30 080
Planlogische kernbeslissing Ruimte voor de rivier

nr. 39
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2009

Het programma «Ruimte voor de Rivier» is op 15 mei 2001 door u aangewezen als groot project. Conform de Regeling Grote Projecten stuur ik u hierbij, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de veertiende voortgangsrapportage van het programma Ruimte voor de Rivier. Deze rapportage gaat over de eerste helft van 2009.1

Voortgang programma

De verslagperiode van deze rapportage heeft in het teken gestaan van de overgang van de planstudienaar de realisatiefase. Een belangrijke mijlpaal was de ondertekening van een realisatieovereenkomst voor de dijkverlegging Westenholte en voor de uiterwaardvergraving Scheller en Oldeneler Buitenwaarden. Ook voor de ontpoldering van de Overdiepsche Polder is de uitvoeringsfase gestart en is een samenwerkingsovereenkomst voor de uitvoeringsfase getekend.

Zoals reeds eerder gemeld vergt het een grote inspanning om de grote complexe projecten voor eind 2015 te realiseren. Er is inmiddels een start gemaakt met het probabilistisch plannen, een methode om nog meer zicht te krijgen op de te nemen beheersmaatregelen om de tijdsdoelstelling van het programma te halen. In de volgende voortgangsrapportage zal ingegaan worden op de resultaten van het probabilistisch plannen en de beheersmaatregelen die zijn of worden genomen om ervoor te zorgen dat de tijdsdoelstelling wordt gehaald.

Voor de uiterwaardvergraving Honswijkerwaarden, stuweiland Hagestein, Hagesteinse Uiterwaard en Heerenwaard is in de verslagperiode een besluit genomen over de variantkeuze. Voor de uiterwaardvergraving bedrijventerrein Avelingen neem ik één dezer dagen een projectbeslissing. In de komende verslagperiode volgen naar verwachting nog meer projectbeslissingen, namelijk die voor de uiterwaardvergravingen rondom Deventer, de uiterwaardvergraving Brakelse Benedenwaarden en de dijkverlegging Buitenpolder het Munnikenland en de ontpoldering van de Noordwaard.

Zutphen

In de komende verslagperiode vindt ook de voorbereiding plaats van het besluit over de aanpak van de IJssel bij Zutphen, waar de in de PKB opgenomen dijkverleggingen Cortenoever en Voorster Klei deel van uitmaken. De regio heeft het voorstel gedaan om de twee dijkverleggingen gecombineerd uit te voeren met een buitendijkse geul, als «alles in één keer goed»-variant voor de lange termijnopgave van 18 000 m3/sec en passend binnen de integrale gebiedsontwikkeling IJsselsprong.

Op dit moment wordt bekeken of de dijkverleggingen én de buitendijkse geul voorzien in de lange termijnopgave, zodat de in de PKB opgenomen ruimtelijke reservering voor een eventueel in de toekomst aan te leggen binnendijkse hoogwatergeul kan worden geschrapt. Het laten vervallen van de reservering komt ten goede aan de gebiedsontwikkeling, waaraan ook het rijk belang hecht. Ook wordt bezien of een gecombineerde aanleg kosteneffectief en budgettair inpasbaar is.

Kampen

Zoals reeds geantwoord op de vragen van uw leden Van der Staaij, Jansen en Vendrik wordt voor de hoogwatergeul Kampen geen omwisselbesluit genomen. In het kader van de PKB Ruimte voor de Rivier wordt de zomerbedverlaging van de Beneden-IJssel uitgevoerd.

Bij een verdere stijging van rivierafvoeren blijft de aanleg van de hoogwatergeul voor de waterveiligheid nuttig en op termijn noodzakelijk. De hoogwatergeul maakt onderdeel uit van een vanuit de Nota Ruimte en de regio gewenste gebiedsontwikkeling IJsseldelta Zuid. Ook is de aanleg van de geul nu voor het Rijk financieel gunstig vanwege de mogelijkheid om werk met werk te maken bij een gecombineerde uitvoering met de zomerbedverlaging en vanwege de financiële bijdrage van de regio. De hoogwatergeul sluit dan ook aan op het ontwerp Nationaal Waterplan, waarin het kabinet heeft aangegeven waar mogelijk en kosteneffectief te willen anticiperen op de lange termijn. Uit onderzoek naar de toekomstvastheid van de hoogwatergeul in de IJsseldelta is gebleken dat de geul ook bij een hoger IJsselmeerpeil effectief blijft en geen belemmering vormt voor toekomstige oplossingsrichtingen voor de IJsseldelta. Ook is gebleken dat de veiligheid bij Kampen is geborgd. Ik wil daarom graag bijdragen aan de aanleg van de hoogwatergeul bij Kampen.

De hoogwatergeul kost bijna € 300 miljoen, waarvan ruim een derde deel is gedekt vanuit de provincie Overijssel en de gemeente Kampen. Mijn collega van VROM heeft vanuit het Nota Ruimte budget voor het project € 22,4 miljoen beschikbaar gesteld. Ik ben bereid maximaal € 167 miljoen te investeren en zal daarom in de begroting 2011 een bedrag van € 50 miljoen reserveren in 2014 en 2015 voor de aanleg van de geul en de dijken en een bedrag van € 117 miljoen tussen 2021 en 2023 voor de aanleg van de benodigde kunstwerken.

De plannen voor de hoogwatergeul en de zomerbedverlaging zullen op elkaar worden afgestemd om werk met werk te maken en de gecalculeerde financiële voordelen te realiseren. Ik verwacht dat de uiteindelijke plannen eind 2010 gereed zijn en aan mij kunnen worden voorgelegd voor de definitieve projectbeslissing (SNIP 3).

Het project IJsseldelta beschouw ik als een voorbeeld voor de werkwijze in het Deltaprogramma, waarin anticiperen op klimaatverandering en een gezamenlijke inzet om tot integrale plannen te komen belangrijke speerpunten zijn.

Besluit tot Rijkscoördinatie voor vier Ruimte voor de Riviermaatregelen

Met deze brief stuur ik u ook het Besluit tot Rijkscoördinatie voor vier Ruimte voor de Riviermaatregelen toe.1 Aanleiding voor dit besluit is de wens tot verduidelijking van de tekst uit de PKB en de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008.

In de PKB Ruimte voor de Rivier is opgenomen dat voor drie maatregelen, zijnde de ontpoldering Noordwaard, de hoogwatergeul Veessen-Wapenveld en de berging Volkerak-Zoommeer, een rijksprojectbesluit wordt genomen. De figuur van een rijksprojectbesluit komt onder de nieuwe Wro niet meer voor. De Wro kent nu de figuur van het rijksinpassingsplan (= bestemmingsplan van het Rijk).

De achterliggende reden om destijds bij vaststelling van de PKB te kiezen voor een rijksprojectbesluit voor deze drie maatregelen, was de mogelijkheid van het toepassen van de «rijksprojectenprocedure», die het vaststellen van het projectbesluit behelst èn het door het rijk coördineren van de vergunningen en andere uitvoeringsbesluiten. Dit blijkt niet helder genoeg uit de tekst van de PKB. Daarom is het gewenst op grond van de huidige Wro een besluit te nemen, in de vorm van een rijkscoördinatiebesluit, waardoor de coördinatie van de uitvoeringsbesluiten, naast de vaststelling van het inpassingsplan door het rijk, mogelijk wordt gemaakt.

Voor de vierde maatregel, de dijkteruglegging Lent, hebben de regionale overheden uit het oogpunt van efficiency en voortgang het Rijk verzocht tot coördinatie van vergunningen en uitvoeringsbesluiten. Er is hier geen sprake van een rijksinpassingsplan. De gemeente Nijmegen stelt zelf het bestemmingsplan vast.

Conform art. 3.35 negende lid van de Wro wordt het rijkscoördinatiebesluit aan beide Kamers van de Staten-Generaal toegezonden.

De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. C. Huizinga-Heringa


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven