30 536 Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

Nr. 118 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 april 2010

In het Algemeen Overleg over de postmarkt op 8 april jl. hebben de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik toegezegd u op de hoogte te stellen van de uitspraak van het Gerechtshof over het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post en de gevolgen die daaraan moeten worden verbonden. Hierbij ontvangt u mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de uitspraak (bijlage)1 alsmede de reactie daarop.

De uitspraak is 13 april jl. gedaan en komt op het volgende neer:

  • Het Hof constateert dat tussen de Werkgeversvereniging Postverspreiders Nederland (WPN) en werknemersorganisaties een cao is afgesloten, waarvan een naderhand afgesproken ingroeimodel deel uitmaakt dat aan de in het Tijdelijk besluit gestelde eisen voldoet. Het overeengekomen ingroeimodel hanteert als te bereiken percentages arbeidsovereenkomsten hogere dan de in het Tijdelijk besluit voorgeschreven percentages.

  • Het Hof constateert dat, nu de cao aan de eisen van het Tijdelijk besluit voldoet, WPN c.s. geen spoedeisend belang heeft bij de door hen gevraagde voorzieningen. Het Hof komt dan ook tot de slotsom dat de rechtbank de vorderingen, mede in het licht van de vereiste terughoudendheid bij onverbindendverklaring van algemeen verbindende voorschriften in kort geding, wegens gebrek aan spoedeisend belang had moeten afwijzen.

  • Het Hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van WPN af.

Het vonnis van het Hof betekent dat het Tijdelijk besluit kan worden toegepast. Aangezien het Hof tevens concludeert dat de cao aan alle eisen van het Tijdelijk besluit voldoet, is het nu aan de cao-partijen vervolgafspraken te maken over de uitvoering van de cao. De evaluatieperiode van de cao, die cao-partijen met elkaar hebben afgesproken, loopt tot 1 juli as. Ik heb begrepen dat de cao-partijen binnenkort weer met elkaar om tafel gaan. Wij zullen het overleg nauwgezet volgen.

De OPTA, belast met het toezicht op de naleving van de Postwet 2009 en de daarop gebaseerde regelgeving, zal de postbedrijven per brief informeren over de uitspraak en de consequenties daarvan. De Arbeidsinspectie gaat (n.a.v. motie Vos 30 536, nr. 101), aansluitend aan de eerste evaluatie van de afspraken over het ingroeimodel door cao-partijen, vanaf juli een controle uitvoeren in de postsector op het betalen van het wettelijk minimumloon.

Zoals aangegeven in het Algemeen Overleg over de postmarkt op 8 april, ontvangt u hierbij tevens een reactie op de op 18 februari jl. aangenomen motie Vos/Van Gent 30 536, nr. 115. De motie betreft het verzoek de mogelijkheden te inventariseren tot het beperken van de overeenkomst van opdracht (ovo) voor ondernemers die daadwerkelijk ondernemer zijn, bijvoorbeeld door het beschikken over een VAR, en daarbij ook de neveneffecten van een dergelijke beperking te betrekken, om oneigenlijk gebruik van deze contractvorm tegen te gaan. In de motie is aangegeven dat de ovo in de postsector zou worden gebruikt om de arbeidsovereenkomst en arbeidswetgeving te omzeilen. Het zou dan gaan om schijnzelfstandigheid. Dit is ook uitvoerig aan bod gekomen in het Algemeen Overleg over de postmarkt op 27 januari 2010 en in het spoeddebat over de TNT-cao op 17 februari 2010.

Het arbeidsrecht kent drie contractvormen voor het verrichten van arbeid die in het Burgerlijk Wetboek wettelijk zijn vastgelegd. Te weten: de arbeidsovereenkomst, aanneming van werk en de ovo. Het afsluiten van deze overeenkomsten is in beginsel vormvrij. Uit de definitie van de ovo volgt dat alles wat geen arbeidsovereenkomst of aanneming van werk is, tot de ovo wordt gerekend. De ovo is vastgelegd in Boek 7, artikel 400 van het Burgerlijk Wetboek. Het betreft de overeenkomst waarbij de opdrachtnemer zich jegens de opdrachtgever verbindt werkzaamheden te verrichten anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken.

De ovo is dus als het ware de restgroep, een open systeem.

Het aanpassen dan wel beperken van de ovo door voor deze contractvorm bijvoorbeeld een VAR-verklaring voor te schrijven, is geen begaanbare weg.

Het bijvoorbeeld bindend voorschrijven van een VAR-verklaring vormt een grote belemmering voor de vele vormen van opdrachtverlening die er zijn. De ovo kent namelijk een breed palet van dienstverlening in allerlei varianten, ondernemers zoals advocaten of tandartsen, muzikanten zoals de organist of dirigent in de kerk, de oppas, degenen die een heitje voor een karweitje verrichten, de schilder die een portret schildert en de krantenbezorgers.

Een belangrijk uitgangspunt in het Nederlandse arbeidsbestel is de contractsvrijheid. Het is één van de basisbeginselen van de inrichting van onze samenleving dat partijen de overeenkomst mogen sluiten die ze willen. Als er twijfel is over de soort overeenkomst, bijvoorbeeld in het geval van schijnzelfstandigheid of dat er in feite sprake is van een arbeidsovereenkomst, kan de rechter een oordeel geven van welk type overeenkomst werkelijk sprake is. Tevens kan de Belastingdienst bijvoorbeeld op basis van de feitelijke situatie maatregelen treffen.

Indien er aanleiding is om beperkingen op te leggen, in dit geval in de postsector, kan de oplossing dus alleen worden gevonden in een sectorspecifieke maatregel. Het kabinet heeft sociaal aanvaardbare arbeidsvoorwaarden als voorwaarde gesteld voor de volledige opening van de postmarkt. Door het Tijdelijk besluit arbeidsovereenkomst post wordt de ovo in de postmarkt geleidelijk omgezet in arbeidsovereenkomsten. Dit is de begaanbare weg die is gekozen en ook door cao-partijen is vastgelegd in de cao en in het ingroeimodel.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven