30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 146 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 september 2016

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 30 juni 2016 overleg gevoerd met mevrouw Schippers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 23 november 2015 inzake juridische en financiële analyse verruiming btw-sportvrijstelling (34 302, nr. 103);

  • de brief van de Staatssecretaris van Financiën d.d. 15 april 2016 met de antwoorden op vragen van de commissie over de juridische en financiële analyse btw-sportvrijstelling (Kamerstuk 34 302, nr. 115);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 april 2016 met de reactie op het verzoek van de commissie inzake het wetsvoorstel Doping in de sport (Kamerstuk 30 234, nr. 144);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 mei 2016 houdende verzamelbrief april (Kamerstuk 34 300 XVI, nr. 160);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 23 juni 2016 houdende voortgangsbrief Sport juni 2016 (Kamerstuk 30 234, nr. 145).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Teunissen

Voorzitter: Lodders

Griffier: Clemens

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Bruins Slot, Van Dekken, Pia Dijkstra, Rudmer Heerema en Van Nispen,

en mevrouw Schippers, Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen allemaal. Hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Vandaag ligt de nadruk op dat laatste, want we spreken over het sportbeleid. Ik heet de Minister van harte welkom, net als de ambtelijke ondersteuning, de Kamerleden en de mensen die het debat op de publieke tribune of op een andere manier volgen. We hebben voor dit algemeen overleg tot 13.30 uur uitgetrokken. De spreektijd is zes minuten per fractie. In de eerste termijn van de Kamer zal ik twee interrupties per fractie toestaan. Ik geef als eerste het woord aan de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Dit is het mooiste en leukste AO van het jaar. Ik begin met complimenten aan de Minister. In een aantal prachtige Kamerbrieven hebben we kunnen lezen over haar beleid en haar inzet. Mijn complimenten daarvoor. De Minister schrijft in haar brief van 23 juni dat het programma Sport en bewegen in de buurt wordt voortgezet, net als het actieplan Naar een veiliger sportklimaat. Het is ontzettend mooi dat Onze Minister de topsport in Nederland zo'n goede steun in de rug geeft met een extra impuls voor Rio, zodat onze helden daar nog beter kunnen presteren. Ik ben ook blij dat de Minister in een regeling investeert die gestopte topsporters helpt bij de overstap naar een maatschappelijk carrière.

Gaat alles dan goed? Is er echt niets waar sporters of sportclubs wakker van kunnen liggen? Ik denk dat er één punt is waarbij we de vinger aan de pols moeten houden. Dat betreft de verruiming van de btw-sportvrijstelling. We hebben daarover een duidelijke brief ontvangen, waarin gelukkig geen duidelijke ingangsdatum staat. Dat geeft ons de tijd en de ruimte om de gevolgen hiervan voor sportbonden, voor sportclubs, bijvoorbeeld bij het huren van hun velden, en vooral voor ouders met sportende kinderen, boven tafel te krijgen. Ik ben van mening dat we eerst heel duidelijk in kaart moeten hebben welke effecten dit op de sport heeft. Het moet duidelijk zijn dat de contributies bijvoorbeeld niet verhoogd hoeven te worden en dat de uitkomst onder de streep gelijk blijft. De landelijke overheid heeft geen regelingen met lokale sportverenigingen. Die kunnen we alleen bereiken via de sportkoepel of via de gemeente. Het mag wat mij betreft niet zo zijn dat ook maar één kind minder gaat sporten als gevolg van de verruiming van de btw-sportvrijstelling. Om dat te voorkomen moeten we een manier vinden om de sportverenigingen te bereiken.

We hebben in Nederland door ons unieke netwerk van sportverenigingen veel goede sportbestuurders. Dat zijn sportbestuurders die vanuit de lokale sportvereniging opklimmen naar het bestuur van een sportbond en soms zelfs naar een internationale positie. Ik denk dat het belangrijk is voor Nederland dat onze mensen interessante posities in internationale besturen bekleden. Soms gaat een campagne daarvoor hartstikke goed, maar soms ook niet. Ik ben van mening dat we als landelijke overheid nog best een stapje extra kunnen zetten om onze Nederlandse sportbestuurders te helpen. Wij maken bijvoorbeeld nauwelijks gebruik van onze buitenposten in de lobbytrajecten. Onze ambassadeurs en consuls-generaal hebben een enorm netwerk, waarvan we gebruik kunnen maken. Ik denk dat het verstandig is om deze interessante netwerken te ontsluiten en in te zetten om onze bestuurders te helpen om meer mooie internationale posities te verwerven. Kan de Minister hier samen met haar ambtsgenoot werk van maken?

Ik kom te spreken over de Nederlandse Sportraad. Het laatste Sportraadlid is aangewezen en de raad is nu compleet; daar ben ik blij mee. Kan de Minister de laatste stand van zaken geven? Hoe gaan de leden te werk? In welke fase zitten ze? Wat zijn hun eerste taken? Ik verwacht heel veel van de Sportraad. Sterker nog: ik kan me voorstellen dat we de Sportraad in de toekomst nog wat meer body gaan geven. Dus geen versplintering meer met subcommissies die zich ook over evenementen buigen, maar één sterke sportautoriteit die de Minister gevraagd dan wel ongevraagd adviseert. Ik houd ontzettend veel van sport. Elk weekend ben ik wel op een van onze sportvelden te vinden om een wedstrijd te bekijken. Het is niet alleen heel gaaf om naar aanstormend talent te kijken, maar ook om in Nederland een groot evenement mee te maken, zoals de formule 1, een EK, een WK of een groot multisportevenement. Ik verwacht van de Sportraad dat die in volle vaart gaat onderzoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit soort evenementen hier kan plaatsvinden.

Op dit moment wordt in de plenaire zaal gedebatteerd over het wetsvoorstel over kansspelen op afstand. Het is jammer dat de collega van het CDA er nu niet is, want de volgende woorden zijn onder andere aan haar gericht, maar misschien kijkt ze mee en komt ze straks nog binnen. Ik wil van dit AO Sport gebruikmaken om haar te vragen om zich in haar eigen fractie hard te maken om het amendement waarmee het CDA sportsponsoring wil verbieden van tafel te krijgen. Ik ken het CDA als een partij die staat voor het verenigingsleven, vrijwilligers en sport. «Sport is goud dat we moeten verzilveren», is een gevleugelde uitspraak van het CDA. Maak het verenigingsleven dan niet kapot met een schadelijk amendement, want daarmee maak je ook een stukje sport kapot!

Ik heb enige tijd geleden drie studenten uit het Leiden Leadership Programme van de Universiteit Leiden de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de stand van zaken met betrekking tot de paralympische sport in Nederland en de weg naar voren. Dat heeft een prachtig rapport opgeleverd. Ik wil dat graag via de bode aan de Minister aanbieden. De aanbevelingen zijn vooral gericht aan de sportwereld zelf, maar het is goed om te zien waar de problemen precies zitten.

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. De sportzomer is begonnen en dat is mooi. De kwartfinales van het Europees voetbalkampioenschap zijn aanstaande. Wielerliefhebbers kunnen zich na een prachtige Giro d'Italia – ik roep het optreden van Tom Dumoulin nog even in herinnering – opmaken voor de Tour. Ook de Olympische en de Paralympische Spelen dienen zich aan. Dat is mooi, want sport is een feest en moet een feest blijven. Daar zijn natuurlijk wel wat voorwaarden voor. Ik heb daarom een vraag over de omstandigheden van onze sporters en supporters in Rio. Is alles op orde voor de Nederlandse sporters? Hoe zit het bijvoorbeeld met de waterkwaliteit, de luchtverontreiniging en de veiligheid?

Het is mooi dat er geld vrijkomt voor de Nederlandse topsportambities. Mijn collega Heerema sprak daar al over. Het is inderdaad erg belangrijk dat er wordt gewerkt aan een regeling om topsporters te ondersteunen bij de overstap naar een maatschappelijke carrière. De PvdA juicht dat echt van harte toe. Topsporters pleiten hier al een tijdje voor, dus het is mooi dat het eindelijk kan.

Het is goed voor de medaillekansen maar ook voor het gevoel van trots en eigenwaarde om kleine kinderen te inspireren om te sporten. Zoals bekend is dat een grote wens van de Partij van de Arbeid. Ik ben er dan ook trots op dat de PvdA, natuurlijk met steun van de collega's in de Tweede Kamer, middelen heeft kunnen vrijmaken om tienduizenden arme kinderen – het gaat echt om zo veel kinderen – aan een lidmaatschap van een sportvereniging te helpen. Maar we zijn er nog niet. Er zijn nog steeds zo'n 125.000 kinderen die niet kunnen sporten. Hoe kan de Minister er op korte termijn samen met ons voor zorgen dat echt ieder kind lid kan worden van een sportclub? Wat vindt zij van het idee – ik denk dat dit wel redelijk nieuw is – om de middelen van het Jeugdsportfonds en de Stichting Leergeld te bundelen, zodat doelgroepen slagvaardiger kunnen worden bereikt?

Er is wel sprake van een rare kink in de kabel. Ik kreeg rare berichten over Bureau Sportimpuls in Zeist. Die gingen over loondumping in de sport. Ik weet niet precies hoe het zit, maar ik heb hier berichten over gekregen. Ik wil heel graag dat de Minister uitzoekt hoe het kan dat mensen met een reguliere arbeidsovereenkomst bij het sportservicebureau in Zeist intimiderend zouden worden benaderd om naar Bureau Sportimpuls te komen voor een bedrag van bijvoorbeeld € 17,50 per uur zonder studieverlof, pensioen et cetera. Ik kijk ook even naar de ambtenaren, want deze berichten komen rechtstreeks uit de koker van FNV Sport.

De heer Van Nispen (SP):

Dat waren mooie woorden en terechte vragen van de collega van de PvdA over kinderen in armoede die ook moeten kunnen sporten. Maar waarom heeft de PvdA de afgelopen tijd dan niet wat meer steun gegeven aan de initiatieven van bijvoorbeeld de VVD en de SP voor meer en betere gymlessen op de basisschool? Daar komen immers alle kinderen en dat is de basis. Mogen die voorstellen op iets meer steun van de PvdA rekenen en is zij ook bereid om mee te denken daarover?

De heer Van Dekken (PvdA):

De steun voor het bewegingsonderwijs is een ingewikkelde kwestie. Laat één ding helder zijn: de PvdA is natuurlijk groot voorstander van bewegingsonderwijs. Waar mogelijk laat je dat gebeuren op scholen. Ik moet het even uit mijn hoofd doen, maar ik meen dat er sprake is van een soort convenant, maar dat schiet niet echt op. De PvdA is natuurlijk bereid om iets extra's te doen. U moet mij niet vragen op welke termijn en hoe dat precies zou moeten worden georganiseerd, maar hoe meer bewegingsonderwijs, hoe beter.

De heer Van Nispen (SP):

Dat specifieke debat voeren we hier vandaag inderdaad niet, maar het is terecht dat mijn collega de bereidheid daartoe uitspreekt. Ik hoop dat hij dat echt gaat doen, ook binnen zijn eigen fractie, want dan kunnen we de PvdA hier wellicht ook warm voor krijgen.

De heer Van Dekken (PvdA):

De PvdA is wel redelijk warm als het daarover gaat, maar dit raakt de discussie rond het onderwijs. Ik meen dat er sprake was van een ingewikkeld convenant waar weer een andere discussie over werd gevoerd, maar nogmaals, de inzet blijft dezelfde.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik kom nog even terug op de kinderen in achterstandsposities, die we graag aan het sporten willen helpen. De heer Van Dekken heeft gezegd dat hij mogelijkheden ziet in het bundelen van bepaalde middelen. Hij noemde in dat kader het Ministerie van Onderwijs, maar mijn inschatting is dat er wellicht ook kansen zijn bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waar zijn eigen Minister de scepter voert. Staat die mogelijkheid ook bij de heer Van Dekken op het netvlies?

De heer Van Dekken (PvdA):

Jazeker. De heer Heerema raakt een terecht punt aan. Ik vind dat dit kabinet van PvdA en VVD er alles aan moet doen om ervoor te zorgen dat arme kinderen aan sport en spel kunnen doen. Dat gaat heel aardig; dat zal ik niet ontkennen. Dat is mede dankzij de inzet van de Partij van de Arbeid en mijzelf, maar het mag wel meer en beter. Het zou mooi zijn als we er in deze kabinetsperiode nog voor zouden kunnen zorgen dat deze kinderen – het zijn er bij benadering 125.000 – alsnog aan sport en spel kunnen doen. Wellicht kom ik bij de behandeling van de begroting zelf met een voorstel daartoe. Ik ben natuurlijk heel benieuwd of de VVD en andere partijen dat zouden willen steunen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat hangt uiteraard af van de dekking en van wat we vervolgens niet gaan doen. We moeten dat voorstel echt op zijn merites beoordelen als het voorligt. Ik kan kort zijn: het is goed om te horen dat de collega van de Partij van de Arbeid niet alleen naar de begroting van het Ministerie van Onderwijs kijkt maar ook naar die van andere ministeries.

De heer Van Dekken (PvdA):

De heer Heerema kent mij beter en weet dat ik breed kijkend het totale politieke spectrum afloop. Ik denk dat wij allebei inventief zouden moeten zijn bij het zoeken naar geld en middelen, nietwaar?

Ik wil de Minister complimenteren voor haar inzet om de sport voor mensen met een beperking toegankelijk te maken, want breedtesport is van cruciaal belang. Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat dezelfde Minister het programma Meedoen!, dat bedoeld is voor sport voor cliënten in de ggz, de maatschappelijke opvang en het beschermd en begeleid wonen, blijkbaar niet wil verlengen. Dat willen wij absoluut wel. Daarom doe ik het dringende verzoek aan de Minister om het programma Meedoen! te continueren en om de resultaten daarvan te borgen en te versterken. Ik krijg daar heel graag een reactie op.

Op verzoek van de VVD, wederom met steun van andere partijen, werd het programma Naar een veiliger sportklimaat verlengd. Toch zijn we er nog lang niet, zoals het aantal geweldsincidenten laat zien. Het gaat om gemiddeld 300 stevige gevallen. Misschien is het een idee om het programma efficiënter in te richten, want nu worden de middelen evenredig over sportbonden verdeeld aan de hand van het aantal sporters. Hierdoor komen bijvoorbeeld ook de biljardclubs in aanmerking voor dit project, maar ik zie biljarters nu niet direct elkaar het hoofd inslaan met een keu. Ik wil dus graag dat de Minister een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit tot stand brengt. Wil de Minister zich daarvoor inzetten?

We hebben het al vaak over intimidatie, criminaliteit en matchfixing gehad. Die zaken horen helemaal niet op sportvelden thuis. Ik heb twee vragen daarover. De Europese lidstaten zijn verplicht om juridische instrumenten op het gebied van matchfixing te ontwikkelen. De Minister heeft zich daar sterk voor gemaakt, maar het is niet tot een verdrag tussen de lidstaten gekomen. Dat is erg jammer, vooral gelet op de toename van het aantal matchfixingszaken in andere Europese competities. Wat zijn de alternatieven voor de conventie? Hoe gaat de Minister hier verder mee aan de slag?

Hoeveel spreektijd heb ik nog, voorzitter?

De voorzitter:

U hebt nog anderhalve minuut.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat is mooi. Dan sla ik een deel van mijn verhaal over matchfixing over en kom ik op een ander punt. Is de Minister bekend met het onderzoek van de Nederlandsche Bank naar de financiële zuiverheid van de Nederlandse betaaldvoetbalorganisaties? Een onderzoek daarover zou eind juni klaar zijn. Wil de Minister contact opnemen met haar collega's van Financiën om te vragen naar de stand van zaken? Het onderzoek naar het Holland Belgium Bid zou ook klaar moeten zijn in juni. Het is bijna juli, dus ik wil graag weten hoe het zit.

Een andere kwestie is de Antidopingwet. Als het zo doorgaat, kunnen wij dat wetsvoorstel niet voor 1 januari behandelen, laat staan in deze kabinetsperiode. Ik vind het uitermate teleurstellend dat Nederland geen Antidopingwet kan presenteren, wetende dat er op weg naar de Olympische Spelen een enorme discussie over dopingbestrijding is geweest, ook naar aanleiding van de gevallen in Rusland. Ik hoop dat alle inzet erop is gericht om het wetsvoorstel naar de Kamer te krijgen en om dat hier nog voor het einde van de kabinetsperiode te behandelen. Anders moet ik er straks campagne over voeren. Dat is hartstikke leuk om te doen, maar ik heb liever resultaat.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik begin met een compliment. Het is goed dat de Minister enkele miljoenen euro's extra heeft uitgetrokken voor de sport, onder andere om bepaalde topsportprogramma's in de aanloop naar de Olympische Spelen overeind te houden. Dat is heel goed, maar ik heb meteen ook een vraag over het beleid van NOC*NSF. De SP zou namelijk graag meer Nederlandse sporters in Rio zien, bijvoorbeeld bij de atletiekwedstrijden, waaraan je pas mag meedoen als je zicht hebt op een plaats in de top acht. Waarom hebben wij strengere limieten dan de ons omringende landen? Waarom kijken we zo streng naar een marathonloper die maar één kans per jaar heeft en die op die dag in slecht weer acht seconden te langzaam loopt? Ziet de Minister niet graag meer van onze Nederlandse talenten schitteren en ervaring opdoen op het hoogste niveau? Is zij bereid om hierover in gesprek te gaan met NOC*NSF?

Ik heb nog twee korte vragen over de topsport. Wat houdt het concreet in dat de Minister aan de overbruggingsregeling de voorwaarde verbindt dat er ook voldoende aandacht moet zijn voor de paralympische topsport? Wat is de nieuwe planning voor het wetsvoorstel over de uitvoering van het antidopingbeleid? Mijn collega begon daar ook al over. Er is nu weer vertraging. Waar ligt dat aan?

De SP heeft vaak aandacht gevraagd voor mensenrechten en grote sportevenementen. Ik doe dat nu weer. Op Europees niveau is erover gesproken. Mensenrechten staan op de agenda, maar het blijft wel iets te vaak bij woorden. Hoe gaan de EU-conclusies geïmplementeerd worden? Wat is de inzet van de Minister? Hoe werkt zij in dezen samen met andere lidstaten? Wij hebben namelijk de positieve verplichting om mensenrechten te bevorderen, altijd en overal; daar is geen discussie over mogelijk en wegkijken kan niet. Hoe ziet de Minister de verhouding tussen sportorganisaties en overheden? Waar liggen precies de verantwoordelijkheden? Welke gevolgen hebben deze conclusies voor de komende evenementen in Brazilië, Rusland en China? Gaat Nederland samen met andere EU-landen aandringen op het voorkomen van mensenrechtenschendingen bij deze evenementen? Gaat het er bij het IOC en de FIFA op aandringen dat de VN-richtsnoeren voor bedrijven en mensenrechten worden nageleefd? Is Nederland bereid om bij het IOC aan te dringen op stevigere mensenrechtencriteria voor kandidaten voor toekomstige evenementen? Welke rol zou Nederland daar volgens de Minister bij kunnen spelen?

Een ander punt is de zwemveiligheid. Het ministerie heeft een subsidie verleend aan de zwembranche om de zwemveiligheid en -vaardigheid in Nederland te vergroten. Ik heb hier geregeld aandacht voor gevraagd. De subsidie is misschien bescheiden qua omvang, maar zij kan van grote betekenis zijn. Dit is dus echt goed nieuws. Ik ben heel erg benieuwd waar dit toe gaat leiden. Ik neem aan dat de Minister dat ook is. Wanneer horen we hier meer over? Hoe blijft de Minister hierbij betrokken en de Kamer hiervan op de hoogte?

Tegelijkertijd vind ik dat we niet moeten stilzitten of dat in ieder geval het denken over dit thema niet moet stilstaan, want schoolzwemmen, een heel oude wens van de SP, is eigenlijk verder weg dan ooit. De SP heeft onder andere in Breda een enquête gehouden onder meer dan 200 ouders. 96% van hen zou het goed vinden als het schoolzwemmen terugkomt. Zo zijn er meer voorbeelden. Is de Minister bereid om in kaart te brengen waarom sommige gemeenten er wel in slagen om schoolzwemmen aan te bieden en andere gemeenten niet? Wat zijn de belemmeringen? Wat zou ervoor nodig zijn om het schoolzwemmen uit te breiden? Mijn collega van de PvdA fluisterde mij net toe dat ik deze vraag mede namens hem mag stellen.

Door initiatieven van de SP en de VVD staat het bewegingsonderwijs volop in de belangstelling. Het geven van meer en betere gymlessen op de basisschool leidt tot een gezondere leefstijl en op termijn tot een gezondere en sportievere samenleving. Wordt vervolgd. Ik vraag daarbij ook aandacht voor een ander interessant initiatief: de Daily Mile. In Schotland is het al heel normaal dat schoolkinderen dagelijks een mijl hardlopend afleggen. Gewoon simpel: de klas uit, een rondje om de school of door het park en weer naar de rekenles. Het kost een kwartiertje maar de resultaten zijn indrukwekkend. Kinderen worden fitter en kunnen zich beter concentreren. Het goede nieuws is dat dit initiatief naar Nederland overwaait, helaas nog niet naar de Tweede Kamer, maar wel naar de Nederlandse scholen. Wil de Minister dit ook met belangstelling volgen en wil zij bekijken of we er zo voor kunnen zorgen dat onze schooljeugd fitter wordt en meer gaat bewegen?

Laat ik dit in een iets breder kader plaatsen. De maatschappelijke kracht van sport kan moeilijk worden onderschat. Op allerlei terreinen kan sport een belangrijke bijdrage leveren aan een mooiere samenleving. Op de sportclub komen mensen elkaar tegen, rijk en arm, jong en oud, en mensen met verschillende culturele achtergronden. Door sport blijven jongeren soms op het rechte pad en buiten de criminaliteit. Door sport krijgen langdurig werklozen soms weer perspectief. Door kinderen op jonge leeftijd te leren hoe leuk het is om te sporten en te bewegen zorgen we voor een gezondere en sportievere samenleving op de langere termijn. De toegankelijkheid van sport staat echter onder druk. Ik sluit mij aan bij de vragen die bijvoorbeeld zijn gesteld over de btw-sportvrijstelling. Sport wordt steeds duurder en lastiger te bereiken. Kijk ook naar de bezuinigingen van de gemeenten. Op welke manier komt de maatschappelijke kracht van sport volgens de Minister tot uitdrukking? Erkent zij dat sport op allerlei terreinen een belangrijke bijdrage kan leveren? Dat is ook en vooral op terreinen waar deze Minister niet over gaat, zoals werkloosheid, armoede, integratie, criminaliteitsbestrijding. Wie gaat er nu knokken voor de kracht van sport? Wat gaat deze Minister doen om haar collega's in het kabinet te overtuigen van het belang om te investeren in sport? Wat is de winst van het bevorderen van sport op jonge leeftijd voor de gezondheid? Welke bijdrage kan sport leveren aan participatie, integratie en criminaliteitsbestrijding? Wat betekent ons verenigingsleven met al die vrijwilligers voor de maatschappelijke saamhorigheid?

De SP wil heel graag dat we de bestaande kennis over de maatschappelijke kracht van sport beter gaan benutten. De maatschappelijke winst op al die terreinen zou door deze Minister van Sport bij elkaar moeten worden gebracht, en dan niet pas in 2017 of 2018, maar nu, in het komende halfjaar. Zou het niet logisch zijn om het Kenniscentrum Sport te vragen om samen met het Mulier Instituut, de universiteiten en de hogescholen en misschien anderen, tot een goede bundeling van kennis te komen en die gereed te hebben voor het wetgevingsoverleg van dit najaar? Dan weten we ook welke punten nog onvoldoende zijn onderzocht. Die kunnen als input dienen voor het onderzoeksprogramma waar de Minister in haar brieven over schrijft. Volgens mij hebben wij echt een gezamenlijk belang. Sport is namelijk geen kostenpost, maar een enorm potentieel. Steunt de Minister het voorstel om dit goed in kaart te gaan brengen?

Tot slot heb ik een ordevoorstel voor de eerstvolgende keer dat wij weer vergaderen over sport. Ik stel voor dat wij dat dan niet op deze slecht zittende stoelen doen, maar in ieder geval staand en misschien wel op een bureaufiets, want ik hoorde net weer geklaag over de stoelen. Zitten is het nieuwe roken, dus laten we daar een andere manier voor vinden.

De voorzitter:

Ik stel voor om dat verzoek bij het presidium neer te leggen. De heer Van Nispen zegt nu buiten de microfoon dat hij dat al heeft gedaan. Kijk eens aan.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. De SP is niet de enige die dit onderwerp aan de orde heeft gesteld. Daarom wordt er elke keer een beetje heen en weer geschoven op de stoelen.

De Daily Mile vond ik ook zeer interessant. Ik probeer mijzelf daar zeker toe te zetten. Het rennen in de regen vanmorgen was wel een extra training daarvoor.

Het EK voetbal kijken we nu misschien wel met lede ogen aan, maar er komt nog een heel mooie sportzomer aan met Wimbledon, het EK atletiek in Amsterdam, de Tour de France en natuurlijk de Olympische Spelen. We beginnen echter met datgene waar de sportwereld natuurlijk al maanden naar uitkijkt, namelijk dit AO.

D66 begint net als de andere fracties met complimenten aan de Minister. Het is heel fijn dat ze aan de slag is gegaan met de motie die ik samen met de PvdA heb ingediend om sporters die een medaille zijn misgelopen door dopinggebruik van hun tegenstanders alsnog te eren. Ik haalde bij het debat de vorige keer Enith Brigitha aan, die op de Olympische Spelen in 1976 brons haalde, terwijl zij eigenlijk goud verdiende. De Minister heeft in haar brief geschreven dat ze met de directie van het Olympisch Stadion in gesprek is over het blijvend eren van de anonieme dopingvrije sporter na het EK atletiek. Kan de Minister al iets meer zeggen over de uitkomst van dat gesprek?

Ik kom op een volgend compliment aan de Minister. Het is mooi dat de Sportimpuls wordt uitgebreid naar doelgroepen die minder geneigd zijn om te gaan sporten, zoals ouderen, chronisch zieken en mensen met een beperking. Ik sluit mij wel aan bij de opmerking van de woordvoerder van de Partij van de Arbeid over het programma Meedoen!, maar zou er ook niet meer moeten worden ingezet op een specifiek aanbod voor ouderen? Het programma Meer Bewegen voor Ouderen is bijvoorbeeld heel effectief, maar het komt niet in aanmerking voor subsidie. Kan de Minister bekijken of dat soort programma's kan worden ondergebracht bij de te subsidiëren programma's? Juist voor ouderen en de andere groepen die ik net noemde, hebben bewegen en sporten immers een enorme meerwaarde.

Het is ook goed dat er samen met de KNVB voor extra aandacht en ondersteuning wordt gezorgd voor voetbalclubs waar regelmatig incidenten voorkomen. Die aanpak vind ik een stuk constructiever dan de eerdere uitspraken over het weren van Marokkaanse voetballertjes; dat wil ik toch even tegen de Minister zeggen.

Het aanpakken van dopinggebruik was een van de prioriteiten van het Europees voorzitterschap. De vorige sprekers hebben al gewezen op de vertraging die het wetsvoorstel heeft opgelopen. Welke stappen zijn tijdens het Europees voorzitterschap gezet? Waarin heeft het Nederlands voorzitterschap verschil gemaakt? Kan de Minister daar iets meer over zeggen?

Ik kom op dat andere lastige punt: de btw-sportvrijstelling. De woordvoerder van de VVD zei dat dit het punt is waarop we het meest moeten letten. Het is ongelofelijk complex en het kan enorme gevolgen hebben voor aanbieders van sportaccommodaties, sporters en de toegankelijkheid van de sport. Het is ook voor D66 een heel belangrijk punt. De Staatssecretaris van Financiën schrijft dat op termijn verruiming onvermijdelijk is, dat er op korte termijn geen ruimte voor compensatie is en dat er in dit stadium nog niets over overgangsrecht gezegd kan worden. Kan de Minister van VWS misschien iets duidelijker zijn? Is het kabinet in gesprek met aanbieders van sportaccommodaties over mogelijke oplossingen?

D66 heeft al eerder vragen gesteld over de nieuwe subsidieregeling voor energiebesparing en verduurzaming door sportverenigingen. De regeling is zo'n succes dat die pot binnen no time leeg is. Er staan nog honderden sportverenigingen te trappelen om aan de slag te gaan met de vergroening van hun velden en kantines. Het is zonde als we hun die mogelijkheid niet bieden. Is de Minister bereid om samen met haar collega van Economische Zaken de regeling vanaf 2017 te verruimen? Wil zij ook bekijken of andere regelingen voor verduurzaming, die er bijvoorbeeld zijn voor woningcorporaties, kunnen worden uitgebreid naar sportverenigingen?

Ik ging uit van vier minuten spreektijd, maar ik heb tot nu toe wel de tijd genomen. Ik hoor gelukkig dat ik iets langer mag doorgaan. Ik kom tot slot op de Sportagenda 2017+, die recentelijk vastgesteld is door NOC*NSF. Het is een agenda voor de georganiseerde sport die is geschreven door en voor de bestaande bonden. Die doen ongelofelijk goed werk, zowel in de breedte als in de topsport, maar een groot deel van de bevolking sport niet in een georganiseerd verband. Die groep groeit. Zo zijn er meer dan een miljoen Nederlanders die regelmatig hardlopen. Denk ook aan mensen die in hun vrije tijd een rondje wielrennen, die zich in het zweet werken op de sport- of boksschool of die een balletje trappen op een veldje in de buurt. Mijn fractie wil dat ook deze groep aandacht krijgt bij het uitwerken van het sportbeleid, bijvoorbeeld door goede hardloop- of mountainbikepaden aan te leggen of door ondersteuning en medewerking te verlenen bij het organiseren van evenementen. Ziet de Minister kansen om deze groep te betrekken bij het ontwikkelen van sportbeleid? Zo ja, welke kansen ziet zij dan?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Sport is maatschappelijk goud dat verzilverd moet worden. Door sport kunnen mensen meedoen in de samenleving en hun talenten benutten. De uitgebreide sportinfrastructuur die we in Nederland hebben, moet dan ook gekoesterd worden. Het is goed dat de Minister daarin extra stappen zet. Mijn complimenten daarvoor.

De één miljoen vrijwilligers die alle sportclubs draaiend houden zijn een onmisbare pijler voor alle sportverenigingen en van alles wat mensen daar aan het doen zijn. Die vrijwilligers verdienen meer waardering en minder onnodige regels. Binnenkort zullen we in de Kamer spreken over de initiatiefnota «Vrijwilligers zijn kampioenen», die ik namens het CDA aan de Kamer heb gestuurd. Ik heb nog een specifieke vraag aan de Minister over vrijwilligers in de sport. Steeds vaker blijkt dat goed bestuur van het grootste belang is voor het voortbestaan van de verenigingen. Het versterken van de bestuurskracht is daarom van levensbelang. Ik heb in de brieven van de Minister gelezen dat zij de eerste stappen daartoe zet. Een van de mogelijkheden op dat gebied is het beter investeren in kaderopleidingen in de sport. Ziet de Minister mogelijkheden om daar binnen de bestaande programma's meer op in te zetten?

Het inzetten van buurtsportcoaches is in veel gemeenten een succes. Deze coaches zijn in de praktijk de verbindende factor in de samenwerking tussen al die maatschappelijke organisaties die sport tot het cement van de samenleving maken. Ik ben blij dat de Minister ervoor kiest om de programma's voor de buurtsportcoaches voort te zetten in 2017 en 2018. Dat is een belangrijke stap, want die biedt meer zekerheid. Het gaat nu om 2017 en 2018, maar heeft de Minister de bedoeling om die programma's structureel te maken of kijkt zij toch nog naar andere mogelijkheden?

Het programma krijgt ook een andere focus. Het CDA vindt het verstandig dat er gefocust wordt op meerdere doelgroepen. Een daarvan zijn de ouderen. In een brief aan ons schrijven de ouderenbonden dat zij het heel goed vinden dat er meer aandacht voor ouderen komt, maar dat zij op dit moment ook hun eigen programma's hebben, waaronder het programma Meer Bewegen voor Ouderen. Er bestaat inderdaad een sportaanbod vanuit ouderenbonden. Hoe ziet de Minister de samenwerking tussen die twee? Kunnen die elkaar op dat vlak misschien ook versterken?

Verschillende collega's zijn erover begonnen: het grootste deel van de financiering van sportverenigingen gaat doorgaans in de accommodatie zitten. Om de kosten van energieverbruik te verlagen, kunnen verenigingen subsidie voor verduurzaming aanvragen. Dat valt inderdaad terug te voeren op een motie die D66 en het CDA jaren geleden hebben ingediend en die ook is uitgevoerd door de Minister. Het is een groot succes geworden, want binnen drie weken was die hele pot al leeg. Dat is in een razend tempo gegaan. Het is mooi dat we hierdoor bijdragen aan de doelstellingen van het energieakkoord. Ziet de Minister ruimte om het budget te verhogen of ziet zij ruimte om de Minister van Economische Zaken ervan te overtuigen om een deel van de miljarden die hij aan verduurzaming uitgeeft, aan de sportbegroting over te dragen, zodat daar ook een verduurzaming kan plaatsvinden?

Verschillende collega's hebben vragen gesteld over de verruiming van de btw-sportvrijstelling. De Staatssecretaris van Financiën heeft geschreven dat hij die op termijn onvermijdelijk acht en dat die de sport honderden miljoenen kan kosten. De sportwereld heeft dit bedrag echter heel hard nodig om te blijven functioneren. Dat geldt vooral voor de breedtesport. In de brief blijft de Staatssecretaris van Financiën heel erg vaag over een mogelijke compensatie of zelfs een overgangsmaatregel. Het CDA vindt dat die onzekerheid niet als een zwaard van Damocles boven de sport moet blijven hangen. Op welke wijze staat de Minister van Sport hierover in contact met haar collega van Financiën en kan zij de sport meer comfort geven?

Hoewel het weer nog steeds belabberd is, belooft de zomer van 2016 een mooie sportzomer te worden met het EK atletiek in Amsterdam en de Olympische en Paralympische Spelen. In de verzamelbrief schrijft de Minister dat er in het topsportbeleid voldoende aandacht moet blijven voor de paralympische sporten. Als CDA'er kan ik dat alleen maar onderstrepen. Ik vraag daarbij bijzondere aandacht voor de Special Olympics Nederland. De gehandicaptensportwereld is het afgelopen jaar volop in beweging geweest, maar wij krijgen signalen dat de Special Olympics nog niet duurzaam en toekomst gericht verankerd zijn. Kan de Minister daarop reageren?

Ik kom tot een afronding. Sport is leuk en gezond, maar het heeft ook donkere kanten. Sport moet schoon en eerlijk zijn. Doping hoort niet bij de sport. De bestrijding daarvan kost geld, maar heeft ook een goede wettelijke basis nodig. Ik heb het nageteld, ik heb zelfs de brieven opgezocht: in zes jaar tijd heeft deze Minister zes keer uitstel gevraagd voor de Antidopingwet. Het laatste wat we van de Minister hebben vernomen is dat het advies van de Raad van State op 27 mei is uitgebracht en dat dit opnieuw leidt tot interdepartementaal overleg. Het is om moedeloos van te worden. Ik heb twee vragen aan de Minister. Eén: wat is de reden dat er weer interdepartementaal overlegd moet worden? Twee: kan de Minister garanderen dat het wetsvoorstel nog tijdens haar ministerschap naar de Kamer wordt gestuurd? Ik durf eigenlijk geen datum meer te vragen, maar wordt het in 2016 of in 2017? Ik krijg daar graag meer duidelijkheid over.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik sluit me aan bij wat mevrouw Bruins Slot net zei over de Antidopingwet. Ik heb ongeveer hetzelfde gezegd, maar inderdaad: hoe eerder, hoe beter. Zij sprak ook over de breedtesport, maar hoe staat zij in de discussie over het programma Meedoen!, dat onder andere bedoeld is voor cliënten in de ggz en de maatschappelijke opvang? De Minister wil dat niet verlengen. Is mevrouw Bruins Slot het met mij eens dat dat eigenlijk wel zou moeten?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Ik vind het ontzettend belangrijk dat mensen met een psychische beperking, mensen uit dat soort doelgroepen, ook sporten, want hun leeftijdsverwachting is vaak vijftien tot twintig jaar lager omdat zij een ongezondere leefstijl hebben. Mijn doelstelling is dus vooral om mensen in ggz-instellingen aan het sporten te krijgen. Als de PvdA voorstellen heeft over de wijze waarop je dat op een goede manier kunt doen, dan kijk ik daar graag naar.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik heb de Minister opgeroepen om ervoor te zorgen dat het programma in stand blijft; dat is dus mijn voorstel, als mevrouw Bruins Slot begrijpt wat ik bedoel.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat begrijp ik heel goed. Ik hoor dan graag van de Minister waarom zij wel of geen ruimte ziet om dat te doen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik was op zoek naar wat steun.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat heb ik door, maar de doelstelling dat er een goed sportaanbod moet zijn voor mensen met een psychische beperking is gewoon belangrijk, ook gezien hun levensverwachting.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Tot mijn opluchting hoor ik een sterk pleidooi van het CDA voor sterke sportverenigingen. Mevrouw Bruins Slot had het over het belang hiervan voor de samenleving en zei in haar bijdrage letterlijk dat zij moeten kunnen blijven functioneren. Dat staat wel in schril contrast met mijn oproep aan haar in eerste termijn om zich in haar eigen fractie hard te maken om het CDA-amendement dat nu in de plenaire zaal wordt ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel over kansspelen op afstand, van tafel te krijgen. Dat amendement schaadt de sport, sportverenigingen en sporters. Het CDA zou daarmee een stukje sport kunnen kapotmaken. Wil mevrouw Bruins Slot zich er in haar eigen fractie hard voor maken om dat van tafel te krijgen?

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Het siert de heer Heerema dat hij zijn passie voor het debat dat nu in de plenaire zaal over dit amendement plaatsvindt, hier deelt. Het is een goed amendement, want het is vooral van belang dat de sport gevrijwaard blijft tegen oneigenlijke beïnvloeding en matchfixing. Het debat daarover wordt nu in de plenaire zaal gevoerd door mijn collega Van Toorenburg. Ik moet de heer Heerema dus helaas teleurstellen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Laat ik dan in ieder geval een oproep doen aan mevrouw Bruins Slot om niet alleen naar dat belangrijke aspect van matchfixing te kijken, maar ook naar de uitwerking van het amendement. Als dit amendement wordt aangenomen, kunnen de Olympische sporters die nu naar Rio gaan, niet meer gesponsord worden en dus ook niet meer presteren. Het zou toch doodzonde zijn als 70% tot 80% van onze sporters niet meer in staat zou zijn om te sporten en om zo te presteren dat zij naar Rio kunnen gaan.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat doet geen recht aan de feiten, want het amendement is bedoeld om het onmogelijk te maken dat de Unibets van deze wereld teams gaan sponsoren en daar dan zelf weer weddenschappen op gaan afsluiten. Het debat daarover vindt nu plaats met de Minister van Veiligheid en Justitie in de plenaire zaal. Het lijkt mij prima dat dat daar wordt gevoerd. Ik heb het betoog van de heer Heerema gehoord, maar wij verschillen gewoon van opvatting.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 10.39 uur tot 10.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag de Minister het woord voor de beantwoording in eerste termijn. Ik wil met de leden afspreken om niet meer dan twee interrupties te plegen. We kijken wel even hoe het loopt en hoeveel tijd we hebben.

Minister Schippers:

Voorzitter. Volgende week begint er weer een prachtig evenement in Nederland, het EK atletiek, waar ruim 1.600 atleten zullen strijden om de medailles en waar het discuswerpen en speerwerpen op het Museumplein zullen plaatsvinden, gratis toegankelijk voor iedereen. Daar word ik nou enthousiast van. Dat was overigens ook een voorwaarde voor subsidie van het Rijk. Het is niet alleen een internationaal evenement voor diegenen die in het stadion zitten, maar ook anderen kunnen kennis maken met een sport die ze misschien helemaal niet kennen of ze kunnen juist hun helden zien op het Museumplein. Dat gaat echt heel mooi worden. Ik hoop dat het weer ook een beetje meewerkt.

Het is vandaag de laatste dag van ons Europees voorzitterschap. Het was een heel intensieve periode, dat is zeker waar, maar we hebben ook resultaten geboekt, ook voor de sport. Al moet ik zeggen: je zit met 28 landen – binnenkort 27 – en het is ongelofelijk lastig om met al die landen die vanuit heel verschillende culturen komen en verschillend denken over dingen, de kikkers in de kruiwagen te krijgen. Ik ben wel heel blij met het thema dat we op de agenda hebben gezet: transparantie, goed bestuur bij grote evenementen, mensenrechten laten meewegen bij de toekenning van deze evenementen en tegengaan van excessen, zoals doping en matchfixing. Dat gaat allemaal over een goede, schone en eerlijke sport. Over die thema's hebben wij Raadsconclusies kunnen opstellen, die aanbevelingen aan lidstaten, aan de Europese Commissie, aan lokale overheden en aan de sportorganisaties inhouden. De lidstaten, de Europese Commissie, de lokale overheden en sportorganisaties worden ook opgeroepen om maatregelen te nemen om die integere en transparante toewijzing van grote evenementen voor elkaar te krijgen.

We hebben ook voor het eerst een dialoog met de sport gehad. De vergaderingen van de Europese Raad zijn tamelijk statisch, zo kan ik u melden. We hebben geprobeerd om met de atletencommissie, degenen die echt die sport beoefenen, maar ook met de bonden een dialoog op gang te brengen. Dat is voor het eerst gebeurd, maar dit was iets waar iedereen enthousiast over werd en dat we ook zeker door moeten zetten. Wij zullen de eerstvolgende bijeenkomst in Nederland organiseren om die dialoog ook daadwerkelijk een vervolg te geven. Wij hebben dus een goede aanzet gegeven. Er zijn Raadsconclusies en we zijn trots dat die er uiteindelijk door zijn gekomen, maar we zijn er daar nog niet mee. We moeten dat een vervolg geven. We moeten daar bovenop blijven zitten. Dat is ook de reden waarom we meteen hebben gezegd: laten we dit niet loslaten, maar de eerstvolgende bijeenkomst ook daadwerkelijk in Nederland organiseren.

Ik steun de ambitie van de sport zelf om tot de beste tien van de sportlanden ter wereld te gaan behoren. Ik vind het ook belangrijk dat het hun ambitie is die ik steun en dat niet ik vanuit mijn stoel die ambitie opschrijf. We staan momenteel op de twaalfde plaats en we gaan met een bredere ploeg dan ooit naar Rio. Het is ontzettend mooi dat we dat voor elkaar hebben gekregen. We willen wel een aantal herkenbare accenten aanbrengen en stimuleren dat er een divers topsportlandschap komt, dat uitnodigt om te presteren. Ik denk daarbij aan sporten als basketbal en softbal, die we een extra steuntje in de rug hebben gegeven. Verder zijn we voor het afsluiten van een maatschappelijk contract met topsporters. We hebben als samenleving al het stipendium. Daarmee kunnen topsporters zich helemaal wijden aan de sport. Dat is heel belangrijk om goed te kunnen presteren. Ik vind het dan eigenlijk ook wel reëel dat wij iets van topsporters terugvragen: ga eens naar een school, inspireer eens een bepaalde wijk, doe eens mee aan een bepaalde activiteit. Dat is dus een maatschappelijke verantwoordelijkheid, die we mogen terugvragen voor een inkomen via een stipendium.

Ik ga straks nog op de vragen in. Het is logisch dat ik nu dingen aanstip waar ook weer vragen over zijn gesteld.

Als we kijken naar het actieplan Naar een veiliger sportklimaat, dan zien we dat er wel degelijk progressie is. Het aantal excessen dat jaarlijks plaatsvindt is gedaald, maar er vinden nog meer dan 300 excessen per jaar plaats en ieder exces is er één te veel. We zijn dus nog lang niet klaar. Er moet echt doorgezet worden met dit actieplan. Het actieplan wordt dan ook met twee jaar voortgezet, zodat men tegen 2018, als het afloopt, weer een evaluatie kan doen en kan kijken wat er nodig is. Misschien is wederom voortzetting nodig of misschien moeten we het dan anders gaan doen.

Wij focussen ons in ieder geval op het ondersteunen van zwakke verenigingen. Dat is ook meteen een antwoord op de vraag van de heer Van Dekken. Wij hebben het eerst breed ingezet, zodat we breed in de sport aandacht kregen. Nu zetten we het echt in op sportverenigingen in zwakke wijken waar mensen wonen die weinig ervaring hebben met besturen of die niet weten hoe je ouders erbij kunt betrekken. Daar zetten we de steun met name in. Wij zetten ook in op het scholen van de bestuurders van bonden en verenigingen. We bieden die verenigingen dus ook scholing aan.

Ook het programma Sport en Bewegen in de Buurt wordt tot en met 2018 voortgezet. Er komt binnen de huidige kaders van de Sportimpuls meer aandacht voor specifieke doelgroepen, zoals gehandicapten, chronisch zieken en ouderen. We zien dat hier een inhaalslag nodig is. We willen ook een grotere regelarme ruimte creëren, juist om voor deze kwetsbare groepen het verschil te kunnen maken en nieuwe dingen te kunnen opzetten. Daarbij denk ik ook aan te kunnen sluiten bij bestaande programma's of die bestaande programma's op een andere manier een nieuwe impuls te kunnen geven. Wat mij betreft is daar veel mogelijk. Het moet echter van onderop komen, mensen moet het zelf zien. Het programma is er ook voor mensen die wellicht altijd al dachten: misschien kunnen we de plaatselijke fitnesszaal of een sportaccommodatie erbij betrekken. Die hebben dan nieuwe kansen doordat ze in dat programma dingen kunnen doen. Misschien kunnen er ook buurtsportcoaches bij worden betrokken. Daarmee kunnen ze het programma veel groter of intensiever maken. Wij hebben dus juist een regelarme ruimte gecreëerd om veel meer mogelijk te maken.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik weet niet of de Minister er specifiek later op terugkomt, maar ik heb nog wat aanvullende vragen over hetgeen ze gezegd heeft. Ik heb eerder gevraagd naar de ouderenprogramma's.

Minister Schippers:

Daar kom ik nog op terug.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dan kom ik er ook later op terug.

Minister Schippers:

Ik denk dat het belangrijk is om ons hard te maken voor een duurzame financiering van de sport. Dat is ook de reden dat ik de komende twee jaar 1,5 miljoen extra investeer in topsport. De inkomsten uit de Lotto-gelden vallen namelijk tegen en de fusie heeft ook langer op zich laten wachten en ik vind het niet fair om de rekening bij de sport te leggen. Vandaar dat we het zo doen.

We ondersteunen de topsporten verder structureel met 2 miljoen extra in het stipendium. Mensen krijgen niet meer geld, maar er kunnen wel meer topsporters gebruik van maken. We zien natuurlijk ook een grote groei van de paralympische sport, waardoor we ook weer nieuwe topsporters krijgen, die ook van zo'n stipendium gebruik willen maken. Daar moeten we denk ik heel blij mee zijn. Ik vind de betaalbaarheid van de sport, waar ik later naar aanleiding van vragen nog op terugkom, belangrijk, want sport moet toegankelijk zijn voor iedereen die aan sport wil doen.

Het wetsvoorstel Wet uitvoering antidopingbeleid, de Antidopingwet, heb ik, zo staat hier heel eufemistisch, in voorbereiding. Ik kan de irritatie van de Kamer over de vertraging wel begrijpen, want die heb ik zelf ook gehad. De voorbereiding duurt erg lang, maar het is ook heel complex. De Raad van State heeft geadviseerd en dat advies zijn we aan het verwerken. Het feit dat u het wetsvoorstel nog niet krijgt, wil zeggen dat wij heel wat te verwerken hebben. Wat ik in ieder geval kan toezeggen, is dat het wetsvoorstel na de zomer komt. Het komt zeker nog in mijn periode, tenzij we tussentijds vallen, maar dan zit ik hier ook nog. We kunnen daar dus zeker nog over praten en dan zult u zien welke dilemma's er allemaal bij gespeeld hebben.

U zult heel duidelijk aan het wetsvoorstel kunnen zien dat het een heel dilemma is wat je privaat doet en wat publiek. Dopenbestrijding is een taak van de sport, is een private taak. Als wij publiek dingen gaan borgen, waar ligt dan de scheidslijn van die borging? Wat houd je nog privaat, wat is van de sport, wat maak je publiek? U zult zien dat de Raad van State daar ook uitgebreid op is ingegaan. Het heeft ons weer werk opgeleverd om het wetsvoorstel aan te passen. Daar is ook interdepartementaal overleg voor nodig, want Veiligheid en Justitie heeft daar veel wetgeving op zitten. Wij doen dan ook heel veel in consultatie met hen, in overleg met hen en in samenwerking met hen. U zult het aan het wetsvoorstel zien, na het reces. Het zou voor mij ook een opluchting zijn als u het hebt en als u niet meer aan mij hoeft te vragen waar het blijft. Maar dan gaat u tegen mij zeggen: had het niet een tikje anders gekund? Dat weet ik dan ook wel weer zeker, maar goed, dan hebben we in ieder geval iets inhoudelijks om over te praten in plaats van alleen de timing.

Wij hebben ermee geworsteld, maar het is een belangrijk wetsvoorstel, want we zien hoe doping de sport kan verpesten. We hebben gezien, ook recent – ik hoef de voorbeelden niet op te noemen – hoe belangrijk het is dat we internationaal heldere lijnen trekken. Natuurlijk volg ik de internationale problemen op de voet, zoals die bijvoorbeeld in Rusland spelen. We hebben verder natuurlijk de WADA (World Anti-Doping Agency) en de internationale sportfederaties om dit actief aan te pakken.

Europa is vertegenwoordigd in de WADA en maakt zich sterk voor een effectievere dopingaanpak, waarbij ook aandacht is voor bescherming van de rechten van de sporter, in het bijzonder van hun privacy. We hebben ook recent in het kader van het voorzitterschap een antidopingconferentie georganiseerd, waarin ik expliciet heb gevraagd waar de grens ligt. Mag je de sporter altijd en eeuwig van zijn bed lichten om een test te doen? Daar zitten heel lastige vragen omheen. Ik vind het belangrijk dat wij oog hebben voor een schone sport, maar ik vind het ook belangrijk dat we oog hebben voor de privacy van de topsporter. Moet altijd volgbaar zijn waar hij is? Moet hij altijd verwachten dat er iemand op zijn deur kan kloppen?

In het kader van de doping zijn ook de ontwikkelingen rond de nieuwe Europese verordening bescherming persoonsgegevens relevant. Die waren daarom ook betrokken bij die antidopingconferentie die op 15 juni in Amsterdam heeft plaatsgevonden.

Het Topteam Sport is de afgelopen jaren op innovatieve wijze goed gestart. Het is een ongelofelijk actief team. De Kennisagenda Sport en Bewegen biedt een goede basis voor een nieuw onderzoeksprogramma sport. Samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), universiteiten en hoge scholen is daarbij van belang. Het bruist aan alle kanten.

Ik ga nu over naar de vragen. De heer Van Nispen heeft gevraagd of het niet een goed idee zou zijn om de vragen over wat er allemaal gebeurt bij universiteiten en wat we zelf in gang hebben gezet, bij elkaar te vegen voor het Najaarsoverleg. Daar wil ik wel een poging toe doen. Dat betekent niet dat we een extra onderzoek toevoegen. Dat kan niet, want dat is dan nooit voor het najaar klaar. U weet hoe dat gaat. We hebben echter al van alles lopen, uitgezet et cetera. Het zou aardig zijn om daar een goed overzicht van te hebben voor het volgende AO. Ik ga daar in ieder geval een poging toe doen, met de partijen die het echte werk doen.

De Nederlandse Sportraad is nu compleet en is van start gegaan. Het aardige van de Sportraad is – ik merk dat het in de sport ook steeds meer gezien wordt als een kans – dat die juist ook andere disciplines en andere kennis binnen de sport brengt, dan wanneer we mensen om advies vragen die allemaal uit de sportwereld komen. Er zit financiële kennis in, er zit kennis in over veiligheid, over vrijwilligers, over infrastructuur en over het organiseren van heel grote evenementen. Er zit dus allerlei kennis in die Sportraad. Het doel is natuurlijk ook daar om een stapje meer vooruit te zetten.

De Sportraad is nu heel druk bezig met het maken van een werkprogramma. Dat moet dit najaar gepresenteerd worden. Dan zal de raad zichzelf ook presenteren. Evenementen vormen een belangrijk issue, maar het is niet zo smal dat de Sportraad alleen over evenementen zou gaan en over de vraag hoe we die beter zouden kunnen organiseren. De raad wil ook duidelijk breder adviseren op het hele terrein van de sport. Ik wil hen daarin ook de vrije hand geven. Ik vind dat de raad gevraagd en ongevraagd moet adviseren en dat men er goed over moet nadenken hoe dit moet worden opgebouwd. Gaat de raad werken met commissies of gaat hij dat anders doen? Ik bemoei me daar totaal niet mee. Ik wacht tot de raad bij mij komt. De raad is in ieder geval druk bezig om de relaties met NOC*NSF, het Kenniscentrum Sport, de netwerkorganisatie De kracht van sportevenementen, met gemeenten en met sportbonden goed op te bouwen. Daarover hebben de eerste gesprekken plaatsgevonden.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zoek dan toch even naar de rol die de Kamer zou kunnen spelen. Ik heb in mijn termijn heel duidelijk aangegeven welke rol ik voor de Sportraad zie. Wat die raad in ieder geval moet doen – ik snap dat hij veel breder gaat kijken naar het hele sportterrein – is kijken naar het naar Nederland kunnen halen van prachtige evenementen, waarvan we eigenlijk nooit snel genoeg weten of ze haalbaar zijn. Dat vind ik een belangrijke taak. Op welk moment kan de Kamer hier iets van vinden? Kan dat bij de presentatie van de Sportraad? Gaat de raad dat voor ons of voor u doen? Ik heb er namelijk wel behoefte aan om in ieder geval iets van een kader te kunnen scheppen.

Minister Schippers:

Dat gaat hetzelfde als bij alle onafhankelijke adviesorganen van de regering. De Sportraad maakt een werkprogramma dat aan mij wordt aangeboden. Ik neem aan dat de Sportraad dat werkprogramma zal presenteren aan de samenleving. Ik stuur dat werkprogramma door naar de Kamer. Dan kunnen we met elkaar daarover spreken. Dat is de volgorde.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat zou wellicht aan het eind van het jaar tijdens het WGO kunnen.

Minister Schippers:

Dat zal eerder zijn. In oktober of november verwacht ik het werkprogramma. Dan kan de Kamer zelf inplannen wanneer ze met mij daarover het gesprek wil aangaan. Overigens: u vraagt aandacht voor het binnenhalen van grote evenementen. Ik heb zes opdrachten gegeven, waarvan dit er één is. Wij moeten ervoor zorgen dat minder evenementen die we organiseren in de rode cijfers komen. De rekening daarvan komt immers uiteindelijk bij de belastingbetaler terecht. Dat moeten we slimmer en handiger doen. We moeten veel beter voorbereid zijn op multi-sportevenementen. Ik kan u geruststellen: daar zal de Sportraad zeker op ingaan.

Ik ben het met de heer Heerema eens dat het belangrijk is om topsportevenementen naar Nederland te halen. Het gaat immers om een enorme impuls. Zelf ben ik naar de TT in Assen geweest, waar 105.000 mensen langs de kant stonden. Dat is echt geweldig. Soms doen we dat heel erg goed; ik ben erg trots op een aantal grote evenementen die in Nederland zijn georganiseerd. Zo mogelijk gaan we dat nog verbeteren.

Hebben we alles voor Rio op orde? De waterkwaliteit wordt nauwlettend in de gaten gehouden door experts van NOC*NSF en het RIVM. Sporters worden hierbij goed betrokken. De atleten krijgen advies op maat van NOC*NSF over de algemene veiligheid en infectieziekten, waarbij aan zika moet worden gedacht. Het RIVM is daarover in direct contact met NOC*NSF. Verder is er regelmatig overleg tussen de betrokken partijen in Nederland. Dat wordt dus goed voorbereid, hoewel nooit is uit te sluiten dat er dingen gebeuren. Het is erg belangrijk dat we onze instellingen, zoals het RIVM, actief betrekken bij een goede voorbereiding op Rio.

Wil ik er bij het IOC op aandringen dat er gelet wordt op het voorkomen van mensenrechtenschendingen door organisatoren van sportevenementen? Daaraan besteedt Nederland al jaren aandacht. Ik kan me herinneren dat we in Sotsji niet alleen een grote bijeenkomst hierover hebben georganiseerd, maar ook in Moskou ben ik speciaal naar de Olympische Gayspelen geweest. Daarmee wilde ik het belang daarvan benadrukken. Buitenlandse Zaken heeft hier veel oog voor, wat onder andere blijkt uit de jaarlijkse mensenrechtenrapportages. Tijdens het voorzitterschap hebben wij hierop ingezet. De dialoog met de sporters werd ook gevoerd door het IOC en andere grote sportorganisaties. Mensenrechten zijn daarbij een belangrijk gespreksonderwerp.

Tijdens het Europees voorzitterschap hebben we als innovatie de dialoog ingebracht. Ik hoop dat dat kan worden vastgehouden, zodat we niet alleen over de sport spreken, maar ook met de sportsector zelf. Ik bedoel daarbij niet alleen de bonden, maar ook de atletenclubs en iedereen die daarbij een rol speelt. In het najaar zullen we die sessie hier herhalen.

Kan ik met de Minister van Buitenlandse Zaken overleggen om het Nederlandse postennetwerk te kunnen inzetten bij kansrijke kandidaatstellingen voor internationale sportbestuursfuncties? Het is belangrijk voor de sport in Nederland dat we ook op strategische posities Nederlanders hebben zitten. Verder is het in een aantal gevallen gebeurd dat ambassades daarbij ondersteuning verleenden. Dat doen wij ook wel eens. Welke kandidaten daarvoor beschikbaar zijn, is echt een zaak van de georganiseerde sport zelf. NOC*NSF heeft daarbij een belangrijke coördinerende rol. Als er een strategisch samenhangend plan van NOC*NSF zou komen, kan ik kijken hoe we dat eventueel kunnen ondersteunen en dan zou ik met Buitenlandse Zaken in overleg kunnen gaan over waar het beter kan. Ik zou dat wel willen overwegen. De heer Heerema zegt dat het ook wel eens mis is gegaan, maar ik vind het niet mijn taak om daar achteraan te gaan. Ik vind het een taak van de sport om aan mij een plan te doen toekomen hoe het beter kan.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik deel die conclusie: als het misgaat, is het niet iets wat we ons kunnen aantrekken. Ik zoek alleen naar kansen om het beter en structureler te doen voor de toekomst. Als ik u goed beluister, zegt u: de sport is aan zet, zij moet komen met een voorstel om dit wat meer structureel te verankeren, waar de Kamer dan wellicht naar kan kijken om te zien hoe ze dat vorm kan geven. Als dat uw oproep is, ben ik benieuwd wat de reactie van de sport is.

Minister Schippers:

Als er dingen misgaan, vind ik het niet mijn taak om dat allemaal te gaan uitzoeken. Dan vind ik het de taak van de sport om een analyse en een daarop gebaseerd strategisch plan te maken. Het is in ons aller belang dat we Nederlanders op strategische posities hebben, juist in sportorganisaties. Er zijn internationale sportorganisaties waarvan wij allemaal vinden, kijkend naar de governance daar, dat het wel een tikje anders mag. Nederlanders hebben dan de neiging om meteen de bezem te pakken. Ik vind dat erg goed en ik wil dat ook ondersteunen, maar dan wil ik van de sport daarvoor wel een strategisch plan hebben, zodat ik met mijn collega's kan bekijken hoe we dat met elkaar beter kunnen doen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Volgens mij hebben we de afgelopen maanden voldoende voorbeelden gezien waarin het of heel goed is gegaan of juist niet. Ik denk daarom dat we hier binnenkort een stap kunnen maken. Ik ben heel benieuwd waarmee de sport gaat komen.

Minister Schippers:

Ja, dat wacht ik af.

Ik kom toe aan het onderzoek naar de paralympische sport van de Universiteit Leiden, mij aangeboden door de heer Heerema. Ik doel op de praktijkopdracht Leiden Leadership Programme, bevattende de stand van zaken omtrent de paralympische sport in Nederland en de weg naar voren. Ik vind het erg fijn dat al die moeite is gedaan. Ik zal daarop, zoals gebruikelijk, een reactie sturen. Ik kijk in ieder geval uit naar de Paralympische Spelen in Brazilië, waar ik weer de ondankbare taak heb om naar toe te mogen! Dat is echt een prachtig evenement, waar ik zeer naar uitkijk.

Zou ik niet graag meer atleten op het hoogste Olympische niveau zien presteren? Natuurlijk ben ik voorstander van zo veel mogelijk atleten die naar Rio gaan. Er gaat een ploeg naar Rio die groter is dan ooit, juist op het terrein van atletiek. Ook bij het EK volgende week in Amsterdam hebben we de grootste ploeg: 55 Nederlandse atleten. NOC*NSF en de Atletiekunie gaan over de limieten. Zij stellen deze scherper met het oog op podiumkansen. Gezien de grote ploeg voor Rio en de verantwoordelijkheid van de sport zelf, vind ik het niet mijn taak om dan over de limieten van specifieke sporters in overleg te gaan. De ploegen die we afvaardigen zijn, zoals gezegd, groter dan ooit. Daar ben ik erg trots op. Dat wil zeker met die scherpe limieten betekenen dat wij heel grote kansen hebben.

Wij hebben de Nazorgregeling topsporters bij nieuwe maatschappelijke carrière aangekondigd. Deze regeling zal ik de komende tijd gaan uitwerken, samen met NOC*NSF. Die regeling geldt uiteraard ook voor de paralympische topsporters. In mijn brief heb ik aangegeven, extra aandacht voor integratie van de paralympische topsport met Olympische topsport na te streven. Ook daarover ben ik in gesprek met NOC*NSF.

Ik ga over naar armoede en bewegen in de buurt. Wat doe ik om andere Ministers aan te spreken op de mogelijkheden van sport? Er is sprake van allerlei dialogen die ik eigenlijk al vanaf mijn aantreden voer. Ik noem de dialoog met Onderwijs. Dat is een intensieve dialoog, die niet altijd loopt zoals ik zou wensen. Soms neem ik een maatregel, omdat ik vind dat het allemaal te lang duurt. De Kamer sprak over sport op school. De buurtsportcoach is ontstaan omdat wij dachten: als het niet linksom kan, dan maar rechtsom. Hij kan dan aansluitend op school activiteiten organiseren. Toen ik op werkbezoek was in Limburg, heb ik mijn collega van Onderwijs gevraagd, er eens naar te kijken dat de buurtsportcoach nota bene op school les moest gaan geven. Daar is iets geweldigs gebeurd: een achterstand werd omgezet in een voorsprong, want die one mile extra vind ik prima. De betrokken scholen hebben, samen met de Universiteit van Maastricht, bekeken wat het beste moment voor een kind is om te sporten. Daar hebben ze hun hele lesprogramma op ingericht. Bekeken wordt wat dat betekent voor de leerprestaties van die leerlingen. Ik zeg de Kamer toe dat ik gegevens daarvan zal opvragen en aan haar zal doorgeven. Het is namelijk heel interessant dat zo'n regio het helemaal anders gaat doen, en daarna heel innovatief aan de slag gaat. Ik zal een en ander daarom terugkoppelen, ook omdat ik denk dat we soms oplossingen zoeken in verkeerde zaken. Nogmaals, ik vind dat heel interessant; terugkoppeling volgt.

Verder hebben we contact met EZ over paden voor mountainbikes en hardlooptrajecten in het bos. Wij hebben contact met I en M over de fietspaden. De kracht van sport zit heel breed in het kabinetsbeleid. In een programma van het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt sport bijvoorbeeld ingezet om mensen op het goede pad te houden of te krijgen. Het is heel goed dat wij op dat punt samenwerken. Dat blijven wij doen. In de toegezegde onderzoeken zal ik een inventarisatie maken van dit soort activiteiten van andere ministeries, die we misschien niet allemaal scherp op de radar hebben.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ben daar oprecht blij mee. Ik dank de Minister voor deze toezegging. Mijn stelling was ook niet dat de Minister niet overlegt met andere ministeries, want ik snap dat dat gebeurt. Ik vind echter dat andere ministeries het maatschappelijke belang van de kracht van sport meer moeten inzien. Ik denk dus mee over vragen als: wat is daarvoor nodig, waar zitten nog witte vlekken in de bestaande onderzoeken en wat kan andere ministeries overtuigen om ook te investeren in sport. Dat kan niet alleen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport komen; het moet ook een intrinsiek onderdeel van het beleid van andere ministeries worden. Dat was even een extra toelichting op mijn wens. Ik dank de Minister nogmaals voor de toezegging.

Minister Schippers:

Ik geef de heer Van Nispen daar gelijk in, maar we moeten daarmee wel oppassen. De heer Van Nispen heeft ook gevraagd naar het programma Meedoen! Dat programma zit in de portefeuille van de Staatssecretaris en wordt gefinancierd uit zorggelden. De conclusie van de Staatssecretaris is dat het programma is opgezet, dat het zes jaar is gefinancierd en dat het inmiddels goed genoeg is ingebed om te blijven lopen. Mij wordt nu gevraagd of ik ervoor kan zorgen dat het doorgaat. Dat kan ik, maar dan moet ik dat geld natuurlijk wel ergens vandaan halen. Het wordt nu betaald uit een andere begroting. Als ik het wil voortzetten met middelen uit de Sportbegroting, dan moet ik dat geld ook daaruit halen. Ik meen dat hierover schriftelijke vragen zijn gesteld aan de Staatssecretaris. Ik kan met hem in gesprek gaan over de vraag hoe het geborgd is en of we dat wat meer kunnen onderbouwen. Dat zal ik zeker doen. Er zitten bij Sociale Zaken, Onderwijs en V en J programma's waar ik heel blij mee ben. Die worden gefinancierd uit allerlei andere bronnen. Als we die programma's allemaal in de begroting voor sport trekken, dan houden we minder over voor andere programma's die we ook belangrijk vinden.

De heer Van Nispen (SP):

Precies. Dat bepleit ik ook niet. Ik wil juist dat die programma's door de andere ministeries geborgd worden. Dat was de achtergrond van deze vraag, die overigens niet door mij werd gesteld, maar die ik wel heel mooi vond. Hij mag dus best aan mij toegeschreven worden.

Minister Schippers:

Nee, het was een vraag van de heer Van Dekken.

De heer Van Dekken (PvdA):

Typisch de SP om dat te doen!

De voorzitter:

Ho, ho, ho. De vragen worden gesteld via de voorzitter en mevrouw Dijkstra had zich eerder gemeld.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Ik ben ook blij met het antwoord van de Minister. Ik heb ook gevraagd naar het programma Meedoen! Ik denk dat VWS inderdaad niet alles via de begroting voor sport moet doen, maar de Minister kan wel een regierol vervullen in de samenwerking met haar collega's. De Minister noemde de aanleg van fiets-, mountainbike- en hardlooppaden al even. Ik heb aandacht gevraagd voor al die Nederlanders die buiten een verenigingsverband sporten. Hoe kan ook die groep worden betrokken bij het ontwikkelen van het sportbeleid?

Minister Schippers:

Binnen de Sportimpuls kunnen ook projecten worden aangevraagd die gericht zijn op ongeorganiseerde sport. Een en ander is dus niet alleen gericht op de georganiseerde sport. Ook buurtsportcoaches kunnen verbindingen maken via wat we het «sociaal domein» noemen, wat ik echt een rotwoord vind, want mijn moeder weet ook niet wat dat betekent, maar dat betekent gewoon dat je in een gemeente allerlei dingen doet op het sociale vlak en op het gebied van sport en zorg. Binnen die samenwerking kun je een buurtsportcoach inzetten. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een buurtsportcoach in te zetten om de beweging van ouderen in een verzorgingshuis beter te organiseren. Als de gemeente daarop inzet, als de instellingen dat willen en als er misschien nog een sportclub is die daar iets aan wil bijdragen, kun je heel mooie dingen doen met al die buurtsportcoachprogramma's, waar heel veel geld in omgaat, en waar mogelijk ook met de Sportimpuls.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Dat is juist een van de zorgen. De buurtsportcoaches waren heel erg gericht op jeugd en op mensen die misschien wat ouder zijn, op volwassenen, maar het werken met kwetsbare ouderen, voor wie het zo belangrijk is om in beweging te blijven, vereist specifieke aandacht, kennis en deskundigheid. Daarom heb ik net als mevrouw Bruins Slot gevraagd of de Minister mogelijkheden ziet om het programma Meer Bewegen voor Ouderen in stand te houden. Dit komt niet in aanmerking voor subsidie, terwijl het wel heel belangrijk is.

Minister Schippers:

Dat heb ik nu juist veranderd. Het komt daar nu wel voor in aanmerking. De aanpak met de buurtsportcoaches hebben we verbreed naar kwetsbare groepen als chronisch zieken en ouderen. Er wordt specifiek aandacht gevraagd voor deze groepen. Wij stellen de projecten daarvoor open. Wij richten daar in 2017 en 2018 experimenteerruimte voor in. Wij hebben besloten om dat regelarm te doen, want ik kan mij voorstellen dat er initiatieven zijn die niet precies in dat malletje passen. De inzet van de buurtsportcoach regelen wij niet vanuit het departement, want in een sterk vergrijsde gemeente heeft men er misschien wel behoefte aan om de buurtsportcoach op een andere manier in te zetten. Er kan bijvoorbeeld gebruik van worden gemaakt bij allerlei initiatieven die vanuit de ouderenzorg worden ontplooid.

Van de 492 projecten in de huidige Sportimpuls zijn er 187 gericht op ouderen. Dat is 38% van het totaal. Het is dus niet zo dat men deze weg niet weet te vinden. Dat is echt goed. Over het algemeen zijn de ouderenbonden en ouderenverenigingen best goed georganiseerd binnen gemeenten. Ik heb er dus echt wel vertrouwen in dat er van alles gaat plaatsvinden. Ik zal daar ook een terugkoppeling van geven. Mevrouw Bruins Slot zei: er gebeurt echt heel veel; kunnen we bepaalde zaken niet beter combineren? Ik denk dat dit wel gaat gebeuren.

De heer Van Dekken (PvdA):

Er werd zojuist gevraagd naar het programma Meedoen!. Ik begrijp dat de Minister een regierol zou willen vervullen om te bekijken of we het programma kunnen continueren. Er moet een zoektocht plaatsvinden langs de verschillende ministeries. Ik hecht er wel aan om te zeggen dat de PvdA dit programma erg belangrijk vindt. Als het echt nodig is, wil ik daar een VAO voor aanvragen, maar ik wil dat eigenlijk liever niet. Als de Minister kan toezeggen dat ze ermee aan de slag gaat en daar een termijn aan koppelt zodat er duidelijkheid over is, dan zou ik dat op prijs stellen. Ik zie de Minister echter nu al nee schudden.

Minister Schippers:

Omdat ik het antwoord al weet. Ik kan die regierol niet op mij nemen. We hebben het zo ingericht dat het primaat in dezen bij de Staatssecretaris ligt. Ik vind het niet collegiaal om zijn middelen daarvoor – die zijn niet van hem persoonlijk, maar daar draagt hij verantwoordelijkheid voor – nu te gaan bestemmen. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat dit programma na zes jaar zodanig in de opvang is ingebed dat het ook zonder subsidie doorgang gaat vinden. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik hem zal vragen waar hij dat vertrouwen op baseert en op welke wijze het programma zal doorgaan. In antwoord op de schriftelijke vragen die daarover zijn gesteld, kan de Staatssecretaris daarop terugkomen. Mocht de Kamer die antwoorden onvoldoende vinden en toch anders willen, dan moet zij daar actie op ondernemen. Dat kan via een VAO, maar ik vind het zelf niet heel collegiaal om daar nu toezeggingen over te doen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat begrijp ik natuurlijk van de Minister, maar ik wil wel druk op de ketel houden om te bezien of we het programma daadwerkelijk in stand kunnen houden. Ik ken de verschillende wegen die in politiek Den Haag kunnen worden bewandeld. De PvdA zal die zeker bewandelen.

Minister Schippers:

Ik heb er ook vertrouwen in dat dit gebeurt. Ik weet ook niet wat de uitkomst is, maar ik zal vragen of de Staatssecretaris kan onderbouwen waarom hij denkt dat dit doorgaat en ik zal ervoor zorgen dat de Kamer een terugkoppeling ontvangt.

De buurtsportcoachesregeling is in principe structureel. In 2017 vinden een beleidsdoorlichting en een effectmeting van dit programma plaats. Dan is het tijd om te evalueren. Na de evaluatie kan het programma worden aangepast, omgebogen et cetera, maar in principe is het een doorlopend programma.

Hoe houden wij de sport, die zo belangrijk is voor iedereen, ook toegankelijk voor kinderen die in kwetsbare omstandigheden opgroeien? Omdat het zo belangrijk is dat iedereen kan sporten, hebben wij een aantal programma's speciaal daarvoor ingezet. Je ziet soms dat er in wijken wel grasveldjes zijn waarop zou kunnen worden gesport, als zij schoon genoeg zijn, maar dat de sociale infrastructuur ontbreekt. Dat is de reden waarom we zijn gaan werken met de buurtsportcoaches. De meeste buurtsportcoaches worden ook ingezet om verbindingen te leggen. Het gaat dan om verbindingen tussen sectoren, tussen het basisonderwijs en het voorgezet onderwijs, tussen sport en cultuur en tussen sport en welzijn en jeugdzorg, waarbij ouderen en de kinderopvang ook een rol spelen. De betrokken departementen – dat zijn OCW, VWS, SZW en EZ – zijn in overleg met het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en de mbo-raden, om te komen tot een nieuw plan van aanpak Gezonde school 2017–2020. Daarnaast is het van belang om voorbeelden van bewezen succesvol beleid beter in beeld te krijgen en breder te delen. De kennispartners zijn daarmee bezig. Op die manier kunnen we leren van de projecten die zijn ingezet, kunnen we stoppen met wat niet werkt en kunnen we forser inzetten op wat wel werkt. Ik heb zojuist toegezegd de Kamer een overzicht van het lopende onderzoek te zullen geven.

Door middel van het programma Sport en Bewegen in de Buurt, de Sportimpuls en de ondersteuning van het Jeugdsportfonds wordt er meer aandacht besteed aan kwetsbare groepen. Het Jeugdsportfonds is specifiek bedoeld voor kinderen in achterstandsposities. In 2017 en 2018 is er ruimte om te experimenteren met projecten die specifiek gericht zijn op kwetsbare groepen, waaronder volwassenen in armoede, want ook voor hen kan sporten een verschrikkelijk goede uitlaatklep zijn of een weg om structuur te vinden. In de komende twee jaar zullen we de resultaten van alle projecten die we hebben ingezet, evalueren om te bekijken hoe we het beter kunnen doen.

Mevrouw Bruins Slot vroeg aandacht voor de Special Olympics. Zij zei dat de borging van deze sportorganisatie voor evenementen voor sporters met een verstandelijke beperking niet op orde is en vroeg mij wat ik op dat punt kan doen. Er is subsidie verleend om de sport voor mensen met een beperking te versterken door vraag en aanbod beter bij elkaar te brengen. Sporters met een verstandelijke beperking krijgen daarin ook aandacht. Ik wil wel in gesprek met de stichting Special Olympics om te bekijken waar het knelt en welke oplossingen we voor die knelpunten kunnen vinden. Ik denk echt dat het van belang is om de krachten te bundelen. De Special Olympics zijn een prachtig evenement. Ik ben daar zelf ook twee keer bij geweest. Het is echt een enorm inspirerende gebeurtenis. Morgen starten de Nationale Spelen van de Special Olympics in Nijmegen. De Staatssecretaris van VWS gaat er dit keer naartoe om de 2.400 deelnemende sporters aan te moedigen.

Dan het sportservicebureau in Zeist. Hoe kijk ik tegen de problematiek aan? Het Bureau Sportimpuls installeert en faciliteert de buurtsportteams in oprichting van gemeenten in het kader van de buurtsportcoachregeling. Het doet dat ook voor de gemeente Zeist. Die gemeente heeft besloten om per 1 januari 2016 het werkgeverschap van hun buurtsportcoach via deze organisatie te laten lopen. Ik ben er niet van op de hoogte dat er dumpprijzen worden gehanteerd of dat er sprake is van loondumping. Ik moet dat uitzoeken. Ik zal de Kamer daar nader over informeren. Het is voor mij iets nieuws. Ik zeg de Kamer toe dat ik dat zal doen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Ik dacht: dat zal een toezegging zijn. Ik neem aan dat de Minister dit op vrij korte termijn zal doen. Ik heb begrepen dat de bestuurders hebben gezegd dat zij er helemaal niets aan kunnen doen. Dat vind ik altijd van die loze woorden. Ik zou het dus wel heel fijn vinden als de Minister daar wat vaart achter zet.

Minister Schippers:

Ja, dat wil ik doen, maar we zitten één week voor het reces en ik weet niet of dat in een week gaat lukken.

De heer Van Dekken (PvdA):

Maar, Minister, dat vroeg ik ook niet. Ik vroeg of dat op redelijke termijn kan gebeuren.

Minister Schippers:

Ja, voordat we weer bij elkaar komen, geef ik de Kamer een terugkoppeling. Dat zal voor het eind van de zomer zijn.

Er werd gevraagd of ik mogelijkheden zie om de kaderopleidingen te versterken. De opleiding van het kader vind ik een verantwoordelijkheid van de sport. Via het actieplan Naar een veiliger sportklimaat zetten we in op de opleiding van het kader van zwakkere sportverenigingen; daar focussen we extreem op.

De heer Van Nispen vroeg naar het schoolzwemmen. Ben ik bereid om belemmeringen voor gemeenten in kaart te brengen? Wellicht zouden de kennispartners naar deze vraag kunnen kijken. Ik weet niet of zij daar dit jaar nog ruimte voor hebben in hun programma of dat zij daar in 2017 naar zouden moeten kijken. Ik zal dat vragen. Eind 2017 krijgen we de tussenstand van het plan Op weg naar een duurzaam zwemveilig Nederland in 2020.

De heer Van Nispen (SP):

Uitstekend. Schoolzwemmen staat heel erg onder druk en ik ben heel benieuwd waarom sommige gemeenten er wel in slagen om dat te regelen en andere niet en welke belemmeringen er zijn. Wanneer kan de Minister de Kamer laten weten op welke wijze en wanneer dit wordt onderzocht?

Minister Schippers:

Ook dat doe ik in de brief die eind augustus, begin september naar de Kamer komt. Het gaat maar om twee vragen. Hebt u ruimte in uw programma? En, zo nee, kunt u daar dan ruimte voor maken in uw programma voor 2017? Volgens mij moet dat dus kunnen.

Ik kom op de vragen over de btw. Voor mij is het ondenkbaar dat de btw-sportvrijstelling vervalt zonder compensatie. Meer kan ik niet zeggen. Het is voor mij echt ondenkbaar dat wij de sport met een rekening van 200 miljoen opzadelen. Ik heb er verschillende malen over gesproken met de Staatssecretaris van Financiën. Uit zijn gedrag heb ik niet kunnen opmaken dat hij daar nu zo'n haast mee wil maken. Ik zie het echter niet zitten om deze maatregel in te voeren zonder compensatie.

Er is ook gevraagd naar de duurzaamheidsregeling. De subsidieregeling loopt nog tot en met 2020. Er zijn echt nog voldoende mogelijkheden voor verenigingen om aanvragen in te dienen. Binnen de mij beschikbare middelen doe ik het maximale. Ik heb geen middelen meer op de plank liggen. De middelen die ik daar ieder jaar voor heb, zet ik daarvoor in. Daarbinnen probeer ik er het maximale uit te halen. Verenigingen kunnen ook van andere regelingen gebruikmaken zoals de SDE+-regeling van het Ministerie van Economische Zaken, waarbij SDE staat voor Stimulering Duurzame Energieproductie. Momenteel ondersteun ik een voorlichtingstour door het land om verenigingen te informeren over alle mogelijkheden op dit terrein. De ISDE-regeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is ook toegankelijk voor de sport. Die regeling ziet op zonnecollectoren en zonneboilers. Wij zullen uiteraard met de sport in gesprek gaan over de verwachtingen voor 2017.

Ik kom op matchfixing. Er is geen Europees verdrag tot uitwisseling van gegevens. De maatregelen uit het verdrag, zoals het instellen van een nationaal platform matchfixing, kunnen wel worden geïmplementeerd. Via de Raad van Europa worden netwerken ingericht zodat er internationale samenwerking op dit thema ontstaat.

Het onderzoek van de Nederlandsche Bank naar geldstromen in het voetbal loopt nog. Het is vooral bedoeld om risico's te identificeren. Het is ons nog niet helder wanneer het is afgerond.

Er is gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de Holland Belgium Bid. Het onderzoek naar Diallo is afgerond. Dat wordt intern besproken bij de KNVB. Die brengt dit vervolgens naar buiten. Voordat het rapport openbaar wordt gemaakt word ik geïnformeerd. Ik zal het dan aan de Kamer doorsturen, maar ik heb het niet, dus ik kan nog niets sturen.

Mevrouw Dijkstra sprak over sporters die een medaille zijn misgelopen doordat er sprake was van dopinggebruik. Dat is een actueel thema, met name hier in de Kamer. Wij zijn meerdere opties aan het doorspreken. Wij willen dit jaar ook met meerdere acties komen. Ik kan daar nog niet op ingaan, omdat wij die aan het uitwerken zijn, maar ik heb die toezegging gedaan en ik kom die ook na.

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Wanneer zal dat ongeveer zijn? Wanneer kan de Minister daar duidelijkheid over geven?

Minister Schippers:

Wij willen daar in ieder geval dit jaar op verschillende momenten aandacht voor vragen. Wij zijn goed aan het bekijken wanneer we die moeten plannen, waaraan we die zullen koppelen en wat de beste manier is om deze sporters te eren, want dat laatste is natuurlijk het doel dat mevrouw Dijkstra en ik voor ogen hebben.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde van de beantwoording van de Minister in eerste termijn gekomen. Hebben de leden behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. Ik geef daarin als eerste het woord aan de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de antwoorden in eerste termijn. Ik wil kort inzoomen op twee onderwerpen. Ten eerste ben ik heel blij dat de Minister heeft gezegd dat wij onze sportbestuurders, die met goede ideeën vanuit de sport komen, wellicht nog wat beter kunnen helpen en ondersteunen om internationale posities te krijgen. Op dit moment zijn een aantal bestuurders daarmee bezig. Michael van Praag is misschien de bekendste, maar ook Jos Geukers van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) en Rita van Driel van het Paralympisch Comité zijn daar heel druk mee bezig. Door dit soort mensen te ondersteunen winnen we alleen maar aan invloed. Ik denk dat dat goed is.

Als ik het goed heb begrepen, heeft de Minister de toezegging gedaan om aan de hand van de begrotingen van de andere ministeries te inventariseren welke onderzoeken daar naar sport worden gedaan. Een dergelijke toezegging was het. Ik heb nog even bij de griffier gecheckt welke toezegging de Minister precies heeft gedaan, maar wij kwamen daar niet helemaal uit. Op 23 februari jongstleden heb ik schriftelijke vragen gesteld. Een daarvan was of de Minister inzicht heeft in wat er door andere ministeries aan sport besteed wordt. Mocht de Minister op een of andere wijze bij begrotingen van andere ministeries iets met sport gaan doen, dan zou ik haar toch willen vragen om mijn schriftelijke vragen er nog eens bij te pakken. Wellicht levert dat dan wat meer kennis op over wat er bij de andere ministeries aan sport wordt besteed, want ik wil daar gewoon heel graag inzicht in hebben.

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Ik heb niet zo heel veel meer. Ik ben blij dat bij het terugdringen van geweld op en rond de sportvelden de focus wordt gelegd op kwetsbare verenigingen. Het creëren van een veiliger sportklimaat is immers echt een prioriteit.

Een andere kwestie is de Antidopingwet. Ik begrijp dat die heel complex is, want het gaat om een publiek-private discussie. Ik kan mij voorstellen dat wij daar een stevige discussie over gaan voeren in de Tweede Kamer, gelet op het feit dat er vooral vanuit de wielersport op wordt gewezen dat de overheid hier een belangrijke taak in heeft. Naar ik begrijp is er echter misschien nog een kans dat we dit wetsvoorstel in deze kabinetsperiode zouden kunnen behandelen, als het een beetje meezit en er niets of niemand valt. Dat zou heel mooi zijn.

Het is goed om te horen dat de boel goed op scherp wordt gehouden als het gaat om de omstandigheden tijdens de Olympische Spelen in Rio de Janeiro.

Over het project Meedoen! heb ik het al gehad. Alle andere onderzoeken zien we met liefde heel graag op korte termijn tegemoet.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Met betrekking tot de mensenrechten en de grote sportevenementen kan ik alleen maar de oproep aan de Minister blijven doen om in dialoog te blijven over en met de sport. Het is niet alleen een verantwoordelijkheid van de sport, maar ook van de overheid de mensenrechten in de gaten te blijven houden bij alle sportevenementen die gaan komen en ook bij de toewijzing van sportevenementen aan landen.

Ik kom op de limieten. De Minister heeft gezegd: we hebben een mooie, grote ploeg, heel breed en divers, met medaillekansen. Dat is helemaal waar, dat is hartstikke mooi, maar het was een beetje alsof de Minister zei: wat wilt u nou nog meer? Ik zou eigenlijk willen dat wij geen strengere limieten hebben dan de landen om ons heen, omdat dat er bijvoorbeeld toe leidt dat een kansrijke marathonloper die in slecht weer – ik kan het weten, want ik liep daar ook – acht seconden te langzaam heeft gelopen, niet naar de Spelen kan gaan. Dat is maar een voorbeeld, maar het geeft wel iets aan. Het enige wat ik de Minister vroeg, was of zij hier nog eens naar wil kijken. Ik vroeg haar niet of zij de limieten wil gaan bepalen.

Ik ben heel blij met de toezegging dat onderzocht gaat worden hoe het kan dat er in sommige gemeenten wel aan schoolzwemmen wordt gedaan en in andere niet. Wordt dat gekoppeld aan het door de Minister gesubsidieerde programma Op weg naar een duurzaam zwemveilig Nederland in 2020, of gaat dat apart?

Een heel groot deel van mijn inbreng in eerste termijn ging erover dat we sport niet moeten zien als een kostenpost maar juist als een potentieel. Wat kan sport betekenen voor gezondheid, participatie, vrijwilligers, criminaliteitsbestrijding, integratie en werkloosheid? De Minister zei toen al heel snel: dat is een goed voorstel; dat gaan we doen. Daar gaan je interrupties en je moties dan! Ik ben daar echt heel blij mee. Ik vind het heel belangrijk dat we de maatschappelijke kracht van sport heel goed bij elkaar gaan vegen, maar hoe gaat dit plaatsvinden en wie gaat dit doen? Bij het wetgevingsoverleg praten we daar natuurlijk over door, met als gezamenlijk doel het borgen van het belang van sport, juist ook bij de andere ministeries.

Ik ben ook erg tevreden met de warme woorden van de Minister over wat in het onderwijs gedaan kan worden. Het hoeft allemaal niet zo ingewikkeld te zijn. Kijk naar de Daily Mile. De Minister gaf een mooi voorbeeld over Zuid-Limburg. Wanneer krijgen we de terugkoppeling daarvan? Dat heb ik misschien even gemist. Wanneer horen we wat er in het onderwijs kan gebeuren, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het voorbeeld uit Zuid-Limburg of de Daily Mile?

Mevrouw Pia Dijkstra (D66):

Voorzitter. De SP lijkt het jammer te vinden dat er geen moties kunnen worden ingediend. Ik vind dat altijd wel kenmerkend voor ons overleg over sport dat wij allemaal redelijk dezelfde kant uit willen en dat zelfs de manieren waarop niet zo heel veel verschillen.

Ik dank de Minister voor haar antwoorden en haar inzet. Ik vind het heel mooi dat zij zo'n ferme uitspraak heeft gedaan over de btw-regeling: het is ondenkbaar dat die vervalt voor de sport zonder compensatie. Zij is heel wat duidelijker dan de Staatssecretaris van Financiën in zijn brief. Hier houden wij ons aan vast. De Minister heeft al mijn vragen beantwoord, maar ik kom nog even terug op de Sportimpuls. Die wordt nu aangepast, zodat ook andere groepen daarbinnen vallen. Misschien is het goed om even te bekijken hoe je dat onder de aandacht brengt bij de groepen die daar tot nu toe niet voor in aanmerking kwamen, zodat zij ook weten wat een en ander inhoudt.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar antwoorden en de diverse toezeggingen die ze heeft gedaan. Ik heb nog een aantal korte vragen. De Minister heeft gezegd dat de sportverenigingen in de komende jaren nog gebruik kunnen maken van een subsidieregeling om hun accommodaties te verduurzamen. Zij heeft ook gezegd dat ze met een ronde door Nederland is begonnen om ervoor te zorgen dat zij ook bekend zijn met de andere regelingen die er zijn. Dat vind ik een verstandige stap. De Minister heeft verder gezegd dat zij nog wel met de sport in gesprek gaat over de verwachtingen voor 2017 met betrekking tot de subsidieregeling voor duurzame accommodaties. Waar gaat zij het dan precies over hebben? Het bedrag staat vast. Gaat het dan over de manier waarop mensen hun verzoeken kunnen doen of komt er voor de komende drie jaar een soort wachtlijst op grond waarvan mensen al dan niet een subsidieaanvraag kunnen doen? Ik krijg daar graag meer duidelijkheid over.

Ik ben het met mevrouw Dijkstra eens dat de Minister door te zeggen dat het ondenkbaar is dat er geen compensatie voor de sporter en de gemeente zal zijn als de btw-sportvrijstelling vervalt, een heel ferme, mooie, harde uitspraak heeft gedaan. Deze Minister zegt in zorgdebatten echter altijd dat je alleen garanties krijgt op stofzuigers en verder niet. In hoeverre zit er 100% garantie op dat dit wordt waargemaakt?

Het wetsvoorstel over het antidopingbeleid krijgen we na de zomer. Waarschijnlijk ligt het voor 1 januari 2017 bij de Kamer voor.

Minister Schippers:

Dat zal direct na het zomerreces zijn.

Mevrouw Bruins Slot (CDA):

Dat zou heel mooi zijn. Ik ben wel nieuwsgierig naar de constructies die uiteindelijk gekozen zijn. Dan kunnen we eindelijk de inhoudelijke discussie aangaan in plaats van alleen maar te vragen waar die Antidopingwet blijft.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de tweede termijn van de Kamer. Ik geef het woord aan de Minister voor haar beantwoording.

Minister Schippers:

Voorzitter. Ik zal de inventarisatie van wat andere departementen doen, meenemen voor zover ik dat kan achterhalen en zal dat in het overzicht verwerken. De Antidopingwet komt direct na het zomerreces. Wij gebruiken het zomerreces om de opmerkingen van de Raad van State te verwerken.

Het punt van de mensenrechten heeft altijd een rol in ons sportbeleid gespeeld. Het is ook heel lastig, want degene die toekent, heeft in principe op het eerste gezicht niets met een overheid te maken. Maar als je iets verder kijkt, dan is er geen land dat een groot evenement kan organiseren zonder dat de overheid ofwel subsidieert ofwel de veiligheid organiseert, et cetera. Toen wij ermee aan de slag gingen, waren er eigenlijk twee stromingen. Een aantal Ministers zei: wat hebben wij ermee te maken, het is niet van ons, het is van de sport. En dan zeiden wij: ja, daar hebt u van alles mee te maken, want als u het organiseert in uw land, dat moet u onder andere de veiligheid organiseren. Dan heb je als overheid dus wel degelijk een voet tussen de deur. Ik vind dat we wel een slag hebben gemaakt toen we tijdens het voorzitterschap iedereen achter die notie hebben gekregen. Het zijn allemaal kleine stapjes, en soms moet je daar blij mee zijn. Ik ben in ieder geval blij met dat stapje.

Een volgend punt betreft de limieten. Er is gezegd dat die niet strenger moeten zijn dan de limieten in de landen om ons heen. De experts die actief zijn in de sport, kijken naar die limieten. Zij bekijken hoe reëel en haalbaar een limiet is en wat een bepaalde limiet voor de kansen betekent. Ik vind dat het echt mijn taak niet is om me daarin te mengen. Ik wil dat echt bij de sport zelf laten.

Er is gevraagd of het schoolzwemmen een apart programma is of dat het gekoppeld kan worden aan de verkenning, aan de subsidie zwemvaardigheid. Dat kan binnen het plan waar kennispartners aan meedoen.

Hoe bepalen we de maatschappelijke kracht van sport? Hoe gaan we dat doen en wie gaat eraan meedoen? Ik heb de Kamer toegezegd dat ik in augustus of september een brief zal sturen. Ik zal daarin aangeven hoe we dat aanpakken. Het is niet de bedoeling dat als ik straks daarmee kom, er dan wordt gezegd: dat is nu precies weer niet wat ik bedoelde. Dan kunnen wij er eventueel nog even van gedachten over wisselen. Dat heb ik liever dan dat ik iedereen moeite heb laten doen en er vervolgens in november wordt gezegd: nou, dit was een beetje een misser. Ik zal dat dus aangeven in de brief die eind augustus naar de Kamer komt.

Er is voorts gevraagd wanneer er wordt teruggekoppeld over de alternatieve inzet van de buurtsportcoaches in Limburg. Ik kan dat niet zeggen, omdat zij dat doen. Zij doen het, zij monitoren het. Ik zal aan hen vragen wanneer de eerste resultaten daarvan beschikbaar zijn en of die naar mij teruggekoppeld kunnen worden. Ik zal in de augustusbrief melden wat ik van hen heb teruggekregen, wanneer er volgens hun planning enigszins zicht op is.

Er is gesproken over de btw. Het kabinet spreekt met één mond. Dus ja, bij dezen! Het is overigens van begin af aan ook bij de Staatssecretaris heel helder geweest dat je niet kunt hebben dat er iets komt, waar wij op zich niet op zitten te wachten, wat je moet gaan doen, en dat die extra inkomsten dan bij Financiën binnenkomen. Het geld is immers niet weg. Het is ondenkbaar dat de sport dat opplust en dat dat vervolgens bij Financiën, bij de schatkist binnenkomt. De Staatssecretaris heeft ook in het begin al gezegd dat wij een manier moeten vinden om dat terug te krijgen. Maar die manier is nog wel hartstikke lastig. Een aantal woordvoerders heeft ook al gevraagd: hoe krijg je dat geld nu precies daar waar je het nu weghaalt? Het is dus niet gemakkelijk om eruit te komen. Maar het is nooit aan de orde geweest dat dat geld zou worden toegevoegd aan de schatkist. Dat hebben wij al gezegd vanaf het eerste moment dat wij gesprekken daarover hadden. Ik durf het dus ook ferm te doen, omdat ik weet dat ik aan de Staatssecretaris een medestander heb.

Waar ga ik het met de sport over hebben als in 2017 de regulering aan de orde is? Wij hebben nu gezien dat iedereen klaarstond, want het was echt in no time weg. Vervolgens is het dan lastig om te bepalen wat je met de andere enthousiaste partijen moet. Ik heb gewoon het geld niet, want dat had ik dan weer ergens anders weg moeten halen. Ik vind het goed om ook in het gesprek aan te geven welke andere regelingen er zijn en wat die voor de sport kunnen betekenen. Wij zijn immers niet de enige partij.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb in het eerste deel van mijn bijdrage iets gevraagd. De Minister heeft iets toegezegd over andere begrotingen en andere ministeries. Dat zou zij uitzoeken. Als dat niet zo is, dan is er dus geen toezegging geweest. Dan is dat jammer, want dan kan ik mijn schriftelijke vragen daar niet aan koppelen. De Minister is ergens over begonnen.

Minister Schippers:

De heer Van Nispen zei dat de kracht van sport heel breed is, dat die niet alleen bij VWS zit. De heer Heerema heeft daar ook al eerder aandacht voor gevraagd. Die kracht zit dus op allerlei terreinen. Er loopt allerlei onderzoek, er lopen allerlei programma's. Kunnen wij die nu niet eens bundelen, zodat we beter kunnen zien waar de witte vlekken zitten? Ik noem bijvoorbeeld een programma van V en J om door middel van sport jonge knullen die net op het verkeerde pad zijn geraakt, weer terug te krijgen op het goede pad. Zo is de buurtsportcoach ook ooit begonnen in bepaalde wijken waarbij het uitgangspunt was: we nemen de leider in zo'n wijk, die leiden we op. In plaats van dat mensen bij de patatboer rotzooi trappen, laten we ze sporten op het veld. Dan heb je twee vliegen in één klap. Ik zal dergelijke programma's daarin meenemen. Ik zal dus meenemen wat andere departementen op dat vlak doen. Dat hoeft soms niet eens geld te zijn. Het kan ook gewoon een inzet zijn waarbij Sociale Zaken stimuleert dat werkgevers hun werknemers laten sporten. Dat is ook sport. Dat hoeft dus niet allemaal onder onze begroting te vallen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dit is in principe wat ik ook beoogde toen ik mijn schriftelijke vragen stelde. Ik ben dus heel blij met deze inzet en dat dit uitgezocht wordt.

Minister Schippers:

De verwarring werd misschien veroorzaakt doordat het in zo'n departement niet onder een sportlabel zit. Dat is dus lastig. Als een werkgever een programma heeft om zijn werknemers te laten sporten, hoe vinden wij dan die programma's? Dat zou best nog weleens lastig kunnen zijn. We kunnen iedereen vragen om te kijken wanneer en waar we het over sport hebben. Ik vind bewegen overigens net zo belangrijk. Niet iedereen hoeft te sporten. Als jij drie uur per dag met je hond wandelt omdat dat je hobby is, is dat ook hartstikke goed. Kortom, wij doen dus een poging.

De voorzitter:

Ik concludeer dat daarmee ook de beantwoording in tweede termijn is afgerond. Ik wil de toezeggingen op hoofdlijnen met de Kamer doornemen.

  • Direct na het zomerreces wordt het wetsvoorstel Uitvoering antidopingbeleid bij de Kamer ingediend.

  • Voor het overleg in het najaar zal de Kamer (indien mogelijk) een bundeling van kennis van diverse instituten over maatschappelijke krachten in de sport ontvangen. Er wordt daarbij ook gekeken bij verschillende ministeries.

  • In september/oktober zal het werkprogramma van de Sportraad naar de Kamer worden gezonden.

  • De Kamer zal een reactie ontvangen op het rapport van de Universiteit Leiden over de paralympische sporten.

Heeft de Minister nog een datum?

Minister Schippers:

Die reactie zal na de zomer komen. Ik denk dat in september/oktober het werkplan van de Sportraad gereed is. Maar de Sportraad gaat erover. Ik zeg gewoon toe dat zodra ik het binnen heb, ik het naar de Kamer stuur.

De voorzitter:

Met die opmerking erbij, is de toezegging correct weergegeven.

  • De Kamer wordt in de augustusbrief bericht over een alternatieve inzet van de buursportcoaches in Zuid-Limburg. Daarin worden ofwel de resultaten bekend gemaakt ofwel wordt aangegeven wanneer die resultaten er zullen zijn.

  • De Kamer zal aan het eind van de zomer worden bericht over eventuele loondumping bij het sportservicebureau in Zeist.

  • Eind augustus wordt de Kamer nader geïnformeerd over de ruimte voor schoolzwemmen in gemeenten.

  • De Kamer zal de rapportage over het HollandBelgium Bid ontvangen zodra die ontvangen is.

  • Dit jaar zal de Kamer nader worden geïnformeerd over het eren van sporters die medailles zijn misgelopen door dopinggebruik van andere sporters.

Minister Schippers:

Ik wil nog even iets zeggen over schoolzwemmen. Er is gevraagd of er dit jaar ruimte is voor een onderzoek naar het schoolzwemmen. Als die ruimte er is, kunnen ze het dit jaar meenemen. Als er dit jaar geen ruimte is, zal ik vragen of ze het volgend jaar kunnen meenemen. Ik heb daar eind augustus dus nog niet de resultaten van.

De voorzitter:

Volgens mij zou u dat in augustus alleen terugkoppelen.

Minister Schippers:

Oké. Sorry, dat kan wel.

De heer Van Nispen (SP):

Het is misschien een detail, maar in een van de toezeggingen wordt gesproken over de maatschappelijke krachten in de sport. Volgens mij moeten we zeggen «de maatschappelijke kracht van sport». Het is misschien een detail, maar het maakt het wel duidelijk.

De voorzitter:

Het is een belangrijk detail. Ik heb al gezegd dat de toezeggingen op hoofdlijnen zijn geformuleerd, maar het verslag is uiteraard leidend in dezen. Het is een terechte aanvulling.

Ik bedank de Minister voor haar aanwezigheid en inbreng in dit algemeen overleg. Dat geldt uiteraard ook voor de mensen die haar ondersteunen. Ik bedank de Kamerleden voor hun bijdrage en ik bedank de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier hebben gevolgd, voor hun belangstelling.

Sluiting 12.02 uur.

Naar boven