29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 589 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2021

Op 18 juni 2020 informeerde ik uw Kamer over de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 juni 2020 naar aanleiding van een door de advocaat van de verdachte ingediend verzoek tot beëindiging van de strafzaak van een van terroristische misdrijven verdachte Nederlandse uitreizigster (hierna: de verdachte).1 Conform de in die brief gedane toezegging informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, over de vervolgstappen in deze zaak.

In mijn brief van 18 juni 2020 informeerde ik uw Kamer dat het kabinet in overleg zal treden met een aantal Europese landen om te bezien wat de concrete mogelijkheden en consequenties zijn om, in het kader van berechting en in individuele gevallen, in gezamenlijkheid te repatriëren. Uit de in de afgelopen maanden gevoerde gesprekken bleek dat de betreffende landen geen algemeen beleid voeren om volwassen uitreizigers actief te repatriëren. Een aantal landen zet echter wel in op het terughalen van kwetsbare minderjarigen, indien noodzakelijk met hun moeders. De gevoerde gesprekken geven aanleiding om met de relevante partijen verder te spreken om te bezien met welke van hen kan worden samengewerkt om de verdachte te repatriëren ter berechting in Nederland.

Het vraagstuk van repatriëring is onveranderd complex. Bij de belangenafweging die het kabinet maakt wordt, zoals steeds, gekeken naar de internationale betrekkingen, de veiligheidssituatie in de regio en de veiligheid van betrokkenen. Bij alle stappen die worden gezet is er ook steeds oog voor het belang van de nationale veiligheid.

Op 30 november 2020 en 19 januari 2021 is het Openbaar Ministerie schriftelijk geïnformeerd over de gevoerde en nog te voeren gesprekken. Op 28 januari jl. heeft in het kader van het door de verdachte ingediende verzoek tot beëindiging van de strafzaak wederom een zitting in raadkamer plaatsgevonden. Het Openbaar Ministerie informeerde mij dat de rechtbank Rotterdam heeft besloten de behandeling van het verzoekschrift te schorsen voor onbepaalde tijd, maar voor ten hoogste vijf maanden, teneinde de voortgang van het repatriëringsproces te kunnen blijven monitoren.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 754, nr. 550

Naar boven