29 683 Dierziektebeleid

Nr. 185 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij verzocht om een kabinetsreactie op het rapport «Landbouw-gerelateerde infectieziekten, Verkenning van risico’s in praktijk en lacunes in beleid» van het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving (Platform LIS).

Het rapport is een ongevraagd advies van het Platform LIS aan het Ministerie van EZ. Zoals aangegeven in het rapport van het Platform LIS vormt de studie een brede verkenning van mogelijk witte vlekken in het beleid t.a.v. landbouw-gerelateerde infectieziekten. Het primaire doel van het rapport is meer inzicht te geven in sterke en zwakke punten van het overheidsbeleid. Het rapport komt met een aantal aanbevelingen.

In grote lijnen constateer ik dat voor de gebieden waar aanbevelingen over worden gedaan al volop aandacht is in mijn beleid. Voor wat betreft de aanbevelingen ten aanzien van de kalversector zal ik ook ingaan op de ingebrachte punten in het AO landbouwraad van 9 april jl.

Internationale kalvertransporten

Het Platform LIS beveelt aan de vleeskalverhouderij zo te reguleren dat transport-gerelateerde verspreidingsrisico’s van infectieziekten worden verminderd. Het aantal aanvoeradressen van kalveren per nieuwe ronde zou beperkt kunnen worden of het opfokken en slachten zou verspreid over Europa moeten plaatsvinden.

De Dierenbescherming heeft op 15 april jl. het rapport, «Minder en beter kalvertransport, Terugdringen risico´s welzijn en gezondheid» gepubliceerd met concrete verbetervoorstellen, gericht aan de sector. De Dierenbescherming zegt blij te zijn met de uitkomst van het LIS-advies.

De zorgen ten aanzien van de risico’s op verspreiding van dierziekten bij kalvertransporten die aan de aanbevelingen ten grondslag liggen deel ik. Ook het gebruik van antibiotica in de kalverhouderij blijft mij zorgen baren alsmede diverse welzijnsaspecten van transport en houderij.

Op dit moment vinden de volgende ontwikkelingen plaats. In het kader van het topsectorenbeleid vindt onderzoek plaats naar verbetering van transportcondities zelf. Een deel van de kalveren wordt inmiddels vervoerd met geconditioneerde vrachtwagens. In overleg met de sector worden daarnaast normen uit de Europese transportverordening in beleidsregels nader uitgewerkt om de naleving te bevorderen. Het gaat hierbij met name om stahoogte en beladingsgraad. Ook werkt de sector aan kwaliteitssystemen voor transport en preventie die aanvullend op Europese eisen garanties gaan bieden ten aanzien van dierenwelzijn en diergezondheid. Ik heb de hierbij betrokken partijen verzocht om het verplicht gebruik van GPS als één van de voorwaarden in het te ontwikkelen kwaliteitssysteem op te nemen.

In de kalfsvleesketen acht ik verdere verduurzaming noodzakelijk. Daarbij gaat het met name om de verbetering van het dierenwelzijn en de vermindering van het antibioticagebruik. De diverse opgaven en hun onderlinge samenhang vragen om een gerichte aanpak van het verdere proces van verduurzaming in de kalfsvleesketen in goede samenwerking tussen sector, samenleving en overheid, ook op Europees niveau. Daarom heb ik de kalfsvleesketen gevraagd om op korte termijn te komen met een verduurzamings- en transitieagenda.

Mijn bijdrage aan en inzet bij de verduurzamings- en transitieagenda zal gericht zijn op het bevorderen en stimuleren van systeeminnovaties in de kalfsvleesketen. Dan gaat het niet alleen om systeeminnovaties die gericht zijn op verbetering en doorontwikkeling van de huidige houderijsystemen, maar vooral die welke een transitie vergen naar nieuwe houderijconcepten. De sector en de samenleving worden actief betrokken bij zulke nieuwe ontwerptrajecten. Ook individuele en groepen ondernemers met goede ideeën krijgen kansen om nieuwe ontwikkelingen te beproeven. De sector heeft in het verleden meer dan eens aangetoond in staat te zijn om zulke stappen te zetten, zoals de ontwikkeling van groepshuisvesting, de tot nu toe behaalde reductie van het antibioticumgebruik en de introductie van het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming.

Internationale paardentransporten

Het Platform LIS adviseert het toezicht en handhaving van identificatie en registratie (I&R) bij de paardenhouderij te verscherpen.

In I&R-paarden worden geen verplaatsingen of actuele verblijfplaatsen van paarden vastgelegd. Nederland is, o.a. in het kader van dierziektebestrijding, een voorstander van het registreren van verblijfplaatsen en vervoersbewegingen van paarden tussen lidstaten. Dit dient echter wel in Europees verband te worden geregeld. Daartoe heb ik in EU-verband initiatieven genomen.

Resistentieproblematiek

Door het Platform LIS wordt geconstateerd dat het terugdringen van het gebruik van antibiotica in de veehouderij de aandacht heeft van het beleid en ook resulteert in een aanzienlijke reductie. Maar er is nog weinig aandacht voor andere vormen van resistentie. Zo adviseert het Platform LIS het gebruik van ontwormingsmiddelen alleen toe te staan bij een zware besmettingen.

Terugdringen van antibioticumgebruik in de veehouderij heeft, zoals het Platform LIS constateert, mijn volle aandacht. Inmiddels is door de veehouders samen met de dierenartsen een reductie van het antibioticumgebruik gerealiseerd van 50% ten opzichte van 2009. De gezamenlijke reductieaanpak met de verschillende sectoren is succesvol en biedt perspectief voor het ambitieuze streven naar een 70% reductie in 2015. Ik verwijs in dit kader naar mijn brief aan uw Kamer van 29 augustus 2013 (Kamerstuk 29 683, nr. 168).

Het gebruik van ontwormingsmiddelen is sterk afgenomen nadat middelen vanaf 2008 niet meer vrij verkrijgbaar waren. Het oordeel voor het gebruik ligt bij de dierenarts, die als poortwachter het selectiever en restrictiever gebruik van deze middelen moet borgen en op die manier bijdraagt aan een lager risico op residuen (voedselveiligheid) en resistentieontwikkeling (diergezondheid). Er is op dit moment aandacht voor deze resistentieproblematiek in de basismonitoring van de Gezondheidsdienst voor dieren (GD). GD monitort resistentie bij ontwormingsmiddelen om de omvang van het probleem in kaart te brengen.

Er wordt door het Platform LIS aandacht gevraagd voor cross-kingdom jumpers. Hier is eind 2011 aandacht voor gevraagd door de Eerste Kamer. Cross-kingdom jumpers zijn ziektekiemen die normaliter organismen besmetten uit een ander koninkrijk, onder meer planten, dieren, schimmels en bacteriën. Het is een relatief niet veel voorkomend fenomeen, dat bekend is en aandacht krijgt in de medische en veterinaire wereld. Het Signaleringsoverleg zoönose (RIVM) alwaar veterinaire en medische deskundigen maandelijks signalen bespreken, is in staat dit soort signalen te herkennen en daarop te anticiperen.

One health concept

De afgelopen jaren is door EZ en VWS veel geïnvesteerd in het «One Health»-concept. Er is een groeiend besef, zowel nationaal als internationaal, dat het beleid voor dier- en volksgezondheid integraal moet worden ontwikkeld. Daarin moeten de diverse aspecten van de volksgezondheid, diergezondheid, ecologische belangen en publieksperceptie samenkomen bij de beleidsvorming.

In het kader waar het Platform LIS aandacht voor vraagt, het verbeteren van de onderlinge contacten tussen huisartsen, specialisten en dierenartsen, zijn reeds vele initiatieven genomen. Zo organiseert het RIVM zoönosedagen en zijn de regionale Kennisnetwerken Brabant en Midden Nederland actief op dit terrein.

De Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) heeft hier een symposium aan gewijd. De Ministeries van VWS en EZ ondersteunen ten algemene deze activiteiten en hebben ook hun eigen onderlinge samenwerking op het terrein van beleidsontwikkeling de afgelopen jaren geïntensiveerd.

Risicobeleid

Het Platform LIS vraagt meer rekening te houden met onzekerheden rondom de kans op een dierziekteuitbraak en het effect ervan door nieuwe ontwikkelingen die mogelijk een risico vormen voor een ziekte-uitbraak te monitoren en te analyseren. Een mogelijkheid hiervoor wordt uitgewerkt in een pilot die door de GD in opdracht van de NVWA wordt uitgevoerd. Hierbij vormt de basismonitoring het uitgangspunt. Voor zoönosen worden ontwikkelingen in en buiten Nederland in het Signaleringsoverleg zoönosen (RIVM) gevolgd en besproken.

Het Platform LIS vraagt na te gaan wat de mogelijkheden zijn om de huidige monitoring te verbreden door koppelingen met andere private systemen. Slimme koppelingen hebben altijd mijn aandacht gehad. De basismonitoring van de GD destijds op verzoek van de Tweede Kamer is hier een goed voorbeeld van. Het koppelen van private systemen is echter niet erg eenvoudig vanwege privacy en eigendomsaspecten. In het kader van de opheffing van de productschappen wordt de vraag onderzocht hoe de overheid gebruik kan maken van de databases van de sector.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven