29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 432 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2017

Hierbij bieden wij u de Evaluatie van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Evaluatie) aan1 die door de Inspectie Veiligheid en Justitie (Inspectie) is uitgevoerd2.

De bestaande aanpak van terrorisme vroeg in 2014 om een versterking vanwege de substantiële dreiging van het jihadisme voor de Nederlandse nationale veiligheid, het door ISIS uitroepen van het zogenoemde «kalifaat» in de zomer van 2014 en toenemende zorgen rondom radicaliserende personen in Nederland. Dit heeft in augustus 2014 geleid tot het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (Actieprogramma) (Kamerstuk 29 754, nr. 253), waaraan sindsdien uitvoering is gegeven.

Het Actieprogramma kenmerkt zich door de integraliteit van de aanpak van het jihadisme. Maatregelen en inzet vanuit het Actieprogramma hebben tot doel het beschermen van de democratische rechtsstaat, het bestrijden en verzwakken van de jihadistische beweging in Nederland en het tegengaan van radicalisering.

Sinds de start van het Actieprogramma is de aanpak tussentijds op onderdelen geïntensiveerd, aangevuld en aangescherpt. Dit naar aanleiding van incidenten en aanslagen in ons omringende landen, ontwikkelingen in het dreigingsbeeld, voortschrijdend inzicht en diverse aangenomen moties en gedane toezeggingen. Voor een overzicht van de resultaten van het Actieprogramma verwijs ik uw Kamer naar beleidsbrieven bij de verschillende aan uw Kamer aangeboden Dreigingsbeelden Terrorisme Nederland (DTN) en de periodieke rapportages waarin uw Kamer geïnformeerd is over de voortgang van maatregelen uit het Actieprogramma3.

Conclusies Inspectie

De Inspectie heeft zich in haar onafhankelijke onderzoek gefocust op de lokale aanpak en de uitwerking van een aantal landelijke maatregelen. De Inspectie constateert dat het Actieprogramma een aanjagende functie heeft vervuld. Door het Actieprogramma zijn oude maatregelen nieuw leven in geblazen en bleken partners uit de veiligheidsketen en het sociale domein tevens beter in staat effectiever samen te werken en nieuwe initiatieven te ontplooien. Daarnaast heeft het Actieprogramma bijgedragen aan multidisciplinaire samenwerking. Maatwerk kan worden geleverd door in wisselende samenstellingen gebruik te maken van verschillende maatregelen. Ook voor de toekomst zal deze integrale benadering, met behoud van ieders taken en verantwoordelijkheden, de kern blijven van de Nederlandse contraterrorisme (CT) aanpak.

De conclusies en aanbevelingen van de Inspectie bevestigen het beeld dat het Actieprogramma een positieve en noodzakelijke stimulans is geweest voor het CT-beleid in Nederland. In haar rapport benoemt de Inspectie drie aandachtspunten:

1. Informatiedeling

Bij de persoonsgerichte aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme is het van essentieel belang dat betrokken partijen – binnen de voor hen geldende wettelijke mogelijkheden – zo vroeg mogelijk relevante informatie over een individu met elkaar delen. Alleen zo kan een integrale en adequate inschatting worden gemaakt van de risico’s die van dit individu uitgaan. In Nederland werken betrokken partijen op lokaal, regionaal en nationaal niveau samen om signalen van gewelddadig extremisme vroegtijdig te herkennen en op te volgen. De Inspectie constateert dat organisaties gehouden zijn aan de voor hen geldende wet- en regelgeving indien zij informatie wensen te delen in het kader van nationale veiligheid. Het is echter niet voor elke medewerker duidelijk welke informatie wanneer wel en niet gedeeld mag worden, waardoor er verschillend mee wordt omgegaan.

Dit probleem wordt al enige tijd gesignaleerd4. Het afgelopen jaar is daarom ingezet op de ontwikkeling van het zogenoemde «modelconvenant persoonsgerichte aanpak radicalisering». Dit model-convenant biedt nadere verduidelijking van het wettelijk kader waarbinnen betrokken partijen tijdens het casusoverleg informatie over personen die (mogelijk) radicaliseren kunnen uitwisselen. Inmiddels is het modelconvenant gepubliceerd in de Staatscourant5 en werken de eerste casusoverleggen volgens de bij het convenant behorende werkwijze. De eerste signalen zijn bemoedigend; leden van het casusoverleg geven aan dat voor hen duidelijker is wanneer informatie gedeeld mag worden, wanneer deze gedeeld moet worden en wanneer informatie niet gedeeld kan worden. Informatie-uitwisseling blijft een prioriteit in de CT aanpak. Om in de complexe praktijk relevante informatie op de juiste plek te blijven krijgen is de niet aflatende aandacht van al de betrokken partners nodig.

2. Interferentie van maatregelen

De Inspectie merkt op dat bij het inzetten van meerdere maatregelen voor de persoonsgerichte aanpak, de maatregelen elkaar in sommige gevallen niet versterken maar juist kunnen conflicteren. Het aandachtspunt herkennen wij. Het is van belang de toepassing van maatregelen niet op zichzelf te zien, maar als onderdeel van de brede integrale aanpak. In ieder individueel geval wordt in het lokale casusoverleg aan de hand van de beschikbare informatie bezien welke set van maatregelen het meest effectief is in het reduceren van de dreiging.

Het is van essentieel belang om de toepassing van persoonsgerichte maatregelen altijd te bezien vanuit de individueel vastgestelde interventiestrategie. Dat betekent dat de maatregel of maatregelen moet(en) bijdragen aan het onderkennen en wegnemen van de dreiging die uitgaat van het betreffende individu en de bescherming van de (inter)nationale rechtsorde. In casusoverleggen is hier veel ervaring mee opgedaan voor wat betreft maatregelen die op lokaal niveau genomen kunnen worden. Momenteel wordt bezien hoe maatregelen die op landelijk niveau worden opgelegd optimaal de lokale aanpak kunnen versterken.

3. Centrale verantwoordingsystematiek

De Inspectie schetst het beeld dat betrokken organisaties het gevoel hebben dat zij met regelmaat op landelijk niveau cijfermatige verantwoording moeten afleggen over hun inzet in de (uitvoering van de) integrale aanpak. De grote politieke en maatschappelijke belangstelling voor de aanpak van terrorisme maakt dat er een grote behoefte is aan sluitende antwoorden op de vraag of we alles doen wat nodig is. De noodzaak om inzicht en overzicht te houden op de aanpak van dit complexe fenomeen heeft onbedoeld tot gevolg gehad dat er een grote verantwoordingsdruk bij de organisaties is komen te liggen die soms op gespannen voet staat met de uitvoeringspraktijk. Het is de inzet van het kabinet dit in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen. Bij de toekomstige verantwoording over de uitvoering van de Nederlandse aanpak van terrorisme zal hier rekening mee worden gehouden.

Blijvende aandacht voor de aanpak van extremisme en terrorisme

De Inspectie roept voor de toekomst op tot blijvende aandacht voor het tegengaan van extremisme en terrorisme en het voortzetten van het functioneren van de samenwerkingsverbanden zodat de kennis op peil blijft. Deze oproep onderschrijft het kabinet. Met de uitvoering van de preventieve en repressieve maatregelen genoemd in het Actieprogramma zijn de basisstructuren en randvoorwaarden voor de Nederlandse aanpak van terrorisme in overeenstemming gebracht met de huidige substantiële dreiging.

Ook de komende jaren wordt onverminderd verder gewerkt aan het voorkomen van extremisme en terrorisme, het verijdelen van aanslagen en de voorbereiding op mogelijk extremistisch en terroristisch geweld en de gevolgen daarvan. Het karakter van de dreiging vraagt dat alle CT-partners hun inzet structureel maken en de nodige maatregelen, kennis en ervaring borgen in hun standaarduitrusting.

Het versterken van de informatie-uitwisseling en het vroegtijdig onderkennen en opvolgen van de dreiging van geradicaliseerde personen blijven belangrijke speerpunten in de aanpak. Ook blijven we investeren in het vermogen van alle organisaties die betrokken zijn bij de bestrijding van terrorisme en extremisme om zo goed en effectief mogelijk in te kunnen spelen op ontwikkelingen in de dreiging.

De Nationale CT-Strategie 2016–2020 (CT-Strategie)6 biedt het kader waarbinnen blijvende aandacht voor de aanpak van (alle vormen) van extremisme en terrorisme vorm krijgt. Binnen dit kader wordt de integrale aanpak jihadisme die de afgelopen jaren is ontwikkeld en opgebouwd, geborgd en verder versterkt. Het jihadisme zal naar verwachting de komende jaren een belangrijk deel blijven van het dreigingsbeeld en de aanpak van terrorisme. Tegelijk onderkent de dreigingsanalyse die ten grondslag ligt aan de CT-Strategie dat de dreiging van extremisme en terrorisme complex en veranderlijk is, en kan leiden tot maatschappelijke spanningen.

Uw Kamer zal aan het eind van dit jaar worden geïnformeerd over de wijze waarop de komende jaren uitvoering wordt gegeven aan de aanpak van extremisme en terrorisme.

Slot

De conclusies van de Inspectie bevestigen het beeld dat het Actieprogramma een belangrijk middel is geweest om het CT- beleid verder te versterken, te verbreden en te intensiveren. De afgelopen jaren is verder gebouwd aan een structuur van preventieve en repressieve maatregelen die ook voor eventuele andere opkomende dreigingen gebruikt kunnen worden. De Evaluatie vormt de afsluiting van het Actieprogramma. De aankomende tijd zullen de maatregelen verder moeten worden geborgd door de verschillende partners. De basis van het CT-beleid is door het Actieprogramma op het niveau gebracht dat met het huidige dreigingsniveau noodzakelijk is. Dit betekent echter geenszins dat onze aandacht en inzet kan verslappen. Gezamenlijk zullen wij zeer kritisch moeten blijven op de inzet en uitvoering om het hoofd te kunnen bieden tegen de aanwezige dreiging. Met de lijn die is ingezet vertrouwen wij erop dat we tegemoet komen aan de aanbevelingen die de Inspectie doet in haar rapport.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Toezegging van de Minister VenJ aan lid Bikker ChristenUnie.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Voortgangsrapportages Actieprogramma Kamerstuk 29 754, nrs. 271, 308, 314, 326, 363, 393, 406 en nr. 419. Zie ook de reactie op maatregelen zoals uitgesproken door Premier May (Kamerstuk 29 754, nr. 421) en de Beleidsbrief bij Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 45 (Kamerstuk 29 754, nr. 423).

X Noot
4

Zie o.a. het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 45 (Kamerstuk 29 754, nr. 422).

X Noot
5

11 juli 2017.

X Noot
6

Kamerstuk 29 754, nr. 391.

Naar boven