Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 december 2015
Naar aanleiding van de motie-Segers/Eijsink (Kamerstuk 34 000 X, nr. 24) is onderzoek verricht naar het welzijn van het thuisfront van uitgezonden militairen.
Hierbij ontvangt u het door de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) gepubliceerde
rapport «Thuisfrontcheck. Een literatuursurvey naar alles wat we in Nederland weten
over het thuisfront»1, en mijn reactie op dit rapport. De conclusies en aanbevelingen in de thuisfrontcheck
berusten op alle bekende onderzoeken bij en over het thuisfront.
Ik zie de verdere verbetering en professionalisering van de steun aan het thuisfront
als een inherent element van de personeelszorg bij Defensie en als een doorlopend
proces. Het rapport van de NLDA helpt Defensie die zorg voor het thuisfront aan te
scherpen. Ik denk hierbij onder andere aan het verder ontwikkelen van de thuisfrontinformatiedagen
voor en tijdens een missie, de bedrijfsmaatschappelijke steun die veelal op individuele
basis wordt verleend, en de zorg voor – en het meer betrekken van – kinderen in alle
leeftijdscategorieën.
Rapport
Het rapport concludeert dat het in algemene zin goed gaat met het Nederlandse thuisfront.
De periode tijdens en rondom een uitzending is belastend voor het thuisfront, maar
leidt in de regel niet tot serieuze problemen. De onderzoekers onderstrepen het belang
van transparantie, goede communicatie, en van maatwerk – bijvoorbeeld voor het thuisfront
van individueel uitgezonden militairen en achterblijvende kinderen – en van de wenselijkheid
om een uniforme definitie van het begrip «thuisfront» te hanteren. Ook wordt gewezen
op de kansen om de kennis en expertise in relatie tot het thuisfront te verbeteren.
Vervolg
Defensie werkt dagelijks aan de steun voor het thuisfront. Ervaringen worden in de
hele organisatie gedeeld en waar mogelijk opgevolgd. De aanbevelingen uit het rapport
worden op dit moment verder bestudeerd en gebruikt in de verdere vormgeving van de
thuisfrontzorg en het thuisfrontbeleid.
Los van dit rapport heeft Defensie al verscheidene initiatieven ontplooid om het beleid
aan te scherpen. Deze initiatieven stroken met de aanbevelingen in de thuisfrontcheck.
Het ministerie heeft een groep in het leven geroepen om de coördinatie van de thuisfrontzorg
verder te verbeteren. Om tegemoet te komen aan de wens voor duidelijke informatievoorziening
is op 27 november jl. een speciale website gelanceerd voor het thuisfront. Het Commando
Landstrijdkrachten voert daarnaast een pilot uit met een Facebookpagina, eveneens
speciaal voor het thuisfront van uitgezonden militairen.
Om voor het thuisfront meer maatwerk te kunnen bieden, zijn er dit jaar pilots geweest
van thuisfrontconferenties voor relaties van militairen die behoefte hadden aan kleinschaliger
contact. Een nieuw boekje voor jonge kinderen is bijna voltooid. Defensie zal ook
voorlichtingsmateriaal maken voor kinderen van acht jaar en ouder. Er wordt nu onderzocht
hoe die voorlichting het beste vorm kan krijgen. Bij het Commando Landstrijdkrachten
is een survivalweekend voor oudere kinderen van uitgezonden militairen georganiseerd,
en de mogelijkheden om dit voor alle operationele commando’s in te voeren worden verkend.
Tot slot
Ik realiseer mij dat van het thuisfront, ondanks hulp van familie, vrienden, en Defensie,
veel gevraagd wordt. Dat geldt voor en na, maar vanzelfsprekend vooral tijdens de
missie. Steun voor het thuisfront is daarom van groot belang. Het thuisfront verdient
ieders respect. Defensie stelt dan ook alles in het werk om het thuisfront zo goed
mogelijk te ondersteunen.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert