Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 30545 nr. 149 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 30545 nr. 149 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2014
In mijn brief van 29 september 20141 heb ik uw Kamer gemeld dat ik voornemens ben met de invoering van een nieuw verdeelmodel de huidige vangnetten IAU en MAU te laten vervallen en deze te vervangen door één geïntegreerd vangnet en dat de inrichting daarvan in overleg met de VNG, Divosa, individuele gemeenten, de Raad voor de financiële verhoudingen en de Toetsingscommissie WWB nader wordt uitgewerkt. Tevens heb ik in voornoemde brief aangegeven dat de vereiste regelgeving naar verwachting voor het einde van dit jaar gepubliceerd zal kunnen worden en dat ik uw Kamer op dat moment nader zal informeren over de inrichting van het tijdelijk nieuw vangnet.
Ook in het Algemeen Overleg van 13 november 2014 is het nieuwe vangnet aan de orde geweest.
Via deze brief informeer ik u over het onlangs in het Staatsblad gepubliceerde nieuwe vangnet voor 2015 (Stb. 2014, nr. 537), als ook over de ontwikkelingen rond het nieuwe verdeelmodel Participatiewet, het zogeheten multiniveau-model. In dit kader geef ik ook aan hoe ik omga met de in uw Kamer aangenomen motie van de leden Van Weyenberg en Karabulut, waarin de regering wordt verzocht het verdeelmodel samen met gemeenten verder te verbeteren en ernaar te streven deze verbeteringen zo veel als mogelijk te betrekken bij de verdeling van de budgetten voor 20152.
In overleg met de VNG, Divosa, individuele gemeenten, de Raad voor de financiële verhoudingen en de Toetsingscommissie WWB is het vangnet voor 2015 tot stand gekomen, mede op basis van de gezamenlijke conclusie dat het wenselijk is om 2015 voor het vangnet aan te merken als een invoeringsjaar. Om deze reden is gekozen voor een eenvoudige opzet van het vangnet 2015, waarbij gemeenten overigens wel gestimuleerd worden om hun uitgaven in 2015 te monitoren en, indien nodig, maatregelen te treffen. De keuze voor een eenvoudig vangnet 2015 bevordert dat gemeenten hun energie kunnen richten op een goede (voorbereiding op de) invoering van de Participatiewet, en creëert tevens de vereiste ruimte om, in goede afstemming met alle betrokken partijen, op zorgvuldige wijze te werken aan de meer definitieve vormgeving van het nieuwe vangnet vanaf 2016.
Rekening houdend met signalen van onder meer gemeenten en de Raad voor de financiële verhoudingen, zal sprake zijn van één geïntegreerd vangnet, niet alleen in 2015 maar ook voor de jaren daarna. Evenals de IAU en de MAU wordt het nieuwe vangnet gebaseerd op intergemeentelijke solidariteit. Dit betekent dat bekostiging ervan geschiedt via het vastgestelde macrobudget voor de Participatiewet. Het beroep op het vangnet leidt derhalve niet tot een hoger macrobudget.
Dat in 2015 sprake is van een eenvoudig vangnet komt tot uitdrukking in:
– het beperkt aantal voorwaarden voor het recht op een vangnetuitkering;
– de beperkte toetsende rol van de Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet (voorheen de Toetsingscommissie WWB);
– het ontbreken van voorschriften met betrekking tot verbeteracties, verantwoordingsverplichting etcetera.
Om voor 2015 in aanmerking te komen voor een vangnetuitkering geldt een beperkt aantal voorwaarden. Primair geldt dat sprake moet zijn van een tekort op het aan de gemeente toegekende budget Participatiewet van meer dan 10% van dat budget, of een lager percentage voor gemeenten met een voortijdig beëindigde MAU-uitkering. De eigen bijdrage in het kader van het vangnet 2015 sluit aan bij de eigen bijdrage die sinds 2004 werd gehanteerd in het kader van de IAU. Bij de bepaling van het gemeentelijk tekort wordt geen rekening gehouden met bestedingen waarvan de gemeente de rechtmatigheid niet tijdig kan verantwoorden. Anders dan bij de IAU, waarbij de relevante onrechtmatige en onzekere bestedingen leidden tot gehele weigering van de verzochte aanvullende uitkering, is sprake van een verrekeningssystematiek. Dit wil zeggen dat het totaal van de relevante onrechtmatige en onzekere bestedingen in mindering wordt gebracht op de verantwoorde netto uitkeringslasten (bestedingen minus baten), en dat op basis van het resterende bedrag het verzoek om een vangnetuitkering wordt beoordeeld. Voor gemeenten betekent dit een verbetering van hun uitkeringsrechten.
Gemeenten die, ook na eventuele correctie voor onjuiste of onzekere bestedingen, een tekort hebben dat meer bedraagt dan het toepasselijke eigen risico, moeten als tweede uitkeringsvoorwaarde aantonen dat in 2015 een proces is ingezet dat gericht is op tekortreductie. Bij de indiening, achteraf in 2016, van een verzoek om een vangnetuitkering over 2015, dient het college de volgende documenten bij te voegen:
– een globale analyse van de mogelijke oorzaak en de omvang van het tekort, mede in het kader van de inwerkingtreding van de Participatiewet en de eerdere financiële resultaten van de uitvoering van de WWB, en van de verwachte ontwikkelingen van dat tekort in de komende jaren;
– een brief, of vergelijkbaar document, waarmee de raad is geïnformeerd over de analyse en de maatregelen die worden genomen dan wel worden overwogen om tot tekortreductie te komen;
– een document waaruit de opvattingen van de gemeenteraad hieromtrent blijken;
– een overzicht wat de gemeente in 2015 feitelijk heeft gedaan om het tekort het hoofd te bieden en hoe zij het effect daarvan kwalificeert.
De beoordeling van de behaalde resultaten wordt overgelaten aan de gemeenteraad en zal voor de toekenning van de vangnetuitkering geen rol spelen. Bezien zal worden of en zo ja op welke wijze deze set verantwoordingsdocumenten een rol kan gaan spelen indien een gemeente ook in 2016 een beroep doet op het vangnet.
Of een gemeente aan de genoemde voorwaarden voldoet wordt beoordeeld door de Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet, op basis van een beperkte procedurele toets. Zo zal de commissie beoordelen of een verzoek tijdig en volledig is ingediend, of qua hoogte feitelijk sprake is van een tekort dat voor compensatie in aanmerking komt en of het college de voorgeschreven documenten met betrekking tot het proces van tekortreductie heeft bijgevoegd bij de aanvraag. Met betrekking tot deze documenten kan de toetsingscommissie volstaan met de vaststelling dat de vereiste documenten zijn ingediend en hoeft zij zich geen oordeel te vormen over de kwaliteit van de analyse en de eventuele gevolgen van de opvattingen van de raad over de analyse. Een dergelijke beoordeling blijft, zoals reeds vermeld, voorbehouden aan het lokale bestuur. Op grond van deze procedurele toets adviseert de toetsingscommissie mij over het te nemen besluit, dat nog in 2016 zal worden genomen. Toegekende uitkeringen komen in 2017 tot uitbetaling, ten laste van het macrobudget voor de Participatiewet voor 2017.
Vanuit de optiek dat het multiniveau-model minimaal belast mag worden met financiële compensaties voor het niet optimaal functioneren van het ingetrokken verdeelmodel, kunnen voor de periode na het uitvoeringsjaar 2014 geen nieuwe uitkeringsrechten IAU en MAU meer worden vastgesteld. Op basis van overgangsrecht:
– kunnen in 2015 nog wel verzoeken tot een IAU-uitkering over 2014 ingediend en afgehandeld worden;
– kunnen vanaf 2015 geen nieuwe MAU-verzoeken worden ingediend, maar kan SZW wel de uitkeringsrechten over 2014 vaststellen, aan de hand van de gemeentelijke SiSa-verantwoordingen over 2014;
– worden de MAU-beschikkingen die mede betrekking hebben op 2015 of 2016, waarmee gemeenten zijn erkend als zogeheten MAU-gemeenten en hun eigen bijdragen en geldende verplichtingen zijn vastgesteld, maar waarin geen rechten tot daadwerkelijke uitkering zijn vastgelegd, per 1 januari 2015 ingetrokken;
– geldt de verantwoordingsplicht ten aanzien van de naleving van de MAU-verplichtingen in 2014, in 2015 alleen voor de gemeenten die over 2014 daadwerkelijk in aanmerking komen voor een MAU-uitkering; voor de andere MAU-gemeenten, die over 2014 geen tekort hebben op het WWB-budget of een tekort dat binnen de marge van de eigen bijdrage blijft, geldt de verantwoordingsplicht niet meer;
– gaat de positie van gemeenten wier MAU-aanspraken voortijdig worden beëindigd, er in 2015 niet op achteruit; indien zij een beroep doen op het nieuwe vangnet, geldt voor hen een eigen bijdrage die gelijk is aan die van de beëindigde MAU-uitkering.
De IAU- en MAU-uitkeringen die in 2015 over 2014 worden vastgesteld, komen in 2016 tot uitbetaling ten laste van het macrobudget Participatiewet voor 2016.
Tijdens het Algemeen Overleg op 13 november 2014 heb ik met uw Kamer gesproken over de verdeling van de bijstandsbudgetten. Daarbij heb ik met u ook van gedachten gewisseld over de doorontwikkeling van het verdeelmodel. Naar aanleiding van dit overleg heeft uw Kamer, zoals gememoreerd, een motie aangenomen waarin in de eerste plaats wordt verzocht het model samen met gemeenten verder te verbeteren en in de tweede plaats ernaar te streven deze verbeteringen zo veel als mogelijk te betrekken bij de verdeling van de budgetten voor 2015.
Voor de doorontwikkeling van het verdeelmodel heb ik, in lijn met het eerste deel van de motie, inmiddels een begeleidingscommissie in het leven geroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van diverse gemeenten, de VNG, Divosa, de Rfv en de ministeries van Financiën, BZK, EZ en SZW. Om mogelijk aanwezige goede suggesties te inventariseren, zullen alle gemeenten, dus ook zij die geen deel uitmaken van de begeleidingscommissie, worden uitgenodigd om suggesties aan te leveren voor de verdere verbetering van het verdeelmodel. Het onderzoek naar verbetermogelijkheden zal naar verwachting enkele maanden in beslag nemen. Deze tijd is nodig om de suggesties voor verbetering te inventariseren, te beoordelen of de benodigde data beschikbaar zijn en om te analyseren of een suggestie daadwerkelijk tot verbetering leidt.
Het is niet mogelijk aan uw tweede verzoek te voldoen. De budgetten voor 2015 zijn eind september 2014 bij beschikking bekendgemaakt aan gemeenten. Behoudens het enkele geval waarin een gemeente bezwaar heeft aangetekend, zijn de beschikkingen inmiddels onherroepelijk geworden. Daarnaast moeten gemeenten erop kunnen vertrouwen dat het voor hen vastgestelde budgetaandeel niet meer wordt gewijzigd, zodat zij hierop hun financiële planning kunnen inrichten. Daarom voorziet de regelgeving erin dat de voor 1 oktober vastgestelde budgetaandelen voor het daarop volgende jaar niet meer kunnen wijzigen. Indien de budgetaandelen opnieuw zouden worden vastgesteld zullen er gemeenten zijn die erop vooruit gaan, maar ook gemeenten die erop achteruit gaan. Met name voor laatstbedoelde categorie gemeenten zou dit leiden tot een aantasting van de rechtszekerheid en een verstoring van de financiële huishouding, hetgeen niet wenselijk is. Dit betekent dat eventuele verbeteringen van het verdeelmodel niet meer gebruikt kunnen worden voor de budgetvaststelling 2015, maar wel zullen worden toegepast voor de verdeling vanaf het begrotingsjaar 2016. In het tweede kwartaal van 2015 zal ik u informeren over het onderzoek naar verdere verbetermogelijkheden. Ik beschouw de motie hiermee als afgedaan.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30545-149.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.