nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juli 2009
Hierbij bied ik u het rapport aan van het evaluatieonderzoek naar het
functioneren van de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ), dat gezamenlijk
door de Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) en de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) is uitgevoerd en opgesteld.1
In de opdracht is expliciet gevraagd in te gaan op het functioneren van MGGZ
ten aanzien van veteranen, waardoor ook de aandacht is gevestigd op de rol
en positie van de MGGZ in het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) als geheel.
De doelstelling van het evaluatieonderzoek was het verkrijgen van een
algemene indruk van het functioneren van de MGGZ na de reorganisatie. Omdat
de organisatie nog in ontwikkeling is, is gekozen voor een overwegend kwalitatief
gericht onderzoek als instrument voor de evaluatie en zijn alleen de zorglijnen «reguliere
zorg» en «veteranenzorg» in beschouwing genomen. «Zorg
rondom uitzendingen» was geen onderdeel van de evaluatie.
In het evaluatieonderzoek is de kwaliteit van het functioneren van de
MGGZ beoordeeld aan de hand van vijf prestatie-indicatoren die voor de civiele
GGZ-zorg zijn ontwikkeld:
1. Het registratiesysteem/cliëntenvolgsysteem;
2. De waarborging van de deskundigheid en kwaliteit;
3. De dossiervorming en de bewaking van het zorgproces (ook in de keten);
4. De functie- en verantwoordelijkheidsverdeling in het zorgproces;
5. De interne en externe communicatie en klachtenbehandeling.
Op grond van een scorelijst die de MGGZ-organisatie zelf heeft ingevuld,
zijn geen tekortkomingen vastgesteld. Ook opgevraagde documenten en de visie
van de MGGZ op de voorgenomen verbeteringen leiden tot een positief beeld,
op basis waarvan wordt geconcludeerd dat de MGGZ-organisatie op orde is. IMG
en IGZ zien dan ook geen aanleiding voor diepgaander onderzoek
naar de onderzochte deelaspecten. De uitvoering van de reorganisatie wordt
als toereikend beschouwd.
Naast de voldoende beoordeling van de prestatie-indicatoren is de kwaliteit
van het functioneren van de MGGZ onderzocht in rondetafelgesprekken. Hierbij
zijn enige kritische opmerkingen gemaakt die in het rapport niet nader zijn
geverifieerd of uitgewerkt, maar mogelijk wel een negatief beeld kunnen oproepen.
Onderstaand volgt daarom een reactie op deze punten. Tot slot: alle verbeterpunten
die uit de rondetafelgesprekken naar voren zijn gekomen, worden gezien als
signalen dat in de uitvoering van de MGGZ wellicht nog verbeteringen mogelijk
zijn. Al deze signalen zullen de komende tijd dan ook nader worden geanalyseerd.
– De problemen die verwijzers hebben ervaren met de crisisopvang
zijn intussen ondervangen met een duidelijke procedure voor de 24-uurs bereikbaarheid
van de MGGZ voor directe ondersteuning van hulp- en zorgverleners. Crisisopvang
is nooit een eenvoudige opgave en vraagt inventiviteit en slagvaardigheid
van de hulpverleners.
– Er zou sprake zijn van discontinuïteit van zorg in verband
met dienstverlating. Hiervan is geen sprake. Indien personen onder behandeling
zijn van de MGGZ, wordt deze zorg bij dienstverlating door de MGGZ zelf of –
na een zorgvuldige overdracht – door een civiele zorgaanbieder gecontinueerd.
– In het rapport wordt de indruk gewekt dat militairen door de MGGZ
worden afgekeurd. Dit is niet juist. De MGGZ biedt zorg, maar treedt nooit
op als keurende instantie.
– Belangenverenigingen spreken over onvoldoende toegankelijkheid
van de zorg waardoor mensen tussen wal en schip zijn gevallen. In dit kader
wordt gewezen op een groep van 160 mensen die de zorg mijden. Ik deel de bezorgdheid
over deze groep. Het betreft mensen die om allerlei redenen niets (meer) met
Defensie te maken willen hebben of niet open staan voor een hulpaanbod. Het
is twijfelachtig of dit in alle gevallen het directe gevolg is van onvoldoende
toegankelijkheid van de zorg, zoals wel wordt gesuggereerd. Er is bij deze
groep vaak sprake van een veel complexere situatie. Dat neemt niet weg dat
bij de reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg bij Defensie een optimale
toegankelijkheid uitgangspunt is geweest. Overigens zal ik in overleg met
de belangenverenigingen en de zorgaanbieders (MGGZ en LZV-keten), nader bezien
op welke wijze de groep van mensen die de zorg mijden alsnog kan worden benaderd
voor een toereikend zorgaanbod.
– De door de belangenverenigingen vermelde klacht over lange wachttijden
betreft specifieke therapieën. In deze gevallen wordt in goed overleg
met de militair bezien of een alternatief behandelaanbod kan worden gedaan.
Ik wijs u er ook op dat de verwijzers binnen Defensie over het algemeen juist
positief zijn over de wachttijden.
Het onderzoek van de IMG en IGZ maakt duidelijk dat de MGGZ-organisatie
voldoet aan de eisen en op de goede weg is als onderdeel van het zorgsysteem
voor veteranen. Ik deel dan ook de conclusie van de IMG en de IGZ dat er geen
aanleiding is voor diepgaander onderzoek van de onderzochte deelaspecten.
De uitvoering van de reorganisatie wordt als toereikend beschouwd.
Wel heb ik opdracht gegeven voor een nadere analyse van de in de rondetafelgesprekken
opgebrachte verbeterpunten in de uitvoering. Daarbij komt ook
de vraag aan de orde hoe (soms urgente) hulpvragen die buiten de MGGZ-organisatie
bekend worden, bijvoorbeeld via belangenverenigingen, Kamerleden of de bestuursstaf
van Defensie, snel in een zorgaanbod kunnen worden omgezet.
Ook de aanbeveling te komen tot een uitgebreider vervolgonderzoek naar
het functioneren van de LZV-keten neem ik over, evenals de suggestie de RZO
daarbij te betrekken. Een goed moment voor dit vervolgonderzoek is eind 2010
of begin 2011, na de revisie en tenuitvoerlegging van het convenant. Ik zal
hiertoe in overleg treden met de RZO.
Wat betreft de aanbeveling over PTSS-onderzoek verwijs ik u naar de vele
lopende onderzoeken waarover ik u op 13 juli jl. uitgebreid heb geïnformeerd.
De staatssecretaris van Defensie,
J. G. de Vries