nr. 2
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2005
Met genoegen gaan wij in op uw verzoek (brief 05-RU-B-027)1 om te reageren op de hernieuwde regeling grote projecten1. In algemene zin constateren wij dat enkele onduidelijkheden
die de vorige regeling bevatte nu zijn weggenomen. De regeling maakt nu bijvoorbeeld
expliciet dat het oordeel van de accountant over de voortgangsrapportage zowel
de financiële als de niet-financiële informatie omvat. De Algemene
Rekenkamer waardeert deze verheldering.
U vroeg ons specifiek om onze visie te geven op de rol die de departementale
auditdienst (AD) zou kunnen spelen bij grote projecten en de wijze waarop
een onafhankelijke invulling van deze rol het best gewaarborgd kan worden.
Wij maken graag gebruik van deze mogelijkheid.
Al vanaf de totstandkoming van de regeling in 1985 hebben de departementale
accountantsdiensten een belangrijke positie bij de informatievoorziening aan
de Tweede Kamer (Kamerstuk 18 963, nr. 1). Het idee was destijds
dat de AD zich niet alleen een oordeel zou vormen over de kwaliteit van de
jaarlijkse verantwoordingsinformatie, maar ook over de tussentijds door de
minister verstrekte verantwoordingsinformatie. Ook in de thans geldende en
de voorgestelde regeling neemt de accountantscontrole een belangrijke plaats
in bij de aan de Tweede Kamer te verzenden rapportages. De accountants moeten
niet alleen een oordeel geven over de kwaliteit van de informatie in de voortgangsrapportages,
maar bijvoorbeeld ook over de toereikendheid van de projectorganisatie. De
minister kan de opdracht hiertoe zowel aan de eigen departementale auditdienst
als aan een openbaar accountantskantoor verstrekken. Het is de minister die
het rapport naar de Tweede Kamer zendt.
Daar waar de opdracht aan de eigen auditdienst wordt verstrekt, komt in
de praktijk zowel de figuur voor waarin een auditdienst het rapport als intern
document opstelt en aan de minister adresseert, als de figuur waarin een auditdienst
de Tweede Kamer als primaire adressant ziet, maar het evengoed de minister
is die het rapport aan de Tweede Kamer verzendt. Gelet op een zuivere rolverdeling
heeft de variant, waarbij de minister adressant is onze voorkeur.
Deze situatie komt het meest overeen met de reguliere weg die ook voor de
jaarverslagen wordt bewandeld. De minister is daarbij verantwoordelijk voor
een goede informatievoorziening aan de Tweede Kamer; de AD treedt op als«zekerheidsverstrekker»
voor de minister. Deze taakverdeling zou in artikel 13 op de volgende wijze
vastgelegd kunnen worden:
• In lid 3 zou toegevoegd moeten worden dat het rapport aan de minister
wordt geadresseerd.
• In lid 4 zou toegevoegd moeten worden dat de minister zich onthoudt
van inhoudelijke bemoeienis bij de totstandkoming van het accountantsrapport
en het rapport – desgewenst voorzien van commentaar – onvoorwaardelijk
naar de Tweede Kamer doorzendt.
Wij zijn van mening dat het versterken van de controle op informatievoorziening
meer is gebaat bij het handhaven van de bestaande afspraken tussen Tweede
Kamer en bewindspersonen dan bij verdere aanpassingen van de positie van de
departementale auditdiensten.
In diverse jaarrapportages van de Tweede Kamer over de procedureregeling
is geconstateerd dat niet alle accountantsrapporten tijdig verschijnen. Ook
in de meest recente rapportage van mei 2005 constateert u dat diverse accountantsrapporten
tot bijna een half jaar na de peildatum verschijnen (Kamerstuk 26 399,
nr. 5). Behandeling is dan vaak niet meer zinvol.
Ten slotte heeft de Algemene Rekenkamer in het onderzoek «Informatievoorziening
grote projecten» in 2002 geconstateerd dat veel accountantsrapporten,
met name in de voorbereidingsfase, geen oordelen bevatten, maar zich beperkten
tot beschrijvende opmerkingen. Wij constateren dat de tekst van de herziene
regeling voor wat betreft de uitvoeringsfase op dit punt geheel helder is.
Voor de voorbereidingsfase zouden wij willen voorstellen om ook in artikel
10, lid 4 de term «oordeel» te hanteren. Daarnaast zouden wij
het toejuichen wanneer de accountant zich in beschrijvende zin ook zou uitspreken
over de meetbaarheid van de doelen van het project.
Wanneer deze afspraken worden nageleefd zou de Tweede Kamer verzekerd
moeten kunnen zijn van een voldoende controle van de informatie in de voortgangsrapportages.
Algemene Rekenkamer
wnd. president,
P. Zevenbergen
wnd. secretaris,
J. M. van Zanen-Nieberg