30 212
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer

nr. 19
NADER VERSLAG

Vastgesteld 3 april 2006

De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt nader verslag uit te brengen van haar bevindingen. Dit naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag, de nota van wijziging, het validatierapport en de notitie netbeheerder en netwerkbedrijf na splitsing.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van de nota van wijziging aangaande de Splitsingswet en van het rapport naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie Validatie Splitsing Energiebedrijven (Validatiecommissie). Enerzijds zijn deze leden de regering erkentelijk voor het op zulke korte termijn mogelijk maken van een onafhankelijk onderzoek naar de validiteit van de door de regering gehanteerde uitgangspunten bij de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel en voor de in de nota van wijziging opgenomen verbeteringen inzake bescherming van de consument en overgangsbepalingen in verband met mogelijke claims voortkomende uit Cross Border Lease contracten (CBL’s). Anderzijds constateren deze leden dat er nog veel onduidelijkheden en onzekerheden bestaan en dat de kosten van mogelijke CBL-claims door zowel de validatiecommissie als door het CPB niet kunnen worden ingeschat. Bovendien worden de kosten van de splitsing onveranderd hoog ingeschat en kan geenszins worden uitgesloten dat deze kosten direct of indirect door de burger moeten worden betaald. Daarnaast zijn de leden van de fractie van het CDA niet gerust gesteld over de Europese dimensie en de energievoorziening op langere termijn in relatie tot het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden willen de regering nog een aantal vragen stellen, zodat onduidelijkheden kunnen worden weggenomen en ongewenste effecten kunnen worden voorkomen.

De leden van de PvdA-fractie hebben ook nog een aantal nadere vragen en opmerkingen ten aanzien van de overdracht van de midden- en hoogspanningsnetten.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel en beperken zich tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de LPF-fractie zouden meer vertrouwen gekregen hebben in de splitsingswet als op de recente Europese top de regeringsleiders zich niet protectionistisch hadden opgesteld. Commissaris Piebalgs kreeg de handen niet op elkaar voor een gemeenschappelijke energiemarkt en zeker niet voor een Europese (Dte) energiewaakhond. De regeringsleiders zagen een gemeenschappelijke energiewaakhond zelfs in de verre toekomst niet zitten. Commissaris Piebalgs vond de regeringsleiders «emotioneel» . Het hemd bleek nader dan de rok. Protectionisme alom als het gaat om de energiemarkt. En begrijpelijk, want sinds kort is de wereld wakker geschud door een aantal incidenten, welke blootleggen dat energie een politiek wapen is geworden. Commissaris Piebalgs verweet regeringsleiders zelfs «bevoegdheden van toezichthouders te stelen». Commissaris Piebalgs deed zijn best de regeringsleiders Europees te laten denken, maar helaas bleef het nationalisme de boventoon voeren: Je kunt een paard wel naar het water brengen – zoals Piebalgs deed – maar drinken moet het zelf....

De leden van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van de nota van wijziging en de bevindingen van de Validatiecommissie. De verwachte kosten en baten zijn op een heldere manier weergegeven. Wat deze leden wel opvalt, is dat met betrekking tot de cijfers steeds een grote voorzichtigheid wordt betracht. Veel hangt af van zaken waar de Kamer geen directe invloed op heeft. Er kunnen nog steeds geen harde conclusies worden getrokken, mede door de PM post bij de CBL’s.

2. Europese ontwikkelingen

De Validatiecommissie constateert dat eigendomssplitsing van energiebedrijven niet zal bijdragen aan een level playing field in Europa. De Validatiecommissie ziet dit echter niet als een probleem. De leden van de fractie van het CDA zouden graag de mening van de regering hieromtrent vernemen. De regering heeft immers het initiatief genomen om versneld te komen tot een open Noordwest Europese markt. Acht de regering het na het ontstaan van een dergelijke grensoverschrijdende markt evenmin een probleem dat de marktsituatie in de desbetreffende landen niet gelijk is? Deze leden roepen de regering op het creëren van een gelijk speelveld mede tot inzet te maken van haar energie-initiatief in Noordwest Europa.

Met grote bezorgdheid hebben de leden van de CDA-fractie kennis genomen van de recente ontwikkelingen op energiegebied in Europa. De gascrisis tussen Rusland en Oekraïne – waarbij ook EG-lidstaten met de directe gevolgen geconfronteerd werden – was de opmaat voor grote conflicten tussen EG-landen onderling. Deze leden merken op dat in sommige grote lidstaten de betreffende energieministers de zeggenschap over de energiebedrijven weer dichter naar zich toe lijken te trekken. Uiteindelijk wordt voorspeld dat in een volledig vrije Europese energiemarkt slechts enkele grote spelers over zullen blijven. Hoe ziet de regering de positie van de Nederlandse energiebedrijven in dit kader? De leden van de CDA-fractie willen voorkomen dat er een uitverkoop plaats zal vinden van (delen van) de Nederlandse energiebedrijven naar Europese monopolisten. Onder het mom van vrije marktwerking, zo stellen deze leden, zouden immers slechts nog grotere marktmachten ontstaan, hetgeen de concurrentie en daarmee de positie van de eindafnemer niet ten goede zou komen. Welke mogelijkheden ziet de regering om dit te voorkomen?

De Validatiecommissie gaat er vanuit dat splitsing zal leiden tot toetreding van grote buitenlandse spelers tot de Nederlandse energiemarkt. Onderschrijft de regering deze opvatting, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Hoe ziet de regering dit in het kader van de recente ontwikkelingen op de Europese energiemarkt? Welke mogelijke gevolgen kan de uitverkoop van (delen van) Nederlandse energiebedrijven hebben voor de positie van Nederland als belangrijke speler op de Europese energiemarkt? Kan de regering in dit kader ook de uitspraak van de Validatiecommissie betrekken dat «zowel in het scenario met splitsing als in het scenario zonder splitsing te verwachten is dat hoofdkantoren uit Nederland zullen verdwijnen»?

Kan de regering uitleggen, zo vragen de leden van de LPF-fractie, hoe er in dit klimaat sprake kan zijn van een Noordwest-Europese concurrerende markt op een gelijk speelveld?

Als dat allemaal Europees zo ligt dan blijft voor deze leden de vraag waarom Nederland voorop moet lopen in Europa met de eigendomssplitsing. Kan de regering alsnog een valide antwoord hierop geven? Uit het onderliggende materiaal wordt de noodzaak feitelijk niet aangetoond. De validatie heeft wat dat betreft geen opheldering verschaft. De leden van de LPF-fractie zien de discussie nu in een fase gekomen waar het niet meer gaat om feiten en gezond verstand. De vraag is dan ook gewettigd, is het een prestige kwestie geworden? Graag een reactie van de regering hierop.

De uitkomst van de laatste informele EU-top over de marktwerking in de energiemarkten is dat de regeringsleiders benadrukken dat de bestaande regelgeving m.b.t. de interne markt wordt geïmplementeerd. Is dit ook het Nederlandse kabinetsstandpunt en zo ja, waarom wordt niet gewacht met het huidige wetsvoorstel?

Bij de juridische splitsing heeft Nederland ook vooropgelopen. Wat heeft dat opgeleverd? Is de energieprijs daardoor lager geworden voor de consumenten? Immers één van de argumenten voor splitsing is het consumentenbelang. Graag een reactie van de regering hierop.

Eén van de argumenten voor het opleggen van de eigendomsplitsing is dat er meer transparantie moet zijn in de bedrijfsvoering. Het gaat er dan om dat de Dte de controlerende taak moet kunnen uitvoeren. Er wordt gesteld dat die controlerende taak voor de Dte onmogelijk is, doordat de bedrijven geïntegreerd zijn. Zo zou het onder andere moeilijk zijn vast te stellen of er kruissubsidie plaatsvindt. Wie zal die buitenlandse bedrijven controleren bij overname van de Nederlandse bedrijven door buitenlandse geïntegreerde bedrijven, zo vragen de leden van de LPF-fractie? De Dte zegt immers de geïntegreerde Nederlandse bedrijven niet te kunnen controleren. Krijgen die buitenlandse bedrijven vrijspel en mogen zij dan dus doen wat de Nederlandse bedrijven verweten wordt? Zo ja, waarom? Kan de regering hierop ingaan?

Als Commissaris Piebalgs stelt dat «regeringen zelfs de bevoegdheden van toezichthouders stelen», lopen wij dan in Nederland kans overgenomen te worden door buitenlandse bedrijven die niet onder deugdelijk toezicht hebben gestaan? Wie zit er dan bij ons aan tafel? Graag een reactie van de regering hierop.

De Validatiecommissie onderkent dat vanuit internationaal perspectief Nederlandse bedrijven na eigendomssplitsing mogelijk eerder zullen worden opgekocht door buitenlandse geïntegreerde spelers; een Europees level playing field ontbreekt namelijk. Waarom weegt voor de regering het Nederlands level playing field zwaarder dan een Europees level playing field, terwijl de markt voor energie niet meer in Nederlands perspectief gezien moet worden, maar in Noordwest Europees perspectief, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wederom.

In dit licht is een andere constatering van de Validatiecommissie eveneens relevant. Wanneer een individueel geïntegreerd bedrijf vrijwillig besluit tot splitsing, kan de concurrentiepositie van dit bedrijf ten opzichte van de bedrijven die wel in geïntegreerde vorm blijven bestaan, verslechteren.

Splitsing leidt pas tot een level playing field wanneer alle geïntegreerde bedrijven splitsen, aldus de Validatiecommissie. Daarom moeten volgens deze commissie alle Nederlandse bedrijven tegelijkertijd verplicht splitsen. Hoe kijkt de regering tegen deze constatering en de argumentatie daarbij aan, in het licht van de verhouding tussen Nederlandse en buitenlandse energiebedrijven, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie? Bij gelijktijdige splitsing blijft toch het probleem bestaan van een verslechtering van de concurrentiepositie van de spelers die splitsen? Ligt het dan ook niet in de rede om te streven naar een verplichte en gelijktijdige splitsing van alle Europese spelers, zo vragen deze leden.

3. Privatisering

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Validatiecommissie in haar rapport ervan uitgaat dat er zonder splitsing een beperkte mate van privatisering zal worden toegestaan. Mét splitsing acht deze commissie privatisering zonder meer een gegeven. Is de regering het met deze zienswijze eens? Zo ja, hoe interpreteert zij dan de opvattingen van een groot deel van de Kamer, dat privatisering onwenselijk is? Zo neen, welke effecten heeft het verwijderen van deze premisse voor de berekeningen en analyses van de Validatiecommissie?

Is de regering het eens, zo vragen de leden van de CDA-fractie, met de constatering van de Validatiecommissie, dat de waarde van de energiebedrijven wordt gemaximaliseerd, indien de bedrijven door middel van een veiling worden verkocht? Hoe denkt de regering over deze mogelijkheid? Acht de regering deze analyse van de Validatiecommissie – en vele andere opmerkingen over aard, wijze en gevolgen van privatisering – passen binnen haar taakomschrijving?

Een groot deel van de aandeelhouders in energiebedrijven heeft tijdens het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer aangegeven helemaal geen haast te hebben met verkoop van hun aandeel en voorts gaven zij te kennen tegen gedwongen splitsing te zijn. Waarom biedt dit geen kansen voor de regering om de handschoen op te pakken die aandeelhouders ook hebben neergelegd om gezamenlijk een energiebeleid vorm te geven dat Nederland verder helpt, zo vragen de leden van de LPF-fractie? Kan de regering nog eens aangeven wat zij tegenover dit aanbod stelt van een groot aantal aandeelhouders en in hun kielzog de vakbeweging en de bedrijven zelf om te komen tot een convenant duurzame energievoorziening en te komen tot een positieve ontwikkeling van een Nederlandse energiesector die zich qua efficiency uitstekend kan meten met de internationale concurrentie? Is het enige dat de regering hier tegenover stelt: splitsen en uitverkopen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie staan positief tegenover de betere bescherming van de consument tegen afwenteling van kosten en zij staan tevens positief tegenover de betere bescherming tegen afsluiting, zoals vastgelegd in de nota van wijziging. Dit laat onverlet dat deze leden nog steeds hun bedenkingen hebben bij dit wetsvoorstel. In haar rapport zet de Validatiecommissie een tweetal scenario’s tegen elkaar af. In het geval van niet splitsen gaat deze commissie uit van ringfencing en minderheidsprivatisering. Zouden de conclusies over de optie niet splitsen wijzigen, wanneer wordt uitgegaan van een privatiseringsverbod, zo vragen deze leden de regering.

4. Marktwerking

Kan de regering, zo vragen de leden van de CDA-fractie, een nadere uiteenzetting geven van de constatering van de Validatiecommissie, dat niet splitsen «kan leiden tot ontmoediging van kleinschalige productie, waardoor de concurrentie op de wholesalemarkt wordt belemmerd»?

Hoeveel leveringsbedrijven zijn er nu en hoeveel zullen er na splitsing overblijven, zo vragen de leden van de LPF-fractie? Als dit aantal veel minder is (en dat geeft de Validatiecommissie aan) hoe kan het dan toch zijn dat de marktwerking en concurrentie verbetert als gevolg van splitsing? Hoeveel van die bedrijven hebben netwerken in het buitenland?

Welk bewijs heeft de regering dat de ontwikkeling van WKK afhankelijk is van splitsing? Waarom is dit het geval? Is de ontwikkeling van WKK niet afhankelijk van stimuleringsmaatregelen en de prijzen voor gas en elektriciteit? Ook het CPB heeft aangegeven dat decentrale opwekking zoals WKK, een grote vlucht zou kunnen nemen na splitsing en als dit niet gebeurt de voordelen van splitsing nihil zullen zijn. Waarom is dit het geval, zo vragen de leden van de LPF-fractie de regering? Waar zijn investeringen in decentrale opwekking zoals WKK van afhankelijk en in hoeverre speelt hierin het onafhankelijk functioneren van de netbeheerder een belangrijke rol? Zijn er ook andere manieren om decentrale opwekking versneld tot ontwikkeling te brengen?

De Validatiecommissie constateert dat een mogelijke splitsing effect heeft op de Nederlandse wholesalemarkt. Mogelijk ontstaan er prikkels die investeringen in de interconnectiecapaciteit bevorderen. Anderzijds is de inschatting van deze commissie dat de toekomstige ontwikkelingen van de Noordwest-Europese wholesalemarkt grotendeels los staat van de splitsingsdiscussie. De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag van de regering weten hoe zij hiertegen aankijkt.

5. Netbeheerder na splitsing

De regering geeft in de toelichting op de nota van wijziging aan voornemens te zijn regels te stellen, die waarborgen dat de netbeheerder in staat zal zijn de nodige investeringen in het netwerk te doen. Kan de regering aangeven wat de inhoud wordt van de door de haar te stellen regels, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Welke uitgangspunten zullen worden gehanteerd?

De leden van de CDA-fractie vragen wat er gebeurd bij een geconstateerd falen van een netbeheerder op basis van de door NMa gehanteerde «permanente eisen» voor regionale netbeheerders?

Ondanks de kritiek van de Validatiecommissie op de overgangstermijnen handhaaft de regering in de nota van wijziging de overgangstermijn van 2 jaar voor splitsing en de opsteltijd van maximaal 9 maanden voor de splitsingsplannen. Deze leden herinneren zich de administratieve problemen binnen de energiesector na de liberalisering van de markt in 2004. Acht de regering een dermate ingrijpende structuurwijziging als de eigendomssplitsing binnen twee jaar in dit licht geen risico? Is omwille van een gedegen voorbereiding een langere termijn gewenst?

Welke mogelijkheden ziet de regering in innovatieve meterconcepten om afsluiting te voorkomen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het uitgangspunt van de regering dat beheerovereenkomsten zo worden vormgegeven dat rechten van derden (i.c. Amerikaanse investeerders) bij CBL’s worden gerespecteerd, zonder dat daardoor de vorming van een landelijk hoogspanningsnet onder beheer van TenneT als essentieel onderdeel van het energiebeleid onmogelijk wordt gemaakt. Kan de regering bevestigen dat de overdracht van het beheer van de hoogspanningsnetten aan de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet op 1 januari 2008 plaatsvindt, ongeacht of partijen wel of geen overeenstemming over de inhoud van een beheerovereenkomst hebben bereikt?

Deelt de regering het uitgangspunt van de leden van de PvdA-fractie dat de energiebedrijven de verplichting hebben ruimhartig mee te werken aan de totstandkoming van beheerovereenkomsten, dat een CBL die totstandkoming van de beheerovereenkomst alleen kan beperken voorzover dat strikt noodzakelijk is en dat een eventuele blokkade van de totstandkoming van een beheerovereenkomst door een CBL ondubbelzinnig door de energiebedrijven aangetoond moet worden en dat de energiebedrijven aanpassingen en instemmingen in de CBL-contracten moeten doorvoeren voorzover de instemming en de wijziging redelijkerwijs door de Amerikaanse investeerder niet geweigerd kan worden?

De leden van de D66-fractie vinden het goed dat er extra waarborgen in de wet worden opgenomen om het financieel beheer beter te waarborgen. Kan de regering een inschatting geven van de gevolgen van de voorstellen voor de administratieve lastendruk van de bedrijven?

6. Cross Border Lease contracten

Bij het beoordelen van de kredietwaardigheid van de netbeheerder heeft deze de keuze of hij aan bepaalde concrete eisen zal voldoen of dat hij een verklaring omtrent zijn solvabiliteit aanvraagt bij een kredietbeoordelaar. Één van deze beoordelingscriteria is de omvang van off-balance sheet risico’s, zoals CBL’s. Kunnen bestaande netbeheerders dan op basis van lopende CBL’s in de problemen komen, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

De leden van de fractie van het CDA plaatsen vraagtekens bij de oplossingen, die de regering aangeeft voor de CBL-problematiek. Zo vragen zij of de eis dat een investeerder, die het netwerk onder zich heeft genomen, alsnog binnen 13 weken een door de overheid aangewezen netbeheerder moet aanstellen én aan deze het economische eigendom dient over te dragen, voldoende vrijheid biedt om te voldoen aan de voorwaarden omtrent zeggenschap over de netten uit de CBL-contracten?

De leden van de CDA-fractie hebben grote bedenkingen bij de mogelijkheid dat energiebedrijven de koopoptie op de in een CBL ondergebracht netwerk niet uitoefenen. Is de regering bereid een plicht tot uitoefening van de koopoptie in de wet op te nemen?

Is de regering van mening dat het huidige artikel 93 Elektriciteitswet c.q. artikel 85 Gaswet kan leiden tot een «event of loss» in het kader van de CBL-contracten? Veruit de meeste CBL’s zijn afgesloten na het bekend worden van het wetsvoorstel betreffende de Elektriciteitswet 1998. Is in deze contracten rekening gehouden met de vigerende Nederlandse wetgeving? Is het instemmingvereiste een blokkade in het licht van de beschikkingsbevoegdheid uit de CBL’s?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering meer duidelijkheid te verschaffen over de systematiek en de zekerheden rond de garanties voor CBL’s, die afgegeven kunnen worden door voormalige groepsmaatschappijen van het geïntegreerde energieconcern. Hoe lang blijft het mogelijk deze garanties te stellen? Welke zekerheden zijn er te geven indien als gevolg van privatisering de eigendomsverhoudingen veranderen en nieuwe eigenaren weigeren de garanties te handhaven? Hoe wordt de doorberekening van de kosten naar de consument voorkomen?

De Validatiecommissie stelt: «Er blijft dus enige onzekerheid bestaan of en in welke mate splitsing zal leiden tot claims, en zo ja, wat de exacte financiële schade zal zijn». Acht de regering, zo vragen de leden van de CDA-fractie, dit risico aanvaardbaar, gezien de grote verschillen in door diverse deskundigen voorspelde omvang van de CBL-claims?

De validatiecommissie stelt dat «de commissie geen inzage heeft gehad in individuele CBL-contractsdocumentatie». En voegt daaraan toe: «Dit noopt tot voorzichtigheid in het trekken van stellige conclusies.» Op welke wijze komt deze «voorzichtigheid» tot uiting in de wijze waarop de regering onnodige kosten wil voorkomen?

De leden van de CDA-fractie hebben eerder gewezen op de vrije keuze van Amerikaanse investeerders in CBL’s om letters of credit al dan niet als oplossing voor een «event of loss» of een «event of default» te accepteren. De Validatiecommissie constateert dit eveneens. Wat betekent dit voor de redenering van de regering dat met letters of credit nagenoeg alle CBL-problemen zijn op te lossen? Vertrouwt de regering niet te veel op de welwillendheid van de Amerikaanse investeerders om de leases te laten voortbestaan, terwijl de fiscale voordelen, als gevolg van gewijzigde Amerikaanse wetgeving, inmiddels nagenoeg nihil zijn?

Kan de regering aangeven, zo vragen de leden van de CDA-fractie, in welke mate de splitsingswet in strijd is met het Vriendschapsverdrag tussen Nederland en de Verenigde Staten van Amerika? Heeft het betreffende verdrag rechtstreekse werking?

De Validatiecommissie stelt de CBL-contracten niet te hebben ingezien. Lijkt dit niet vrij naïef? Heeft deze commissie inzage niet gevraagd aan de bedrijven, zo vragen de leden van de LPF-fractie?Heeft de Validatiecommissie dit wel gevraagd en is dit geweigerd? De Validatiecommissie heeft haar oordeelsvorming gebaseerd op de «typische»CBL-contracten. Tegelijkertijd stelt deze commissie dat «individuele CBL-contracten afwijkende bepalingen kunnen hebben en dit noopt tot voorzichtigheid in het trekken van stellige conclusies».

Als er geen stellige conclusies kunnen worden getrokken weten deze leden dan wel voldoende om als Kamer een gedegen afweging te kunnen maken? Wat zijn zij opgeschoten door het validatie rapport wat dit punt betreft?

Kan de regering aangeven hoe zij de uitspraken van de Validatiecommissie interpreteert? Kunnen zij nu wel of geen claims vanuit de VS tegemoet zien? Is de hoogte van die claims nog relevant voor de regering of maakt het haar feitelijk niet uit: als de consument maar niet betaalt?

De regering heeft geprobeerd de risico’s die samenhangen met de CBL-contracten te minimaliseren. Er worden echter nog steeds geen harde garanties afgegeven met betrekking tot de financiële gevolgen. De regering heeft de risico’s van CBL-contracten verder verkleind door middel van de nota van wijziging. Deze nota heeft bij de leden van de ChristenUnie-fractie echter ook nieuwe vragen opgeroepen. Deze vragen hebben betrekking op artikel VI A van de nota van wijziging. Deze leden vragen wat voor consequenties lid vier van dit artikel kan hebben? Bij hen ontstaat na lezing van dit lid de indruk dat het erop lijkt dat het risico op mogelijke claims is «afgekocht» met in het uiterste geval privatisering van het net ten gunste van een derde partij met rechten op dat net als consequentie. Is deze lezing correct, zo vragen deze leden de regering?

7. Kosten, baten en werkgelegenheidseffecten

De leden van de CDA-fractie waarderen de inspanningen van de regering om afwenteling van de kosten van splitsing te voorkomen. Deze leden constateren echter nog enkele omissies in de door de regering voorgestelde regelgeving. Is zij bij haar berekeningen uitgegaan van een situatie met of zonder privatisering? De regering zegt dat de structurele kosten «zo efficiënt mogelijk» in het splitsingsplan moeten worden toebedeeld. Wat is hier «zo efficiënt mogelijk»? Welk deel van de kosten mag dan naar het oordeel van de regering toch worden doorberekend aan de consument? Waarom heeft de regering ervoor gekozen om deze kosten door te berekenen aan de consument?

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering een overzicht te verschaffen van alle te verwachten kosten van het onderhavige wetsvoorstel, waarbij wordt aangegeven waar deze kosten neerslaan en wie uiteindelijk de kosten zal moeten dragen. Voor deze leden geldt als uitgangspunt dat de consument de rekening van de splitsing niet gepresenteerd mag krijgen. Welke garanties kan de regering op dit punt geven?

Hoe gaat de regering de Kamer op de hoogte houden van de uitvoering van de splitsingsplannen, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Indien sprake is van het niet uitvoeren van de ingediende splitsingsplannen, tegenover wie neemt de NMa dan maatregelen, zo willen deze leden weten?

Is de regering het eens met de opvattingen van het CPB dat de negatieve werkgelegenheidseffecten op te vatten zijn als baten van privatisering, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

Het grootste deel van de kosten van de splitsing komt voor rekening van het instellen van een «vette netbeheerder». Heeft de regering onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om deze kosten omlaag te brengen, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Zo neen, is de regering bereid dit alsnog te doen?

De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de regering gehoor heeft gegeven aan de zorg van de Kamer ten aanzien van de mogelijke afwenteling van de splitsingskosten op de consument. Kan de regering uitgebreider ingaan op de handhaving van de voorgestelde maatregelen?

Wie draait dan op voor de kosten van splitsen en van de CBL’s, als deze niet aan de consumenten mogen worden doorberekend? Mag de overheid eigenlijk wel kostenverhogende maatregelen opleggen en tegelijkertijd ook maatregelen nemen die bedrijven verbieden om deze kostenverhogingen door te geven aan de klant, zo vragen de leden van de LPF-fractie?

Tenslotte hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog een vraag met betrekking tot de werkgelegenheid. Deze leden onderkennen dat efficiëntieverbeteringen ten koste kunnen gaan van de werkgelegenheid. Daarover is reeds zeer uitgebreid gesproken. De zorg van deze leden die ze nu onder de aandacht van de regering wil brengen is het dreigende verlies van hoogwaardige werkgelegenheid. De Validatiecommissie verwacht namelijk dat hoofdkantoren in ieder geval uit Nederland zullen verdwijnen, ongeacht de ontwikkelingen rondom de Splitsingswet. Wordt deze verwachting gedeeld door de regering en zo ja, waarom verwacht de regering deze ontwikkeling?

ARTIKELSGEWIJS COMMENTAAR

Artikel I, onderdeel B/Artikel II, onderdeel B

Uit de voorgestelde wijziging van de artikelen 10 en 17 Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 2c en 10b Gaswet komt naar voren dat een netbeheerder geen onderdeel mag blijven uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW waartoe een rechtspersoon of vennootschap behoort die in Nederland elektriciteit of gas produceert, levert of daarin handelt. Houdt dit in dat een netbeheerder wel deel mag uitmaken van een groep als bedoeld in artikel 2:24b BW waarin een rechtspersoon of vennootschap deel uitmaakt die in het buitenland elektriciteit of gas produceert, levert of handelt, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Zo ja, waarom is er in dit verband dan geen risico van kruissubsidies? Hoe wordt de naleving van het verbod op kruissubsidies gecontroleerd? Is het vanuit een oogpunt van onafhankelijk netbeheer niet beter wettelijk te verankeren dat een netbeheerder geen deel mag uitmaken van een groep waarvan een energiebedrijf deel uitmaakt? Een netbeheerder mag volgens de voorgestelde wetswijziging wel onderdeel vormen van een groep waarin partijen op andere terreinen dan energie, zoals bijvoorbeeld telecommunicatie of kabel (media), een commercieel belang hebben. Is dit waar?

Zo ja, op welke wijze wordt dan voorkomen dat verliesgevende activiteiten op het gebied van telecommunicatie of media worden afgewenteld via de netbeheerder op de afnemers? Hoe verhoudt dit uitgangspunt dat een netbeheerder onderdeel kan zijn van een groep waarin vennootschappen met bedoelde commerciële belangen deel uitmaken, zich tot het uitgangspunt van het wetsvoorstel dat splitsing van energiebedrijven nodig is om kruissubsidies te voorkomen? In artikel 16 lid 4 Elektriciteitswet 1998 respectievelijk artikel 7 (nieuw) Gaswet komt de verwijzing naar aandeelhouders en groepsmaatschappijen te vervallen. Het verbod op bemoeienis met het netbeheer geldt dus niet langer voor aandeelhouders en bedoelde groepsmaatschappijen. Hoe is deze wetswijziging te verenigen met een onafhankelijk netbeheer, waarbij de netbeheerder onderdeel uitmaakt van een groep als hierboven bedoeld, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Waarom is afgezien van handhaving van het verbod op bemoeienis van aandeelhouders en groepsmaatschappijen op het functioneren van netbeheerders?

Artikel I, onderdeel G/Artikel II, onderdeel Jb

De leden van de CDA-fractie zijn verheugd te constateren dat ook de regering het belang van consumentenbescherming onderschrijft en de reikwijdte van de inspanningsverplichting van energiebedrijven uit te breiden tot het nemen van preventieve maatregelen. Echter, de voorgestelde wetstekst achten deze leden, mede in het licht van de gebeurtenissen van het afgelopen jaar waarbij personen werden afgesloten tijdens strenge winterperiodes zonder dat de daarvoor door de sector zelf opgestelde gedragscode was gevolgd, te vrijblijvend. Zij verzoeken de regering door het stellen van nadere regels de inspanningsverplichtingen van de energiebedrijven nader in te vullen. Is de regering hiertoe bereid?

Artikel I, onderdeel H

Ziet de voorgestelde tekst van artikel 16Aa, lid 2, onderdeel d, Elektriciteitswet 1998 alleen op de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot aansluitwerkzaamheden en plaatsing van meters of heeft dit artikel een ruimere strekking, zo vragen de leden van de CDA-fractie? Zo ja, op welke werkzaamheden ziet dit artikel dan en waarom is dit artikel dan niet beperkt tot feitelijke werkzaamheden? In het derde lid worden een aantal eisen gesteld aan de netbeheerder bij uitbesteding van werkzaamheden aan derden. De regering wordt verzocht deze eisen nader te concretiseren. Kan de regering toelichten wat de aard en inhoud is van de regels die bij ministeriële regeling kunnen worden gesteld?

Artikel II, onderdeel H

Waarom wordt het de landelijke gasnetbeheerder (GTS) toegestaan de in artikel 10a, lid 1, onderdeel c (kwaliteitsconversie) en onderdeel d (aanbieden flexibiliteitdiensten) uit te besteden aan een derde? Welke rechtspersoon zal met deze taken worden belast? Is het de landelijke netbeheerder toegestaan een partij die gas produceert, levert of daarin handelt te belasten met de uitvoering van bovengenoemde activiteiten? Welke concrete eisen zullen worden gesteld aan de personen die door de landelijke gasnetbeheerder worden belast met de uitvoering van de beide hierboven genoemde taken? In het derde lid worden een aantal eisen gesteld aan de netbeheerder bij uitbesteding van werkzaamheden aan derden. De regering wordt verzocht deze eisen nader te concretiseren. Kan de regering nader toelichten wat de aard en inhoud is van de regels die bij ministeriële regeling kunnen worden gesteld, zo vragen de leden van de CDA-fractie?

Artikel VIa

Het voorgestelde artikel biedt de mogelijkheid dat de investeerder, die op grond van een CBL-overeenkomst, de eigendom van een net of de economische eigendom daarvan heeft verkregen, een aparte rechtspersoon aanwijst als netbeheerder voor het betreffende net. De leden van de CDA-fractie zouden graag een nadere toelichting krijgen op de relatie tussen deze aangewezen netbeheerder en TenneT. Welke taken heeft de door de investeerder aangewezen netbeheerder bij het beheer van het net? Conflicteren de taken van deze netbeheerder niet met de taken van TenneT? Hoe verhoudt deze situatie zich tot het vereiste van exclusief netbeheer (ex artikel 16 lid 3 Elektriciteitswet 1998)? Op welke wijze is gewaarborgd dat TenneT goede uitvoering kan geven aan zijn wettelijke taken? Hoe wordt het in artikel 18a bedoelde financiële beheer van de door de investeerder aangewezen netbeheerder vorm gegeven? Wie neemt de investeringsbeslissingen, die van groot belang zijn voor de betrouwbaarheid van het net? Wat is de betekenis van het in artikel VIa, derde lid opgenomen vereiste dat de aandelen van de door de investeerder aangewezen netbeheerder, voor zover mogelijk, direct of indirect moeten worden gehouden door TenneT? Heeft de door de investeerder aangewezen netbeheerder in dit geval niet langer de in artikel 16 leden 1 en 2 Elektriciteitswet 1998 genoemde wettelijke taken? De regering wordt verzocht de figuur van de door een investeerder aangewezen netbeheerder te verduidelijken.

Artikel VIc

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in het uitgangspunt dat bestaande rechten in het kader van de door een energiebedrijf met een buitenlandse investeerder aangegane CBL-overeenkomst moeten worden gerespecteerd. Het laten vervallen van het instemmingvereiste als bedoeld in artikel 93 Elektriciteitswet 1998 respectievelijk artikel 85 Gaswet achten de leden van de CDA-fractie onvermijdelijk en daarom noodzakelijk in het geval het energiebedrijf zijn financiële verplichtingen op grond van een CBL-overeenkomsten niet na kan komen («wanprestatie»). Het laten vervallen van het instemmingvereiste voor die gevallen waarin het energiebedrijf geen gebruik wenst te maken van zijn «koopoptie» achten deze leden evenwel niet aanvaardbaar. Een dergelijke constructie resulteert in een de facto bevoegdheid van het energiebedrijf het net te privatiseren. De regering wordt verzocht het wetsvoorstel zodanig aan te passen dat het energiebedrijf verplicht wordt bij afloop van de CBL-overeenkomst het net terug te kopen. De wettelijke regeling inzake het buiten toepassing laten van het instemmingvereiste als bedoeld in artikel 93 Elektriciteitswet 1998 respectievelijk artikel 85 Gaswet in het geval dat een energiebedrijf geen gebruik maakt van zijn koopoptie moet uit het wetsvoorstel worden verwijderd. Is de regering bereid met inachtneming van het belang, bestaande rechten op basis van de CBL-overeenkomsten, het publieke eigendom van de netten wettelijk te verankeren?

Artikel IXA

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de consument niet de rekening van de splitsingsvoorstellen gepresenteerd mag krijgen. Deze leden zijn op voorhand niet overtuigd van de wenselijkheid om de structurele kosten van de splitsingsvoorstellen voor rekening van de consument te laten komen. Welke bedragen zijn hiermee gemoeid en over welke periode? Op welke wijze wordt gegarandeerd dat bedoelde kosten zo laag mogelijk zijn?

Uit het vierde lid volgt dat het verbod tot doorberekening van kosten van de reorganisatie aan consumenten na drie jaar zal komen te vervallen. Hoe wordt voorkomen dat deze kosten door de energiebedrijven zodanig in tijd worden gefaseerd dat deze kosten uiteindelijk na een termijn van drie jaar alsnog aan de consument in rekening kunnen worden gebracht? Het heeft de voorkeur van de leden van de CDA-fractie de termijn van drie jaren te vervangen door de ruimere termijn van vijf jaren. Is de regering hiertoe bereid?

Met dit artikel worden afnemers aangesloten op elektriciteitsnetten en gasnetten beschermd tegen tariefsverhogingen als gevolg van de splitsing van energiebedrijven. Het wetsvoorstel bevat evenwel geen voorziening die afnemers aangesloten op warmtenetten beschermt tegen afwenteling van kosten die voortvloeien dan wel verband houden met de uitvoering van het voorliggende wetsvoorstel. Voor de leden van de CDA-fractie weegt het belang van bescherming van afnemers aangesloten op warmtenetten bijzonder zwaar. Is de regering bereid, in afwachting van de vaststelling van het wetsvoorstel Warmtewet, als tijdelijke maatregel in het wetsvoorstel op te nemen dat leveranciers van warmte kostengeoriënteerde tarieven moeten hanteren, welke tarieven niet mogen worden verhoogd met een opslag ter dekking van de kosten voortvloeiende uit dit wetsvoorstel?

Artikel IXB

Het wetsvoorstel bevat slechts de mogelijkheid tot het stellen van regels per ministeriële regeling over het splitsingsplan. De leden van de CDA-fractie hechten aan duidelijkheid vooraf over de eisen waaraan het splitsingsplan moet voldoen. Zij wensen tevens parlementaire betrokkenheid. Deze leden verzoeken de regering in het wetsvoorstel een verplichting tot vaststelling van een ministeriële regeling met inspraak van het parlement op te nemen.

De voorzitter van de commissie,

Hofstra

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (CU), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GL) en Irrgang (SP).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GL), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Varela (LPF), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (algemeen), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GL) en Gerkens (SP).

Naar boven