29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 196 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2010

1. Inleiding

Afgelopen juni ontving uw Kamer de twaalfde voortgangsrapportage terrorismebestrijding. Met deze brief bied ik u de dertiende voortgangsrapportage aan. De rapportage behandelt de voortgang die het afgelopen half jaar is geboekt bij de ontwikkeling en uitvoering van de verschillende onderdelen van het antiterrorismebeleid. Daarbij gaat het achtereenvolgens om het tegengaan van radicalisering, de internationale samen-werking, het creëren van slagvaardige instrumenten en organisatie, mensenrechten en het treffen van veiligheidsmaatregelen. Net als in de twaalfde rapportage, is ook nu een selectie gemaakt van thema’s die op dit moment politiek, maatschappelijk of qua beleidsplanning relevant zijn of anderszins in het oog springen. Dit betekent niet dat op andere thema’s geen vooruitgang wordt geboekt, maar deze bevinden zich op een rijdende trein.

De voortgangsrapportage begint zoals gebruikelijk met een samenvatting van het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Het DTN wordt vier keer per jaar opgesteld door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) en valt onder zijn verantwoordelijkheid.

Ten slotte treft u als bijlage het derde monitorrapport van het WODC aan inzake de Wet verruiming mogelijkheden opsporing en vervolging terroristische misdrijven.1

2. Samenvatting Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland december 2010 (DTN-23)

In de afgelopen periode deden zich verschillende ontwikkelingen voor die in het licht van het Nederlandse dreigingsbeeld zorgelijk zijn. Ten eerste is Nederland enkele malen genoemd als potentieel doelwit van een aanslag, door de leiders van zowel de Pakistaanse als de Afghaanse Tabilan en, in een reeks van andere landen, in het Engelstalige jihadistische webmagazine «Inspire». Het bevestigt dat Nederland een hoog internationaal profiel heeft: Nederland is in de ogen van jihadisten een legitiem doelwit vanwege de vermeende discriminatie van moslims en gepercipieerde belastering van de islam en de profeet Mohammed in ons land.

Ten tweede hebben jihadistische groepen en personen eens te meer laten zien dat zij niet alleen de intentie hebben westerse doelen te treffen, maar dat zij dit voornemen ook ten uitvoer willen brengen in westerse landen. Zaterdag 11 december werd in Stockholm een auto tot ontploffing gebracht en blies de vermoedelijke dader zichzelf op nabij een drukke winkelstraat. Op 29 oktober werden in Dubai en het Verenigd Koninkrijk twee bompakketten onderschept die door «Al Qa’ida op het Arabisch Schiereiland» (AQAS) waren verzonden aan joodse instellingen in Chicago. En in september probeerde een Tsjetsjeen in Kopenhagen een bombrief te bezorgen aan de krant die in 2005 de bekende Mohammed-cartoons publiceerde. Ook in België is recent een jihadistisch netwerk opgerold met mogelijke vertakkingen naar Nederland. Vanuit deze laatste groep ging overigens geen dreiging uit naar Nederland. Al in augustus 2010 werd in DTN22 erop gewezen dat diverse aan al Qa’ida gelieerde jihadistische groepen hun activiteiten opvoeren en daarbij ook westerse doelen op het oog hebben.

De genoemde ontwikkelingen spelen zich af tegen het decor van diverse, soms verwarrende berichten over terroristische dreiging tegen diverse Europese landen. Deze berichten, die veelal waren gebaseerd op onbevestigde informatie, creëerden het beeld van een algemene, acute dreiging. Verder deed zich een bijzondere ontwikkeling voor in Griekenland. Begin november verzonden Griekse anarchisten veertien bompakketten aan de regeringsleiders van Frankrijk, Duitsland en Italië, aan diverse ambassades in Athene en aan enkele internationale organisaties, waaronder EUROPOL en EUROJUST in Den Haag. Een vijftiende pakket, dat nooit is teruggevonden, was mogelijk gericht aan de Nederlandse ambassade in Athene. De meeste pakketten konden tijdig worden onderschept. Enkele pakketten zijn geëxplodeerd maar hebben relatief weinig schade aangericht omdat ze onvoldoende explosieven bevatten. Hoewel de gekozen doelen duiden op een internationale oriëntatie moet de campagne vooral in de nationale Griekse politieke context worden bezien.

Een constante factor in het dreigingsbeeld is de geringe dreiging van binnenlandse jihadistische netwerken. Daarnaast kent Nederland in vergelijking met diverse andere Europese landen slechts weinig personen die naar jihadistische strijdgebieden reizen. Van dreiging van teruggekeerde jihadreizigers is momenteel geen sprake. De weerstand in Nederland tegen geweld uit ideologische motieven blijft onveranderd hoog.

Het dreigingsniveau is de uitkomst van een afweging van diverse nationale en internationale factoren die het niveau beïnvloeden. Deze afweging leidt vooralsnog tot de conclusie dat het dreigingsniveau «beperkt» blijft. Dit betekent dat de kans op een aanslag momenteel relatief gering is, maar zeker niet geheel is uit te sluiten. De dynamiek rond de geschetste ontwikkelingen is echter aanzienlijk. Verdere negatieve ontwikkelingen in de nabije toekomst kunnen dan ook aanleiding zijn tot een andere afweging en een aangepast dreigingsniveau.

Internationale context van jihadistische dreiging

Kern al Qa’ida verzwakt maar nog veerkrachtig

Kern al Qa’ida blijft door aanhoudende aanvallen op zijn positie een organisatie die in bewegingsvrijheid en communicatiemogelijkheden sterk beperkt is. In de afgelopen maanden werden opnieuw enkele prominente leiders gedood. Daarnaast lijkt het moeilijker te zijn geworden om mediaboodschappen te doen uitgaan. Er waren minder boodschappen van de twee hoogste leiders, Osama Bin Laden en al-Zawahiri, dan in eerdere perioden. Prominente websites zijn verdwenen of uit de lucht gehaald. Hier staat tegenover dat uitgeschakelde leiders in sommige gevallen snel opgevolgd worden door effectieve nieuwe krachten en dat vanuit kern al Qa’ida nog steeds aansporing en ondersteuning aan andere jihadisten wordt gegeven.

Gepercipieerde anti-islamhouding van westerse landen speelt jihadisten in de kaart

Het debat over de positie van moslims en de islam werd in de afgelopen maanden in verschillende westerse landen in vaak felle bewoordingen gevoerd, zoals in Duitsland, de Verenigde Staten (de discussie over het islamitisch centrum nabij «Ground Zero» in New York) en Frankrijk (onder andere in het kader van het boerkaverbod). Bovendien is er in verschillende westerse landen sprake van de groei van populistische politieke bewegingen, die zich verzetten tegen wat zij noemen de «islamisering» van het Westen. De controverses over de positie van moslims en de islam in diverse westerse landen krijgen ruime, veelal negatief getinte media-aandacht in veel landen met een islamitische meerderheid. De berichtgeving over deze kwesties voedt het narratief van de jihadisten, die hun acties plaatsen in een verbeelde bipolaire wereld, waar «het Westen» uit is op verovering en vernietiging van «de islamitische wereld». De sfeer van groeiend antagonisme en polarisatie kan leiden tot een grotere actiebereidheid van jihadisten om westerse doelen te treffen. In westerse landen kan het leiden tot groeiende spanningen tussen bevolkingsgroepen.

Ontwikkelingen in voornaamste jihadistische strijdtonelen

Verhoogde activiteit van jihadistische groeperingen in Azië en Afrika

Jihadistische groepen voeren hun activiteiten in verschillende jihadistische strijdgebieden op. In enkele gevallen heeft dit geleid tot aanvallen op westerse doelen en ontvoeringen van Europeanen. Afghanistan en Pakistan blijven van groot belang voor jihadisten, die in delen van die landen een veilig toevluchtsoord vinden. In het noorden en oosten van Afghanistan heeft de NAVO steeds vaker te kampen met strijders uit het Haqqani-netwerk. Dit netwerk heeft een sleutelrol omdat het in contact staat met verschillende terroristische netwerken. Vooralsnog lijken de Pakistaanse Taliban te profiteren van de omstandigheid dat het leger zich sterk moet concentreren op het lenigen van de nood als gevolg van de overstromingen in augustus 2010. Ondertussen groeien de spanningen tussen de Verenigde Staten en Pakistan, omdat de VS de oorlog tegen opstandelingen vaker op Pakistaans grondgebied uitvechten. Dit heeft geleid tot slachtoffers onder Pakistaanse militairen en burgers. In Irak is het geweld recent opgelaaid. Een wederopstanding van de Islamitische Staat Irak, waarvan «Al Qa’ida in Irak» (AQI) deel uitmaakt, wordt gevreesd. De beëindiging van de Amerikaanse militaire missie en de moeizame politieke situatie waarin het land verkeert bieden extremisten meer ruimte. In Noord-Afrika blijft «Al Qa’ida in de Islamitische Maghreb» (AQIM) zeer actief. In september werden in Niger zeven personen ontvoerd, onder wie vijf Franse staatsburgers. AQIM heeft, naast gebruikelijke eisen als losgeld en vrijlating van gevangen medestrijders, een politieke eis voor vrijlating van de gijzelaars gesteld: intrekking van het voorgenomen boerkaverbod in Frankrijk. Verder breidt AQIM haar activiteiten uit in zuidelijke richting en is het mogelijk betrokken bij de strijd van de gewelddadige groepering Boko Haram in Nigeria. Jemen wordt gezien als een van de belangrijkste jihadistische strijdtonelen. Het daar actieve «Al Qa’ida op het Arabisch Schiereiland» (AQAS) zet de aanslagen op overheidsdiensten en -functionarissen onverminderd voort. Bovendien stijgt het aantal aanslagen op internationale doelen in Jemen. In oktober werd voor de tweede maal dit jaar een konvooi van de Britse ambassade aangevallen. Ook wordt AQAS gezien als de organisatie die achter de op 29 oktober onderschepte postpakketten met explosieven zit. De pakketten waren op weg naar joodse instellingen in Chicago. Verwacht wordt dat het aantal kleinschalige aanvallen op westerse doelen verder zal toenemen. In Somalië blijft de situatie uitermate instabiel. De jihadistische organisatie al Shabaab sloeg in de afgelopen periode hard toe, zoals met de aanslag op een hotel dat veel werd bezocht door parlementariërs en ambtenaren, en aanvallen op de vredestroepen van de Afrikaanse Unie (AMISON) en de overgangsregering.

Dreiging tegen westerse landen

Veel berichten over hoge terroristische dreiging in Europa

In de afgelopen periode waren er verschillende berichten over dreiging tegen landen in Europa. Deze berichten waren niet steeds consistent en wekten mede daarom verwarring. Veel van de berichten lijken te zijn gebaseerd op de verhoren van Ahmed Wali Sidiqi, een Afghaanse Duitser, die in juli 2010 is aangehouden in Afghanistan. Deze sprak over plannen om in verschillende Europese hoofdsteden aanvallen uit te voeren. Nederland is niet in de verhoren naar voren gekomen. Frankrijk meldde dat de dreiging nog nooit zo hoog is geweest. Dit heeft vooral te maken met de activiteiten van AQIM, dat in Frankrijk zijn grootste westerse vijand ziet. Zweden verhoogde het dreigingsniveau in verband met het risico van terugkerende jihadstrijders. De Duitse regering stelde medio november over concrete aanwijzingen te beschikken voor een op handen zijnde aanslag later die maand in Duitsland.

Terroristisch incident in Denemarken

Denemarken kreeg te maken met een terroristisch incident, toen op 10 september in een hotel in het centrum van Kopenhagen een explosie plaats had. Oorzaak was de voortijdige ontploffing van een bom. De dader was een in België woonachtige Tsjetsjeen, die contacten had met radicale moslims in diverse Europese landen. Hij bekende een bombrief aan de «Jyllands Posten» te willen sturen, de krant die in 2005 de bekende Mohammed-cartoons publiceerde. Sindsdien zijn die krant, zijn werknemers en cartoonist Westergaard verschillende malen doelwit van (voorgenomen) aanslagen geweest.

Dreiging tegen Nederland

Internationaal profiel van Nederland blijft hoog

Het internationaal profiel van Nederland is nog steeds hoog. Nederland is in de ogen van jihadisten een legitiem doelwit in verband met de vermeende discriminatie van moslims in Nederland en vanwege de vele «belasteringen van de profeet», die in en vanuit ons land zouden plaatsvinden. Ontwikkelingen in Nederland, zoals de kabinetsformatie en activiteiten en uitlatingen van PVV-leider Wilders, hebben ruime belangstelling van mainstream-media in Arabische landen. Ook islamistische en jihadistische websites besteden er aandacht aan. De toon van de berichtgeving op die websites is veelal vijandig, maar concrete bedreigingen tegen Nederland of Nederlanders zijn daar in de afgelopen tijd niet geregistreerd. Wel werd Nederland, in een reeks van landen, genoemd als potentieel doelwit in de herfsteditie van het Engelstalige jihadistische webmagazine «Inspire».

De betrokkenheid bij de oorlog in Afghanistan zal voorlopig ook blijven bijdragen aan het hoge internationale profiel. De missie in Uruzgan is weliswaar beëindigd, maar in beperkte mate zijn nog militairen aanwezig als instructeur of in staffuncties. Nederland blijft door jihadisten gepercipieerd als metgezel in de coalitie van «kruisvaarders» tegen de islam.

Nederland als doelwit genoemd

Nederland is in de afgelopen periode bij enkele gelegenheden genoemd als mogelijk doelwit van een aanslag, bijvoorbeeld in een interview met Wali ur Rehman, een leider van de Pakistaanse Taliban (Tehrik-i-Taliban Pakistan, TTP). Die stelde dat zijn organisatie zal proberen ons land met prioriteit «een lesje te leren» omdat Nederland steeds nieuwe wetten tegen moslims zou maken en de islam belachelijk zou maken. Anders dan de Afghaanse Taliban hebben de Pakistaanse Taliban internationale ambities. De organisatie was betrokken bij de in januari 2008 ontmantelde terroristische cel in Barcelona (met vertakkingen naar onder meer Nederland) en de verijdelde aanslag op Times Square in New York op 1 mei 2010. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de TTP voorbereidingen treft voor een aanslag tegen Nederland of Nederlandse belangen.

Verder heeft een woordvoerder van de Afghaanse Taliban, Zabiullah Mujahid, Nederland in een interview met «de Volkskrant» gewaarschuwd, waarbij een directe link werd gelegd met de positie van PVV-leider Wilders ten opzichte van het minderheidskabinet Rutte-Verhagen. Indien Wilders erin zou slagen het parlement te manipuleren tot het aannemen van «meer anti-islamitische wetgeving» zou Nederland in aanmerking komen voor een aanslag. Ook een nieuwe bijdrage aan de NAVO-missie in Afghanistan zou Nederland tot een vijandig land maken. Mujahid werd expliciet naar zijn mening over Nederland gevraagd en kwam dus niet spontaan tot zijn waarschuwing. Ook in het geval van de Afghaanse Taliban zijn er geen indicaties die wijzen op voorbereidingen van een aanslag tegen Nederland of zijn belangen in het buitenland.

Jihadreizigers

Behalve van internationaal opererende netwerken komt een potentiële dreiging tegen Nederland voort uit de activiteiten van personen die naar jihadistische strijdtonelen reizen en hun daar opgedane kennis inzetten tegen Nederlandse doelen daar of, na terugkeer, in Nederland zelf. Het gaat overigens om een zeer beperkt aantal «jihadreizigers», zeker in vergelijking met landen als Verenigd koninkrijk, Duitsland en Zweden. Zij hebben vooral deelname aan de jihadistische strijd in de gebieden waarnaar ze reizen op het oog, niet het voeren van de jihad in Nederland. Het aantal terugkeerders is eveneens erg klein. Van hen gaat op dit moment geen dreiging uit.

Binnenlandse netwerken

Binnenlandse jihadistische netwerken zijn al langere tijd doelloos en leiderloos. Van deze netwerken gaat momenteel geen dreiging uit.

Gewelddadige radicalisering en polarisatie

Geweldsincidenten bij gebedshuizen

In de afgelopen maanden is sprake geweest van bekladding, vernieling en brandstichting bij diverse gebedshuizen in Nederland (Molukse kerken, enkele moskeeën) waarbij in een enkel geval, in Dordrecht, met een vuurwapen op een moskeedeur is geschoten. De daders en hun motieven zijn in al deze gevallen onbekend zodat niet kan worden vastgesteld of ideologische overwegingen een rol spelen.

Groeiende polarisatie

In de afgelopen DTN’s is geschreven dat polarisatie een groeiend fenomeen is in Nederland. Daarbij speelt de discussie over moslims en de positie van de islam in Nederland een belangrijke rol. Met name op internet is in de afgelopen maanden soms fel over dit thema gediscussieerd. Ook de politieke constellatie tijdens en na de kabinetsformatie leidt tot veel reacties op internet, maar grootschalige demonstraties en protestacties zijn achterwege gebleven. Nieuw is dat door radicale christenen anti-islamitische uitlatingen zijn gedaan en flyers zijn bezorgd bij verschillende moskeeën in het land. Verder werd de Arabisch-Europese Liga (AEL) in augustus 2010 in hoger beroep veroordeeld voor het publiceren van een cartoon die suggereert dat de Holocaust een joods verzinsel is. De veroordeling leidde tot verongelijkte reacties bij onder andere AEL zelf en de Hizb ut-Tahrir (HuT). In dezelfde periode besliste het Openbaar Ministerie om niet over te gaan tot vervolging van de cartoonist Gregorius Nekschot wegens discriminatie. AEL en HuT, maar ook veel anderen, getuige reacties op internet, zien hierin ongelijke behandeling en discriminatie van moslims.

Weerstand

Hoge weerstand tegen geweld uit ideologische motieven

Hoewel er in beperkte mate extremistische geweldsincidenten voorkomen blijft in algemene zin de weerstand van de Nederlandse bevolking tegen geweld uit ideologische motieven hoog. Dat geldt ook voor Nederlandse moslimgemeenschappen. Dit werd bevestigd in een studie van de Universiteit van Amsterdam naar het salafisme in Nederland. Het verband tussen streng orthodoxe islamitische opvattingen en de legitimering van ideologisch getint geweld is zwak tot matig, waarbij verder de constatering past dat er een kloof gaapt tussen het legitimeren en het toepassen van geweld. De studie bevestigt de visie van AIVD en NCTb, dat de salafistische gemeenschap in Nederland geen voedingsbodem voor jihadistisch terrorisme vormt.

Gelaten reacties op regeer- en gedoogakkoord

Op islamitische websites is vrij gelaten en gematigd gereageerd op het regeerakkoord van CDA en VVD en het gedoogakkoord van beide partijen met de PVV. De Haagse As Soennahmoskee, die in het verleden in beeld kwam vanwege opruiende en radicale uitspraken, toonde zich uitermate bedaard. Men uitte bezorgdheid omdat «anti-islamitische denkbeelden» een onderdeel zullen gaan vormen van het regeringsbeleid, maar stelde dat de islamitische gemeenschap zich «ondanks alle tegenwerking» moet blijven inzetten voor een vreedzame samenleving en wederzijds respect en begrip. De verklaring verleidde sommige «posters» op salafistische websites tot kritiek op de gematigde koers van de As Soennah.

Nieuwe revisies van de jihadistische leerstellingen

De afgelopen periode werd een aantal opmerkelijke revisies van de jihadistische ideologie gepubliceerd. De voornaamste in nationale context was die van Jason Walters, het tot vijftien jaar celstraf veroordeelde lid van de Hofstadgroep. In een brief in «de Volkskrant» van 16 oktober 2010 zegt hij dat hij tot het inzicht is gekomen dat zijn idealen teloor zijn gegaan en «moreel bankroet zijn». Hij keert zich tegen het willekeurige geweld en het simplistische wereldbeeld van islamisten. Hij roept hen op de wapens neer te leggen en over te gaan tot het oprichten van sociale organisaties en politieke partijen. Het ideaal van een islamitische staat op basis van de sharia noemt hij niet meer in overeenstemming met de huidige tijd. Revisies van de jihadistische leer kunnen een belangrijke rol spelen bij de preventie van radicalisering en het tot inkeer komen van reeds geradicaliseerde mensen.

Tegenmaatregelen

Tegengaan terrorismefinanciering en uitzetting vreemdelingen in de praktijk complex

Op het gebied van de tegenmaatregelen blijkt in de afgelopen periode dat zowel het tegengaan van terrorismefinanciering als het uitzetten van vreemdelingen die in verband kunnen worden gebracht met terrorisme, in de praktijk complex is. De juridische complexiteit en de motivering van plaatsingen op de zogeheten EU-bevriezingslijst heeft in de afgelopen jaren de aandacht gekregen door diverse uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Die was kritisch over de wijze waarop plaatsing plaatsvond en rekening werd gehouden met de rechten van de organisaties of personen die op de lijst waren geplaatst. Onlangs verklaarde het Gerecht van de Europese Unie een aantal besluiten van de Raad van de Europese Unie tot bevriezing van de tegoeden van de Nederlandse Stichting Al Aqsa nietig. Al Aqsa werd in 2003 op de EU-bevriezingslijst geplaatst. Nederland stelt hoger beroep in tegen de uitspraak. In geval van een andere organisatie, de IHH (Stichting voor Humanitaire Hulp), blijkt dat Europese landen verschillend oordelen over die organisatie. De Duitse autoriteiten hebben een kantoor van IHH gesloten wegens de financiële steun aan Hamas. Duitsland ziet Hamas als een koepelorganisatie waar humanitaire activiteiten niet los kunnen worden gezien van terroristische en politieke activiteiten. Sommige andere landen zien dat onderscheid wel.

Het uitzetten van aan terrorisme gerelateerde vreemdelingen stuit in sommige gevallen op juridische bezwaren die betrekking hebben op artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Indien er substantiële redenen zijn om aan te nemen dat een vreemdeling in zijn herkomstland blootgesteld wordt aan het reëel risico van foltering of onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, is uitzetting op grond van dit artikel niet mogelijk. In juli verbood het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de uitzetting door Nederland van een Libische staatsburger, die verdacht werd van terroristische activiteiten en die zich beriep op artikel 3. In de uitspraak onderstreepte het Hof dat het zich zeer bewust is van de moeilijkheden waarmee die staten worden geconfronteerd bij het beschermen van hun onderdanen tegen terroristisch geweld. Echter, ook onder de meest moeilijke omstandigheden, zoals de bestrijding van terrorisme, geldt artikel 3 van het EVRM onverkort, conform de vaste jurisprudentie van het Hof.

Ontwikkelingen in diverse processen

In oktober werd het proces inzake de Hofstadgroep hervat. Het gerechtshof moet opnieuw beoordelen of er sprake is van een organisatie met een terroristisch oogmerk. Op 3 november eiste het Openbaar Ministerie straffen tot zeventien jaar cel (in het geval van Jason Walters). De Irakese Nederlander Wesam al Delaema kwam vrij na een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Deze zette de straf van 25 jaar die Al Delaema in de VS had gekregen om naar Nederlandse maatstaven. Delaema werd veroordeeld voor het voorbereiden van aanslagen tegen Amerikaanse troepen in Irak. De rechtbank kwam uit op 8 jaar, waarbij rekening werd gehouden met de slechte omstandigheden tijdens diens detentie in de VS. Gezien de duur van voorarrest en detentie kwam Al Delaema direct vrij. Het Amerikaanse Ministerie van Justitie toonde zich zeer teleurgesteld over de uitspraak. Het OM legde zich bij de uitspraak neer. Ten slotte seponeerde het OM, wegens gebrek aan bewijs, de zaak tegen vier jongeren uit Den Haag die in juli 2009 werden aangehouden in Kenia. De jongeren waren op weg naar Somalië. Zij werden door de Nederlandse autoriteiten verdacht van deelname aan een terroristische organisatie en het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Eén van hen, die het bezwaar tegen zijn uitzetting naar Marokko van de rechter mocht afwachten in Nederland, heeft Nederland inmiddels vrijwillig verlaten.

3. Tegengaan gewelddadige radicalisering

3.1. Internet

De kwetsbaarheden voor cyberaanvallen tegen en via het internet zijn toegenomen en raken steeds breder bekend. Onder meer met het oog op het mogelijke gebruik door terroristen van het internet als wapen of doelwit wordt in samenwerking tussen de meestbetrokken ministeries een Nationale Cyber Security Strategie ontwikkeld.

Nieuwe ICT-mogelijkheden bieden niet alleen bedreigingen, maar ook kansen. In opdracht van de NCTb is begin 2010 een Landelijk programma herkenning digitale informatie en fingerprinting (HDIeF) gestart. Doel van dit programma is om bestaande en nieuwe initiatieven te inventariseren die de toepassing van fingerprinting-technieken helpen verbeteren. Fingerprinting is een verzamelbegrip voor technieken voor het geautomatiseerd herkennen van (bewegende) plaatjes, achtergronden en het matchen van gegevens op het internet. Dergelijke technieken kunnen ook nuttig zijn in de strijd tegen cybercrime en terrorisme. De looptijd van dit programma is tot medio 2012.

3.2. Onderzoek

Maatschappelijke trends rond radicaliseringsprocessen

In de periode oktober 2009 tot juli 2010 is het onderzoek Een toekomstverkenning van de invloed van brede maatschappelijke trends op radicaliseringsprocessen uitgevoerd door prof. drs. P. Rademaker van de Universiteit van Amsterdam en drs. E. van de Linde van Erik van de Linde Innovatie Advies. Doel van het onderzoek is om aan de hand van een startnotitie en een gestructureerde bevraging van een groep deskundigen (Delphi methode) de relatie te verkennen tussen (mogelijke) toekomstbepalende trends en radicalisering en terrorisme. Van het grote aantal aangedragen trends achten de deskundigen slechts een klein deel relevant voor radicalisering en terrorisme. De volgende trends worden door de deskundigen als belangrijkste gezien: toegenomen haat tegen Israël, politisering van de islam, groei van jihadistische netwerken, demografische explosie, tekort aan grondstoffen, failed states en disfunctionerende overheden. Veel van de door de deskundigen toegevoegde trends sluiten aan bij, of zijn een gevolg van, snelle en ingrijpende mondiale verschuivingen: «verweesde staten», antiwesters denken in nieuwe wereldmachten, onderschatting van de kracht van religie, technologie, ecomigratie en schaarste van drinkwater als gevolg van milieudegradatie.

Het onderzoek is een bevestiging van de trends die op de langere termijn van invloed kunnen zijn op de terroristische dreiging. Zo vraagt het onderzoek terecht aandacht voor de rol van de media bij terrorisme(bestrijding), de gevaren van toenemende polarisatie, diverse demografische ontwikkelingen, een dreigend tekort aan grondstoffen en de veiligheidsrisico’s die zogenaamde failed states met zich meebrengen. Opvallend is de aandacht die uitgaat naar nieuwe technologieën als kans én als bedreiging bij terrorismebestrijding. Technologie kan enerzijds worden gebruikt als wapen of bij de keuze van doelwitten. Anderzijds kan technologie worden aangewend om op een geavanceerde manier terroristische dreigingen het hoofd te bieden. Technologische ontwikkelingen worden nu al in toenemende mate betrokken bij het CT-beleid.

Salafisme in Nederland

Het recent verschenen onderzoek Salafisme in Nederland: Aard, omvang en dreiging uitgevoerd door I. Roex, S. van Stiphout en J. Tillie van het Instituut voor Migratie en Etnische Studie (IMES) van de Universiteit van Amsterdam schetst de grote diversiteit in de salafistische gemeenschappen in Nederland. Het salafisme wordt getypeerd als een «gewone» orthodoxe beweging. De aanhangers hebben een rigide kijk op de wereld en hanteren strikte leefregels. Daarbij nemen zij elkaar voortdurend de maat en er is weinig ruimte voor andersdenkenden. Er zijn problemen met maatschappelijke participatie, maar niet bij allen; sommige salafisten tonen juist veel binding met de samenleving, politieke participatie en kritisch vermogen. Er is bovendien weerstand in de salafistische gemeenschappen tegen een te extreme naleving en beleving van het salafisme in de Nederlandse context. Alle predikers die verbonden zijn aan salafistische organisaties keuren geweld af en weerleggen de ideologie van het jihadisme. Radicalisering in de zin van actieve bereidheid om geweld te gebruiken vindt dan ook plaats buiten de salafistische organisaties. Het onderzoek strookt met de visie van de NCTb en AIVD, dat de salafistische centra momenteel geen voedingsbodem voor jihadistisch terrorisme vormen.

Zoals gemeld in de brief Salafisme in Nederland van de toenmalige ministers van BZK, Justitie en voor WWI aan uw Kamer dd. 22 januari 2010 , betekent dit dat het georganiseerde salafisme in Nederland niet langer vanuit het oogmerk van terrorismebestrijding onderwerp hoeft te zijn van actief overheidsbeleid. Het blijft van belang, zoals gemeld in de aanbiedingsbrief van dit onderzoek aan de Tweede Kamer van 24 september 2010 , om binnen het salafistisch spectrum te differentiëren en niet het geheel als veiligheidprobleem te beschouwen. Aan de andere kant bevestigt het onderzoek de noodzaak om de marges en ontwikkelingen binnen dit orthodoxe spectrum goed in de gaten te blijven houden en in te grijpen als grenzen overschreden worden. Het Rijk ondersteunt lokale autoriteiten in de aanpak van radicalisering in die marges. De lokale aanpak bestaat uit zowel repressieve, preventieve als curatieve maatregelen. Bovendien doet de AIVD onderzoek naar organisaties of personen over wie het ernstige vermoeden bestaat dat deze een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.

4. Internationale ontwikkelingen

4.1. Europese samenwerking

Eind juli kwam de Europese Commissie met de Mededeling over het terrorismebestrijdingsbeleid van de EU, waarin zij vooral terugkijkt op de resultaten die de afgelopen jaren in Europees kader op het terrein van terrorismebestrijding zijn bereikt als het gaat om wet- en regelgeving en beleid.

Behalve terugkijkend, blikt de Mededeling ook vooruit. De Commissie kondigt weliswaar aan om aankomende periode op een aantal terreinen nieuwe wet- en regelgeving voor te willen stellen, maar houdt zich daarbij op de vlakte als het gaat om de concrete uitwerking.

Het kabinet verwelkomt deze Mededeling en (in beginsel) een groot aantal van de in de Mededeling opgenomen beleidsinitiatieven en voornemens. Het onderschrijft het horizontale belang dat in de Mededeling wordt toegeschreven aan bescherming van mensenrechten als neergelegd in het EU Handvest voor de Grondrechten.

In de Mededeling ontbreekt een aantal onderwerpen waarvan de Regering meent dat zij in EU-verband in de komende tijd hoog op de agenda zouden moeten staan. De Regering zou graag zien dat in Europees kader de vergroting van de «security awareness» en performance bij professionals wordt opgepakt, zoals in Nederland in het kader van de Alerteringssysteem Terrorismebestrijding. De Regering zal daar dan ook op inzetten, alsook op de evaluatie van Europese wet- en regelgeving.

4.2. VN Contraterrorisme strategie

In september 2010 herbevestigden de lidstaten van de Verenigde Naties (VN) tijdens de tweede Review-conferentie de VN-contraterrorismestrategie. Deze VN-strategie werd in 2006 unaniem aangenomen door de Algemene Vergadering van de VN en vormt een belangrijk kader voor het werk van de VN-lidstaten en de VN zelf op het gebied van terrorismebestrijding.

In zijn rapport over de uitvoering van de VN Contraterrorismestrategie geeft de Secretaris-Generaal van de VN een goed inzicht in de implementatie van alle facetten van deze strategie. De SG stelt vast dat de VN de multilaterale samenwerking bij de bestrijding van terrorisme aanzienlijk heeft versterkt, maar dat deze nog verdere verbetering behoeft. Het rapport bevat in grote lijnen drie aanbevelingen. Ten eerste moet de kennis van de strategie onder VN-lidstaten en de VN-instellingen verder worden versterkt. Daarnaast breekt het rapport een lans voor de versterking van partnerschappen tussen de VN enerzijds en lidstaten, relevante internationale, regionale en subregionale organisaties anderzijds. Tot slot stelt het rapport dat een alomvattende aanpak van terrorisme cruciaal blijft en dat de vier pijlers van de strategie gelijkelijk moeten worden geïmplementeerd. Sluitstuk van deze alomvattende aanpak zou de totstandkoming zijn van het Alomvattend VN-verdrag tegen internationaal terrorisme. De SG roept alle lidstaten op alles in het werk te stellen om dit verdrag te sluiten.

4.3. Terrorismelijsten

Nationaal

Bij aanwijzingsbesluiten van 8 juni 2010 zijn de tegoeden bevroren van zes personen die ervan worden verdacht lid te zijn van de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE c.q. Tamil Tijgers). De LTTE staat op de EU-terrorismelijst. De zes personen worden in het bijzonder verdacht van deelname aan een criminele organisatie, deelname aan een terroristische organisatie en overtreding van de Sanctiewet 1977. Daarnaast worden vier van hen verdacht van overtreding van de Wet op de kansspelen, witwassen en internationale misdrijven zoals het ronselen van kindsoldaten.

Herziening van de VN-VR-sanctielijsten

In overeenstemming met resolutie 1822 van de VN-Veiligheidsraad heeft het Al Qaeda- en Taliban-Comité (het 1267-Comité) van de VN-Veiligheidsraad alle namen op de geconsolideerde lijst getoetst. Resultaat van de toetsing was dat 45 namen van de lijst zijn verwijderd.

Op basis van resolutie 1904 zullen de namen op de sanctielijst voortaan jaarlijks worden herzien. Daarnaast zal op basis van deze resolutie elke zes maanden zo goed mogelijk worden onderzocht of er personen op de lijst staan die inmiddels overleden zijn.

Voorts zijn de procedurele waarborgen rond de sanctielijsten versterkt. Zo is op grond van resolutie 1904 de Ombudspersoon, de Canadese Kimberly Prost, op 12 juli 2010 met haar taken gestart. Zij heeft inmiddels haar eerste zaak op zich genomen. De Ombudspersoon heeft inmiddels een website: www.un.org/en/sc/ombudsperson.

5. Instrumenten en organisatie

5.1. Security Awareness & Performance

Door middel van het programma Security Awareness & Performance (SA&P) helpt de NCTb bedrijven en instellingen die een vitale functie hebben voor de Nederlandse samenleving, bij het versterken van veiligheidsbewustzijn, zowel op de werkvloer als op het niveau van het management. Naast de noodzakelijke fysieke beveiligingsmaatregelen zoals toegangspasjes, camera’s en sloten, leveren alerte medewerkers namelijk ook een grote bijdrage aan de veiligheid. Hiermee kan voorkomen worden dat er verstoringen van de bedrijfsvoering plaatsvinden door acties van bijvoorbeeld criminelen, vandalen, extremisten of terroristen. Om het veiligheidsbewustzijn van medewerkers te stimuleren, is de workshop Zeker van je Zaak ontwikkeld in samenwerking met de Politieacademie en de TU Delft. In deze voortgangsrapportage is bijzondere aandacht voor de resultaten van dit project.

Leidinggevenden hebben met de workshop Zeker van je Zaak een effectief instrument in handen om hun personeel aan de hand van divers lesmateriaal te leren waar ze op moeten letten en hoe ze bij afwijkend gedrag moeten handelen. Zeker van je Zaak is door middel van vier «train de trainer» sessies onder de aandacht gebracht van veiligheidsprofessionals. Zij krijgen handvatten aangereikt waarmee de workshop uitgerold kan worden binnen de eigen organisatie. Vervolgens geeft de veiligheidsprofessional de workshop intern aan de eigen medewerkers.

Aan de «train de trainer» sessies hebben in totaal 386 trainers van 217 bedrijven deelgenomen. Deze bedrijven zijn afkomstig uit uiteenlopende sectoren, zoals chemie, gas, nucleair, elektriciteit, telecom, drinkwater, financieel, luchthavens, zeehavens, stads- en streekvervoer, tunnels en waterkeringen, hotels, publieksevenementen en de overheid.

Om de workshop Zeker van je Zaak structureel te kunnen blijven aanbieden, wordt een e-learning module voor veiligheidsprofessionals ontwikkeld, waarvoor het materiaal te downloaden zal zijn vanaf een website. Begin 2011 zullen de e-learning module en het digitale lesmateriaal beschikbaar zijn.

Naar aanleiding van de workshop Zeker van je Zaak is een effectmeting uitgevoerd. Door de ogen van de veiligheidsprofessionals is gemeten wat het security awareness-niveau was van het bedrijf, de medewerkers en de veiligheidsprofessionals vóór de uitrol van de workshop (de zogenaamde nulmeting). Uit deze nulmeting blijkt onder meer dat medewerkers zich niet vaak betrokken voelen bij Security Awareness en dat veiligheidsprofessionals onvoldoende voorlichtingsmateriaal tot hun beschikking hebben. Momenteel wordt gemeten wat het security awareness-niveau is ná de uitrol van de workshop Zeker van je Zaak (de zogenaamde éénmeting). De resultaten van deze effectmeting zijn begin 2011 beschikbaar.

5.2. Beveiliging burgerluchtvaart

Eind oktober hebben zich in het buitenland beveiligingsincidenten voorgedaan op vrachtvliegtuigen met verzendingen uit Jemen. In reactie heeft Nederland als voorzorgsmaatregel afgekondigd dat het voorlopig niet is toegestaan om vracht en post afkomstig uit Jemen naar Nederland te vervoeren of vanuit Nederland te verzenden. In Europees verband wordt thans gesproken over een gezamenlijke Europese aanpak. Uw Kamer wordt hierover via de geijkte kanalen geïnformeerd.

5.3. CBRN-terrorisme

De in vorige Voortgangsrapportages gemelde gecoördineerde inspanningen op nationaal niveau om de kans op CBRN-terrorisme te minimaliseren lopen conform planning. Het betreft onder andere weerstandsverhoging bij risicovolle CBRN-onderzoeksinstellingen (2008–2013), de realisatie van één loket voor zowel security als safety van biologische agentia (medio 2011) en een internationale (wereldwijde) bioterrorisme oefening van INTERPOL en NCTb (zie hieronder). Tot slot heeft Nederland zich kandidaat gesteld voor het Voorzitterschap van de Toetsingsconferentie van het Biologische en Toxine Wapensverdrag (BTWC) in 2011. Formele besluitvorming vindt in december a.s. plaats op de bijeenkomst van statenpartijen.

5.4. Oefeningen

De NCTb en INTERPOL organiseren in november 2010 een wereldwijde oefening BIOSHIELD GLOBAL gericht op (het voorkomen van) biologisch terrorisme. Deelnemers uit verschillende disciplines (bijvoorbeeld gezondheidszorg, politie en veiligheidsdiensten) beoefenen de internationale samenwerkingsverbanden en informatieuitwisseling ter voorkoming van misbruik van biologische agentia. De voorbereidingen lopen conform planning: 17 landen en 6 internationale organisatie hebben deelname bevestigd. Deze oefening past in een reeks van internationale CBRN/E-oefeningen waarmee op internationaal niveau aan trusted communities wordt gewerkt: Cobalt 2009 op het terrein van radiologisch/nucleair terrorisme (in het kader van het zogenoemde Global Initiative to Combat Nuclear Terrorism (GICNT)) en de mogelijkheden voor een nieuwe oefening in 2011 worden reeds verkend. In het kader van het programma Security Awareness & Performance wordt de mate van weerstand van locaties van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding en CBRN-instellingen in de praktijk getest.

5.5. (Zelfgemaakte) explosieven

Terroristische en andere criminele organisaties hebben de potentie en onverminderde intentie om explosieven in te zetten. Bij vrijwel alle terroristische aanslagen in West-Europa is gebruik gemaakt van zelfgemaakte explosieven, die zeer ernstige gevolgen kunnen veroorzaken. Zelfgemaakte explosieven worden gezien als hét wapen van keuze vanwege de vrije verkrijgbaarheid van grondstoffen (bepaalde chemische stoffen) en de beschikbare kennis. Recente voorbeelden zijn bijvoorbeeld de (pogingen tot) aanslagen in Oslo, New York, Detriot en de Sauerland Gruppe. Ter voorkoming van aanslagen met zelfgemaakte explosieven werken NCTb, AIVD, MIVD, KLPD, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (MIM), de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EODD), de Joint Taskforce Counter-IED van Defensie, het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) nauw samen met verschillende andere overheidspartijen als bijvoorbeeld de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD). Tevens wordt samengewerkt met samenwerkingsverband van (vertegenwoordigers van) het bedrijfsleven.

In september 2010 presenteerde de Europese Commissie een conceptverordening die de beschikbaarheid voor particulieren van chemische stoffen met een groot risico dient te beperken. Dit door de verkoop aan particulieren van bepaalde chemische stoffen boven bepaalde concentraties te bemoeilijken en de verplichting verdachte transacties te melden. De regelgeving en implementatie ervan worden in nauwe samenwerking met genoemde (vertegenwoordigers van) het bedrijfsleven besproken en vormgegeven op Europees en nationaal niveau. De voorgestelde wetgevingsmaatregel zal vergezeld gaan van vrijwillige maatregelen van de industrie en de retail met het oog op het verbeteren van de beveiliging en betere bewustwording in de hele keten. De voorgenomen verordening stelt ook de realisatie van een meldpunt voor (mogelijk) verdachte handel in chemicaliën verplicht. Nederland is hier al in 2009 mee gestart en het Ministerie van MIM en de NCTb hebben de FIOD-ECD, KLPD-IPOL en de Nationale Recherche formeel verzocht dit meldpunt te bestendigen. De Kamer wordt op korte termijn geïnformeerd over het kabinetsstandpunt inzake de conceptverordening.

Ten aanzien van een nieuw explosieven-gerelateerd politiesysteem wordt thans langs twee sporen aan een oplossing gewerkt. Enerzijds werkt het KLPD in samenwerking met de voorziening tot samenwerking Politie Nederland (vtsPN) aan verbetering van de terzake relevante politieprocessen. Parallel werkt het NFI ten behoeve van de belangrijkste ketenpartners in opdracht van de NCTb aan een voorlopige oplossing voor de korte termijn die uiterlijk 2011 operationeel dient te zijn.

Het Ministerie van MIM zal het stelsel van wet- en regelgeving rondom ontplofbare stoffen herzien naar aanleiding van een aantal zaken, waaronder een advies van de Adviesraad gevaarlijke stoffen (AGS) 2007. Naar verwachting start begin 2011 een wetgevingstraject teneinde bestaande wetgeving te vereenvoudigen, beter toe te spitsen op de praktijk en beveiligingsaspecten wettelijk voor te schrijven.

6. Veiligheidsmaatregelen

6.1. Solistische dreigers

Gebeurtenissen zoals die tijdens Koninginnedag 2009 en meer recent het voorval tijdens Prinsjesdag, illustreren het probleem dat individueel opererende, vaak verwarde bedreigers veroorzaken. Ook uit internationaal onderzoek blijkt dat een groot deel van de aanslagen op politici wordt gepleegd door niet-ideologisch gemotiveerde solistisch opererende dreigers. Derhalve is onlangs het project Solistische Dreigers gestart. Aan het project wordt op dit moment verder invulling gegeven. Zo zal ten eerste vóór 1 januari 2011 binnen het KLPD een pilotteam solistische dreigers zijn opgestart, conform het u gemelde voornemen van mijn ambtsvoorganger. Het doel van deze pilot is de aanpak van individuele bedreigers van personen waarvoor de rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft en beslist over extra veiligheidsmaatregelen. Bij deze aanpak geldt de aanname dat zorg in bepaalde gevallen leidt tot een afname van de bedreiging en een betere beheersing van de risico’s. Kern van het team is de samenwerking tussen I&V- en politiediensten en de zorgsector. Wat betreft verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden in de verschillende fasen (proces) van de aanpak van solistische dreigers worden de huidige wettelijke kaders in acht genomen. Ten tweede wordt wetenschappelijk onderzoek geïnitieerd naar de wijze waarop ongekende dreigers aanslagen plegen en de mogelijkheden van vroege signalering. Daarnaast wordt onderzoek geëntameerd naar modellen van bijvoorbeeld indicatiestelling en risicotaxatie om de werkwijze van het pilotteam solistische dreigers bij het KLPD verder te kunnen optimaliseren. Er zal in ieder geval een evaluatie plaats gaan vinden van de nieuwe aanpak en de werkwijze van het team. Ten slotte wordt er momenteel onderzocht of het mogelijk is de zogenaamde – vaak jongere – «straattaaldreigers» door middel van een voorlichtings- en bewustwordings-campagne te ontmoedigen.

De pilot wordt na twee jaar geëvalueerd met als voornemen deze werkwijze, indien succesvol, structureel vorm te geven.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven