Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2016
Tijdens het AO Georganiseerde Criminaliteit van 16 juni jl. (Kamerstuk 29 911, nr. 128) heb ik uw Kamer toegezegd onderzoek te zullen doen naar de mogelijkheid om cijfers
te genereren over de straffen die worden opgelegd voor illegaal wapenbezit. Ik heb
daarbij als voorwaarde aangegeven dat dit dan wel binnen redelijk grenzen te realiseren
zou moeten zijn.
Navraag bij de Raad voor de rechtspraak leert dat gegevens over de feitelijke strafoplegging
voor illegaal wapenbezit niet met een beperkte zoekslag uit de systemen te halen is.
Hiervoor is deugdelijk wetenschappelijk onderzoek vereist waarin niet alleen de door
de rechter opgelegde straf wordt meegenomen maar ook andere factoren zoals de tenlastelegging,
de bewezenverklaring, de door de officier van justitie geëiste straf, de motivering
van de straf door de rechter en de daarin al dan niet tot uiting komende strafbeïnvloedende
factoren, en de overige relevante gegevens uit het dossier. Dergelijk onderzoek zou
over een langere periode moeten plaatsvinden dan de drie maanden en bij meer gerechten
dan slechts één of twee, zoals door uw Kamer gesuggereerd is.
Er is echter een andere, makkelijk te raadplegen en objectief kenbare bron die tegemoet
komt aan de door uw Kamer gestelde vraag. Door de rechters zijn voor enkele veelvoorkomende
strafbare feiten zogeheten oriëntatiepunten ontwikkeld (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) die zij kunnen gebruiken bij het bepalen van een straf in het individuele geval.
Deze oriëntatiepunten geven weer wat rechters voor soortgelijke feiten in het algemeen
opleggen en zijn tot stand gekomen op basis van een inventarisatie van de praktijk
en na consultatie van alle gerechten. De oriëntatiepunten worden opgesteld, onderhouden
en periodiek geëvalueerd door een interne commissie van rechters en raadsheren. Deze
oriëntatiepunten zijn dus geen voorschriften waarin bijvoorbeeld een bepaalde gewenste
strafoplegging tot uitdrukking komt, maar een neerslag van de feitelijke strafoplegging
als houvast voor de rechter. Bij het beoordelen van een specifieke zaak houdt de rechter
vervolgens zo nodig rekening met specifieke strafvermeerderende of strafverminderende
factoren, bijvoorbeeld de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan
en omstandigheden met betrekking tot de persoon van de dader. Ook voor (vuur)wapenbezit
bestaan er dergelijke oriëntatiepunten (bijgevoegd)1. Hieruit volgt onder meer dat voor het voorhanden hebben van een pistool of revolver
het oriëntatiepunt is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (afgekort als gs ov in
de oriëntatiepunten) van drie maanden. Ook volgt hieruit dat als strafvermeerderende
of – verminderende factoren in dit verband een rol kunnen spelen onder meer de vraag
of het gaat om een geladen vuurwapen of niet, of het wapen onder handbereik in een
voertuig was, of het wapen in het openbaar werd gedragen, en of het wapen wel of niet
bruikbaar is, dan wel eenvoudig bruikbaar is te maken.
De Raad voor de rechtspraak heeft laten weten geen reden te hebben om te twijfelen
aan de representativiteit van de oriëntatiepunten, niet in het algemeen en evenmin
voor de punten voor illegaal wapenbezit.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur