Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 mei 2020
Hierbij doe ik mijn toezegging gestand om uw Kamer te informeren over bevragingen
van het European Criminal Records Information Exchange System (ECRIS) in strafzaken tegen leden van mobiele bendes. In het Algemeen Overleg Criminaliteitsbestrijding
van 5 februari 2020 (Kamerstuk 28 684, nr. 617), heb ik naar aanleiding van vragen van het lid Groothuizen (D66) aangegeven te onderzoeken
of (te) lange reactietermijnen bij het opvragen van gegevens via ECRIS tot problemen
leiden voor de opsporing en vervolging. Het ging specifiek om de vraag of verdachten
van mobiel banditisme als first offender worden vervolgd, terwijl er sprake is van recidivisme – een definiërend kenmerk van
mobiel banditisme – maar dit niet tijdig kon worden vastgesteld in verband met de
lange reactietermijn. De kernvraag is of, indien deze gegevens wel sneller waren opgeleverd
via ECRIS, mogelijk zwaardere straffen geëist en opgelegd hadden kunnen worden.
Offensief tegen mobiele bendes
Afgelopen zomer heb ik uw Kamer geïnformeerd over het «Actieplan Veilig Ondernemen
2019–2022» (Bijlage bij Kamerstuk 29 911, nr. 251 herdruk). Binnen dit actieplan is de Taskforce Mobiel Banditisme opgericht die toeziet op
een structurele en integrale aanpak van rondtrekkende bendes door publiek-private
samenwerking. Vanuit deze integrale aanpak wordt het barrièremodel Mobiel Banditisme
uitgewerkt, met het doel om Nederland voor hen onaantrekkelijk te maken.
Bevragingen ECRIS
Informatie over strafzaken en veroordelingen in andere EU-lidstaten kan via ECRIS
worden opgevraagd. Van een klein aantal lidstaten overschrijdt de gemiddelde doorlooptijd
van verzoeken de juridisch afgesproken termijn van tien werkdagen. Dat probleem heb
ik in algemene zin, zoals ik in het AO van 5 februari reeds heb aangegeven, al eerder
in EU verband aangekaart.
Uit de informatie die ik van de Nederlandse ECRIS-autoriteit heb gekregen blijkt dat
dit ook landen betreft waaruit mobiele bendes afkomstig en actief zijn. Het openbaar
ministerie heeft mij laten weten dat een (te) lange reactietermijn de opsporing en
vervolging in sommige gevallen hindert. Zo worden de mogelijkheden voor het eisen
en opleggen van een gepaste gevangenisstraf beperkt. Voorts levert de lange doorlooptijd
ook extra werk op om de gevolgen daarvan te beperken, zoals het uitvoeren van extra
opsporingshandelingen bijvoorbeeld om te onderzoeken of voorlopige hechtenis mogelijk
is.
Vervolg
Om de gemiddelde reactietermijnen van de betreffende lidstaten te verkorten zijn vaak
aanzienlijke technische en administratieve wijzingen nodig, zoals de uitbreiding van
automatisering en wetswijzigingen. Een grote verbetering is daarom niet op korte termijn
te verwachten. Tegelijkertijd is het van groot belang dat gedaan wordt wat mogelijk
is om dit probleem op te lossen en de betreffende lidstaten hiertoe extra inspanning
leveren.
Op mijn verzoek is daarom de Europese Commissie gevraagd om hierop actie te ondernemen.
Zij is verantwoordelijk voor het toezicht op de regelnaleving door lidstaten, ook
ten aanzien van ECRIS. Mocht uit de reactie en daarin aangekondigde actie van de Commissie
naar mijn mening te weinig urgentie blijken, dan zal ik in bilateraal overleg met
de betroffen lidstaten treden en naar aanleiding daarvan mogelijk een formele klacht
bij de Commissie indienen.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus