nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2007
In het kader van het evaluatierapport «Aftapbaarheid van telecommunicatie»
hebben enkele fracties binnen de vaste commissie voor Economische Zaken in
het kader van een schriftelijk overleg vragen en opmerkingen voorgelegd aan
het kabinet (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 517, nr. 2).
Eveneens heeft er op 28 maart 2007 een algemeen overleg met de vaste
commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Justitie plaatsgevonden.
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 517, nr. 3). Bij
die gelegenheid heeft het kabinet u toegezegd dat in het kader van de eerstvolgende
begroting van Justitie in kaart zal worden gebracht hoe voortaan jaarlijks
de tapsaantallen zullen worden verwerkt. Met deze brief wordt hieraan invulling
gegeven.
Sinds de tweede helft van dit jaar is de tapfaciliteit voor de Nederlandse
opsporing gecentraliseerd bij het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD).
Door deze centrale positie is het mogelijk data te verkrijgen over de hoeveelheid
taps die in Nederland worden gezet in het kader van de opsporing van strafbare
feiten.
Ik zal u voor het einde van het eerste kwartaal van 2008 tapstatistieken
doen toekomen. Ik zal hierbij ingaan op het gemiddelde aantal gelijktijdige
taps per dag, het aantal telefoonnummers waarvoor tapbevelen zijn afgegeven
per jaar en een procentuele verdeling van het jaarcijfer naar vaste –
en mobiele communicatie. De eerste rapportage die u in het eerste kwartaal
van 2008 zult ontvangen, zal, gelet op het feit dat per 1 juli jl. alle
regiokorpsen zijn aangesloten op de centrale tapkamer bij het KLPD, bestaan
uit cijfers over de tweede helft van 2007. Bij toekomstige rapportages zullen
cijfers over een heel jaar beschikbaar zijn. Ik ben voornemens u, met ingang
van de behandeling van de Justitiebegroting 2009 in het jaar 2008, jaarlijks
te informeren over de inzet van het instrument «tappen».
Zoals aangegeven in het bovengenoemde verslag van het schriftelijk overleg
zal bij het kennisnemen van de tapstatistieken rekening gehouden moeten worden
met het feit dat deze niets zeggen over proportionaliteit en subsidiariteit
van het instrument. Iedere tap moet voldoen aan de criteria van
artikel 126m of t Sv. Dit houdt in dat iedere tap afzonderlijk gewogen en
beoordeeld wordt door zowel de officier van justitie als de rechter-commissaris.
De precieze werking van de checks and balances van het systeem wordt uitvoeriger
beschreven op pagina 6 van het verslag van 2 januari jl. De aanstaande
tapstatistieken bieden een beeld van aantallen, maar niet van nut en noodzaak
van de taps.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin