor worden elke keer de steigers afgebroken en weer opgezet als er toevallig meevallers zijn aan het eind van het jaar. Er zou een vast budget moeten zijn, zoals een monumentenfonds, zodat degenen die betrokken zijn bij de bouw en bij monumenten, weten waar zij aan toe zijn en de subsidie evenwichtig kan worden verdeeld.

Een ander probleem bij het BRIM is dat de drempel te laag is, zodat er onvoldoende middelen zijn voor restauratie van grotere monumenten, zoals kastelen, landhuizen of kerken. Bij relatief nieuwe monumenten die uit een complex van gebouwen bestaan, wordt per onderdeel een monumentnummer toegekend en subsidie aangevraagd, terwijl oudere complexen één nummer hebben. Kan bij de toekenning van subsidies ook worden gekeken naar de herbouwwaarde?

Het bedrag van 140 mln. dat vorig jaar bij de Najaarsnota beschikbaar is gekomen, zou voldoende moeten zijn, maar heel veel monumenten blijken hiervoor niet in aanmerking te komen. Er worden per provincie maximaal twee aanvragen voor grootschalige en drie voor kleinere restauraties gehonoreerd. Daarbij zou sprake moeten zijn van maatwerk in plaats van star vast te houden aan dit quotum. Mevrouw van Vroonhoven is verheugd dat het criterium beschermd stadsgezicht is vervallen, omdat landelijke monumenten daar niet aan kunnen voldoen.

Er zijn klachten binnengekomen over het functioneren van de rijksdienst, bijvoorbeeld dat het kennisniveau afneemt. Het is van groot belang dat er een goed functionerend kenniscentrum is bij het Rijk. Daarnaast moet er eenheid van beleid zijn. Als over monumenten verschillende geluiden van verschillende ambtenaren worden gehoord, is niet duidelijk waar men aan toe is.

De heer Bosma (PVV) juicht het toe dat in het coalitieakkoord aandacht wordt besteed aan behoud van het nationaal erfgoed. Er moet structureel worden geïnvesteerd in onderhoud en restauratie, zodat de volgende generaties er ook van kunnen genieten. Er is veel vooruitgang geboekt bij het herstel van de kerken. Nu zijn de orgels aan de beurt. De technische urgentie van een monument is geen afwegingsfactor meer bij het beoordelen van subsidieverzoeken, terwijl soms met spoed reparatie nodig is. Bij de basiliek Sint Bavo in Haarlem is 12 mln. nodig voor urgent onderhoud. Een probleem daarbij is dat er naar middelen moet worden gezocht uit verschillende subsidiestromen.

Alle mensen die naar Nederland komen, moeten ook ergens wonen, zodat het landschap in toenemende mate onder druk staat door het immigratiebeleid en er steeds meer natuur verdwijnt. Kan de minister, samen met de bewindslieden voor landbouw en ruimtelijke ordening, hiertegen maatregelen nemen?

Er vindt niet alleen op gezag van de centrale overheid, maar ook van de provincies restauratie plaats. Het geld gaat dan via het Provinciefonds naar de provincies die beslissen over de besteding ervan. Onderschrijft de minister de opvatting dat dit leidt tot veel coördinatieproblemen en het rondpompen van geld? Bij de nieuwe landelijke regeling kunnen maximaal twee of drie grote projecten per provincie worden gehonoreerd. Het kan zijn dat de ene provincie snel tot besteding komt, terwijl het geld in een andere blijft liggen, omdat er niet veel te restaureren is. Kan hierbij worden gekeken naar het aantal inwoners?

Er is 15 mln. uitgetrokken voor restauratie van molens, als nationaal symbool van de eerste industrialisatie, waarbij windkracht werd gebruikt, maar een adequate inhaalslag zou 25 mln. kosten. Kan de minister toezeggen dat de molens er bij een volgende verdelingsronde niet op achteruitgaan? Per molen mag niet meer worden uitgegeven dan € 50 000 voor zes jaar, terwijl een veel hoger bedrag nodig is. Kan dit plafond worden veranderd?

Bij de technische briefing door de medewerkers van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) bleek dat de Raad voor Cultuur adviseert om slechts één object per jaar voor te dragen voor de werelderfgoederenlijst van de Unesco, zodat er meer ruimte voor de niet-westerse landen overblijft. Onderkent de minister dat men in Duitsland en Frankrijk vermoedelijk erg moet lachen om deze «weg-met-onscultuur»?

De heer Van der Vlies (SGP) merkt op dat in de jaren tachtig ongeveer een miljard nodig was om de restauratieachterstanden weg te werken en het risico van onherstelbaar verval toen groot was. Er is veel gebeurd, waaraan veel particuliere organisaties en verschillende overheden hebben bijgedragen. Zij moeten elkaar versterken, maar er zijn signalen dat de nationale, provinciale en lokale regelingen voor het cultuurhistorisch erfgoed niet optimaal op elkaar zijn afgestemd en dat er communicatieproblemen zijn tussen provincie en Rijk. Er is nog 60 mln. à 70 mln. nodig om op een werkvoorraad van 10% uit te komen. Als er € 1 in wordt geïnvesteerd, heeft dat een rendement van € 1,10 in meerjarenperspectief, zoals in de jaren negentig onder staatssecretaris Bos van Financiën is berekend. Het BRIM heeft als doelstelling om met structureel onderhoud te waarborgen dat er geen nieuwe restauratieachterstanden ontstaan. Wordt dit goed gemonitord?

Bouwstijlen veranderen in hoog tempo, zodat het van belang is om deze historisch te documenteren. Unieke bouwwerken moeten sowieso bewaard blijven en er moet een representatieve selectie van bouwwerken uit verschillende perioden bewaard blijven. Omdat er altijd een schaarsteprobleem is, is een selectiemethode nodig waarbij ook wordt gekeken naar de geografische spreiding. Men lijkt te kiezen voor objecten met de laagste subsidiabele kosten, omdat er dan meer kan worden bereikt met een bepaald budget. Dat kan ertoe leiden dat er verdergaand verval optreedt bij grote objecten, zoals de Sint Bavo in Haarlem of de Pieterskerk in Leiden. Zijn er plannen om deze grotere objecten aan te pakken? Moet een subsidieaanvraag voor een groot monument in onderdelen worden opgesplitst of als een geheel worden ingediend? Kan de bouwtechnische noodzaak van restauratie als criterium worden toegevoegd?

Bij het bedrag van 140 mln. is 15 mln. beschikbaar gesteld voor molens, waarbij het subsidieplafond aanzienlijk lager lijkt te zijn dan de gemiddelde subsidiabele kosten. Verder wordt een deel van die 140 mln. besteed aan de orgels in gerestaureerde kerken. Om het vakmanschap te behouden is continuïteit nodig en moeten deze objecten in het vervolg ook als te subsidiëren objecten worden behandeld. Er is veel gedaan voor monumentale kerken, maar verschillende kerken vallen buiten de subsidieregels, zoals de kerk in Wilnis, een gezichtsbepalend gebouw voor de Ronde Venen. Kan men hier creatief mee omgaan door de regels aan te passen?

De heer Van Leeuwen (SP) is verheugd dat nog slechts 17% van de monumenten in matig tot slechte staat is en dat deze restauratieachterstand met het bedrag van 140 mln. verder wordt teruggebracht. Bij de technische briefing is duidelijk geworden dat een werkvoorraad van 10% van belang is voor het behoud van kennis, ook omdat het aantal monumenten nog steeds toeneemt. Er is 38 mln. beschikbaar voor grootschalige restauraties. Bij de verdeling daarvan is niet gekozen voor maatwerk, maar voor een vast quotum per provincie. Er wordt voorrang gegeven aan restauratieplannen met lage kosten, omdat de lijst met restauratieachterstanden dan sneller is weggewerkt. Er kunnen maximaal 15 objecten worden gerestaureerd als de kosten rond 4 mln. liggen. Door deze rangorde worden noodzakelijke, maar dure restauraties uitgesteld en dat kan in de toekomst weer budgettaire gevolgen hebben. Bij het erfgoed zouden kwalitatieve argumenten de doorslag moeten geven, waarbij meer gewicht wordt toegekend aan het cultuurhistorisch belang dan aan geringe kosten.

Bij de toekenning van restauratiesubsidie voor orgels, molens en boerderijen wordt het belang van de wisselwerking tussen monument en omgeving bij de beoordeling van de plannen betrokken. Hoewel de overheid niet veel greep heeft op de omgeving, die verandert door stadsuitbreiding of sociaaleconomische factoren, waardoor veel boeren het niet meer kunnen bolwerken, kan er een positieve invloed van uitgaan als de omgeving bij de plannen betrokken wordt. Monumenten kunnen omgekeerd ook bepalend zijn voor een stadswijk of landschap. In het voorstel over de verdeling van 30 mln. voor overige restauraties wordt de omgeving als bepalende factor meegenomen, maar in de brief van 5 februari staat dat het criterium dat een monument voorrang krijgt als het gelegen is op een beschermde buitenplaats of in een beschermd stads- of dorpsgezicht, komt te vervallen. Voor de subsidieaanvragers is het wel prettig om hierover wat meer duidelijkheid te krijgen.

Het cultureel erfgoed moet een grotere rol spelen bij de ruimtelijke inrichting van Nederland. De Raad van State heeft beslist dat het klooster Sankt Ludwig in Vlodrop, dat op de rijksmonumentenlijst staat en ligt in een gebied dat deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur, niet gesloopt mag worden, maar de European Research University van de Maharishi legt dat als eigenaar naast zich neer. Na een aantal rechtszaken worden dwangmaatregelen genomen, maar dit monument staat nog steeds op instorten. Bij restauratie is medewerking van de eigenaar noodzakelijk, maar als de gemeenschap belang hecht aan restauratie, zoals blijkt uit de vele stille omgangen en nachtwakes, moeten er ook middelen zijn om dat te handhaven.

De heer Nicolaï (VVD) benadrukt dat het niet alleen beter is om restauratieachterstanden te voorkomen, maar ook goedkoper. Het voortzetten van de lijn van het vorige kabinet kan dan ook worden beschouwd als een goede investering. Als men nog niet kan beginnen met grotere, moeilijke, langdurige restauraties, omdat prioriteit wordt gegeven aan goedkope restauraties die snel afgerond kunnen worden, bestaat het risico dat zij later exponentieel duurder worden. Omdat het criterium van technische urgentie is vervallen, kan het voorkomen dat het dak van een kerk niet wordt gerestaureerd, maar de inrichting wel. Als er in Limburg minder kerken van Kuipers zijn dan in Amsterdam, kan regionale spreiding wel een criterium zijn, maar er moet vooral worden gekeken naar inhoud en kwaliteit en niet naar een vast aantal per provincie, omdat in Flevoland nu eenmaal minder grote projecten zijn dan in Utrecht of Limburg. In het regeerakkoord staat een merkwaardige passage over het erfgoed, waarbij «kerkelijk» tussen haakjes wordt vermeld. Houdt dit in dat kerkelijk erfgoed belangrijker is dan ander erfgoed? In de stukken staat dat de restauratiebehoefte bij kerken relatief gering is, zodat hieraan geen prioriteit hoeft te worden gegeven.

De overige delen van het koninkrijk, de Nederlandse Antillen en Aruba, zijn geen buitenland en kunnen dus geen aanspraak maken op de middelen voor gemeenschappelijk cultureel erfgoed, maar ook geen binnenland, zodat zij geen aanvragen kunnen doen voor de rijksmiddelen voor monumentenbeleid. Wat betreft de Nederlandse Antillen en Aruba heeft de heer Nicolaï twee vragen. Kunnen er vooruitlopend op de gemeentelijke status van de eilanden Saba, Sint Eustatius en Bonaire nieuwe financieringsmogelijkheden worden gecreëerd? En welke mogelijkheden kunnen voor de andere eilanden worden gevonden?

De heer Nicolaï vraagt of het plafond in het BRIM niet te laag is en hoe het probleem van de jaarlijkse onzekerheid over de subsidies wordt opgelost. Kunnen de termijnen worden gehaald om de nieuwe regeling voor de selectie van projecten per 1 juli te laten ingaan en de aanvragen voor grote projecten voor 1 november te laten plaatsvinden? De heer Nicolaï gaat ervan uit dat de huidige vicepremier en minister van Financiën even creatief zal zijn bij het vinden van een oplossing voor het gat van 60 mln. als de vorige.

De heer Cramer (ChristenUnie) merkt op dat volgens het onderzoek van het bureau PRC de totale restauratiebehoefte is verdubbeld vergeleken bij 1993 en nu op 2,1 mld. uitkomt. Hoewel voorgaande kabinetten forse bedragen beschikbaar hebben gesteld, is er sprake van een relatieve afname omdat de gemiddelde achterstand per monument is afgenomen, maar van een absolute toename omdat het aantal monumenten is toegenomen. Er moet dus nog steeds aandacht aan worden besteed. Daarbij moeten keuzes worden gemaakt, omdat er ook andere beleidsprioriteiten zijn. Bij het BRIM zou men met een schone lei moeten beginnen, omdat de subsidie wordt gericht op instandhouding en niet op onderhoud of restauratie. De restauratieachterstanden moeten dan ook met spoed worden opgelost, om te voorkomen dat een structurele regeling nodig is waarvoor de overheid verantwoordelijk is.38 mln. van het bedrag van 140 mln. is beschikbaar voor grootschalige restauraties in alle categorieën. Er is gekozen voor een brede aanpak, waarbij als aanvullend criterium geldt dat voorrang wordt gegeven aan restauraties met de laagste subsidiabele kosten. Als deze restauraties voor 2011 niet volledig afgerond zijn, komen de meerkosten voor rekening van de eigenaar. Dat kan ertoe leiden dat de eigenaar stopt met de restauratie, wanneer hij onvoldoende middelen heeft om deze te voltooien. Het kan bouwtechnisch gevaarlijk zijn als een monument half gerestaureerd is. Is er bij het BRIM nog wel reguliere subsidie mogelijk voor het wegwerken van relatief kostbare restauratieachterstanden, bijvoorbeeld bij kerken of kastelen? Komen deze monumenten als eerste in aanmerking in een volgende ronde? Kan inzichtelijk worden gemaakt welke grootschalige restauraties niet onder de nieuwe regeling vallen? Waarom wordt er niet gekeken naar de bouwtechnische noodzaak van restauratie, zoals het IPO heeft gevraagd?

Er is 6 mln. beschikbaar voor de restauratie van monumentale orgels. Zij vormen het sluitstuk bij restauratie van een kerk en dan is er vaak te weinig geld om de orgels te restaureren. Kan ervoor worden gezorgd dat historische orgels in de toekomst in de algehele restauratieplannen worden betrokken? Is 6 mln. voldoende om dit probleem op te lossen?

Om de restauratieachterstand in 2011 weg te werken is er 61 mln. nodig. Verder is er 58 mln. per jaar nodig voor de rijksmonumenten die in aanmerking komen voor subsidie. Voor de periode 2007–2010 is 40 mln. per jaar beschikbaar, zodat er 18 mln. per jaar te weinig is. Volgens het PRC moet het bedrag structureel worden verhoogd om de achterstand niet verder te laten toenemen. Hoe gaat de minister dit financieren?

Er schijnt een restauratiebehoefte van 27 mln. te zijn bij woonhuizen, zoals pastorieën bij monumentale kerken, waarbij eigenaren geen gebruik kunnen maken van fiscale aftrekmogelijkheden, maar wel van een lening met een lage rente. Wordt hiervoor een afzonderlijke regeling getroffen? De subsidie voor de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN), die zich inzet voor het behoud van roerend religieus erfgoed, dreigt te worden stopgezet. Is dit voornemen inmiddels uitgevoerd? Verder merkt de heer Cramer op dat de jonge bouwstijlen in Flevoland minder degelijk zijn en dat er veel discussie is over de poldertoren in Emmeloord, die om dreigt te waaien door de straffe polderwind.

De heer Van der Ham (D66) stelt voor om de rijksdienst voor monumentenzorg samen met het Nederlands Architectuurinstituut een lijst op te laten stellen van gebouwen uit de afgelopen vijftig jaar die belangrijk zijn voor het cultureel erfgoed, zoals de abdij Sint Benedictusberg in Vaals. Op grond van de Monumentenwet kan niet worden voorkomen dat deze gebouwen worden gesloopt als er iets anders voor in de plaats moet komen. Er zijn al enkele bijzonder waardevolle gebouwen uit de periode 1965–2000 op de monumentenlijst gezet, maar voorlopig kunnen er geen nieuwe aan worden toegevoegd. Omdat er snelle veranderingen plaatsvinden op dit gebied, zou het zonde zijn als deze gebouwen uit het architectonisch verleden ontbreken.

Volgens de brief van Stadsherstel Amsterdam vormt de regelgeving een belemmering voor restauratie en moet er sneller duidelijkheid zijn over de subsidiëring. Doordat de systematiek van het BRIM zoveel tijd kost, worden te hoge renteverliezen geleden bij nieuwe aankopen. Er is een groot verschil tussen publieke en particuliere eigenaren bij de subsidie voor instandhouding van woonpanden. Stadsherstel moet een meerjarig onderhoudsplan indienen en ontvangt dan iets meer dan € 1000 per pand per jaar. Een particulier kan in het gunstigste geval, wanneer de fiscale drempel overschreden is, 52% van de kosten van een monumentale woning aftrekken.

Er wordt niet alleen door het Rijk, maar ook door veel particulieren bijgedragen aan restauratie van schilderijen, beelden, orgels en gebouwen. Hier worden veel kostbare arbeidsuren aan besteed, waarvoor het hoge btw-tarief van 19% geldt, terwijl in de rest van de culturele sector meestal het tarief van 6% geldt. Kan de minister in Europees verband bepleiten om bij restauraties het lage tarief van 6% in te voeren, omdat zij onmisbaar zijn voor behoud van het cultureel erfgoed? Als dit in andere landen ook speelt, kan men gezamenlijk optrekken om dit te veranderen. Er is immers ook een uitzondering gekomen voor het werk van dj’s, dat kan worden beschouwd als halffabricaat, omdat zij andermans muziek draaien. Als er druk wordt uitgeoefend, is er wel wat te bereiken op dit terrein.

Bij diefstal of beschadiging van beelden kan belangrijk Nederlands erfgoed verloren gaan, wanneer er geen replica’s voorhanden zijn. Kunnen er mallen of afgietsels worden gemaakt om het behoud te waarborgen, zoals in Italië gebruikelijk is? Het is niet voldoende om te verwijzen naar de verantwoordelijkheid van de eigenaar, zoals de vorige minister deed.

De Raad voor Cultuur merkt in het advies over de culturele basisinfrastructuur op dat het goed zou zijn om onderzoek te doen naar de betekenis van monumenten in relatie tot demografische veranderingen. Verder wordt in dat advies gewezen op subsidieproblemen bij de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond, de Bond Heemschut en de Stichting Open Monumentendag, die een belangrijke functie vervullen bij de opbouw van kennis over cultureel erfgoed, maar nu aangewezen zijn op incidentele subsidie van de Mondriaanstichting. De Raad voor Cultuur wijst erop dat een omvattende visie ontbreekt op het beheer en ontsluiten van archieven, monumenten en archeologisch onderzoek. De cultuurspreiding op dit gebied kan volgens de raad worden geïntensiveerd, waarbij het belang van cultuureducatie, ook via internet, wordt onderstreept. Hoe worden de in het regeerakkoord aangekondigde inspanningen ingevuld?

De heer Leerdam (PvdA) is verheugd dat er 140 mln. is ingezet om de achterstanden bij behoud en restauratie van monumenten aan te pakken. Er is nog een bedrag van 61 mln. nodig. Het is te hopen dat de huidige minister van Financiën even creatief is in het vinden van oplossingen als zijn voorganger. De financieringssystematiek zou andere partijen moeten uitnodigen om een bijdrage te leveren aan het oplossen van de achterstanden, maar de kosten van restauratie moeten wel in verhouding staan tot de overige uitgaven voor kunst en cultuur. De provincies hebben veel bijgedragen aan het fonds voor kanjermonumenten, maar zij geven in verhouding weinig uit aan monumentenzorg. Het lijkt alsof iedereen naar het Rijk kijkt om dit soort problemen op te lossen. Door meer overleg en afstemming kan men komen tot een betere verdeling en samenwerking. Op die manier wordt het beleid ook veel zichtbaarder.

Het ministerie probeert samenhangend beleid te voeren op het gebied van erfgoed, kunst en cultuur, maar daarbij moet steeds worden gezocht naar structurele of eenmalige middelen. De verdeling van het geld moet op een effectievere en efficiëntere manier plaatsvinden, in overeenstemming met een bepaalde visie. Door een verbinding te leggen met zorg, recreatie en plattelandsontwikkeling komen andere financieringsbronnen in beeld, zodat er kan worden gewerkt aan mogelijkheden voor duurzame herbestemming. Een voorbeeld is de investering van 3,8 mln. van het VSB-fonds in natuurmonumenten. Komt daarbij ook een tegemoetkoming van het Rijk?

Een restauratieachterstand van 10% wordt acceptabel geacht, waarbij ook een rol speelt dat sommige eigenaren niet bereid of in staat zijn om te restaureren. De marktwerking wordt beïnvloed doordat het gaat om een kleine, specialistische groep restaurateurs. Is de toezegging om extra opleidingsplaatsen en instroombanen te creëren inmiddels uitgevoerd? Hoeveel omscholingstrajecten zijn in gang gezet? Wanneer komen deze restaurateurs op de arbeidsmarkt? Er zijn berichten dat de expertise bij de rijksdienst voor de monumentenzorg te wensen overlaat.

De beschikbare middelen moeten worden ingezet in het hele koninkrijk en niet alleen voor monumenten in historische binnensteden in Nederland. Er schijnt wel geld te zijn voor restauratie, maar niet voor onderhoud. Verder moet de werelderfgoedlijst bij de stelseldiscussie worden betrokken. In de voordrachtsprocedure moeten de Antillen en Aruba een uitzonderingspositie krijgen. Wanneer de eilanden Saba, Sint Eustatius en Bonaire Nederlandse gemeenten worden, eind 2008, vallen zij direct onder het Nederlandse erfgoedbeleid. Hierover zijn twee moties aangenomen. Welk beleid is de minister voornemens te voeren op dit gebied?

Antwoord van de minister

De minister onderstreept de ambitie van het kabinet om te werken aan «Mooi Nederland», omdat dit land door mensenhanden is gemaakt en het onderhoud niet aan de natuur kan worden overgelaten. Een grote verandering is dat het landschap niet meer wordt gebruikt voor productie, maar voor consumptie. Het nieuwe monumentenbeleid moet niet zozeer gericht zijn op geïsoleerde objecten als wel gestalte krijgen in de omgeving van architectuur en ruimtelijke ordening. Er moet geen sprake zijn van territoriumdrift, maar aansluiting worden gezocht bij andere departementen die zich bezighouden met de 40 probleemwijken en het behoud van het typisch Nederlandse landschap.

Omdat er een grote achterstand was, is in het verleden alleen gekeken of iets wel of niet een monument is, maar nu moet er meer worden nagedacht over de systematiek bij het aanwijzen van monumenten. In 1993 waren er 42 000 objecten op de monumentenlijst uit de periode 1850–1940 en dat aantal is inmiddels toegenomen tot 62 000. Anders dan bij een zwembad of veilinghal uit 1940 is er bij een middeleeuwse kerk, zoals de Pieterskerk in Leiden, geen andere keuze dan behoud en er een nieuwe functie bij zoeken. Bij industriële objecten en recentere kerken is de vraag of zij allemaal behouden moeten blijven. Dan worden andere elementen meegewogen, zoals representativiteit, de spreiding over het land en de relatie met ruimtelijke ordening. Veel neogotische katholieke kerken uit de jaren twintig en dertig hebben hun religieuze functie verloren en worden gebruikt als wooncomplexen, zodat de contour van het stadsgezicht behouden blijft, maar de vraag is of dit de beste manier is om een wooncomplex te realiseren. De minister kan niets doen inzake het klooster van de Maharishi, een klassiek neogotisch gebouw uit 1900, omdat eerst de uitkomst van het herzieningsverzoek bij de RACM moet worden afgewacht. Bij monumenten van na 1900 is het redelijk om de staat van het onderhoud erbij te betrekken. De afweging valt anders uit bij een industrieel gebouw uit 1920 dat op instorten staat, dan bij een gebouw dat met enkele simpele ingrepen kan worden hersteld.

Omdat het budgettair en ruimtelijk niet verstandig is om alle gebouwen die ouder zijn dan vijftig jaar op de monumentenlijst te plaatsen, moet in het nieuwe monumentenstelsel een integrale afweging plaatsvinden. De taken en verantwoordelijkheden moeten zo worden verdeeld dat deze afweging voornamelijk op gemeentelijk of regionaal niveau wordt gemaakt, zodat erbij kan worden betrokken wat in een bepaalde omgeving gebeurt. In de Wet op de ruimtelijke ordening zou moeten staan dat er bij ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische effectrapportage plaatsvindt, zodat er niet alleen wordt gekeken naar het milieu, maar ook naar het nationaal erfgoed.

De evaluatie van het BRIM die in het coalitieakkoord was vermeld, zal in het voorjaar van 2008 worden afgerond. Daarbij wordt bekeken of de drempel te laag is en of er problemen zijn met het plafond in de molenwereld. De monumentenstop wordt in de tussentijd gehandhaafd, maar er kunnen wel ongeveer honderd monumenten worden aangewezen om verder te behandelen, bijvoorbeeld wanneer zich een urgente situatie voordoet. De minister zegt toe dat de lijst hiervan aan de Kamer wordt toegezonden. Het voorstel voor een nieuw monumentenbeleid dat de komende decennia zal gelden, komt pas in 2009, want daarover moet goed worden nagedacht. De minister zegt toe te proberen dit naar voren te halen. Het aanvraagformulier is inmiddels herzien. Bij het nieuwe stelsel zal worden bezien of er sprake moet zijn van adviesplicht of -recht en een vast budget. De uitvoering van het BRIM verloopt niet meer via de provincies. De minister vraagt om schriftelijke informatie over problemen wat betreft de eenheid van beleid bij de rijksdienst voor de monumentenzorg, zodat daarop actie kan worden ondernomen.

Het grote probleem bij restauratie is niet het budget, maar de beperkte capaciteit. De restauratoren van molens zitten vol tot 2010 en van orgels zelfs tot 2011. Er is 38 mln. gereserveerd voor kanjermonumenten. De gemeenten en provincies hebben verzocht om regionale spreiding, zodat zij hun middelen samen met de rijksmiddelen kunnen inzetten. Het criterium van de laagste kosten is niet doorslaggevend bij de verdeling van het bedrag van 140 mln., maar er wordt een afweging gemaakt tussen functie, herbestemming, context, kosten en dergelijke. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen de volgorde om aangewezen objecten af te handelen en de afweging in het nieuwe stelsel. Omdat er altijd beroep kan worden aangetekend tegen het afwijzen van een subsidieverzoek, worden er niet te veel juridisch toetsbare criteria gehanteerd. Technische urgentie en de omgeving zijn dat niet. De minister is niet op de hoogte van het voorbeeld dat het interieur wel kan worden gerestaureerd, maar het dak niet, en zegt toe eventuele schriftelijke vragen hierover te beantwoorden. Hij zegt tevens toe schriftelijk terug te komen op de omgeving en bouwtechnische noodzaak als criteria voor het verlenen van subsidie.

Er is een bepaald volume monumenten dat gerestaureerd moet worden. Deze lijst neemt sneller af als eerst de kleine monumenten met lage kosten worden afgewerkt. Dat neemt niet weg dat de hele lijst afgewerkt moet worden met een bepaald budget. Het risico dat een klein object in verval raakt, is niet kleiner of groter dan dat een groot object in verval raakt als je er niets aan doet, maar grote objecten kunnen wel beter in het oog worden gehouden en makkelijker worden geconserveerd dan verschillende kleine bij elkaar.

De minister is geen voorstander van het plaatsen van objecten van na 1965 op de monumentenlijst. Als deze objecten fatsoenlijk worden onderhouden, is er nog geen sprake van verval. Het idee om vast te leggen dat deze gebouwen niet binnen vijftig jaar gesloopt moeten worden, valt niet onder het monumentenbeleid. De minister zegt toe dat hij bij gelegenheid zal terugkomen op het voorstel om te komen tot een lijst van belangrijke of beeldbepalende recente gebouwen, maar voegt eraan toe dat dit niet moet leiden tot een verplichting om onderhoud en renovatie over vele jaren te financieren.

De monumentenregeling is over het algemeen gunstiger voor organisaties dan voor particulieren, maar bij grootschalig onderhoud of deelrestauraties is deze minder gunstig geworden. De minister zal het voorstel om een budget te reserveren voor de stadsherstelorganisaties serieus bekijken. Er is besloten dat het btw-tarief onderdeel is van de Europese regelgeving en dat het lage tarief alleen geldt voor consumentengoederen. Na veel discussie is besloten dat het lage tarief wel geldt voor het schilderwerk aan panden, maar restauratie- en bouwwerkzaamheden worden beschouwd als halffabrikanten waarvoor geen laag tarief geldt.

De fractievoorzitter van het CDA, Van Geel, heeft in een interview met Nieuwe Revu de minister van Financiën tot matigheid gemaand, zodat het niet eenvoudig zal zijn om 61 mln. extra los te krijgen. De minister zegt toe dat hij dit bij de besprekingen voor de Najaarsnota aan de orde zal stellen, omdat het inderdaad FES-waardig is en omdat er binnen de cultuurportefeuille weinig ruimte is om te schuiven. In het afgelopen jaar is er voor 450 mln. gerestaureerd, waarvan 40 mln. door het Rijk werd verstrekt. Er is dus veel bijgedragen door particulieren, zoals het Prins Bernhard Cultuurfonds en de VSB. De provincies hebben in het afgelopen jaar 33 mln. bijgedragen aan restauraties. Dit is wel een aandachtspunt bij het ontwerpen van een nieuw bestel.

Er worden tientallen jonge mensen per jaar opgeleid in de regionale opleidingsprojecten voor restauratoren, waarin de provincies participeren. Deze opleiding sluit goed aan, zodat het vinden van een baan soepel verloopt, ook omdat er veel vraag naar deze mensen is op de arbeidsmarkt.

De minister zegt toe dat hij voor 1 oktober een brief zal toezenden over de situatie op de Antillen en Aruba. De drie eilanden die gemeenten van Nederland worden, vallen dan onder de Monumentenwet. Het werelderfgoedbeleid is ook van toepassing op die eilanden. Het beleid is gericht op behoud van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed in landen als Suriname, Zuid-Afrika en Ghana. Er wordt een specifiek onderhoudsplan gemaakt door de Stichting Herstelling en de Stichting Arbeidsontwikkeling in Suriname, zodat jonge mensen opleidingsplaatsen en werk kunnen vinden bij monumenten.

De minister onderschrijft het beleid om één kandidaat per jaar op te voeren voor de werelderfgoedlijst van de Unesco, omdat het beter is dat een tempel in Thailand die duizenden jaren oud is, hiervoor in aanmerking komt dan de stormvloedkering of de molens in Nederland. Als de westerse wereld hieraan een bijdrage levert, kunnen deze monumenten ook als vakantiebestemming behouden blijven.

Er is alleen handhaafbaar toezicht mogelijk op beelden die zijn beschermd als rijksmonument, maar dat is zelden het geval. Bij de vaststelling van de nota «Verschil maken» zijn de subsidies voor instellingen als de Bond Heemschut en dergelijke beperkt, maar er zijn wel projectsubsidies mogelijk. De subsidie voor de stichting voor roerend religieus erfgoed, SKKN, is daarbij ook stopgezet, maar deze stichting ontvangt nog tot en met 2008 subsidie op grond van de Cultuurnota. Er is nog geen besluit genomen over wat daarna gebeurt.

Toezeggingen

– De herbezinning op de monumentenlijst komt in 2008 naar de Kamer;

– Voor 1 oktober 2007 komt er een brief aan de Kamer over de Nederlandse Antillen en Aruba;

– De evaluatie van het BRIM vindt plaats in 2008 en het voorstel voor de stelselherziening komt in 2009, maar de minister probeert dit naar voren te halen;

– Er volgt nog schriftelijke informatie over de omgevings- en bouwtechnische criteria.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van de Camp

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Erp


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Verdonk (VVD), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Weekers (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Ten Broeke (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GroenLinks).

Naar boven