29 546 Vermindering regeldruk OCW

Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2020

Eind volgend jaar loopt het experiment Regelluwe scholen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs af. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van het experiment, mede aan de hand van de eindrapportage van het monitoronderzoek die ik uw Kamer hierbij aanbied1. Ook geef ik per deelexperiment aan wat het vervolg wordt.

Het experiment

Het experiment Regelluwe scholen is onderdeel van de regeldrukaanpak. Sinds 2016 hebben de deelnemende scholen kunnen afwijken van wet- en regelgeving. Het doel hiervan was te onderzoeken of het bieden van regelluwe ruimte leidt tot initiatieven die de doelmatigheid of kwaliteit van het onderwijs ten goede komen en waarvoor na afloop van het experiment definitief ruimte in de WPO en WVO gecreëerd kan worden. Het experiment was bij de start in 2016 alleen toegankelijk voor scholen met het predicaat excellent. In 2018 is het ook opengesteld voor scholen met de waardering goed.

Van de 46 scholen die zich hebben aangemeld voor het experiment hebben 21 uiteindelijk géén gebruik gemaakt van de mogelijkheid om van wet- en regelgeving af te wijken. Scholen bleken al meer ruimte te hebben dan ze aanvankelijk dachten. Op de website ontdekderuimte.leraar.nl wordt aandacht gegeven aan deze al bestaande ruimte.

Monitoronderzoek

Een consortium van Oberon, Kohnstamm en EDventure heeft het experiment vanaf de start gevolgd en de deelnemende scholen ondersteuning geboden.

In de eindrapportage zijn de ervaringen uit de praktijk opgenomen.

Scholen konden op verschillende momenten met een deelexperiment starten en doordat de aantallen scholen die hebben geëxperimenteerd heel gering zijn, kunnen de onderzoekers in veel gevallen slechts kwalitatieve uitspraken doen. Daarbij gaat het om goed presterende scholen, die niet representatief zijn voor het gehele scholenveld. Ze onderscheiden zich vaak van andere scholen doordat zij een heldere visie hebben, zichzelf zien als een lerende organisatie, relatief weinig problemen ondervinden met het werven van onderwijspersoneel en zelf in staat zijn om heldere ambities te formuleren.

Deze factoren, die voorafgaand aan het experiment al bekend waren, maken dat het niet altijd mogelijk was om een duidelijk beeld van de opschaalbaarheid van de deelexperimenten te krijgen voor het hele onderwijsveld. Ik heb op basis van de ervaringen en het monitoronderzoek echter wel conclusies kunnen trekken voor het vervolg na afronding van het experiment.

Uitkomsten en vervolg

Hieronder ga ik in op de uitkomsten van de verschillende deelexperimenten. De deelexperimenten zijn verdeeld in drie categorieën, gebaseerd op de aanbeveling voor het vervolg: 1) structureel en breed toegankelijk maken, 2) nader onderzoeken en/of elders onderbrengen, 3) niet structureel mogelijk maken.

1. Structureel en breed toegankelijk maken

De eerste categorie zijn deelexperimenten waarvan ik de uitkomsten structureel mogelijk en breed toegankelijk maak voor scholen, of dat reeds zijn. Uit deze deelexperimenten blijken positieve effecten voor de leerlingen, de scholen en het stelsel.

1.1 Chinees als examenvak havo (VO)

Twee scholen voeren dit deelexperiment uit. Beide scholen bieden in het kader van dit experiment Chinees aan als examenvak havo, wat net zoals het reeds bestaande vak Chinees op vwo-niveau, alleen wordt afgesloten met een schoolexamen. Daarnaast biedt één van de twee scholen Chinees als verplicht vak in de onderbouw aan, de andere school als keuzevak in de onderbouw. Dat betekent dat het vak als doorlopende leerlijn in de scholen is neergezet. De havoleerlingen volgen de verkorte variant van het vwo vak Chinees (Elementair niveau, A1 niveau). De lange variant (A2 niveau) kan alleen door de vwo-leerlingen gevolgd worden, omdat leerlingen hiervoor zes jaar Chinees moeten hebben gehad.

Ik zie vele voordelen van Chinees op het havo. Ik ga daarom Chinees als schoolexamenvak op het havo invoeren, waardoor scholen voor havo dit kunnen aanbieden aan hun leerlingen. Er hebben zich – naast de twee scholen in het experiment – al scholen gemeld die hier interesse voor hebben. Ik vraag het SLO om een examenprogramma op te stellen en ik ga het Eindexamenbesluit VO aanpassen.

1.2 Alternatief schoolplan (PO/VO)

Het schoolplan is een belangrijk instrument in het toezicht op de onderwijskwaliteit, maar er is meer ruimte dan op sommige scholen werd gedacht. Vijf basisscholen en één vo-school hebben gekozen voor een alternatief schoolplan. Voor dit deelexperiment was geen wijziging van regelgeving nodig. Alle scholen kunnen reeds aan de slag met hun schoolplan. Ook op de website ontdekderuimte.leraar.nl wordt aandacht gegeven aan deze ruimte.

2. Nader onderzoeken en/of elders onderbrengen

Veel deelexperimenten hebben onvoldoende data opgeleverd, omdat het aantal scholen dat met het deelexperiment mee deden te klein was. In het kader van het experiment Regelluwe scholen lopen deze deelexperimenten af. De uitkomsten van deze deelexperimenten zijn wel waardevol en worden daarom meegenomen in andere trajecten (bestaande trajecten en nieuw op te zetten experimenten). Hiermee kunnen de opgedane ervaringen een vervolg krijgen binnen andere trajecten.

2.1 Vakhavo (VO)

Op drie scholen krijgen leerlingen in de vakhavo vanaf de tweede klas de mogelijkheid om naast het reguliere programma één dag een speciaal praktijkgericht programma te volgen. De leerlingen moeten hun reguliere havo-opleiding doen in vier in plaats van vijf schooldagen per week. Om die reden is het aantal verplichte vakken verminderd en krijgen de vakhavo-leerlingen in havo-3 ontheffing voor de vakken Frans, beeldende vorming en muziek en in havo-4 en 5 ontheffing voor het profielkeuzevak Natuur, Leven en Technologie.

De ervaringen zijn positief. De vakhavo biedt leerlingen meer maatwerk, motivatie en verbinding tussen denken en doen en biedt docenten uitdaging en nieuwe ideeën om het onderwijs contextrijk vorm te geven. De belangrijkste opbrengst is dat leerlingen al tijdens hun middelbare schoolperiode uitgebreid kennismaken met het beroepenveld en daardoor beter voorbereid instromen in het vervolgonderwijs.

Er bestaat behoefte om voor deze onderwijsvernieuwing een nieuw traject op te zetten waarin de scholen voldoende tijd krijgen voor het opbouwen van een volwaardige vakhavo. Deze trend kan door OCW beleidsmatig worden gesteund. Ik ben voornemens om een praktijkgericht programma te ontwikkelen voor het havo. Er zijn meerdere scholen bezig met de ontwikkeling van soortgelijke programma’s. Dus dit zal in breder perspectief moeten worden aangevlogen. In 2021 worden gesprekken met SLO, het Havoplatform, de VO-raad en andere relevante partijen gevoerd om te inventariseren welke wensen er leven in het veld om toe te gaan werken naar examenprogramma’s. Ik ben voor de komende jaren voornemens een beschikking te maken, zodat het vakkenpakket van deze specifieke groep leerlingen die ná het einde van het experiment de vakhavo willen afronden geldig blijft om een diploma te halen.

2.2 Bevoegdheid leraren (VO)

Dit deelexperiment, dat door acht scholen wordt uitgevoerd, houdt in dat het bevoegd gezag op basis van een interne beoordelingsprocedure een leraar aanwijst als bevoegd. Het gaat om docenten met een tweedegraads bevoegdheid die lesgeven in de bovenbouw van havo of vwo, docenten die lesgeven in een «verwant» vak, of docenten die beschikken over een buitenlands diploma.

Alle deelnemende scholen gebruiken zorgvuldige procedures om de kwaliteit van het onderwijs van deze docenten te garanderen. Het gaat soms om buitenlandse docenten die tweetalig onderwijs verzorgen. Zij zijn dan bevoegd in het land van herkomst en geven in Nederland in het Engels les in hun eigen vak. Het blijkt in de praktijk vooral voor scholen met tweetalig onderwijs lastig om voldoende docenten aan te trekken die de Engelse taal voldoende machtig zijn. Daarom wordt dan gekeken naar native speakers. Zij zijn van belang om het niveau van de tweetalige opleiding op peil te houden.

Ik neem de ervaringen uit dit experiment mee in mijn reactie op de commissie Onderwijsbevoegdheden.

Verder heb ik DUO opdracht gegeven de docenten die hebben meegedaan aan dit deelexperiment ontheffing te verlenen, zodat zij les kunnen blijven geven zoals tijdens het experiment. Dat zal gebeuren op basis van de beleidsregel «Ontheffing bekwaamheidseisen en bekwaamheidserkenning vo».

2.3 Staatsexamen Nt2 inzetten voor centraal examen (CE) Nederlands (VO)

De drie scholen die het deelexperiment uitvoeren lopen tegen problemen aan in het CE Nederlands. Daarin wordt veel idioom en context gebruikt waardoor het voor een groep nieuwkomers (leerlingen die korter dan zes jaar in Nederland zijn) zeer moeilijk is. Deze groep haalt vaak de rest van de vakken wel, maar struikelt over het CE Nederlands.

Met dit deelexperiment kunnen nieuwkomers Staatsexamen Nt2 doen en dit cijfer inzetten in plaats van het CE Nederlands. Dit deelexperiment is later bij het experiment Regelluwe scholen gevoegd, waardoor er nog weinig gegevens beschikbaar zijn. Op dit moment laat ik de aantallen leerlingen en het verschil in niveau tussen de verschillende diploma’s onderzoeken.

Ik ben voornemens een nieuw experiment te starten waarin eerst het onderliggende probleem verder in kaart wordt gebracht. Na die onderzoeksfase hoop ik dat een groter aantal scholen deelneemt aan een dergelijk experiment. Doel van dit uitgebreidere meerjarige experiment is om de kansengelijkheid te vergroten. De mogelijkheden die deze groep nieuwkomers zal worden geboden mag echter niet ten koste gaan van het civiel effect van het diploma. Ik zal uw Kamer tijdig informeren hoe dit experiment er precies uit komt te zien.

2.4 Certificaten moderne vreemde taal in plaats van CE (VO)

Op zeven scholen hebben leerlingen de mogelijkheid om een internationaal erkend Europees referentiekader talen (ERK) certificaat te behalen voor een moderne vreemde taal en dat mee te laten tellen in plaats van het CE.

De score die de leerlingen behalen voor het internationaal erkende certificaat wordt omgerekend naar een CE-cijfer.

Het gaat om de certificaten van Anglia, Cambridge en International Baccalaureate voor Engels, DELF voor Frans en Goethe voor Duits.

Aan dit deelexperiment kleven nadelen, zoals de negatieve gevolgen voor de toegankelijkheid van het onderwijs en de kansengelijkheid. Het behalen van deze certificaten kost geld. De ouders van leerlingen die deelnemen aan het experiment, moeten deze kosten zelf betalen, eventueel met behulp van een solidariteitsfonds. Verder ligt met dit deelexperiment de verantwoordelijkheid voor de inhoud (en totstandkoming en correctie) bij een instantie buiten Nederland. Daar komt bij dat de examens voor deze certificaten gedurende het hele jaar worden afgenomen, sommige ná het CE. Ook wordt het onderdeel literatuur er niet in meegenomen.

De uitkomsten van dit deelexperiment zijn aanleiding om te onderzoeken welke onderdelen uit deze internationale examens door deze scholen gemist worden in de Nederlandse CE’s moderne vreemde talen. Het sluit immers aan op een breder debat over de inhoud van de CE’s van de moderne vreemde talen. Ik heb SLO dan ook gevraagd de uitkomsten mee te nemen in een verkenning.

2.5 Deelexamens voor gezakte leerlingen (VO)

Tien scholen bieden leerlingen die gezakt zijn voor hun eindexamen een alternatieve route aan naar het diploma. Daarbij maken zij gebruik van deelcertificaten, iets wat volgens de wet alleen in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) of via het Staatsexamen mogelijk is.

Voor zowel de scholen als de leerlingen is het voordeel van op de eigen vo-school blijven voor deelexamens niet altijd evident. Na het zakken heeft een deel van de leerlingen baat bij een nieuwe omgeving, dit erkennen ook de deelnemende scholen. De ervaringen van de scholen en leerlingen zijn positief, al geven scholen aan dat het praktisch heel moeilijk te regelen is met roosters en begeleiding van leerlingen.

De uitkomsten van dit experiment geven inzicht in de voor- en nadelen van het mogelijk maken van deelexamens voor bepaalde groepen leerlingen in het reguliere vo, los van de effecten daarvan op het vavo en het staatsexamen. Ik heb eerder richting uw Kamer aangegeven2 dat vrijwel elke aanpassing in één deel van het examenstelsel consequenties heeft voor de andere examenvoorzieningen. Dat maakt dat zorgvuldigheid geboden is. Het vraagstuk over deelexamens is daarmee niet alleen een vraag over examinering in het reguliere vo, maar automatisch een vraag die hoort bij het nadenken over de doorontwikkeling van het hele examenstelsel. De opbrengsten van het experiment neem ik daarom mee bij het samenstellen van de onderzoeksagenda toetsing en examinering VO 2021, die als doel heeft om op zorgvuldige wijze verder te werken aan het innoveren en toekomstbestendig maken van het examenstelsel in het vo. Over de voortgang hiervan informeer ik uw Kamer in het voorjaar van 2021.

2.6 Septemberroute (VO)

Tien scholen bieden leerlingen die gezakt zijn, de gelegenheid om gedurende de zomermaanden een onderdeel of onderdelen van het combinatiecijfer te verbeteren waardoor zij aan het begin van het volgende schooljaar (augustus of september) alsnog kunnen slagen.

Vaak gebeurt dit door middel van een verbetering van het profielwerkstuk. Doordat leerlingen alsnog aan het einde van de zomer slagen, kunnen zij zich nog inschrijven voor de vervolgopleiding in het aansluitende school-/collegejaar.

De mogelijkheid om onderdelen van het combinatiecijfer aan het begin van het nieuwe schooljaar te verbeteren met behoud van alle andere resultaten, is regulier alleen mogelijk op het vavo.

Net als het deelexperiment hierboven, worden de opbrengsten van het experiment meegenomen bij het samenstellen van de onderzoeksagenda toetsing en examinering VO 2021, die als doel heeft om op zorgvuldige wijze verder te werken aan het innoveren en toekomstbestendig maken van het examenstelsel in het vo.

2.7 Minder onderwijstijd en onderwijstijd inruilen voor ontwikkeltijd (PO/VO)

Elf po-scholen besteden een deel van de verplichte onderwijstijd aan diverse doelen, zoals scholing/professionalisering van het team, het voorbereiden van innovaties binnen de school, of het overstappen op een ander rooster. Het gaat hierbij om enkele dagen per jaar.

Vier vo-scholen hebben de onderwijstijd verminderd. Scholen plannen minder lessen om bijvoorbeeld onderwijsontwikkeling of rapportvergaderingen anders te plannen.

Drie vo-scholen hebben de onderwijstijd voor leerlingen aangepast in het kader van passend onderwijs.

De ervaringen van de deelnemende po-scholen zullen worden betrokken bij het Experiment Ruimte voor Regie. Dat experiment is op 1 augustus 2020 gestart en biedt twintig basisscholen de mogelijkheid om af te wijken van, onder andere, de vakantieregeling en de vijfdaagse schoolweek.

Voor de deelnemende vo-scholen is gedurende het experiment Regelluwe scholen de noodzaak voor dit deelexperiment afgenomen doordat er via de cao afspraken zijn gemaakt over ontwikkel- en onderwijstijd. Naar aanleiding hiervan heb ik besloten dit deelexperiment niet breed toegankelijk te maken.

2.8 Aanpassen onderwijstijd voor meer passend onderwijs (PO)

In de deelexperimenten, die in dit kader door het genoemde consortium zijn gevolgd, wordt in het ene deelexperiment de onderwijstijd ingezet voor een familieklas en in het andere deelexperiment de onderwijstijd ingezet voor meer «behandeltijd». Deze deelexperimenten blijken positieve effecten te hebben. Het geeft leerlingen meer rust, ze gedragen zich beter en kunnen zich beter concentreren en motiveren, terwijl ze even veel of nog meer lijken te leren. In het geval van de familieklas lijkt het ook een positief effect op het gezin te hebben. Bovendien zijn de leraren, ondersteuners en behandelaren meer tevreden: het werk «voelt» lichter. Mooie voorbeelden dus van slimmer omgaan met de onderwijstijd voor leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte. In de reactie op de evaluatie van passend onderwijs en in de onderwijs-zorg-brief heb ik aangeven dat we met alle partners nader gaan onderzoeken of we slimmer met de onderwijstijd kunnen omgaan voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte.

2.9 Educatieve keuzedagen (PO)

Drie scholen geven leerlingen de mogelijkheid om maximaal twee dagen per jaar een activiteit buiten de school te verrichten, waarbij de ouders verantwoordelijk zijn voor de begeleiding. Omdat de activiteit een educatief karakter moet hebben en een leerervaring oplevert die de school niet kan bieden, mag deze activiteit meetellen als onderwijstijd.

In mijn brief bij de derde voortgangsrapportage van het experiment Regelluwe scholen heb ik aangekondigd te willen kijken naar meer ruimte op dit punt voor alle po-scholen.3 Ik neem de uitkomsten daarom mee in het traject Ruimte voor Regie po.

2.10 Vierdaagse schoolweek/flexibele onderwijstijden (PO)

Er is één school die experimenteert met een vierdaagse schoolweek. Dit is een school voor speciaal basisonderwijs die op pedagogische gronden op woensdag geen onderwijs geeft. Het team is dan wel aanwezig en is bezig met onder andere lesvoorbereiding. De school geeft aan dat de leerlingen zich beter kunnen concentreren als zij een vrije dag midden in de week hebben. Hierdoor gaat minder onderwijstijd verloren. Vanwege een fusie met een andere school zal deze school dit deelexperiment niet voortzetten.

Binnen het programma Ruimte voor Regie is op 1 augustus 2020 het Experiment Ruimte in Onderwijstijd gestart. Dat experiment biedt twintig basisscholen de mogelijkheid om af te wijken van, onder andere, de vakantieregeling en de vijfdaagse schoolweek.

2.11 Instroom kleuters (PO)

Acht bassischolen experimenteren met een vervroegde instroom en met vaste instroommomenten van kleuters. Zeven van deze scholen hanteren een aantal vaste instroommomenten per jaar. De leerling komt niet binnen meteen nadat hij/zij vier jaar is geworden, maar kan uitsluitend instromen op een aantal vaste instroommomenten in het schooljaar (meestal vijf, na elke schoolvakantie). Vaste instroommomenten zijn nu niet verboden, maar de praktijk is dat de meeste kinderen niet «wachten» tot zo’n moment, maar meteen instromen. De afwijking van wet- en regelgeving in deze deelexperimenten is dat kinderen hierbij ook vervroegd mogen instromen, namelijk vanaf de leeftijd van drie jaar en tien maanden. In de huidige wet- en regelgeving mag een kind vanaf die leeftijd maximaal vijf dagen komen wennen op de basisschool. In het deelexperiment mag een kind vanaf die leeftijd dus al volledig instromen op de school. Om dit breed mogelijk te maken, zou de WPO moeten worden aangepast.

Daarnaast heeft één school alleen geëxperimenteerd met vervroegde instroom als dat passend is bij de ontwikkeling van het kind. Deze school liet kinderen instromen vanaf drie jaar en tien maanden, maar zonder de vaste instroommomenten. Volgens deze school vinden veel ouders dat hun kind er al op die leeftijd aan toe is om in te stromen in de basisschool.

Uit het onderzoek blijkt dat de aanpak met vaste instroommomenten volgens de scholen zorgt voor meer rust op de groep en een beter pedagogisch klimaat in de kleutergroepen. Ook zou het gunstig zijn voor de werkdruk van leerkrachten. Vanuit de kinderopvang leefden er wel vragen bij de vervroegde instroom en werd aangegeven dat de ontwikkeling van het kind altijd centraal moet staan in de keuze om vervroegd naar school te gaan. Het leidde in deze deelexperimenten niet meteen tot heel grote (financiële) consequenties, noch voor de kinderopvang, noch voor de basisschool. Het aantal scholen is in dit experiment is te gering om vergaande conclusies te verbinden aan deze uitkomsten.

In een motie van de leden Rudmer Heerema en Van Meenen is gevraagd om een pilot met flexibele instroom te starten in het basisonderwijs én in het voortgezet onderwijs.4 Bij de uitvoering van die motie worden de uitkomsten en ervaringen van dit deelexperiment met vervroegde instroom en vaste instroommomenten meegenomen. Ik verwacht uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2021 te informeren.

2.12 Pre-school (PO)

Eén school is bezig geweest met dit deelexperiment. Dit deelexperiment ging over de toelating van kinderen vanaf de leeftijd van 2,5 jaar tot de basisschool (een groep van 16 kinderen per schooljaar). Omdat dit deelexperiment verder gaat dan alleen een afwijking van onderwijswetgeving, is dit deelexperiment gebaseerd op een convenant tussen Ministerie van OCW (in samenspraak met SZW), de gemeente Den Haag en Stichting De Haagse Scholen (openbaar onderwijs). De gemeente Den Haag heeft hiervoor ook een subsidie van 60.000 euro voor drie jaar beschikbaar gesteld.

De school was vooral geïnteresseerd in de pedagogische aspecten van deze aanpak en is heel tevreden over de uitkomsten van dit deelexperiment. Het gaat vooral om de meerwaarde van begeleiding door een hbo-opgeleide leerkracht (samen met een pedagogisch medewerker) van deze jonge kinderen.

De school heeft, nu het deelexperiment na drie jaar stopt, aangegeven niet door te willen gaan met dit deelexperiment. De uitkomsten van dit deelexperiment kunnen wel gebruikt worden voor nader onderzoek.

3. Niet structureel mogelijk maken

De laatste categorie betreft deelexperimenten waarvan ik hetgeen waarmee geëxperimenteerd is niet structureel mogelijk maak. De deelexperimenten bleken in de praktijk onnodig omdat er voldoende ruimte bleek te zijn.

3.1 Global Politics / Global Perspectives als alternatief voor Maatschappijleer (VO)

Op één school volgen de leerlingen op havo en vwo het vak Global Politics en Global Perspectives verplicht en krijgen een internationaal erkend certificaat dat meetelt als schoolexamencijfer voor maatschappijleer.

Ik maak dit deelexperiment niet breed mogelijk. De eindtermen voor maatschappijleer laten genoeg ruimte voor scholen om dit vak zelf in te vullen. Daarnaast bestaat in de wet al de mogelijkheid om een schooleigen vak door de Minister te laten erkennen.

3.2 Afwijking profielkeuzevak (VO)

Vier scholen voeren dit deelexperiment uit. Voor de deelnemende vwo-afdeling was de aanleiding voor deze melding de constatering dat leerlingen – om alle opties voor een vervolgstudie open te houden – vaak kiezen voor een natuur-profiel, terwijl hun belangstelling en talenten vaak breder liggen, bijvoorbeeld bij talen, maatschappijvakken of creatieve vakken. Binnen de natuur-profielen zijn de keuzevakken wettelijk beperkt tot bètavakken. Leerlingen kunnen in het vrije deel extra vakken kiezen om daarmee hun vakkenpakket te verbreden. Door het keuzevak in te wisselen voor een examenvak naar keuze komt de school tegemoet aan de verbredingswens van leerlingen.

Er zijn drie vmbo-scholen die een melding hebben gedaan omtrent het algemeen vormende profiel(keuze)vak van één of meer profielen. De motivatie van de scholen om af te wijken van de voorgeschreven algemeen vormende vakken is om profielen meer te laten aansluiten bij de interesses en talenten van leerlingen.

Er zijn positieve reacties, al worden ook risico’s geïdentificeerd. Zo bestaat er het risico op het kiezen van een «pretpakket» en zijn er grote rooster-technische uitdagingen voor scholen.

De ervaringen van scholen rond dit deelexperiment leiden niet tot een landelijk beeld van té beperkte keuzevrijheid. Het experiment Regelluwe scholen is voor enkele deelnemende scholen aanleiding geweest om de vernieuwing van het vmbo soepeler te laten verlopen door leerlingen meer vrijheid te geven in de vakkenkeuze.

Ik heb besloten dit deelexperiment niet breed mogelijk te maken. Er is binnen de profielkeuze genoeg ruimte om te kiezen voor verschillende vakken en om extra vakken te kiezen. Daarnaast kunnen scholen ervoor kiezen om een schooleigen vak te laten erkennen, dat vak telt dan mee in het combinatiecijfer.

Tot slot

Ik wil de scholen die hebben deelgenomen aan het experiment Regelluwe scholen bedanken. Voor hun betrokkenheid de afgelopen jaren en voor het uitsteken van hun nek. Naast alle uitdagingen waarvoor het po en vo zich gesteld ziet, zagen deze scholen mogelijkheden om te experimenteren en bij te dragen aan het verbeteren van het stelsel.

Het is mooi om te zien met welke uiteenlopende voorstellen de scholen zijn gekomen om tijdelijk van regelgeving te mogen afwijken. Dit heeft ook mooie netwerken opgeleverd binnen en tussen scholen. Teams zijn gericht gaan verkennen wat er beter kan en hoe de ontstane ruimte ingevuld kan worden wanneer van regelgeving mag worden afgeweken. Maar ook heeft het voor scholen inzichten opgeleverd wat er binnen de huidige regelgeving al mogelijk is.

Voor de scholen was vanaf het begin helder dat het experiment eindig zou zijn. Met deze brief heb ik duidelijkheid willen geven over het vervolg, waardoor ook de scholen weten waar zij aan toe zijn. De scholen hebben nog een jaar om de deelexperimenten af te ronden. Mocht de afronding voor cohorten binnen de deelnemende scholen voor problemen zorgen, dan zal ik deze met eventuele beschikkingen passend oplossen. Het genoemde consortium van onderzoekers en ondersteuners is ook in het laatste jaar nog beschikbaar bij vragen van scholen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Visie op toetsing en examinering in het voortgezet onderwijs, Kamerstuk 31 289, nr. 395.

X Noot
3

Kamerstuk 29 546, nr. 30.

X Noot
4

Kamerstuk 35 300 VIII, nr. 38.

Naar boven