30 420 Emancipatiebeleid

Nr. 254 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2016

Uw Kamer heeft mij tijdens de regeling van werkzaamheden vandaag verzocht (Handelingen II 2016/17, nr. 14, Regeling van werkzaamheden) om voorafgaand aan het Algemeen Overleg Emancipatie van 27 oktober a.s. schriftelijk te reageren op het Global Gender Gap Report 2016 van het World Economic Forum.

Het gaat om een omvangrijk rapport van bijna 400 pagina’s, waarin het verschil tussen mannen en vrouwen in 144 landen wordt vergeleken. Er komen verschillende subindexen aan de orde: economische participatie en kansen, onderwijsdeelname, gezondheid en levensverwachting, en politieke participatie.

Kort samengevat blijkt op deze subindexen het volgende:

  • De arbeidsparticipatie van Nederlandse vrouwen is 74%, en die van mannen 85%. 64% van de vrouwen werkt in deeltijd, t.o.v. 30% van de mannen. Vrouwen verdienen minder dan mannen, en werken minder vaak in leidinggevende functies.

  • De onderwijsdeelname van Nederlandse vrouwen is beter dan die van mannen, ook in het hoger onderwijs. Wel zijn vrouwen ondervertegenwoordigd in technische richtingen.

  • De politieke participatie van vrouwen is in deze index gelijk gebleven.

  • Op het gebied van gezondheid en de (gezonde) levensverwachting is er geen sprake van genderongelijkheid.

Ten opzichte van 2015 is Nederland op de algemene index gezakt van de 13e naar de 16e plaats.

Ik zie het rapport als een bevestiging van het feit dat er helaas nog een lange weg te gaan is voordat gendergelijkheid is bereikt, zowel wereldwijd als ook in Nederland.

De oorzaak van het feit dat Nederland op de index is gedaald, is vooral dat enkele andere landen ons hebben ingehaald doordat de verschillen tussen mannen en vrouwen daar zijn afgenomen.

De verschillen in Nederland zijn in veel opzichten ongeveer hetzelfde gebleven.

Om meer gelijkheid te bereiken, is een combinatie nodig van bewustwording, kansen, en wetgeving. Op al die dingen zet het kabinet dus ook in.

Twee belangrijke knelpunten in de Gender Gap Index voor Nederland zijn het feit dat hier nog veel vrouwen in kleine deeltijdbanen werken, en daardoor niet economisch zelfstandig zijn, en dat er weinig vrouwen op topfuncties werkzaam zijn. Dit zijn twee speerpunten van mijn beleid, en ik zal daarop ook blijven inzetten.

Wij monitoren in Nederland uiteraard ook zelf de voortgang van emancipatie en gendergelijkheid.

Volgende maand verschijnt een rapport van het CBS met de nieuwste gegevens over de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. De cijfers die het WEF op dat punt noemt, herken ik niet direct. Ik ben dan ook benieuwd naar de nieuwste Nederlandse cijfers.

In december verschijnt de Emancipatiemonitor van SCP en CBS. Daarmee kunnen we op veel punten de situatie in Nederland vergelijken met voorgaande jaren. Ik zal de Kamer hierover berichten.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven