29 911 Bestrijding georganiseerde criminaliteit

Nr. 130 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2016

Tijdens het AO Georganiseerde Criminaliteit van 16 juni jl. (Kamerstuk 29 911, nr. 128) heb ik uw Kamer toegezegd onderzoek te zullen doen naar de mogelijkheid om cijfers te genereren over de straffen die worden opgelegd voor illegaal wapenbezit. Ik heb daarbij als voorwaarde aangegeven dat dit dan wel binnen redelijk grenzen te realiseren zou moeten zijn.

Navraag bij de Raad voor de rechtspraak leert dat gegevens over de feitelijke strafoplegging voor illegaal wapenbezit niet met een beperkte zoekslag uit de systemen te halen is. Hiervoor is deugdelijk wetenschappelijk onderzoek vereist waarin niet alleen de door de rechter opgelegde straf wordt meegenomen maar ook andere factoren zoals de tenlastelegging, de bewezenverklaring, de door de officier van justitie geëiste straf, de motivering van de straf door de rechter en de daarin al dan niet tot uiting komende strafbeïnvloedende factoren, en de overige relevante gegevens uit het dossier. Dergelijk onderzoek zou over een langere periode moeten plaatsvinden dan de drie maanden en bij meer gerechten dan slechts één of twee, zoals door uw Kamer gesuggereerd is.

Er is echter een andere, makkelijk te raadplegen en objectief kenbare bron die tegemoet komt aan de door uw Kamer gestelde vraag. Door de rechters zijn voor enkele veelvoorkomende strafbare feiten zogeheten oriëntatiepunten ontwikkeld (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) die zij kunnen gebruiken bij het bepalen van een straf in het individuele geval. Deze oriëntatiepunten geven weer wat rechters voor soortgelijke feiten in het algemeen opleggen en zijn tot stand gekomen op basis van een inventarisatie van de praktijk en na consultatie van alle gerechten. De oriëntatiepunten worden opgesteld, onderhouden en periodiek geëvalueerd door een interne commissie van rechters en raadsheren. Deze oriëntatiepunten zijn dus geen voorschriften waarin bijvoorbeeld een bepaalde gewenste strafoplegging tot uitdrukking komt, maar een neerslag van de feitelijke strafoplegging als houvast voor de rechter. Bij het beoordelen van een specifieke zaak houdt de rechter vervolgens zo nodig rekening met specifieke strafvermeerderende of strafverminderende factoren, bijvoorbeeld de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en omstandigheden met betrekking tot de persoon van de dader. Ook voor (vuur)wapenbezit bestaan er dergelijke oriëntatiepunten (bijgevoegd)1. Hieruit volgt onder meer dat voor het voorhanden hebben van een pistool of revolver het oriëntatiepunt is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (afgekort als gs ov in de oriëntatiepunten) van drie maanden. Ook volgt hieruit dat als strafvermeerderende of – verminderende factoren in dit verband een rol kunnen spelen onder meer de vraag of het gaat om een geladen vuurwapen of niet, of het wapen onder handbereik in een voertuig was, of het wapen in het openbaar werd gedragen, en of het wapen wel of niet bruikbaar is, dan wel eenvoudig bruikbaar is te maken.

De Raad voor de rechtspraak heeft laten weten geen reden te hebben om te twijfelen aan de representativiteit van de oriëntatiepunten, niet in het algemeen en evenmin voor de punten voor illegaal wapenbezit.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven