nr. 22
WIJZIGINGEN VOORGESTELD DOOR DE REGERING
Ontvangen 13 februari 2007
Het voorstel van wet zoals dat luidt na de daarin tot en met 20 juni
2006 aangebrachte wijzigingen (nr. 20), wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 154b als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De raad kan bij verordening bepalen dat een bestuurlijke boete
kan worden opgelegd voor overtreding van:
a. voorschriften uit zijn verordeningen betreffende gedragingen die
kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte en die tevens krachtens artikel
154 strafbaar zijn gesteld, met uitzondering van de bij algemene maatregel
van bestuur bepaalde voorschriften, en
b. de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde voorschriften die
op grond van artikel 10.23 van de Wet milieubeheer zijn vastgesteld in een
verordening en die strafbaar zijn gesteld.
De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2. Het zevende lid komt te luiden:
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden de verschillende boetecategorieën
en de hoogte van de bestuurlijke boete bepaald. Voor zover voor een voorschrift
de boetecategorie en de hoogte van de boete niet bij algemene maatregel van
bestuur zijn bepaald, stelt de raad deze vast in de verordening, bedoeld in
het eerste lid. De bestuurlijke boete kan voor natuurlijke personen niet hoger
zijn dan € 340 per gedraging en voor rechtspersonen niet hoger zijn
dan € 2250 per gedraging.
B
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd:
ARTIKEL IIA
Indien artikel VB van de Wet OM-afdoening in werking treedt op een eerder
tijdstip dan deze wet, worden in artikel I, onderdeel A, van deze wet het
vijfde en zesde lid vernummerd tot het vierde en vijfde lid.
C
Na artikel IIA wordt een artikel ingevoegd:
ARTIKEL IIB
Indien artikel VB van de Wet OM-afdoening in werking treedt op een later
tijdstip dan deze wet komt artikel VB van de Wet OM-afdoening te luiden:
ARTIKEL VB
In artikel 154 van de Gemeentewet vervalt het derde lid, onder vernummering
van het vierde tot en met zesde lid tot het derde tot en met het vijfde lid.
Toelichting
Deze wijziging strekt ertoe, naar aanleiding van het advies van de Raad
van State van 10 oktober 2006, een aantal wijzigingen aan te brengen
in het wetsvoorstel zoals dat is komen te luiden na de daarin tot en met 20 juni
2006 aangebrachte wijzigingen.
Onderdeel A
De wijziging onder A is drieledig en houdt in dat in artikel 154b, eerste
lid, onderdeel a, wederom het inhoudelijke criterium voor het vaststellen
van de beboetbare feiten wordt opgenomen. De Raad van State heeft weliswaar
over de wijziging als gevolg van amendement nr. 18, voor zover het de beboetbare
feiten betreft, aangegeven dat er geen bezwaren bestaan tegen een negatieve
lijst en dat er overigens ook geen onoverkomelijke bezwaren bestaan tegen
dit onderdeel van het amendement. Desondanks komt het gewenst voor, het criterium «overlast
in de openbare ruimte» zoals dat ook voorkwam in het oorspronkelijk
ingediende wetsvoorstel, weer op te nemen in het voorgestelde artikel 154b,
eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet. De reden hiervoor is het doel
van het wetsvoorstel, namelijk de aanpak van overlastgevende feiten in de
openbare ruimte, duidelijk terug te laten komen in de tekst van de wet. De
randvoorwaarden die voor het vaststellen van de negatieve lijst zijn gesteld
in de brief van 6 juni jl. (Kamerstukken II 30 098 en 30 101,
nr. 22) blijven daarbij onverkort van kracht. Overtredingen die gepaard kunnen
gaan met geweld of onderdeel zijn van de ordehandhavingbevoegdheden van de
politie zoals die bij samenscholing, hinderlijk drankgebruik maar ook bij
begeleiding van betogingen en demonstraties, en overtredingen die dicht tegen
ernstige strafbare feiten aanliggen, zullen als gevolg daarvan onder de negatieve
lijst vallen.
In onderdeel b, wordt de grondslag voor de toepassing van de bestuurlijke
boetebevoegdheid bij de overtreding van voorschriften uit de mededingingsverordeningen
beperkt tot die uit de afvalstoffenverordening die zijn basis vindt in artikel
10:23 van de Wet milieubeheer. Hiermee wordt aangesloten bij wat primair beoogd
werd met de amendementen nrs. 15 en 18 op dit punt, namelijk dat de bestuurlijke
boetebevoegdheid kan worden ingezet bij de aanpak van de afvalstoffenproblematiek
en het zwerfafval in het bijzonder.
Verder wordt de bepaling in het voorgestelde artikel 154b, eerste lid,
onderdeel c, met betrekking tot de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op
te leggen bij de overtreding van artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht,
geschrapt. Hiermee scharen wij ons achter het advies van de Raad van State
om de handhaving van de identificatieplicht te beperken tot het strafrecht.
De Raad ondersteunt het bezwaar dat in de genoemde brief van 6 juni 2006
is genoemd, namelijk het ontbreken van de opsporingsbevoegdheden bij een bestuurlijke
beboeting van de toonplicht van de Wet op de identificatieplicht.
Tot slot is in het zevende lid een wijziging aangebracht in die zin dat
de hoge boetecategorie van € 2250 alleen mogelijk wordt gemaakt
voor rechtspersonen.
Onderdelen B en C
In de onderdelen B en C is een technische verbetering opgenomen i.v.m.
de samenloop met de Wet OM-afdoening voor wat betreft de nummering van de
leden van artikel 154 van de Gemeentewet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De Minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin