Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2018
De Minister van Economische Zaken heeft u, mede namens de Staatssecretaris van Economische
Zaken, uw Kamer bij brief van 30 mei 2016 geïnformeerd over de systematiek van het
«hand aan de kraan»-principe bij de delfstofwinning onder de Waddenzee (Kamerstuk
29 684, nr. 140). Uw Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over het advies van de Auditcommissie Gaswinning
onder de Waddenzee.
Hierbij stuur ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
het advies «Monitoring van aardgaswinning onder de Waddenzee vanaf de locaties Moddergat,
Lauwersoog en Vierhuizen, over de resultaten van het monitoringsjaar 2016», dat de
Auditcommissie op 7 december 2017 aan mij heeft uitgebracht (bijlage 11).
In de monitoringsrapportage over 2016 wordt geconcludeerd dat de bodemdalingssnelheden
binnen de toegestane gebruiksruimte zijn gebleven en dat er geen aanwijzingen zijn
voor veranderingen in natuurwaarden die het gevolg zouden kunnen zijn van de gaswinning.
De Auditcommissie geeft in haar advies aan de conclusies uit deze monitoring aannemelijk
te achten. De Auditcommissie benoemt hierbij wel drie zaken die nadere uitwerking
behoeven.
Ten eerste adviseert de Auditcommissie in de rapportage over het monitoringsjaar 2017
de laatste inzichten van de Lange Termijn Bodemdaling Studie (LTS-studie) te beschrijven.
Daarbij dient te worden aangegeven in hoeverre deze in de toekomst relevant zijn voor
het bepalen en voorspellen van de diepe bodemdaling door de aardgaswinning onder de
Waddenzee vanaf de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen.
Ten tweede adviseert de Auditcommissie om in de rapportage over 2017 een duidelijke
toelichting te geven op de geconstateerde wadplaatverlaging en de afname van het areaal
hogere platen over de afgelopen jaren en de oorzaak hiervan. De Auditcommissie concludeert
dat er sinds 2010 voor het kombergingsgebied Pinkegat sprake is van een afname van
ca. 20% (ca. 3 km2) van het areaal hoger gelegen wadplaten.
In het Pinkegat gaat het om een verlaging van 4 tot 8 cm en in het kombergingsgebied
Zoutkamperlaag om 0 tot 4 cm. Aangezien de berekende en gemeten diepe bodemdaling
door de gaswinning sinds 2007 veel kleiner is dan de genoemde wadplaatverlaging, merkt
de Auditcommissie op dat de gaswinning deze verlaging maar in beperkte mate kan verklaren.
De Auditcommissie acht de voorlopige verklaring van NAM en haar onderzoekers aannemelijk,
dat de oorzaak gezocht moet worden in natuurlijke morfologische veranderingen. Dit
verdient echter een nadere analyse en onderbouwing. De Auditcommissie adviseert verder
dat de vanuit een vliegtuig verkregen lasermetingen van de wadplaathoogte (Lidar-metingen)
de komende jaren voldoende aandacht blijven krijgen.
Ten derde adviseert de Auditcommissie om op basis van de monitoringdata, modeluitkomsten
en landelijke vogeltellingen tot sluitende conclusies te komen aangaande de redenen
voor de afname van bepaalde vogelsoorten in de kombergingsgebieden Pinkegat en Zoutkamperlaag.
Ook de beperkte maar onverwachte verzilting in het Lauwersmeergebied vergt een extra
onderzoeksinspanning. Dit vervolgonderzoek vindt de Auditcommissie nodig om te kunnen
beoordelen of als gevolg van de gaswinning nadelige effecten voor de natuur kunnen
ontstaan. Overigens heeft de Auditcommissie hiervoor nu geen aanwijzingen. De Auditcommissie
adviseert verder te bevorderen dat de beschikbare ecologische modellen en het draagkrachtmodel,
met inachtname van onder andere de resultaten van de Lidar-metingen en de schelpdieropnamen,
in de rapportage over het monitoringsjaar 2017 voldoende worden toegepast.
Ik zie erop toe dat door NAM invulling wordt gegeven aan de door de Auditcommissie
in haar advies gedane aanbevelingen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes