30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand

Nr. 158 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 april 2015

De Kamercommissie Volksgezondheid Welzijn en Sport heeft bij monde van mevrouw Leijten (SP) gevraagd om een reactie van het kabinet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) d.d. 17 maart 2015. In deze uitspraak heeft de CRvB bepaald dat aan een man met ernstige lichamelijke en psychische beperkingen bijzondere bijstand voor neurofeedbackbehandelingen moet worden verleend, omdat er in casu sprake is van een acute noodsituatie. Omdat het hier de verlening van bijzondere bijstand betreft heeft de Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport mij verzocht hierop te reageren.

De uitspraak van de CRvB d.d. 17 maart jl. is een bevestiging van de eerdere vaste jurisprudentie op grond waarvan de gemeenten bij de verlening van bijzondere bijstand reeds rekening moeten houden. De verlening van bijzondere bijstand is zowel financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd aan de gemeenten. Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand zijn de gemeenten gehouden zich te houden aan de wettelijke kaders van de Participatiewet. Een van die kaders betreft de regel dat geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Voorts is bepaald dat het recht op bijstand zich evenmin uitstrekt tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt1. De onderhavige medische behandeling behoort niet tot het pakket van de Zorgverzekeringswet, en wordt daarmee niet noodzakelijk geacht.

Artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet biedt de gemeenten echter de mogelijkheid om in afwijking van het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet aan personen die geen recht op bijzondere bijstand hebben deze bijstand toch te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Het is daarbij uitdrukkelijk aan de gemeenten om aan de hand van de individuele omstandigheden van de belanghebbende te beoordelen of er al dan niet sprake is van zeer dringende redenen.

Ten aanzien van de invulling van deze zeer dringende redenen in de uitvoeringspraktijk, is het vaste jurisprudentie dat er sprake moet zijn van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. Eveneens volgens vaste rechtspraak is een acute noodsituatie aan de orde indien een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Artikel 15, eerste lid, Participatiewet.

Naar boven