30 654
Wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij

nr. 43
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2007

Hierbij bied ik u het toetsingskader ammoniak en Natura 2000 aan1. Mijn ambtsvoorganger heeft u hierover eerder geïnformeerd (Kamerstukken II, 30 654, nr. 27). In het Algemeen Overleg van 31 januari jl. heeft hij u toegezegd het toetsingskader, voorzien van de onderliggende stukken, na vaststelling te doen toekomen (kamerstuk 30 654, nr. 41). Met deze brief kom ik aan deze toezegging tegemoet.

Het toetsingskader is bedoeld als handreiking aan het bevoegd gezag. Het beoogt veehouderijbedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden, vooruitlopend op de op te stellen beheerplannen, duidelijkheid te bieden over hun uitbreidingsmogelijkheden, voor zover het ammoniak betreft. Het uitgangspunt daarbij is, voortvloeiend uit de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet 1998, dat de uitbreiding geen significante negatieve effecten op het betreffende natuurgebied mag hebben. Tot op heden vernietigde de Raad van State vergunningen voor uitbreiding van bedrijven omdat niet kon worden uitgesloten dat uitbreiding significante negatieve effecten zal hebben op de natuur. Een inhoudelijk kader waaraan de rechter kon toetsen, ontbrak.

Dit toetsingskader, opgesteld door de Taskforce ammoniak en Natura 2000 (waarin LNV, IPO, VNG, LTO Nederland en aanvankelijk ook Stichting Natuur en Milieu zitting hadden), vult die leemte op. Het toetsingskader biedt ruimte aan bedrijven waar dat ecologisch verantwoord is.

Het toetsingskader bestaat uit de volgende onderdelen:

1. De toelichting bij het toetsingskader, in de vorm van een stappenplan bedoeld voor ondernemers en vergunningverleners (inclusief kaart met Natura 2000-gebieden en een kaart met de voor ammoniak gevoelige gebieden binnen de grote wateren) (bijlage 1).

2. De wetenschappelijke en juridische inbedding van het toetsingskader (bijlage 2).

3. De te hanteren lijst met kritische depositiewaarden per gebied, als bijlage opgenomen in het Alterrarapport «Onderzoek naar de ammoniakdepositie op vijf habitatgebieden ten behoeve van het interim toetsingskader Ammoniak en Natura 2000» (bijlage 3). Het volledige rapport is te raadplegen via de website van mijn ministerie en wordt binnenkort ook in papieren vorm verspreid.

4. Het te hanteren ammoniakverspreidingsmodel Aagro-Stacks, inclusief handleiding. Dit model en de handleiding zullen op korte termijn via een cd-rom worden verspreid aan gemeenten en provincies.

Inhoud en effecten toetsingskader

Op basis van dit toetsingskader kunnen veehouderijbedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden uitbreiden tot een voor dat gebied bepaalde maximale ammoniakdepositie (de drempelwaarde), of, door gebruik te maken van emissiearme technieken, binnen de huidige depositie van het bedrijf. Daarnaast mogen graasdierhouderijbedrijven ook uitbreiden als ze grondgebonden zijn.

Het effect van toepassing van het toetsingskader is dat de veehouderijsector zich verder kan ontwikkelen, zonder dat deze ontwikkeling significante effecten zal hebben op de Natura 2000-gebieden. Het onderzoek van Alterra wijst namelijk uit dat de ammoniakdepositie op de Natura 2000-gebieden door toepassing van het toetsingskader in combinatie met het ingezette generieke ammoniakbeleid, zal dalen.

Relatie met beheerplannen Natura 2000

Dit toetsingskader is bedoeld voor de periode totdat beheerplannen van Natura 2000 zijn opgesteld. In die beheerplannen wordt immers, ook voor ammoniak, per gebied afgesproken via welke weg en indien nodig met welke specifieke maatregelen de instandhoudingdoelstellingen voor dat gebied gehaald moeten worden. De systematiek van het toetsingskader is wel het uitgangspunt bij het opstellen van beheerplannen.

Bevoegd gezag

Als gevolg van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt dat voor Habitatrichtlijngebieden die (geheel of vrijwel geheel) overlappen met Vogelrichtlijngebieden of beschermd natuurmonument, de provincies bevoegd gezag zijn en zij het toetsingskader kunnen toepassen in het kader van Natuurbeschermingswet 1998. Voor Habitatrichtlijngebieden die niet overlappen, geldt de Natuurbeschermingswet vooralsnog niet. Gemeenten kunnen echter bij vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer wijzen op de rechtstreekse werking van artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Voor deze gebieden zijn gemeenten bevoegd gezag.

Ook voor andere activiteiten die gevolgen hebben voor een Habitatrichtlijngebied dat niet overlapt, geldt de vergunningplicht van de Natuurbeschermingswet 1998 voorlopig nog niet. Bij vergunningverlening op grond van een andere wet, zoals de Wet milieubeheer of de Woningwet, moet onder bepaalde omstandigheden getoetst worden aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn (zie hiervoor de wetenschappelijke en juridische inbedding). Pas als het gebied formeel is aangewezen, is een Natuurbeschermingswetvergunning nodig.

Vergunningaanvragers moeten zich bij beoogde uitbreiding melden bij de gemeente. De gemeente kan vergunningaanvragers dan vertellen of de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag is.

Kritische depositiewaarden

De lijst met de in dit toetsingskader te hanteren kritische depositiewaarden is gebaseerd op het rapport «Te veel van het goede. Stikstofneerslag op Habitatrichtlijngebieden» van de Stichting Natuur en Milieu en de twaalf provinciale Milieufederaties (2004). Alleen voor De Peel wordt hiervan afgeweken. De waarde voor de Maria- en Deurnese Peel is na advies van de begeleidingscommissie van het Alterrarapport, vastgesteld op 400 mol (vanwege de aanwezigheid van de habitattypen herstellend hoogveen en actieve hoogvenen). Voor de Groote Peel wordt vanwege het ook daar aanwezige herstellend hoogveen de kritische depositiewaarde vastgesteld op 400 mol. Het bestuurlijk overleg van 15 februari heeft ingestemd met deze afspraak voor De Peel.

De kennis over en het onderzoek naar kritische depositiewaarden is voortdurend in ontwikkeling. De kans is daarom aanwezig dat de waarden uit het Alterrarapport voor sommige gebieden nog veranderen. In het bestuurlijk overleg is daarom afgesproken dat voor de nabije toekomst wordt gewerkt aan nieuwe waarden conform een in VN-verband afgesproken methode. Na een nieuwe wetenschappelijke toets op de systematiek van het toetsingskader zouden deze nieuwe cijfers te zijner tijd de huidige lijst met kritische depositiewaarden kunnen vervangen. Gekoppeld daaraan zal een benadering worden toegepast die rekening houdt met de precieze locatie van de voor ammoniak gevoeligste natuur. In het huidige kader is afgesproken dat de kritische depositiewaarde voor de gevoeligste natuur geldt voor het gehele Natura 2000-gebied.

Afbakening toetsingskader

Het toetsingskader is van toepassing op de in de lijst met kritische depositiewaarden (bijlage 3 van het Alterrarapport) vermelde Habitatrichtlijngebieden. Voor Habitatrichtlijngebieden met een kritische depositiewaarde van 2400 mol of hoger behoeft, conform de bestuurlijke afspraak uit november 2006, de ammoniaktoets niet te worden doorlopen. Ten aanzien van Natura 2000-gebieden die alleen zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied is vastgesteld dat er geen overtuigende gronden zijn om te veronderstellen dat deze gebieden extra bescherming moeten hebben tegen ammoniak vanwege de aangewezen soorten. Deze gebieden zijn dan ook niet opgenomen in de lijst met kritische depositiewaarden.

Motie-Van der Vlies over de AMvB

In de motie-Van der Vlies (30 654, nr. 38) heeft uw Kamer de regering verzocht duidelijkheid te verschaffen over het feit dat onderdelen van het toetsingskader, na de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998, worden opgenomen in een AMvB. Op dit moment wordt bezien welke onderdelen in zo’n AMvb kunnen worden opgenomen. Dit sluit aan bij de toezeggingen die mijn voorganger aan IPO, VNG en LTO-Nederland heeft gedaan om de essentiële onderdelen van het toetsingskader zo spoedig mogelijk in een AMvB te verankeren. Vervolgens wordt een concept-AMvB opgesteld en wordt deze voor advies voorgelegd aan de Raad van State.

Motie-Koopmans/Cramer over de Gelderse Vallei

In de motie-Koopmans/Cramer (30 654, nr. 34) heeft uw Kamer de regering verzocht om samen met de betreffende provincies voor 1 mei 2008 te komen tot een beheerplan voor de Gelderse Vallei. Op dit moment wordt met de betrokken partijen bezien op welke wijze het opstellen van de beheerplannen voor de in de Gelderse Vallei gelegen Natura 2000-gebieden, zodanig kan worden versneld dat de plannen voor 1 mei 2008 gereed zullen zijn.

Inventarisatie

Tijdens het bestuurlijk overleg van 15 februari jl. is afgesproken te inventariseren welke boeren door toepassing van dit toetsingskader naar verwachting niet zullen kunnen uitbreiden. Samen met LTO werk ik op dit moment aan deze inventarisatie.

Europese Commissie

Het toetsingskader is ter informatie toegezonden aan de Europese Commissie. In een eerder stadium zijn de hoofdlijnen van het toetsingskader in een gesprek met ambtenaren van de Commissie besproken.

Voorlichting

Het LNV-loket zal algemene vragen over het toetsingskader beantwoorden. Voor gebiedsspecifieke vragen wordt verwezen naar de provincies.

Ten slotte

Ik ben verheugd over het feit dat het voorliggende toetsingskader duidelijkheid biedt aan betrokken ondernemers en ruimte biedt aan verdere ontwikkeling van de veehouderijsector zonder dat dit significante schade toebrengt aan de natuur in de Natura 2000-gebieden. Ik vertrouw erop dat dit toetsingskader een goede basis vormt bij het opstellen van de beheerplannen.

Een brief met een gelijkluidende inhoud heb ik verstuurd aan gemeenten en provincies.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven