29 924 Toezichtsverslagen AIVD en MIVD

Nr. 116 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2014

Hierbij bied ik u het toezichtsrapport aan van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD/Commissie) inzake de inzet van de afluisterbevoegdheid en van de bevoegdheid tot de selectie van sigint door de AIVD, september 2012-augustus 2013 (rapportnummer 40)1. Het rapport bevat een geheime bijlage. Deze zal, zoals gebruikelijk, gelijktijdig met deze brief worden gezonden aan de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.

Onderhavig onderzoek van de CTIVD betreft een vervolg onderzoek. Eerder heeft de Commissie in 2009 (rapportnummer 19) (Kamerstuk 29 924, nr. 30), 2012 (rapportnummer 31) (Kamerstuk 29 924, nr. 86) en 2013 (rapportnummer 35) (Kamerstuk 29 924, nr. 101) een toezichtsrapport over dit onderwerp uitgebracht.

Algemeen beeld

Net zoals in de voorgaande rapporten is door de CTIVD geconstateerd dat de AIVD bij de inzet van de afluisterbevoegdheid doordacht te werk gaat en dat de AIVD zich in de praktijk bewust is van het inbreukmakende karakter van de inzet van de afluisterbevoegdheid. De Commissie constateert voorts dat in principe de afluisterbevoegdheid op een rechtmatige en zorgvuldige wijze wordt uitgeoefend en dat haar kritische kanttekeningen betrekking hebben op slechts een beperkt deel van het totale aantal operaties.

Ten aanzien van de inzet van artikel 27 Wiv 2002 (sigint) wordt door de Commissie opgemerkt dat het aantal operaties waarin dit middel wordt ingezet in de onderzochte periode constant is gebleven en dat de inzet betrekkelijk gering is ten opzichte van de afluisterbevoegdheid. De Commissie heeft de toepassing van deze bevoegdheid voor het eerst in een breed kader bestudeerd. Ik heb dan ook met belangstelling kennis genomen van de bevindingen van de Commissie op dit punt.

Ik neem alle aanbevelingen over.

Belangrijkste kritiekpunten

  • 1. De bijzondere positie van verschoningsgerechtigden moet te allen tijde in de motivering van de last naar voren komen. Dit geldt niet alleen wanneer jegens de verschoningsgerechtigde de bijzondere bevoegdheid van artikel 25 of 27 wordt uitgeoefend, maar ook wanneer gesprekken worden uitgewerkt van een target met een verschoningsgerechtigde. Ik kan mij vinden in dit oordeel van de Commissie en onderken de bijzondere positie van deze groep. Daarbij zal in de motivering van de last aandacht worden besteed aan (eventuele) toekomstige gesprekken van het target met een verschoningsgerechtigde.

  • 2. Veel aandacht is in het rapport besteed aan het gebruik van organisatielasten. De door de AIVD gehanteerde criteria voor het gebruik van een organisatielast dienen in de motivering van de last te worden meegenomen en uit de motivering van een organisatielast moet duidelijk blijken dat sprake is van een organisatie. Zeker bij meer fluïde organisaties moet in de motivering expliciet worden beargumenteerd dat er een zodanige samenhang tussen de leden van de organisatie bestaat dat sprake is van een organisatie in de zin van de Wiv 2002. Pas dan kan worden volstaan met één motivering ten aanzien van de wettelijke vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. De Commissie is specifiek ingegaan op een operatie waarbij een organisatielast is gebruikt jegens een groep personen. Naar het oordeel van de Commissie kan deze groep niet gekenmerkt worden als een organisatie in de zin van de Wiv 2002. De toepassing van deze organisatielast is daarom onrechtmatig geacht. Overigens heeft de Commissie ook opgemerkt dat als de lasten afzonderlijk zouden zijn aangevraagd, er geen aanwijzingen zijn dat ze onrechtmatig zouden zijn geweest. De desbetreffende last inmiddels is vervangen door nieuwe organisatielasten, waarin rekening is gehouden met de eisen die de Commissie in het rapport ten aanzien van deze lasten heeft gesteld.

  • 3. Ten aanzien van de bevoegdheid tot de selectie van sigint geeft de Commissie aan dat de werkwijze van de AIVD, waarbij in de hoeveelheid geïntercepteerde gegevens (bulk) wordt getracht potentiële targets te identificeren of te duiden («search»), onrechtmatig is zolang de wet niet is gewijzigd. «Search» wordt echter gebruikt met het oog op de behoefte te komen tot een zorgvuldige invulling van de kenmerkenlijst waarop selectie zal plaatsvinden en te vermijden dat onnodig lasten worden aangevraagd. De Commissie onderkent dat «search» hier een bijdrage aan kan leveren, dat «search» leidt tot betere motiveringen van de toepassing van de selectiebevoegdheid en dat er daardoor sprake is van minder inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. De Commissie heeft daarom twee waarborgen geformuleerd waaraan zij de werkwijze van de AIVD ten aanzien van «search» heeft getoetst. De AIVD past de werkwijze aan.

  • 4. In het rapport is door de Commissie aandacht besteed aan een sigintoperatie waarbij telecommunicatiekenmerken, die zijn verkregen door middel van een andere bijzondere bevoegdheid, allen door de AIVD in selectie zijn gezet, zonder dat duidelijk was aan wie de nummers toebehoorden of wat de specifieke relevantie was van het nummer. De Commissie acht het aannemelijk dat het mogelijk is om met minder inbreukmakende middelen te onderkennen welke contacten evident irrelevant zijn. De selectie aan de hand van deze telecommunicatiekenmerken is daarom onrechtmatig geacht. Ik heb het hoofd van de AIVD gevraagd om samen met de Commissie een werkwijze overeen te komen die voldoet aan de aanbeveling, maar die geen afbreuk doet aan het operationeel belang. Het is van groot belang dat de dienst in voldoende mate in staat is om een netwerk van een target bloot te leggen en de besproken werkwijze is daartoe een middel.

Tenslotte

De CTIVD heeft op de pagina's iv, vi, en 4 van het rapport vermeld jegens hoeveel personen en organisaties in het onderzoeksjaar gemiddeld de afluisterbevoegdheid is ingezet respectievelijk in hoeveel operaties de bevoegdheid tot selectie van sigint is uitgeoefend. Ik stel mij op het standpunt dat deze informatie zich niet leent voor openbaarmaking, zeker wanneer die vanaf nu over meerdere jaren zou worden verstrekt, reden waarom ik deze gegevens heb verwijderd. Het openbaar maken van deze gegevens biedt inzicht in de modus operandi van de AIVD en is derhalve in strijd met de geheimhoudingsplicht ex artikel 15 van de Wiv 2002. Vanzelfsprekend worden de aantallen volledig gedeeld met het parlement via het geëigende kanaal, de CIVD.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven