Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 november 2021
Met deze brief stuur ik uw Kamer de vierde tussentijdse evaluatie van het Nederlandse
aalbeheerplan.1 Deze rapportage heeft, ten opzichte van de vorige drie evaluaties, een aantal aanpassingen
ondergaan. Naast verbetering van de onderliggende modellen, is met de nu voorliggende
evaluatie de (driejaarlijkse) evaluatieperiode verschoven met één jaar. Dit is gedaan
om ervoor te zorgen dat in de nu voorliggende rapportage de meest recente data van
het jaar 2020 zijn meegenomen. Deze verschuiving heeft als gevolg ook de eerdere schattingen
voor alle driejaarlijkse periodes opnieuw zijn berekend op basis van de verbeterde
modellen.
De evaluatie laat zien dat waar de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan aanvankelijk
hebben geleid tot een substantiële afname van de sterfte door menselijk handelen (antropogene
sterfte) en een toename van de uittrekkende paairijpe aal (schieraal), en dat er in
de laatste evaluatieperiode (2018–2020) sprake is van een afname in de biomassa uittrekkende
schieraal. Dit wordt met name veroorzaakt doordat in de modelberekeningen nu wordt
uitgegaan van een lagere schatting van het totaal aanwezige aalbestand. Daarnaast
laten de cijfers over de afgelopen periode een hogere visserijsterfte zien, voornamelijk
veroorzaakt door hogere vangsten in het IJssel- en Markermeer. Dit laatste hangt mogelijk
deels ook samen met het wat hoger ingeschat aalbestand in deze wateren.
De geschatte aalstand in met name de Benedenrivieren en de Friese wateren heeft grote
impact op het totaal. In de Benedenrivieren daalde het bestand van 2.147 ton naar
1.142 ton tussen 2015–2017 en 2018–2020. In dit gebied vindt, net als in de andere
grote rivieren, geen aalvisserij plaats. Ook in de Friese wateren is er een daling
in de aalstand. In dit gebied is de visserij sinds 2011 gereguleerd doordat wordt
gevist met een vaststaande maximale vangsthoeveelheid in het kader van decentraal
aalbeheer. Uit het voorgaande blijkt dat het lastig is om eenduidige conclusies te
verbinden aan de gesignaleerde trends. Ook bijvoorbeeld sterfte bij migratieknelpunten,
de impact van vervuiling, virussen en parasieten, en mogelijk ook beschadigingen als
gevolg van scheepvaart spelen een rol. Voor verdere informatie verwijs ik uw Kamer
naar de Nederlandse samenvatting die in de evaluatie is opgenomen.
De uitkomsten van de evaluatie benadrukken de urgentie om de genomen maatregelen te
continueren en deze, waar nodig, in Europees verband aan te scherpen. In het recente
advies van ICES met betrekking tot Europese aal wordt aangedrongen op substantieel
verdergaande maatregelen. Eerder heb ik in het kader van de evaluatie van de Europese
Aalverordening er bij de Commissie ook op aangedrongen om tot verdergaande stappen
te komen.
Tijdens de decemberraad, waar de verordening omtrent de vangstmogelijkheden zal worden
vastgesteld, zal ik aandacht vragen voor de aal en een concreet voorstel doen voor
de bescherming van paairijpe aal in communautair water. Op dit moment is het voorstel
van de Commissie voor toekomstige aalmaatregelen nog niet bekend. Ook is nog niet
bekend wanneer de Commissie met deze voorstellen zal komen en of dit onderdeel zal
uitmaken van de besluiten in de decemberraad. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden
van de voortgang op dit onderwerp en de verdere toekomstige ontwikkelingen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten