Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 juni 2013
Hierbij bied ik mede namens de minister van Veiligheid en Justitie en de minister
van Defensie het onderzoeksrapport «Evaluatie protocol flexibel inzetbare pool Koninklijke
Marechaussee» aan van de DSP-groep1. Het rapport evalueert de inzet vanuit de flexibel inzetbare pool Koninklijke Marechaussee
(KMar) voor Curaçao en Sint Maarten in de periode januari 2011 tot oktober 2012. Deze
flexibele pool wordt gefinancierd uit HIV van de Rijksbegroting (Koninkrijksrelaties).
De inzet van de flexibele pool KMar is gebaseerd op het «protocol flexibel inzetbare
pool Koninklijke Marechaussee» dat is getekend door de minister van Veiligheid en
Justitie (mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
de minister van Defensie), de minister van Justitie van Curaçao en de minister van
Justitie van Sint Maarten. De KMar kan op basis van het protocol worden ingezet op
Sint Maarten, Curaçao en incidenteel ook in Caribisch Nederland. In het protocol is
bepaald dat de inzet vanuit de flexibele pool in het vierde kwartaal van 2012 wordt
geëvalueerd. Deze evaluatie is uitgevoerd door de DSP-groep, in opdracht van het ministerie
van BZK. De resultaten zijn opgenomen in het onderzoeksrapport.
Het doel van de evaluatie was om een scherper beeld te krijgen van de werking van
de afspraken in het protocol en de daarop gebaseerde inzet van de KMar. De onderzoekers
concluderen positief over de inzet vanuit de flexpool. Zij oordelen dat de ondersteuning
vanuit de flexpool gewaardeerd wordt door alle betrokken diensten en bestuurders op
Curaçao en Sint Maarten. De KMar wordt ervaren als een flexibele en betrouwbare partner
met professionele, kundige medewerkers.
De KMar is gedurende de geëvalueerde periode op uiteenlopende terreinen ingezet. Op
Curaçao betrof dit het Gemeenschappelijk Grenscontrole team, het Hato-opsporingsteam,
Het Atrakoteam van het Korps Politie Curaçao (KPC), de Immigratiedienst (KPC), de
Divisie Georganiseerde Criminaliteit (KPC) en het informatieknooppunt van de KMar
zelf dat informatieproducten levert aan verschillende partijen binnen de lokale rechtshandhaving
op Curaçao en Sint Maarten. Op Sint Maarten is ondersteuning geboden aan de algemene
recherche van het Korps Politie Sint Maarten. Ook is inzet geleverd in het kader van
het grenstoezicht.
Volgens de onderzoekers ervaren de stakeholders de inzet van de flexpool als een effectieve
bijdrage aan de rechtshandhaving in de landen. Ook is volgens de onderzoekers de inzet
van de flexpool op de in het protocol beschreven taakvelden grotendeels effectief
in die zin dat de inzet daadwerkelijk is gepleegd op de taakvelden zoals geformuleerd
in het protocol (grenstoezicht, vreemdelingentoezicht, drugscontroles aan de grenzen,
bestrijding migratie-, drugs- en geweldscriminaliteit). Verder is door de onderzoekers
geconcludeerd dat de inzet heeft bijgedragen aan de preventieve waarborgfunctie gebaseerd
op artikel 43 van het Statuut. Zij stellen echter dat de doelstellingen van het protocol
op dat punt scherper geformuleerd kunnen worden. Ook in de verantwoording door de
KMar over de feitelijke inzet is verbetering mogelijk. Met de KMar maak ik nadere
afspraken over registratie van de inzet vanuit de flexpool en de verantwoording daarover
richting BZK.
Ik zie op grond van de positieve conclusies van de onderzoekers op dit moment geen
aanleiding tot aanpassing van de inzet van de KMar binnen de flexibele pool en de
financiering daarvan door BZK. Evenmin zie ik aanleiding om de kaders, randvoorwaarden
en taakvelden zoals vastgelegd in het huidige protocol aan te passen. Het door de
onderzoekers opgemerkte gebrek aan toetsbare doelstellingen in het protocol zal voor
BZK een aandachtspunt zijn in de aanloop naar een gezamenlijke besluit met Curaçao
en Sint Maarten over eventuele verlenging van deze samenwerking na 2015.
Op grond van de rapportage heb ik vertrouwen in een goede voortzetting van de inzet
vanuit de flexpool KMar op Sint Maarten en Curaçao en ga ik er vanuit dat de KMar
ook in de resterende looptijd van het protocol van betekenis kan zijn in de ondersteuning
van de rechtshandhaving in beide landen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk