Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 januari 2013
Het afgelopen jaar is Nederland door de Anti-Corruptie Werkgroep van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) geëvalueerd op zijn implementatie
en handhaving van het OESO-Verdrag tegen omkoping van buitenlandse ambtenaren bij
internationale handelstransacties. Dit verdrag heeft tot doel ontwikkeling te stimuleren
en armoede te bestrijden door eerlijke, internationale handel («level playing field»)
te creëren. Op 8 januari jl. heeft de OESO het evaluatierapport, inclusief persverklaring,
op haar website (www.oecd.org/daf/nocorruption) gepubliceerd. Deze Kamerbrief stelt uw Kamer, gelet op een aankomende beleidsreactie
later dit jaar, kort op de hoogte van de uitkomsten en aanbevelingen, en het vervolgtraject.
De (Engelstalige) samenvatting van het rapport is als bijlage aan deze brief toegevoegd.1
In de voorgaande twee evaluaties was de OESO Anti-Corruptie Werkgroep tevreden met
de wijze waarop Nederland uitvoering had gegeven aan genoemd OESO-Verdrag tegen omkoping.
Daarbij richtte de eerste evaluatie zich op wetgeving, gevolgd door de tweede evaluatie
die zich meer richtte op de implementatie van diezelfde wetgeving. De derde evaluatie,
welke heeft geleid tot het voorliggende rapport, richtte zich met name op de praktijk.
Met andere woorden, de resultaten van wetgeving en organisatie: de handhaving van
de strafbaarstelling. Het thans voorliggende rapport spreekt zich positief uit over
onder meer de sterke expertise in ontneming van onrechtmatig verkregen winsten, de
database om internationale rechtshulpverzoeken effectief te faciliteren en de voorlichtingsactiviteiten
binnen zowel het eigen ambtelijk apparaat inclusief ambassades als bij het Nederlandse
bedrijfsleven.
De kritiek daarentegen richt zich met name op de te beperkte resultaten op het gebied
van gerechtelijke onderzoeken en vervolgingen van bedrijven en personen die buitenlandse
ambtenaren omgekocht zouden kunnen hebben. In het bijzonder worden de mogelijkheid
en proactiviteit van Nederland in het starten van gerechtelijke procedures tegen bedrijven
die officieel gevestigd zijn in Nederland, maar hun activiteiten geheel buiten Nederland
uitvoeren, in twijfel getrokken. De OESO stelt voorts dat de huidige sancties tegen
zowel burgers als bedrijven niet afdoende effectief en ontmoedigend zijn. Zij hoopt
daarom dat de conceptwetgeving ter versterking van de bestrijding van financieel-economische
criminaliteit snel wordt aangenomen en in werking treedt. Dit zou onder meer leiden
tot verhoging van de sancties tot, voor bedrijven, maximaal tien procent van de jaaromzet.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft in de genoemde OESO Werkgroep toegezegd signalen
proactief op te pakken en daartoe meer te gaan samenwerken met andere landen. Dit
om te voorkomen dat gevallen van buitenlandse omkoping vanwege het internationale
karakter en complexiteit niet worden aangepakt. De Aanwijzing van het OM over de aanpak
van buitenlandse corruptie is daartoe naar aanleiding van de kritiek van het evaluatieteam
recentelijk verder aangescherpt.
De Nederlandse aanpak van corruptie wordt momenteel ook door GRECO (Raad van Europa)
en de Verenigde Naties (VN) geëvalueerd. Deze gremia hebben evaluaties met verschillende
aandachtsgebieden binnen het thema corruptie. De VN-evaluatie richt zich op de strafbaarstelling
en aanpak van corruptie en internationale samenwerking, de GRECO-evaluatie gaat over
de preventie van corruptie onder leden van het parlement, het openbaar ministerie
en de rechterlijke macht. Het kabinet streeft er naar om na afloop van de drie evaluaties
een integrale beleidsreactie over de Nederlandse corruptiebestrijding aan u voor te
leggen. Het beleid zal erop zijn gericht naar vermogen en volledig rekening houdende
met Nederlandse rechtsprincipes uitvoering te geven aan deze aanbevelingen. Uw Kamer
zal hier naar verwachting in het najaar van 2013 over geïnformeerd worden.
De minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen
De minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten