30 139 Veteranenzorg

Nr. 113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2013

Inleiding

Hierbij bied ik u de veteranennota 2012–2013 aan. Met de veteranennota wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over de stand van het veteranenbeleid. Aan de orde komen achtereenvolgens de erkenning van en waardering voor veteranen, de zorg en de bijzondere zorg voor veteranen en tot slot een aantal overige onderwerpen.

Het afgelopen jaar is gewerkt aan de implementatie van de Veteranenwet en het uitwerken van de Algemene Maatregel van Bestuur (Veteranenbesluit). Verder stond 2012 in het teken van de uitvoering van de ereschuldregeling voor invalide veteranen.

Veteranenbesluit

In 2012 is de Veteranenwet gepubliceerd in het Staatsblad. Op grond van deze wet zijn het kader en de normen voor de uitvoering van de zorg voor veteranen uitgewerkt in een Algemene Maatregel van Bestuur, het Veteranenbesluit. Momenteel ben ik in overleg met de centrales over dit besluit. Ik verwacht het Veteranenbesluit na behandeling in de ministerraad en advisering door de Raad van State in het najaar van 2013 aan uw Kamer aan te bieden. Vooruitlopend op de formele besluitvorming, heb ik de uitvoering van enkele onderdelen van het Veteranenbesluit reeds in gang gezet. Het betreft de toekenning van de veteranenstatus, het instellen van een veteranenombudsman en het opzetten van het Veteranenloket. Ik licht deze onderwerpen kort toe.

Toekenning veteranenstatus

Veteranen ontlenen de status van veteraan aan hun inzet onder oorlogsomstandigheden of aan deelneming aan missies ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Met de inwerkingtreding van de Veteranenwet worden ook 30.000 militairen in werkelijke dienst met uitzendervaring als veteraan aangemerkt. De nieuwe lijst van missies die kwalificeren voor de veteranenstatus staat in bijlage 1, tabel 1.1.1 Op de Nederlandse Veteranendag van 29 juni a.s. wordt voor het eerst aan veteranen in werkelijke dienst het veteraneninsigne en het handboek veteraan uitgereikt.

Veteranenombudsman

De Veteranenwet voorziet in de instelling van een Veteranenombudsman. De rol van Veteranenombudsman wordt belegd bij de Nationale Ombudsman vanaf het moment dat het Veteranenbesluit van kracht wordt. Vooruitlopend hierop oriënteert de Nationale Ombudsman zich op het veteranenlandschap, onder andere door een bezoek te brengen aan het jubilerende Bronbeek en door ontmoetingen met andere relevante partijen.

Veteranenloket

De Veteranenwet stelt dat veteranen voor alle vragen terecht kunnen bij één enkel loket. Hiertoe wordt het Veteranenloket ingericht voor veteranen, militaire dienstslachtoffers en hun relaties. Het Veteranenloket, dat zal worden ondergebracht bij het Veteraneninstituut, heeft tot doel effectief en doelmatig ondersteuning te bieden bij specifieke (zorg)vragen. Het Veteranenloket zorgt voor de verzameling en beantwoording van alle mogelijke (zorg)vragen, de coördinatie van de noodzakelijk zorg, de doorgeleiding naar de juiste instantie en het monitoren van de voortgang. Het loket is 24 uur per dag bereikbaar en is zowel telefonisch als online toegankelijk. Ik streef er naar dit loket nog deze zomer te openen.

Ereschuld invalide veteranen

Met mijn brief van 2 november 2012 (Kamerstuk 30 139, nr. 107) heb ik de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de zogenaamde Ereschuld-regeling. Inmiddels is sinds oktober 2012 aan ruim 2400 invalide veteranen (stand april 2013) een uitkering verstrekt. In 127 gevallen moeten dossiers nog worden (her)beoordeeld of is de medische eindtoestand nog niet bereikt. Naar verwachting wordt de uitvoering van de regeling in de loop van 2013 voltooid, met uitzondering van de invalide veteranen die pas in 2014 een medische eindtoestand bereiken.

Erkenning en waardering

Veteranen hebben Nederland gediend onder oorlogsomstandigheden of tijdens (vredes)missies. Zij verdienen daarvoor erkenning en waardering van de overheid en van de samenleving. Met het veteranenbeleid wil ik de maatschappelijke bekendheid met oorlogs- en uitzendervaringen en de gevolgen daarvan voor veteranen en hun thuisfront vergroten, de maatschappelijke waardering voor veteranen stimuleren en het gevoel van waardering onder veteranen versterken. Ik houd daarbij rekening met de toename van diversiteit onder veteranen. De ontwikkeling van de omvang en de samenstelling van het veteranenbestand is opgenomen in bijlage 1, tabel 1.2.2

Uitvoering van het veteranenbeleid

Bij de uitvoering van het beleid op het gebied van erkenning en waardering spelen de Stichting het Veteraneninstituut, de Stichting Nederlandse Veteranendag en de defensieonderdelen een belangrijke rol. Zij verrichten afzonderlijk en in onderlinge samenwerking activiteiten om de maatschappelijke bekendheid met oorlogs- en uitzendervaringen en de gevolgen daarvan te vergroten en waardering voor veteranen te bevorderen. Deze activiteiten versterken tegelijkertijd het gevoel van waardering onder veteranen.

De rolverdeling is daarbij als volgt. Bij de bevordering van maatschappelijke waardering voor veteranen in de samenleving neemt De Stichting Nederlandse Veteranendag het voortouw. Het Veteraneninstituut richt zich primair op het geven van erkenning en waardering aan veteranen en op de directe dienstverlening aan veteranen en hun thuisfront. Dit instituut vervult tevens de loketfunctie naar de zorg en zal ook het eerder genoemde Veteranenloket huisvesten. De defensieonderdelen tot slot leveren een actieve bijdrage aan de erkenning van en waardering voor veteranen door het organiseren en ondersteunen van reünies en door toegang te geven tot bepaalde voorzieningen.

Effect veteranenbeleid op erkenning en waardering

Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de maatschappelijke aandacht voor de veteranen in de afgelopen jaren is toegenomen en zich thans stabiliseert. In de samenleving is veel waardering voor veteranen en er bestaat een breed maatschappelijk draagvlak voor op deze groep gerichte publieke activiteiten.

In algemene zin constateer ik dat het afgelopen decennium in Nederland een sterkere veteranencultuur is ontstaan. Voorbeelden daarvan zijn de grote aandacht voor de landelijke evenementen, bijeenkomsten en herdenkingen, het toegenomen aantal veteranencafés, inloophuizen en veteranencentra en de lokale veteranenactiviteiten georganiseerd door gemeenten.

Effectmeting van (maatschappelijke) erkenning en waardering

De Kamer heeft mijn ambtsvoorganger tijdens het notaoverleg van 25 juni 2012 (Kamerstuk 30 139, nr. 104) gevraagd de effecten van het beleid op het gebied van erkennen en waarderen beter inzichtelijk en meetbaar te maken. In 2012 zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd daartoe, onder andere door TNS/NIPO en het Veteraneninstituut.

Bij deze metingen zijn onder andere indicatoren van belang met betrekking tot aandacht voor en beeldvorming over veteranen, maatschappelijke erkenning en waardering en erkenning en waardering bij de veteranen zelf. Ik gebruik deze metingen om de beschikbare middelen zo doeltreffend en doelmatig mogelijk in te zetten en veranderingen zichtbaar te maken. Ik zal hieronder op hoofdlijnen op de resultaten ingaan. In bijlage 2 zijn de resultaten meer in detail weergegeven3.

Resultaten effectmeting maatschappelijke erkenning en waardering

De belangstelling van de Nederlandse samenleving voor het onderwerp veteranen handhaaft zich op een stabiel niveau. Van het Nederlandse publiek heeft 59 procent belangstelling voor veteranen. De doorlopende publiciteitscampagne van de Stichting Nederlandse Veteranendag draagt hier in belangrijke mate aan bij.

In 2012 is gemiddeld 74 procent van de ondervraagden het eens met de stelling dat veteranen openlijke waardering verdienen. In het onderzoek uit 2012 van het Veteraneninstituut in samenwerking met onderzoeksbureau Blauw komt naar voren dat ongeveer tweederde van de Nederlanders (veel) waardering heeft voor veteranen. Deze trend is over de jaren consistent.

Erkenning en waardering hangen mede af van de mate waarin de missies met Nederlandse deelneming bij het publiek bekend zijn. Het onderzoek laat zien dat deze bekendheid groot is en (licht) toeneemt. Meer dan 90 procent van de ondervraagden weet dat Nederlandse militairen actief waren in de Tweede Wereldoorlog, het toenmalige Nederlands-Indië, voormalig Joegoslavië en Afghanistan. Dat besef neemt gaandeweg toe, ook van de missies die relatief minder bekend zijn zoals Libanon en Nieuw-Guinea. Het is mogelijk dat door het kleinere aantal huidige missies de aandacht voor veteranen afneemt. Ik bewaak dit zorgvuldig en zal indien nodig extra activiteiten ontplooien om de belangstelling minimaal op het huidige niveau te handhaven.

Uit het onderzoek van het Veteraneninstituut komt naar voren dat veteranen in de loop der tijd meer waardering ondervinden. Voelde in 2010 gemiddeld 30 procent van de veteranen zich gewaardeerd, in 2012 was dit toegenomen tot 40 procent. Dit sluit aan bij het overwegend positieve oordeel van veteranen over het gevoerde veteranenbeleid, over de dienstverlening van het Veteraneninstituut en over de wijze waarop de overheid waardering voor veteranen uitdraagt. Wat mij betreft is dit een aansporing om op de ingeslagen weg voort te gaan. Tot slot blijkt uit eerder onderzoek dat 96 procent van de ondervraagde veteranen de Nederlandse Veteranendag van betekenis is voor hun maatschappelijke waardering.

Uitbreiding scholenproject

In het onderwijsproject «Verhalen van veteranen», gezamenlijk uitgevoerd door de Stichting Nederlandse Veteranendag en het Veteraneninstituut, vertellen veteranen hun verhaal voor de klas. Mede naar aanleiding van de motie Hernandez (Kamerstuk 30 139, nr. 102) en de eerste positieve resultaten is de capaciteit voor dit project vergroot. Daarnaast is de samenwerking met externe partijen op het gebied van educatie geïntensiveerd en is een groter aantal scholieren met de verhalen van veteranen bereikt. Deze kennisoverdracht aan de jeugd bevordert de erkenning van en waardering voor veteranen in de toekomst. De uitbreiding van het project vindt per regio plaats door vrijwilligers uit de regio in te zetten om scholen te benaderen en gastlessen aan te bieden. De vrijwilligers kennen de veteranen uit de omgeving en kunnen eenvoudig een regionaal netwerk opbouwen en beheren. Er zijn thans 250 veteranen als gastspreker actief verspreid over het land. Een overzicht van het totale bereik van dit project is opgenomen in bijlage 2, paragraaf 2.2.4

Bijzonderheden decoratiebeleid

Ook het decoratiebeleid draagt bij aan de erkenning van en waardering voor veteranen. Dat geldt niet alleen voor de veteranen zelf, maar ook voor het thuisfront en het brede publiek. Om die reden wordt veel aandacht gegeven aan het uitreiken van medailles aan militairen die terugkeren van een missie en wordt bijzonder optreden onder buitengewone omstandigheden specifiek belicht.

Zo heb ik op 17 april jl. acht dapperheidsonderscheidingen uitgereikt aan militairen die «moedig, kordaat en beleidvol hebben opgetreden» onder zwaar vijandelijk vuur en na bomaanslagen in Afghanistan.

De tabellen in bijlage 2, paragraaf 2.3, bevatten nadere gegevens over de aanvragen van veteranen voor militaire onderscheidingen in de afgelopen vijf jaar5.

Medaille militairen binnenlands optreden

Zoals ik in mijn brief van 4 april jl. over de medaille binnenlands optreden heb gemeld (Kamerstuk 30 139, nr. 111), zijn de voorbereidingen van de noodzakelijke aanpassing van het decoratiestelsel inmiddels gevorderd. Het Permanent Overlegorgaan Decoratiebeleid heeft daarbij geadviseerd om de nieuwe medaille per 2001 in te laten gaan gelijktijdig met de Herinneringsmedaille Vredesoperaties en het Gevechtsinsigne. Daarmee wordt de nieuwe onderscheiding complementair aan bestaande decoraties, wat de ontwikkeling van eenduidige toekenningcriteria vereenvoudigt. Ik ben in overleg met de minister van Veiligheid en Justitie om deze medaille ook voor ander geüniformeerd overheidspersoneel beschikbaar te stellen. Het ingangsjaar van 2001 betekent dat de militairen die hebben bijgedragen aan de beëindiging van de gijzelingsacties in 1977 niet in aanmerking komen voor deze nieuwe onderscheiding. Voor deze groep zal ik als erkenning voor hun bijzondere inzet een draaginsigne instellen.

Uitreiken zilveren roos

Zoals mijn ambtsvoorganger in de vorige veteranennota heeft gemeld, stelt de Koninklijke landmacht sinds 1994 een zilveren broche in de vorm van een roos beschikbaar voor veteranen. De «zilveren roos» is een blijk van waardering van de uitgezonden militair voor de persoon die tijdens de uitzending het meeste voor hem of haar heeft betekend. Inmiddels komen de partners van alle militairen die sinds de Tweede Wereldoorlog zijn uitgezonden in aanmerking voor deze blijk van waardering. Eind 2012 zijn de eerste roosjes aan deze groep uitgereikt. De veteraan kan de «zilveren roos» aanvragen bij het Veteraneninstituut.

Erkenning en waardering oorlogsslachtoffers

Bij het erkennen en waarderen van veteranen krijgen oorlogsslachtoffers bijzondere aandacht. Op initiatief van de Ridder Militaire Willems Orde kapitein Marco Kroon en met medewerking van de Koninklijke Landmacht is vorig jaar in oktober een bijzondere voorstelling van de musical Soldaat van Oranje georganiseerd voor oorlogsslachtoffers. De Eerste Kamer zal samen met uw Kamer in het najaar een speciale dag organiseren voor de oorlogsslachtoffers. Op deze wijze wordt deze specifieke groep met regelmaat apart aandacht gegeven.

Regionalisering van veteranenactiviteiten.

In het notaoverleg van 2012 heeft mijn ambtsvoorganger toegezegd in 2013 in te gaan op de regionalisering van veteranenactiviteiten. De regionalisering behelst in hoofdzaak de coördinatie en de onderlinge ondersteuning van de activiteiten voor veteranen op regionaal niveau. Inmiddels zijn de eerste stappen op dit gebied gezet.

Een voorbeeld is de Commandant Regionaal Militair Commando Zuid (Brabant, Zeeland en Limburg) die in samenwerking met het Veteranen Platform, Veteranen Ontmoetings Centra en het Veteraneninstituut het initiatief heeft genomen alle veteranenactiviteiten in die regio op elkaar af te stemmen. Het project is nog in de inventariserende fase, maar naar verwachting is deze afstemming eind 2013 een feit. Dit houdt in dat er één activiteitenkalender wordt opgesteld voor 2014 en dat medewerkers van de verschillende organisaties elkaar bij deze activiteiten ondersteunen.

Naast deze ontwikkeling zijn er activiteiten op het gebied van nuldelijnsondersteuning en educatie (scholenprogramma) die regionaal worden opgezet. Deze onderwerpen worden elders in de nota toegelicht.

Appreciatie erkennen en waarderen

De inspanningen van Defensie en partnerorganisaties om de erkenning van en waardering voor veteranen te vergroten blijken effect te hebben. Op grond van de cijfers uit verschillende onderzoeken constateer ik dat het gevoerde beleid succesvol is. Om het bereikte resultaat vast te houden, is het echter nodig deze inspanningen voort te zetten. De Veteranenwet en het Veteranenbesluit geven mij hiertoe voldoende mogelijkheden.

Zorg

Achtereenvolgens komen aan de orde de reguliere zorg voor, tijdens en na de recente missies. Verder ga ik in op enkele bijzonderheden en ontwikkelingen op het gebied van veteranenzorg zoals de vragenlijsten, de thuisfrontzorg en de zogenaamde «nuldelijnsondersteuning». Tot slot besteed ik aandacht aan de resultaten van de laatste Monitor Belasting en Zorg.

Zorg voorafgaand en tijdens uitzending

Zoals ik ook in mijn brief van 2 oktober 2012 heb uiteengezet (Kamerstuk 30 139, nr. 105), is de commandant van de uit te zenden eenheid verantwoordelijk voor het bewaken van de zorg voor, tijdens en na de missie. Hij wordt daarbij ondersteund door zijn Sociaal Medisch Team met als vaste leden de P&O-adviseur, de arts, de bedrijfsmaatschappelijk werker en de geestelijk verzorger. Het Sociaal Medisch Team kan in het kader van uitzendingen aangevuld worden met een psycholoog.

Bij individuele uitzendingen wordt de uitvoering van de zorg bewaakt door het Bureau Individuele Uitzendingen of, voor marechausseepersoneel, de Brigade Buitenland Missies. De voorbereiding op een uitzending begint al tijdens de algemene militaire opleiding, waarin aandacht wordt besteed aan gevechtsstress, zoals die bij uitzendingen kan voorkomen.

Voordat een militair individueel of als lid van een eenheid wordt uitgezonden, krijgt hij een specifieke training. Die bevat missiegerichte informatie maar ook informatie over oorlogsrecht en omgang met de media. In dit programma wordt aandacht besteed aan stress en trauma’s, hoe deze bij zichzelf en collega’s kunnen worden herkend en wat daar vervolgens met ondersteuning en hulpverlening aan kan worden gedaan.

Nazorg na uitzending van recente missies

Ik heb op 20 juni 2012 de Kamer geïnformeerd over de nazorg voor militairen die hebben deelgenomen aan de ISAF-missie in Uruzgan (Kamerstuk 30 139, nr. 101). Voor andere missies is de zorg voor, tijdens en na de missie op dezelfde manier georganiseerd. De nazorg bestaat uit drie fasen en vangt aan met de primaire fase of adaptatiefase. Deze adaptatiefase maakt deel uit van de repatriëring en bevat onder andere een debriefingsgesprek op Kreta. De secundaire fase begint na thuiskomst van de militair en duurt ongeveer zes maanden. Tijdens de secundaire fase wordt een terugkeergesprek gehouden en ontvangen de militair en zijn thuisfront een vragenlijst. In de laatste, tertiaire, fase kunnen afhankelijk van de wensen en behoeften van de betrokken militair reünies worden georganiseerd. Ook de individueel ingerichte zorg afhankelijk van de aanwezigheid en aard van de problematiek wordt tot deze fase gerekend. De duur van deze laatste fase is afhankelijk van de door de veteraan ervaren problematiek.

Vragenlijsten nazorg

In de secundaire fase van de nazorg verstuurt het Dienstencentrum Gedragswetenschappen zes maanden na uitzending twee vragenlijsten, één voor de veteraan en één voor zijn thuisfront. De vragenlijsten zijn een belangrijk instrument om te meten of Defensie op de goede weg is bij de zorgverlening aan veteranen en hun thuisfront. De nazorgvragenlijst kan een indicatie geven van problemen die verband houden met de uitzending en of aanvullende zorg nodig is. Omwille van de betrouwbaarheid worden deze lijsten vrijwillig ingevuld. In de aanbiedingsbrief wordt het belang echter wel onderstreept.

Wanneer de militair de vragenlijst niet invult, stuurt het Dienstencentrum Gedragswetenschappen na drie weken een rappel. Het is bij commandanten en hulpverleners bekend dat sommige militairen problemen als gevolg van een uitzending ontkennen. Wanneer het Sociaal Medisch Team dit signaleert, zal aanvullende zorg worden aangeboden.

De militair en het thuisfront kunnen de vragenlijst online invullen. Op de website van het Veteraneninstituut is ook specifieke informatie over nazorg voor de militair en het thuisfront te vinden. In 2013 is de vragenlijst aangepast naar aanleiding van een onderzoek om de vragenlijst te valideren. Het streven is de vragenlijst eens per twee jaar door middel van validatieonderzoek bij te stellen.

Ik laat thans de ingevulde nazorgvragenlijsten analyseren van militairen die in de tweede helft van 2010 en de eerste helft van 2011 uitgezonden zijn geweest. Deze analyse moet inzage geven in de hoeveelheid en aard van de gezondheidsklachten in relatie tot de uitgevoerde missie. Ik zal de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek informeren.

De respons van het thuisfront op de Thuisfrontvragenlijst bedraagt slechts twintig procent. Ik onderzoek hoe dit kan worden verhoogd. Een mogelijkheid daarbij is het thuisfront rechtstreeks te vragen een vragenlijst in te vullen in plaats van dit te vragen via de militair.

Thuisfrontzorg

Defensie besteedt veel aandacht aan het thuisfront. Relaties van uitgezonden militairen worden actief betrokken bij de opzet en organisatie van thuisfrontactiviteiten. Hiermee wordt de betrokkenheid met de uitgezonden militairen en het begrip voor hun ervaringen vergroot. Daardoor is het voor de uitgezonden militair weer gemakkelijker om eenmaal terug in Nederland zijn ervaringen met vrienden en familie te delen.

Vooral uit de reacties bij de activiteiten blijkt dat het thuisfront de aangeboden zorg en aandacht waardeert. Ik wil dan ook de huidige organisatie van zorg voor het thuisfront in stand houden.

Afhankelijk van de wensen en de behoeftes worden, ongeveer een jaar na terugkeer, reünies georganiseerd voor de betrokken militairen en hun thuisfront.

Het initiatief voor de reünie ligt bij de uitgezonden eenheid en haar Thuisfrontcomité. Defensie ondersteunt deze reünies.

Monitor Belasting en Zorg

De Monitor Belasting en Zorg heeft als doel om voortdurend actuele informatie te verzamelen en verspreiden over de belasting en zorg rondom het militaire beroep. Hiermee krijgt Defensie inzicht in de invloed van het militaire beroep op de werknemer en zijn thuisfront. Het maakt mij en de defensieorganisatie bewust van de mentale belasting van het militaire beroep en welke effecten dit heeft op het personeel. Met behulp van de Monitor worden tevens gegevens verzameld over de zorg voor militairen en over bijbehorende aandachtspunten of -groepen. Uit deze gegevens blijkt dat vrijwel iedere militair in meerdere of mindere mate te maken heeft met belastende factoren zoals nachten van huis of werkstress. Voor een minderheid is deze belasting hoog, zowel in intensiteit als verscheidenheid van de belastende factoren. Een te hoge of te lage belasting heeft gevolgen voor de mentale inzetbaarheid, het welzijn, de betrokkenheid en de uitzendbereidheid van het militaire personeel. De Monitor toont deze gevolgen. Verder blijkt dat de militairen de personeelszorg overwegend positief beoordelen. De derde rapportage van de Monitor Belasting en Zorg, verzorgd door het Dienstencentrum Belasting en Zorg, is bij deze veteranennota gevoegd (bijlage 3)6.

Ondersteuning nuldelijn

In de vorige veteranennota heb ik uiteengezet dat de nuldelijnsondersteuning naast de reguliere zorg belangrijk is voor een toereikende hulp aan veteranen. Hierbij speelt het netwerk van relaties, vrienden en lotgenoten, de zogenoemde nuldelijn, een belangrijke rol. Gestructureerde nuldelijnsondersteuning wordt verleend door de verenigingen van het Veteranen Platform, het samenwerkingsverband Veteranen Ontmoetings Centra en het Veteraneninstituut. Voorts sluit het systeem van nuldelijnsondersteunings aan op de collegiale netwerken binnen Defensie die worden opgericht voor de ondersteuning van veteranen in actieve dienst.

Het Veteranen Platform (VP) is voor mij een belangrijke intermediair en aanspreekpunt op het gebied van veteranen. Het VP voert de regie over de inrichting van een landelijk dekkend systeem voor nuldelijnsondersteunings en de aansluiting daarvan op de professionele hulpverlening van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV). Voor dit project heeft het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg (V-Fonds) tot 2016 in beginsel € 245.000 per jaar beschikbaar gesteld. Het project omvat onder andere de organisatie, opleiding en kwaliteitsborging van de nuldelijnsondersteuning binnen veteranenorganisaties en het bevorderen van de samenwerking tussen veteranenorganisaties. Verder besteedt het project aandacht aan het ontwikkelen van een Digitale Sociale Kaart Veteranen waarmee veteranen de nuldelijnshelpers gemakkelijker kunnen vinden. Thans hebben 26 veteranenverenigingen en acht ontmoetingscentra met zestien locaties zich met een convenant aan het project verbonden. Defensie (waaronder Dienst Geestelijke Verzorging), het Veteraneninstituut en het LZV zijn nauw bij het project betrokken.

Vanuit het Veteraneninstituut wordt ook de inzet van de Diensten Geestelijke Verzorging op het terrein van de nuldelijnsondersteuning voor veteranen gecoördineerd. De coördinator geestelijke verzorging heeft de beschikking over drie geestelijk verzorgers (Noord/Oost, Midden/West en Zuid) die worden ingezet bij nuldelijnsactiviteiten verspreid over Nederland. Naast de inzet van drie geestelijke verzorgers van Defensie heeft de coördinator geestelijke verzorging ook de beschikking over een netwerk van een twintigtal geestelijk verzorgers buiten dienst die aanvullend als vrijwilliger bij nuldelijnsactiviteiten worden ingezet.

Algemene appreciatie over beleid en uitvoering met betrekking tot zorg rondom uitzendingen

In algemene zin functioneert de nazorg rondom uitzendingen voldoende. Daar waar er aandachtspunten zijn worden die opgepakt. De focus ligt nu op het uitbouwen van de nuldelijnsondersteuning waarmee de vraag naar specialistische zorg zoveel mogelijk wordt beperkt.

Bijzondere zorg voor veteranen

In de Nota Veteranenzorg 2005 (Kamerstuk 30 139, nr. 2 van 1 juni 2005) is een aantal beleidsvoornemens met betrekking tot de bijzondere zorg voor veteranen geformuleerd. Het betrof onder meer de oprichting van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV), het Centraal aanmeldpunt bij het Veteraneninstituut (CAP), het Zorgloket Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (MOD) bij de Stichting Pensioenfonds ABP (ABP), de ontwikkeling en invoering van de keuringsprotocollen voor WIA-IP, PTSS en lichamelijk onverklaarbare klachten (LOK) en de vergoeding van letselschade.

Allereerst geef ik een omschrijving van het LZV. Tezamen met de als bijlage bijgesloten LZV-convenant vormt dat het caleidoscopisch overzicht dat mijn ambtsvoorganger vorig jaar bij de behandeling van de vorige veteranennota heeft toegezegd. Daarnaast ga ik in op enkele actuele onderwerpen met betrekking tot de zorg voor veteranen.

De zorg binnen het LZV

Naar aanleiding van de Nota Veteranenzorg 2005 is in 2007 het LZV opgericht. Daarmee is samenhang gebracht in de hulpverlening binnen en buiten Defensie aan veteranen met psychische klachten. Met het LZV is een systeem tot stand gebracht waarin militaire en civiele hulpverleners structureel met elkaar samenwerken. Het LZV biedt met zijn civiel-militaire netwerk laagdrempelige zorg die is gericht op volledig herstel waar mogelijk en op rehabilitatie waar noodzakelijk. LZV-zorg heeft als uitgangspunt dat de veteraan zelf richting moet kunnen geven aan zijn leven, dus ook aan dat deel waarvoor hij zorg vraagt. De beroepszorg van het LZV vormt een aanvulling op zelf- en mantelzorg. Ondersteuning en behandeling worden geboden voor zover de veteraan dat wenst, dit in redelijkheid nodig heeft en voor zover de zorginstellingen daartoe in staat zijn.

Het LZV heeft op dit moment een landelijk dekkend netwerk van zorgaanbieders dat er erop is gericht de veteraan zoveel mogelijk in zijn eigen regio de meest geëigende en laagdrempelige zorg te bieden. De veteraan krijgt binnen de LZV-keten specialistische zorg die is samengesteld uit alle expertise die bij de participerende instellingen beschikbaar is, vanuit wetenschappelijke evidentie en «best practice». Binnen het LZV is gespecialiseerd (bedrijfs-)maatschappelijk werk, casemanagement, individuele en groepsbehandeling in gespecialiseerde GGZ-instellingen beschikbaar. Deze zorg wordt op indicatie aangevuld met verslavings- of forensische behandeling. Een overzicht van de deelnemende zorginstanties is opgenomen in het geactualiseerde convenant.

Het LZV beschikt verder over een voorziening voor de benadering van zorgmijders en een opnamecentrum gericht op de stabilisatie van ernstig ontregelde veteranen. In iedere regio zijn voorzieningen voor partners en gezinnen variërend van enkelvoudige consultatie tot meervoudige deeltijdbehandelingen. De Dienst Geestelijke Verzorging van Defensie levert aanvullende ondersteuning op elk niveau van de keten. De laagdrempeligheid wordt verder versterkt door de participatie in het Veteranenloket en aansluiting bij de nuldelijnsondersteuning.

Door een effectieve verwijzing en coördinatie wordt de veteraan snel behandeld door ervaren specialisten op het gebied van veteranenproblematiek. Doordat de LZV-instellingen op de hoogte zijn van elkaars methode en daarmee rekening houden bij hun eigen zorgaanbod, ontvangt de veteraan een onderling afgestemde zorg. De samenwerking tussen de participanten in het LZV is geregeld in een convenant. In 2012 is dit convenant geactualiseerd. Het toezicht op het civiel-militaire zorgsysteem voor de hulpverlening aan veteranen is belegd bij de onafhankelijke Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO).

Verdere ontwikkeling van het LZV

Het LZV heeft zoals geformuleerd in het meerjarig beleidsplan – de inrichtingsfase duurt tot 2015 – de ambitie dat iedere Nederlandse veteraan samen met zijn partner en/of gezin toegang heeft tot een keten van goed op elkaar ingespeelde zorgleveranciers.

Belangrijke aandachtspunten voor de verdere inrichtingsfase van het LZV zijn de volgende:

  • het verder ontwikkelen en uiteindelijk beheren van een registratiesysteem en een uitgewerkte monitoring van de kwaliteit van de zorg (Consumer Quality Index Veteranenketenzorg);

  • het behouden van voldoende managementcapaciteit om de complexe zorgstructuur verder in te richten en te bestendigen;

  • het bewaken dat de landelijke versobering in de zorg geen negatieve effecten heeft op de zorg voor de veteranen.

Management en financiering van het LZV

Defensie is verantwoordelijk voor de kosten van het management van het LZV en heeft voor 2013 € 500.000,- begroot voor de ontwikkeling en het management van de ketenzorg. Een punt van aandacht is de versobering in de zorg waarmee de participanten van het LZV te maken hebben. In 2013 brengt het LZV in kaart welke financieringsmogelijkheden bestaan ten aanzien van coöperatieve afspraken tussen de participanten onderling en met de zorgverzekeraars. Zo zijn de betrokken partijen verzekerd dat alle beschikbare middelen volledig worden benut en ingezet. Het LZV betrekt hierbij de voornaamste belanghebbenden, te weten participanten, verzekeraars en de ministeries van Defensie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De mogelijkheden van wederzijdse versterking of zelfs uitbreiding van de dienstverlening naar andere groepen met beroepsgerelateerde traumatisering – zoals de politiediensten – blijft onderwerp van onderzoek.

Appreciatie van het LZV

Het LZV heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een belangrijke leverancier van specialistische ketenzorg voor veteranen. De komst van de Veteranenwet, de rol van de RZO en ontwikkelingen op het gebied van de samenwerking met de Hoofddirectie Personeel van Defensie (HDP), Militaire Geestelijke Gezondheids Zorg (MGGZ) en participanten onderling, bieden ruimte om het LZV de komende jaren verder te ontwikkelen.

Door de komst van het LZV is er inmiddels meer duidelijkheid in communicatie, beleid en behandeling. Met de huidige inrichting zijn coördinatie, stapsgewijze zorg en het aanbieden van alle zorgmodaliteiten gereguleerd. Het Kringenmodel uit de oorspronkelijke blauwdruk functioneert. Het systeem van diagnostiek en het Regionaal Coördinatie Overleg met het volgsysteem (Zorgplan LZV) structureren de kennisoverdracht. Ondanks het ontbreken van een goed meetsysteem wordt er nu al aantoonbaar intensiever, gecoördineerd en in ketenverband samengewerkt. De capaciteit is op dit moment toereikend en ook bij de doelgroep lijkt meer rust te zijn. De participerende instellingen hebben herhaaldelijk gerapporteerd dat het LZV tot op heden in grote lijnen effectief is bij het organiseren van ketenzorg voor veteranen.

Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO)

Op 5 juli 2007 is de onafhankelijke Raad van Toezicht en advisering ten behoeve van het civiel-militaire zorgsysteem voor hulpverlening aan veteranen en het wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen (RZO) ingesteld, met onder andere als taak toezicht te houden op het civiel-militaire zorgsysteem. Dit toezicht richt zich op de samenwerking tussen de partijen binnen het LZV, de ketenzorg en op de kwaliteit van de zorg aan de doelgroep veteranen als geheel. Daarnaast adviseert de RZO over wetenschappelijk onderzoek op het gebied van aandoeningen gerelateerd aan uitzendingen en draagt zorg voor de noodzakelijke convergentie tussen de onderzoeken.

In de rapportageperiode heeft de RZO adviezen uitgebracht over structurele middelen voor wetenschappelijk (M)GGZ-onderzoek en patiëntgebonden onderzoek ten behoeve van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (RZO-advies nr. 15); het instellen van de Onderzoeksagenda voor Veteranenzorg en Uitzending gerelateerde Problematiek (RZO-advies nummer 16); en inzake het Convenant Landelijk Zorgsysteem Veteranen 2012 (RZO-advies nr. 17). In het algemeen overleg over personeel van 16 april jl. heb ik toegezegd dat ik de RZO-rapporten standaard naar de Kamer zal sturen. Bovengenoemde rapporten zijn als bijlagen bij deze nota gevoegd. Hiermee kom ik tevens tegemoet aan het commissieverzoek van 22 mei jl.

De Onderzoeksagenda genoemd in RZO-advies nr. 16 moet ervoor zorgen dat er meer convergentie komt in het wetenschappelijk onderzoek naar uitzending gerelateerde psychische problematiek dat uitgevoerd wordt op de veteranenpopulatie. Er wordt een prioritering in de onderwerpen aangebracht en richting gegeven aan het wetenschappelijk onderzoek in de toekomst. De Onderzoeksagenda zal in de tweede helft van 2013 zijn ingericht.

Voor de advisering op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar aandoeningen die verband houden met uitzendingen is door de Raad een adviescommissie ingesteld, de Programma Advies Commissie Onderzoek (PACO). De PACO heeft een uniforme wijze van beoordeling van wetenschappelijk onderzoek ontwikkeld, die door de RZO is vastgelegd. Aan de hand daarvan worden bij de MGGZ, bij de Universiteit van Utrecht en bij andere universitaire instituten door Defensie gefinancierde onderzoeksvoorstellen beoordeeld. De PACO wordt door de RZO betrokken bij het instellen van de Onderzoeksagenda.

Leerstoel psychotraumatologie

In overeenstemming met het RZO advies nr. 4 heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer in 2009 geïnformeerd over de instelling van een leerstoel psychotraumatologie aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) (kenmerk P/2009014047). De leerstoel is met de titel «Psychiatrie in het bijzonder stress en trauma» opgenomen in de divisie Hersenen van het UMCU. Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen de onderzoeksprogramma’s van zowel de combinatie van Stichting Centrum «45 en Defensie als het UMCU. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd onderzoek te doen naar de militaire aspecten van psychotrauma.

Evaluatie LZV

In het verlengde van het RZO advies nr.1 «Opzet Evaluatie Landelijk Zorgsysteem Veteranen» van november 2007 heeft mijn ambtsvoorganger de Kamer toegezegd het LZV in 2013 te evalueren in de opmaat naar de voltooiing van de inrichtingsfase van het LZV in 2015. Daartoe hebben de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ik de RZO gevraagd in 2013 een evaluatie van de veteranenketenzorg van het LZV uit te voeren en hun over de uitkomsten van dit onderzoek te rapporteren. Het Plan van Aanpak Evaluatie LZV 2013 is gereed en de werkzaamheden hebben een aanvang genomen. Het eindrapport van de evaluatie zal naar verwachting eind dit jaar worden aangeboden.

In het kader van de Evaluatie LZV wordt door het Trimbos-instituut in opdracht van de RZO een tweede meting verricht met de door het Centrum Klantervaring Zorg geaccrediteerde Consumer Quality Index Veteranenketenzorg. Deze meting heeft als doel de kwaliteit van de ketenzorg door het LZV te beoordelen en voorstellen te doen ter verbetering. Zoals ik u met mijn brief van 4 april jl. heb gemeld (Kamerstuk 30 139, nr. 112), zal ik uw Kamer eind 2013 over de resultaten informeren.

Voorts organiseert de voorzitter RZO in het kader van de Evaluatie LZV 2013 lunches met deskundigen om een visie te ontwikkelen op de toekomstige (civiel-militaire) ketenzorg GGZ en mogelijke samenwerking met andere risico-geüniformeerde beroepen.

Zelfdoding onder veteranen

Met de brief van 12 april 2012 (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 2191) heeft mijn ambtsvoorganger gemeld de mogelijkheid te onderzoeken voor een studie naar zelfdoding onder veteranen en militairen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS houdt, als enige organisatie in Nederland, gegevens bij over de doodsoorzaken van in Nederland woonachtige personen. Het CBS registreert hierbij niet of sprake is van een veteraan. De conclusie uit de haalbaarheidsstudie is dat een beschrijvend onderzoek naar het voorkomen van zelfdoding onder veteranen haalbaar is. De onderzoekspopulatie omvat de veteranen die ofwel na 1 januari 2004 in het veteranenregistratiesysteem (VRS) zijn opgenomen ofwel de veteranen die na 1 januari 2004 in Peoplesoft zijn geregistreerd. Het totale bestand bestaat momenteel uit ongeveer 60.000 personen. De studie bevindt zich inmiddels in het stadium van aanbesteding.

Materiële zorg voor oorlogs- en dienstslachtoffers

De omvang en de samenstelling van het cliëntenbestand bij het Zorgloket voor Militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (Zorgloket MOD) is stabiel. De toegang tot de materiële zorg zal met de komst van het Veteranenloket dit jaar verder verbeteren. Naast (invalide) veteranen krijgen ook militaire dienstslachtoffers via het Veteranenloket toegang tot zorg. Voor hen gelden immers dezelfde materiële aanspraken als voor invalide veteranen. Voorts worden militaire oorlogs- en dienstslachtoffers door mij ondersteund bij het beoefenen van sporten. In voorkomend geval worden zij geholpen bij het verkrijgen van aangepaste sportartikelen, zoals sportrolstoelen.

Op dit moment wordt gewerkt aan de voorbereidingen voor een volledige schadevergoedingsregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers. Deze regeling beoogt finale kwijting te bieden voor alle ten gevolge van een dienstongeval of dienstverbandaandoening veroorzaakte schade. De voorbereidingen betreffen onder andere het opstellen, in overleg met de Centrales voor Overheidspersoneel, van een uitvoeringsregeling. Het streven is om in het najaar van 2013 een begin te kunnen maken met de uitvoering. Hiermee wordt het laatste hiaat in de materiële rechtspositie van militaire oorlogs- en dienstslachtoffers gevuld.

Letselschadeclaims

De effecten van de Ereschuldregeling voor invalide veteranen en de volledige schadevergoeding voor MOD’ers zijn nog niet zichtbaar in de aantallen letselschadeclaims over 2012. Naar verwachting zullen deze effecten in 2013 wel zichtbaar worden door een afnemend aantal in behandeling zijnde schadeclaims. Het jaarlijkse aantal schadeclaims is thans stabiel. Een overzicht van de claims is opgenomen in bijlage 4, tabel 4.1.7

Doorontwikkeling verzekeringsgeneeskundige protocollen (WIA-IP, PTSS en LOK-protocol)

Door de invoering van geprotocolleerde beoordelingen zijn de invaliditeitskeuringen transparant, toetsbaar en reproduceerbaar geworden. In het verleden was dit in mindere mate het geval. Sinds de invoering van de protocollen is er discussie met veteranen en hun belangenbehartigers over de validiteit en toepassing. De kanttekeningen die gemaakt worden betreffen doorgaans het PTSS protocol en gaan meestal over de hoogte van het vastgestelde invaliditeitspercentage. Bij de invoering van de protocollen is hier rekening mee gehouden en in overleg met de Centrales voor Overheidspersoneel is een overgangsregeling vastgesteld, ten einde de gevolgen voor individuele gevallen te beperken. Wetenschappelijk onderzoek van het Universitair Medisch Centrum Groningen heeft aangetoond dat de schattingsmethodiek gebruikt bij het PTSS-protocol in hoge mate betrouwbaar is.

Een revisie dan wel doorontwikkeling van de medische protocollen is niet voorzien eerder dan medio 2014. De revisie is mede afhankelijk van de publicatie van een nieuwe editie van het internationale diagnostische handboek voor de psychiatrie, de «Diagnostic and Statistic manual of Mental disorders» (DSM). De uitgave van de nieuwe editie is vertraagd waardoor de eerste ervaringen met deze uitgave pas in 2014 bekend zullen worden.

In voorbereiding op de revisie heeft Defensie met de verzekeringsartsen gesproken over de toepassing van de verzekeringsgeneeskundige protocollen en heeft hen gevraagd mee te denken over de revisie. De revisie zelf zal door een externe commissie worden uitgevoerd.

Algemene appreciatie over beleid en uitvoering bijzondere zorg

Met de komst van het Veteranenloket wordt de zorg aan de veteraan en zijn relaties nog beter ontsloten en wordt de samenhang in het zorgaanbod verbeterd. Het LZV heeft de afgelopen jaren al veel bereikt op het terrein van de zorg aan de veteraan en zijn relaties en blijft zich als samenwerkingsverband verbeteren om de best mogelijke zorg te leveren. Samen met de RZO wordt de kwaliteit van de ketenzorg bewaakt en wordt de zorg binnen het LZV door middel van wetenschappelijk onderzoek verder ontwikkeld. Hierdoor blijft de zorg aan de veteraan en zijn relaties goed en wordt deze waar nodig verbeterd.

Overige onderwerpen

Wetenschappelijk onderzoek geestelijke gezondheidszorg

In het kader van de geestelijke gezondheidszorg voor militairen voert de MGGZ een aantal onderzoeken uit. Dit betreft onderzoek naar fundamentele en toegepaste kenmerken van de uitzendgerelateerde stoornissen. Voorbeelden zijn onderzoek naar de militair met onvoldoende verklaarde klachten en onderzoek naar vroege voorspellers van klachten als depressie, posttraumatische stress en vermoeidheid.

Een belangrijk onderzoek in dat kader is het onderzoek naar prospectie in stress gerelateerd militair onderzoek (PRISMO). Het is een longitudinaal onderzoek dat doorloopt tot 2019. De verzameling van gegevens begint al voor uitzending aan de hand van bloedmonsters en vragenlijsten. Internationaal is er veel belangstelling voor de gegevens uit dit onderzoek. De Nederlands onderzoekers zijn door collegae in de Verenigde Staten gevraagd deel te nemen aan een vervolgonderzoek op basis van deze gegevens.

De defensiebegroting bevat een overzicht van de uitgaven voor het veteranenbeleid. Voor onderzoeken op het gebied van de MGGZ in 2013 is € 500.000 begroot.

Inspecteur der Veteranen

De Inspecteur-generaal der Krijgsmacht (IGK) in zijn functie van Inspecteur der Veteranen treedt op als mijn speciale representant bij herdenkingen, plechtigheden en grote manifestaties van en voor veteranen. Tevens treedt de Inspecteur der Veteranen op als mijn adviseur in veteranen aangelegenheden. De IGK doet uitgebreid verslag van zijn activiteiten op het gebied van veteranen in zijn jaarverslag over 2012 dat op 15 mei jl. separaat aan uw Kamer is aangeboden.

Samenwerking met de politie op het gebied van erkenning, waardering en zorg

Defensie werkt op veel gebieden samen met de politie en het Ministerie van Veiligheid en Justitie, onder meer op de gebieden van kleding, opleidingen en uitzendingen. Voor de samenwerking in het kader van de Kunduz-missie is een Zorgprotocol Vredesmissies afgesloten. In het kader van het Programma Versterking Professionele Weerbaarheid kijkt de politie naar het defensiesysteem van erkenning, waardering en zorg. Defensie staat open voor meer samenwerking op het gebied van mentale (na)zorg. Met betrekking tot maatschappelijke erkenning en waardering ben ik echter van mening dat de behoefte blijft bestaan aan een eigen identiteit.

Symposium toekomst Veteranenbeleid

Op 6 maart jl. heeft Defensie een overleg met deskundigen gevoerd over het veteranenbeleid in 2025. De aanwezige deskundigen constateerden dat de veteranenzorg in Nederland, in algemene zin, op een hoog niveau staat. Wel zal de samenstelling van het veteranenbestand in de komende jaren veranderen (meer jonge veteranen en veteranen in actieve dienst). Het toekomstige veteranenbeleid zal met deze veranderingen in de doelgroep rekening moeten houden.

Project Buddyhond

Momenteel zijn er verschillende initiatieven om door middel van een hulphond militaire oorlogs- en dienstslachtoffers met psychische klachten te ondersteunen. Deze initiatieven zijn thans nog in een experimenteel stadium. Ik laat onderzoeken wat een buddyhond kan betekenen voor een betere kwaliteit van leven voor de doelgroep. Ik zal de Kamer in de volgende veteranennota informeren over de resultaten.

Ten slotte

In afwachting van het Veteranenbesluit wordt intensief gewerkt aan verschillende doelstellingen uit dit besluit. Zo wordt vooruitlopend op het Veteranenbesluit het Veteranenloket geopend en krijgen actieve militairen de veteranenstatus. Daarnaast is ook op andere terreinen sprake van een breed spectrum van activiteiten en ontwikkelingen.

Op het gebied van erkenning en waardering wordt een nieuw draaginsigne ingesteld voor nationale operaties, wat het decoratiestelsel completer maakt. Verder genereert het scholenproject toenemende belangstelling van de jeugd. Op het gebied van zorg krijgt de nuldelijnsondersteuning steeds meer vorm, vooral door de voortvarende aanpak van het Veteraneninstituut en het Veteranen Platform. Dit is weliswaar niet de directe verantwoordelijkheid van Defensie, maar de nuldelijnsondersteuning is een belangrijk onderdeel van de integrale zorg voor veteranen en wordt door mij waar mogelijk gesteund.

Op het gebied van immateriële zorg nadert de inrichting van het Landelijk Zorgsysteem Veteranen zijn voltooiing. Uit het caleidoscopisch overzicht in deze nota blijkt dat het LZV nu reeds zijn vruchten afwerpt. De RZO zal het LZV dit jaar evalueren zodat deze positieve signalen objectief kunnen worden bevestigd. De RZO profileert zich daarmee steeds nadrukkelijker als de onafhankelijke toezichthouder op het systeem van veteranenzorg. Daarnaast neemt de RZO samen met andere partijen zoals de IGK initiatieven om expertise te bundelen en na te denken over de toekomst van het veteranenbeleid.

Op het gebied van materiële zorg wil ik verder gaan met het inventariseren van de restschuld en de schadeloosstelling. Ik doe dit in nauw overleg met de Centrales van Overheids Personeel net als het overleg over de toepassing van PTSS-en andere protocollen. Naast deze formele rol vervullen de Centrales ook een meer algemene rol als belangenbehartigers van veteranen. Zij zijn daarmee voor mij een belangrijke gesprekspartner om de zorg voor veteranen verder te verbeteren.

Kortom, ik constateer dat alle betrokken partijen binnen en buiten Defensie zich met toewijding inzetten voor de belangen van veteranen. Ik onderschrijf het belang hiervan volledig. Zoals de IGK het in zijn jaarverslag verwoordde: de veteranen legden met hun inzet in het verleden de basis voor de huidige professionele krijgsmacht. Ik zie het dan ook als mijn plicht om goed voor de veteraan te zorgen. Er is inmiddels veel bereikt. Samen met vele anderen zal ik echter blijven streven naar verdere verbeteringen.

De minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
6

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
7

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven