Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2017
Op 7 september heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in het kortgeding dat
Milieudefensie tegen de Staat heeft aangespannen wegens het overschrijden van de luchtkwaliteitsnormen
(NO2 en PM10). Hierbij informeer ik u over de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan dit
vonnis van de rechtbank (Handelingen II 2016/17, nr. 100, item 6).
De rechtbank Den Haag heeft in haar vonnis de Staat opgelegd om binnen twee weken
te beginnen met het opstellen van een luchtkwaliteitsplan dat de nodige maatregelen
bevat om op een zo kort mogelijke termijn aan de grenswaarden NO2 en PM10 te voldoen. Vooruitlopend op het luchtkwaliteitsplan dient de Staat binnen 2 weken
alle locaties te identificeren waar op basis van RIVM inzichten nog sprake is of zal
zijn van (te verwachten) overschrijdingen van de grenswaarden.
Een schone lucht is van levensbelang, daarom ben ik direct na de uitspraak gestart
uitvoering te geven aan het vonnis. Samen met de decentrale overheden ben ik begonnen
om de aanpak van de overschrijdingen van de grenswaarden verder te versnellen en te
concretiseren. Dit plan wordt een aanvulling op bestaande maatregelen die Rijk, betrokken
gemeenten en provincies al onverminderd nemen voor het aanpakken van de laatste knelpunten.
Ook heb ik het RIVM gevraagd een actualisatie te maken van de locaties waar nog sprake
is of zal zijn van te verwachten overschrijdingen van de grenswaarden (bijlage1). Hieruit blijkt dat deze overschrijdingen zich nog voordoen in een aantal binnensteden
en in sommige regio’s waar veel veehouderijen zijn gevestigd.
Naast de verplichting tot het opstellen van een plan heeft de rechter de Staat verboden
elke maatregel te (doen) treffen waarvan in de visie van het RIVM statistisch verwacht
moet worden dat deze tot voortgaande dan wel hernieuwde overschrijding van de grenswaarden
PM10 en NO2 zal leiden.
Met dit maatregelverbod legt de rechtbank de Staat een extra (bovenwettelijk) beoordelingskader
op voor de berekening van een normoverschrijding. Het kabinet heeft zwaarwegende bezwaren
tegen deze afwijking van de wettelijk voorgeschreven beoordelingsmethode. Tevens is
dit onderdeel van het vonnis voor meerdere uitleg vatbaar en zijn de consequenties
daarom moeilijk te overzien.
Vanwege deze aspecten voelt het kabinet zich genoodzaakt om hoger beroep in te stellen
tegen dit onderdeel van het vonnis. De instelling van het hoger beroep heeft geen
opschortende werking.
Begin november zal ik u nader informeren over het aanvullend luchtkwaliteitsplan en
zal ik u de jaarlijkse monitoringsrapportage van het Nationaal Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit toesturen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
S.A.M. Dijksma