29 754 Terrorismebestrijding

29 240 Veiligheid op school

Nr. 305 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2015

Met deze brief willen wij uw Kamer informeren over de maatregelen om onderwijsinstellingen te ondersteunen bij de aanpak van radicalisering. Aanleiding voor deze brief is de toezegging van de Minister, tijdens het AO «Vmbo en mbo en overgangen in het onderwijs» van 22 januari 2015 (Kamerstuk 30 079, nr. 57), en het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de Kamer te informeren over dit onderwerp.

Met deze brief gaan wij ook in op twee aangenomen moties over dit onderwerp die zijn ingediend tijdens het plenaire debat «Inzet en capaciteit in de veiligheidsketen» van 11 februari 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 53, item 7). Het gaat ten eerste om de motie van de leden Van Ojik en Samsom met de vraag aan de regering om, in haar analyse van de veiligheidsketen, ook te verkennen hoe in overleg met leraren en onderwijsinstellingen hun bijdrage aan het bestrijden en voorkomen van polarisatie, onbegrip en radicalisering kan worden ondersteund en verder verbeterd.1 Ten tweede gaat het om de motie van het lid Slob die vraagt om de knelpunten die docenten ervaren in kaart te brengen en met een gerichte aanpak voor het oplossen van deze knelpunten te komen.2

Deze brief gaat specifiek in op maatregelen op onderwijsterrein, maar het spreekt voor zich dat radicalisering niet alleen door de onderwijsinstellingen kan worden aangepakt. Over het rijksbrede actieprogramma Integrale aanpak jihadisme ontvangt u eind maart de voortgangsrapportage van de coördinerende Ministers van VenJ en SZW.3

Aanpak van radicalisering door onderwijsinstellingen

Radicalisering is een thema dat alle onderwijssectoren raakt. De afgelopen periode hebben wij hierover gesprekken gevoerd met scholieren, docenten, bestuurders en onderzoekers. We zien enerzijds dat sommige onderwijsinstellingen al heel ver zijn in het omgaan met radicalisering en andere veiligheidsvraagstukken, anderzijds zien we dat er ook leraren en instellingen zijn die hier mee worstelen. Op basis van onze ontmoetingen kwamen wij tot een gedeeld beeld van de rol die het onderwijs speelt bij het tegengaan van radicalisering.

Ten eerste heeft het onderwijs de rol van ontmoetingsplek: een school is de plek waar leerlingen elkaars achtergrond leren kennen en begrijpen, waardoor ze kunnen opgroeien tot verantwoordelijke burgers. Kinderen die al vroeg een gevoel van burgerschap krijgen bijgebracht en die hebben geleerd om op een open manier een dialoog te voeren over hun normen en waarden, zijn later minder vatbaar voor radicale denkbeelden. Hier ligt een belangrijke preventieve rol voor de onderwijsinstellingen. Over de voortgang op het gebied van burgerschap en over onze visie op de maatschappelijke opdracht van scholen wordt uw Kamer nog geïnformeerd.

Ten tweede hebben de instellingen een rol bij de curatieve en vervolgens repressieve aanpak van radicalisering. School is immers de plek waar jongeren hun identiteit vormen en tonen. Als een jongere radicaliseert, of dit nu op het gebied van religie, dierenrechten of een politieke overtuiging is, is de school één van de plekken waar dat zichtbaar kan worden. Dit maakt dat docenten een rol hebben als zij zien dat een jongere zich begint af te keren van de samenleving. Daarvoor moeten zij weten hoe ze radicalisering kunnen herkennen en waar zij een vermoeden van radicalisering kunnen neerleggen.

Tot slot is ons gebleken dat er geen behoefte is aan een uniforme, vanuit Den Haag opgelegde aanpak. Scholen hebben wel behoefte aan een centrale plek voor informatie en handreikingen en aan een rechtstreeks telefoonnummer (een «hotline») waar zij terechtkunnen met vragen, maar geven aan vooral baat te hebben bij een goede samenwerking in een lokaal netwerk, met bijvoorbeeld de gemeente, de jongerenwerkers, het welzijnswerk, het verenigingsleven en de politie. Veel onderwijsinstellingen hebben de samenwerking op dit terrein al goed op orde.

De curatieve lijn

Onderwijsinstellingen worden geconfronteerd met maatschappelijke problemen zoals loverboys, pesten, crimineel gedrag, discriminatie en huiselijk geweld. Een thema als radicalisering past binnen het bredere kader van sociale veiligheid waar onderwijsinstellingen mee te maken hebben. Om de sociale veiligheid op de onderwijsinstellingen te versterken hebben wij onlangs het wetsvoorstel Sociale veiligheid op school aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 34 130, nr. 2). De sectorraden in het primair en voortgezet onderwijs ondersteunen dit met het actieplan Sociale veiligheid. Samen met het Platform Veiligheid MBO Raad bekijken we welke inzet er nog meer nodig is voor de mbo-instellingen. Voor hoger onderwijs is het programma Integraal Veilig Hoger Onderwijs beschikbaar. In dit programma werken instellingen, verenigingen en ketenpartners waaronder de NCTV, op initiatief van OCW, samen op het terrein van integrale veiligheidsvraagstukken.

De pabo’s en tweedegraads lerarenopleidingen werken op dit moment aan de versterking van de aandacht voor sociale veiligheid. Dit traject moet bijdragen aan het verbeteren van vaardigheden van (toekomstige) leraren op het terrein van sociale veiligheid. U kunt daarbij denken aan het omgaan met groepsdynamiek en het bieden van een veilig pedagogisch klimaat. Deze vaardigheden zijn eveneens van belang bij het omgaan met radicalisering. Om het gesprek in de klas te voeren over maatschappelijke onderwerpen is ook «Bildung» van aanstaande leraren belangrijk. Een groep lerarenopleidingen werkt samen aan uitwisseling van kennis en ervaringen op dit thema. Ook wordt, zoals aangekondigd in de voortgangsrapportageIntegratie, onder regie van SZW samen met een aantal lerarenopleidingen lesmateriaal ontwikkeld op basis van de peer-education methodiek om gevoelige onderwerpen zoals de holocaust, antisemitisme, homofobie, islamofobie en overige – vaak aan integratie gerelateerde – onderwerpen in de klas te behandelen.4 We zien mooie voorbeelden van docenten in het vo en mbo die op eigen initiatief netwerken oprichten om kennis en ervaring te delen over radicalisering.

OCW ondersteunt de onderwijsinstellingen om radicalisering, binnen het bredere kader van sociale veiligheid, aan te pakken. Dit doen wij met zes concrete acties. Hieronder vindt u deze kort beschreven.

  • 1. OCW stelt sinds 1 maart 2015 directe ondersteuning op locatie voor de onderwijsinstellingen beschikbaar. Deskundigen van de Stichting School en Veiligheid kunnen directe ondersteuning op maat bieden aan de onderwijsinstellingen, afhankelijk van de hulpvraag van de instelling.

  • 2. Zoals aangegeven in de brief van de Minister president en de Vice-Minister-President aan uw Kamer van 27 februari 2015 over de versterking van de veiligheidsketen is er budget gereserveerd voor een landelijk interventieteam dat gemeenten en scholen die te maken hebben met radicaliserende jongeren zal helpen.5

  • 3. OCW gaat gratis laagdrempelige trainingen beschikbaar stellen voor het onderwijspersoneel over het herkennen van jongeren die dreigen te radicaliseren. Deze worden aangeboden via de portal School en Veiligheid, de NCTV en via de expertise-unit sociale stabiliteit van het Ministerie van SZW.

  • 4. OCW investeert in de diverse veiligheidsportals die voor de onderwijssectoren beschikbaar zijn.

    • a. De portal van School en Veiligheid heeft een telefonische helpdesk («hotline») waar onderwijsinstellingen en docenten met vragen terecht kunnen. Deze portal gaan wij extra onder de aandacht brengen en verder uitbouwen voor het onderwerp radicalisering zodat docenten en onderwijsinstellingen gemakkelijk informatie kunnen vinden over het herkennen en tegengaan van radicalisering. De portal bevat nu al bijvoorbeeld de handreiking voor scholen «Puberaal, lastig of radicaliserend». Deze publicatie wordt nu geactualiseerd; de nieuwe versie zal eind april beschikbaar zijn (www.schoolenveiligheid.nl/radicalisering).

    • b. De portal School en Veiligheid is voor alle onderwijsinstellingen bruikbaar, maar is nu nog vooral georiënteerd op het funderend onderwijs. Om de mbo-instellingen nog beter te ondersteunen wordt daar, samen met de MBO Raad, een specifiek veiligheidsportal voor het mbo ingericht.

    • c. Voor het hoger onderwijs bestaat de portal van het programma Integraal Veilig Hoger Onderwijs. Er is informatie beschikbaar over zorgwekkend gedrag, radicalisering en jihadisme. U kunt denken aan handreikingen voor signalering van veiligheids- en leefstijlrisico’s in het ho, een toolbox voor bewustzijnsontwikkeling over extremisme, informatie over deskundigheidsbevordering en protocollen om bij vermoedens en signalen maatregelen te nemen (www.integraalveilig-ho.nl).

  • 5. De vertrouwensinspecteurs bij de onderwijsinspectie hebben een scholing gevolgd over radicalisering. Hierdoor kunnen zij beter signaleren, doorvragen (ook op bestuursniveau) en zo nodig doorverwijzen naar School en Veiligheid. De onderwijsinspecteurs geven in het reguliere toezicht van de inspectie waar nodig aandacht aan het onderwerp.

  • 6. Gemeenten spelen een belangrijke rol bij de aanpak van radicalisering. Voor veel onderwijsinstellingen is de gemeente het eerste aanspreekpunt hiervoor. De ondersteuning die de onderwijsinstellingen nodig hebben verschilt per gemeente. Dit vereist maatwerk. Over de versterking van de veiligheidsketen en de rol van gemeenten in het ondersteunen van de onderwijsinstellingen wordt u geïnformeerd met de voortgangsrapportage van de NCTV. U ontvangt die eind maart.

De repressieve lijn: handelen bij concrete gevallen

Als een onderwijsinstelling daadwerkelijk te maken krijgt met een jongere die aan het radicaliseren is of zelfs dreigt uit te reizen dan moet er direct gehandeld kunnen worden. Er moet contact worden opgenomen met de politie, de gemeente en met de vertrouwensinspecteurs van de Onderwijsinspectie. Daar gaan wij de onderwijsinstellingen bij ondersteunen:

  • 1. Op de veiligheidsportals School en Veiligheid en Integraal Veilig Hoger Onderwijs staan de stappen die een onderwijsinstelling moet nemen bij een concreet geval van een jongere die wil uitreizen.

  • 2. De studiefinanciering van jongeren waarvan bekend is dat ze zijn afgereisd naar Irak of Syriё, wordt stopgezet. OCW doet dit in samenwerking met DUO, SZW en de AIVD.

Conferentie te Parijs op 17 maart

Uiteraard kent radicalisering een internationale dimensie. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Parijs en Kopenhagen heeft de Franse Minister van onderwijs en wetenschap, Najat Vallaud-Belkacem, het initiatief genomen om op 17 maart een informele EU-conferentie voor onderwijsministers te organiseren. Deze conferentie staat in het teken van de rol van het onderwijs bij het bevorderen van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie. In Parijs zal de Minister de gezamenlijke verklaring «Declaration on promoting citizenship and the common values of freedom, tolerance and non-discrimination through education» met haar collega’s ondertekenen. Daarmee onderstrepen wij het belang dat wij hechten aan de rol van onderwijs in het tegengaan van radicalisering.

Tot slot

Radicalisering is een wezenlijke bedreiging voor onze nationale veiligheid en vraagt daarom om een stevige aanpak. Het zorgt voor spanningen tussen groepen jongeren onderling, maar ook tussen jongeren en hun docenten en soms zelfs tussen docenten en hun bestuurders. Omgaan met deze spanningen is voor niemand gemakkelijk, ook niet voor docenten. Juist bij spanningen is het echter belangrijk dat onderwerpen bespreekbaar zijn en kan geput worden uit het beschikbare aanbod van trainingen en handreikingen.

Het zou een illusie zijn om te denken dat er geen enkele jongere meer radicaliseert als onderwijsinstellingen, gemeenten, politie en andere belanghebbenden maar zo goed mogelijk zouden samenwerken. Belangrijk is en blijft om overal het gesprek over de fundamentele waarden van onze democratische rechtstaat aan te gaan. Jongeren moeten het gevoel hebben dat zij ertoe doen en zij moeten binnen in plaats van buiten worden gesloten. Zo kunnen we er mede voor zorgen dat de voedingsbodem voor radicale denkbeelden zo klein mogelijk blijft. Docenten, schoolbesturen, jongerenwerkers, ouders en verzorgers zijn bij uitstek degenen die dit contact met jongeren kunnen bewerkstelligen. We weten dat zij in de aanpak van radicalisering een lastige taak hebben, en willen hen daar zo goed mogelijk in ondersteunen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 29 754, nr. 296

X Noot
2

Kamerstuk 29 754, nr. 294

X Noot
3

Kamerstuk 29 754, nr. 253

X Noot
4

Kamerstuk 32 824, nr. 79

X Noot
5

Kamerstuk 29 754, nr. 302

Naar boven