Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juli 2015
Hierbij bied ik u het toezichtsrapport aan van de Commissie van Toezicht betreffende
de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD/Commissie) over de samenwerking van
de MIVD met buitenlandse inlichtingen- en of veiligheidsdiensten (rapportnummer 22B)1. Het rapport bevat een geheime bijlage. Deze bijlage zal gelijktijdig met deze brief
worden gezonden aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. De
geheime bijlage bevat geen nieuwe aanbevelingen.
De Commissie heeft onderzocht hoe de MIVD gestalte geeft aan de samenwerking met buitenlandse
inlichtingen- en/of veiligheidsdiensten. Het onderzoek omvat de periode 27 september
2007 tot eind 2013. Het algemene beeld van de Commissie is positief. De Commissie
constateert een beperkt aantal onrechtmatigheden. De belangrijkste aanbevelingen van
de Commissie richten zich op aanpassing van het interne beleid waaronder de procedure
en het niveau van besluitvorming inzake het verstrekken van (persoons)gegevens. Het
vastleggen van bovengenoemd beleid is in een vergevorderd stadium en zal, na afronding,
opnieuw en vervolgens regelmatig onder de aandacht van de medewerkers worden gebracht.
Daarnaast heeft de MIVD, mede als gevolg van de lange duur van het onderzoek, al verschillende
maatregelen getroffen om zeker te stellen dat de operationele processen (sturing,
werkwijze en procedures) binnen de dienst overeenkomstig de Wiv 2002 (blijven) verlopen.
Binnen de MIVD is, mede naar aanleiding van het rapport, aandacht gevraagd voor verschillende
interne regels over onder andere het verstrekken van gegevens op het juiste niveau,
verwijzingen naar bronnen en de betrouwbaarheid hiervan, dossiervorming alsmede de
toepassing van de derde partij-regel. Hierop wordt nauwlettend toegezien.
In een groot deel van de onderzoeksperiode waren de activiteiten van de MIVD vooral
gericht op Afghanistan. Het is positief om te vernemen dat, ten aanzien van de missie
in Afghanistan, geen onrechtmatigheden zijn aangetroffen in de gegevensuitwisseling
van de MIVD met buitenlandse diensten.
In lijn met de aanbevelingen van het rapport legt de MIVD het ondersteunen van en
samenwerken met buitenlandse partners reeds expliciet aan mij voor. Het standpunt
van de Commissie dat ook andere vormen van samenwerking (zoals het geven van cursussen)
telkens op het niveau van de Minister zouden moeten worden voorgelegd onderschrijf
ik niet. Onder de toepassing van de artikelen 58 en 59 van de Wiv 2002 wordt uitsluitend
de operationele ondersteuning geschaard. Kortheidshalve verwijs ik hiervoor ook naar
hetgeen mijn ambtsgenoot van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties in zijn brief
van 30 september 2009, Kamerstuk 29 924, nr. 39, pagina 8 hierover heeft gesteld.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert