29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 78 BRIEF VAN DE MINISTERS VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2013

Het afgelopen jaar is Nederland door de Anti-Corruptie Werkgroep van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) geëvalueerd op zijn implementatie en handhaving van het OESO-Verdrag tegen omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale handelstransacties. Dit verdrag heeft tot doel ontwikkeling te stimuleren en armoede te bestrijden door eerlijke, internationale handel («level playing field») te creëren. Op 8 januari jl. heeft de OESO het evaluatierapport, inclusief persverklaring, op haar website (www.oecd.org/daf/nocorruption) gepubliceerd. Deze Kamerbrief stelt uw Kamer, gelet op een aankomende beleidsreactie later dit jaar, kort op de hoogte van de uitkomsten en aanbevelingen, en het vervolgtraject. De (Engelstalige) samenvatting van het rapport is als bijlage aan deze brief toegevoegd.1

In de voorgaande twee evaluaties was de OESO Anti-Corruptie Werkgroep tevreden met de wijze waarop Nederland uitvoering had gegeven aan genoemd OESO-Verdrag tegen omkoping. Daarbij richtte de eerste evaluatie zich op wetgeving, gevolgd door de tweede evaluatie die zich meer richtte op de implementatie van diezelfde wetgeving. De derde evaluatie, welke heeft geleid tot het voorliggende rapport, richtte zich met name op de praktijk. Met andere woorden, de resultaten van wetgeving en organisatie: de handhaving van de strafbaarstelling. Het thans voorliggende rapport spreekt zich positief uit over onder meer de sterke expertise in ontneming van onrechtmatig verkregen winsten, de database om internationale rechtshulpverzoeken effectief te faciliteren en de voorlichtingsactiviteiten binnen zowel het eigen ambtelijk apparaat inclusief ambassades als bij het Nederlandse bedrijfsleven.

De kritiek daarentegen richt zich met name op de te beperkte resultaten op het gebied van gerechtelijke onderzoeken en vervolgingen van bedrijven en personen die buitenlandse ambtenaren omgekocht zouden kunnen hebben. In het bijzonder worden de mogelijkheid en proactiviteit van Nederland in het starten van gerechtelijke procedures tegen bedrijven die officieel gevestigd zijn in Nederland, maar hun activiteiten geheel buiten Nederland uitvoeren, in twijfel getrokken. De OESO stelt voorts dat de huidige sancties tegen zowel burgers als bedrijven niet afdoende effectief en ontmoedigend zijn. Zij hoopt daarom dat de conceptwetgeving ter versterking van de bestrijding van financieel-economische criminaliteit snel wordt aangenomen en in werking treedt. Dit zou onder meer leiden tot verhoging van de sancties tot, voor bedrijven, maximaal tien procent van de jaaromzet.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in de genoemde OESO Werkgroep toegezegd signalen proactief op te pakken en daartoe meer te gaan samenwerken met andere landen. Dit om te voorkomen dat gevallen van buitenlandse omkoping vanwege het internationale karakter en complexiteit niet worden aangepakt. De Aanwijzing van het OM over de aanpak van buitenlandse corruptie is daartoe naar aanleiding van de kritiek van het evaluatieteam recentelijk verder aangescherpt.

De Nederlandse aanpak van corruptie wordt momenteel ook door GRECO (Raad van Europa) en de Verenigde Naties (VN) geëvalueerd. Deze gremia hebben evaluaties met verschillende aandachtsgebieden binnen het thema corruptie. De VN-evaluatie richt zich op de strafbaarstelling en aanpak van corruptie en internationale samenwerking, de GRECO-evaluatie gaat over de preventie van corruptie onder leden van het parlement, het openbaar ministerie en de rechterlijke macht. Het kabinet streeft er naar om na afloop van de drie evaluaties een integrale beleidsreactie over de Nederlandse corruptiebestrijding aan u voor te leggen. Het beleid zal erop zijn gericht naar vermogen en volledig rekening houdende met Nederlandse rechtsprincipes uitvoering te geven aan deze aanbevelingen. Uw Kamer zal hier naar verwachting in het najaar van 2013 over geïnformeerd worden.

De minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven