29 546 Vermindering regeldruk OCW

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2016

Bestuurders, schoolleiders, docenten en andere actoren in het onderwijsveld werken iedere dag keihard aan hun missie om goed onderwijs te verzorgen. Wij vinden het belangrijk dat zij daarbij niet worden gehinderd door onnodige regeldruk. Regeldruk doet afbreuk aan het werkplezier en draagt bij aan de hoge werkdruk in het onderwijs. Regeldruk kan ook de kwaliteit van het onderwijs negatief beïnvloeden.

Om de regeldruk in het onderwijs aan te pakken hebben wij in 2014 de Regeldrukagenda Onderwijs 2014 – 2017 afgesproken met het onderwijsveld.1 Wij hebben toegezegd u jaarlijks over de voortgang van de agenda te informeren. Op 17 februari 2015 hebben wij u voor het eerst geïnformeerd over de stand van zaken in de uitvoering van deze agenda.2 Met de voorliggende voortgangsrapportage Aanpak Regeldruk Onderwijs 2015 – 20163 informeren wij u over de stappen die zijn gezet in de periode tussen 1 januari 2015 tot 1 september 2016.

In deze brief gaan we in op enkele resultaten en ontwikkelingen waarover u nog niet eerder uitgebreid bent geïnformeerd:

  • 1. De tussentijdse evaluatie over de voortgang in de uitvoering van de Regeldrukagenda Onderwijs 2014–2017;

  • 2. De uitkomsten van het meldpunt regeldruk PO;

  • 3. De voortgang van het experiment Regelluwe scholen PO en VO;

  • 4. Regeldrukvermindering rondom de onderwijsovereenkomst in het MBO en de pilot Onderwijs Ontregeld;

  • 5. Maatregelen tegen regeldruk HO;

  • 6. Nader onderzoek naar de hardnekkigheid van het probleem regeldruk.

Bijlage 3 bevat een overzicht van alle gerealiseerde en de nog lopende (maatwerk) acties uit de Regeldrukagenda Onderwijs 2014–2017 om de (ervaren) regeldruk te verminderen4.

De Regeldrukagenda Onderwijs 2014–2017 is er in de kern op gericht om knelpunten die voortvloeien uit wet- en regelgeving weg te nemen. Ervaren regeldruk valt echter niet altijd terug te leiden tot het bestaan van een rechtsregel. Gaandeweg de uitvoering van de Regeldrukagenda Onderwijs 2014–2017 hebben we steeds vaker geconstateerd dat de regeldruk die wordt ervaren niet voortvloeit uit een wettelijk voorschrift, maar uit regels en of afspraken die een onderwijsinstelling of een samenwerkingsverband aan zichzelf oplegt. In de komende periode gaan we daarom onderzoeken welke acties we kunnen ondernemen om ook dit probleem van interne regeldruk tegen te gaan.

1. Tussentijdse evaluatie van de Regeldrukagenda Onderwijs 2014-2017

OCW voert de Regeldrukagenda Onderwijs 2014–2017 uit samen met de onderwijsraden, de vakbonden, de onderwijsvakorganisaties en de Algemene vereniging van schoolleiders. Op 14 april 2016 is de voortgang in de uitvoering van de Regeldrukagenda met hen besproken.

Het tempo waarin er voortgang wordt geboekt in de uitvoering is goed, zo luidde één van de uitkomsten van de evaluatie. Veel actiepunten van de agenda zijn inmiddels afgerond of verkeren in een eindstadium. Het is van belang ervoor te waken dat er geen nieuwe, onnodige, regeldruk ontstaat. Daarvoor onderzoeken we de komende periode of de kwaliteit van het wetgevingsproces verbeterd kan worden door tegemoet te komen aan de behoefte van onze partners om nog meer bij de voorbereiding van wetgeving betrokken te zijn. De wensen van onze partners zullen we nadrukkelijk mee nemen bij de voorstellen aan de Tweede Kamer.

De deelnemers aan de evaluatie van de Regeldrukagenda constateren dat de uitvoering van de agenda heeft bijgedragen aan een groeiend bewustzijn binnen onderwijsinstellingen, dat men zelf ook kan bijdragen aan het verminderen van regeldruk, bijvoorbeeld door het onderwerp van regeldruk op scholen bespreekbaar te maken en te houden, door samen na te denken over slimme ict-toepassingen, door te investeren in professionalisering van bestuurders, schoolleiders en docenten, en door actief deel te nemen aan internetconsultaties waarbij feedback kan worden gegeven op nieuwe wetgeving.

Uit de evaluatie kwam ook naar voren dat er onverminderd breed draagvlak is om gezamenlijk verder te streven naar oplossingen om (ervaren) regeldruk zoveel mogelijk weg te nemen. De kanttekening die werd geplaatst is dat de regeldruk die in het onderwijs wordt gevoeld deels ook wordt veroorzaakt door andere actoren dan OCW, zoals de gemeente waarin de school is gevestigd, het Ministerie van SZW, het Ministerie van VWS, en het Ministerie van Financiën.

Een voorbeeld hiervan is de btw-afdracht die samenwerking tussen scholen in de weg stond. Dit zorgde bijvoorbeeld bij de Rotterdamse roc’s Albeda en Zadkine voor grote knelpunten bij de totstandkoming van een gezamenlijk Techniekcollege. Uitvoerig overleg tussen de ministeries van OCW en Financiën en een uitspraak van de Hoge Raad heeft op dit punt geleid tot een oplossing.5 In een situatie waarbij twee onderwijsinstellingen in samenwerking volwassenenonderwijs aanboden, oordeelde de Hoge Raad dat onderwijsondersteunende diensten onderdeel kunnen zijn van de btw-vrijgestelde onderwijsprestatie die iedere onderwijsinstelling verricht in het kader van deze samenwerking. Het arrest van de Hoge Raad heeft voor de gewenste lastenverlichting gezorgd en de Staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd zijn BTW-beleid ten aanzien van scholen en onderwijsinstellingen overeenkomstig de uitspraak van de Hoge Raad aan te passen.

2. Het Meldpunt regeldruk PO

Als actie voor de sector primair onderwijs in de Regeldrukagenda heeft er gedurende een periode van zeven weken een meldpunt regeldruk PO opengestaan. Via dit meldpunt konden leraren, schoolleiders en ondersteunend personeel registratieverplichtingen melden die zij als regeldruk verhogend beschouwen binnen de po-sector. We hebben ruim 3.000 meldingen ontvangen. Deze meldingen vertonen onderling veel overeenkomsten. Zo blijkt dat regeldruk vooral wordt ervaren bij registraties rondom beleid en verantwoording, passend onderwijs, personeelsbeleid, opbrengstgericht werken en cognitieve ontwikkeling.

Regioplan heeft nader onderzoek verricht naar de herkomst van de betreffende gemelde registratieverplichtingen. Uit het onderzoek komt naar voren dat registratieverplichtingen vooral vanuit de verschillende actoren uit de uitvoeringsketen van de school zelf komen. Het is de school zelf die het gebruik, omvang en frequentie van de registraties vaststelt; de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) en OCW stellen geen eisen aan te gebruiken systemen of formats. Leraren ervaren dat dingen geregistreerd en bijgehouden moeten worden zodat anderen kunnen controleren of ze het wel doen. Ze geven via het meldpunt aan dat de registratielast kan verminderen als de school meer vertrouwen heeft in hun professionaliteit, gebaseerd op hun opleiding en op de dagelijkse onderwijservaring. Alle bevindingen zijn terug te vinden in het rapport «regeldruk in het primair onderwijs» dat Regioplan in opdracht van OCW heeft gemaakt (bijlage 1)6.

Om dit probleem van interne regeldruk tegen te kunnen gaan is investeren in sterk leiderschap van schoolleiders en het versterken van de positie van leraren belangrijk. Dit zijn onderwerpen die centraal staan in de lerarenagenda en bestuursakkoord. Over de voortgang hierop wordt uw Kamer nog dit jaar geïnformeerd. Er ligt een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij werkgevers- en werknemerspartijen om scholen te faciliteren het juiste gesprek te voeren over wat nodig is om te registreren. Dit gesprek op school kan het begin zijn van afnemende last en groter werkplezier. Daarnaast wordt al jaren samen met de sociale partners hard gewerkt aan de Regeldrukagenda.

In aanvulling hierop starten we, samen met de sociale partners, begin 2017 het traject «Operatie Regels Ruimen». In dit traject krijgen scholen hulp van een team van experts om de interne regeldruk aan te pakken en te verminderen.

Dit team, bestaande uit een leraar en een schoolleider van een andere school, een inspecteur en een expert op het gebied van verandermanagement neemt de werkwijze van de school onder de loep en kijkt hoe deze efficiënter ingericht kan worden, zodat er meer tijd overblijft voor lesgeven. Vanaf januari 2017 zijn de vorderingen van deze scholen via een communicatiecampagne gedurende een periode van drie maanden te volgen op lerarenagenda.nl. De opbrengsten en lessen uit deze casussen kunnen een voorbeeld zijn voor andere scholen binnen de hele po- en vo-sector om regeldruk aan te pakken en te verminderen.

Om scholen hierbij te helpen komt er een handreiking beschikbaar met de geleerde lessen. Bij groot succes en behoefte uit de sector onderzoeken we de mogelijkheid om het traject te intensiveren.

3. Het experiment Regelluwe scholen PO en VO

Om regeldruk verder te bestrijden en innovatie te bevorderen, heeft de Staatssecretaris het initiatief genomen tot het experiment Regelluwe scholen.7 In januari van dit jaar zijn 46 scholen voor primair onderwijs en voortgezet onderwijs van start gegaan met het experiment. Deze scholen zijn geselecteerd uit de groep scholen die zowel in 2013 als in 2014 het predicaat Excellente School hebben behaald. Hoewel het nog te vroeg is om een samenhangend beeld te schetsen van de eerste opbrengsten van het experiment, zijn er al wel enkele belangrijke inzichten opgedaan. Bijgaand ontvangt u de eerste voortgangsrapportage van de onderzoekers die het experiment monitoren (bijlage 2)8.

Het eerste wat opvalt is dat scholen het experiment vooral aangrijpen om hun onderwijs verder te innoveren en in veel mindere mate om regeldruk te verminderen. In gesprekken geven de scholen aan slechts in beperkte mate last te hebben van regeldruk vanuit de overheid. Wat ook opvalt is dat scholen behoedzaam omgaan met het experiment. De gemelde afwijkingen van wet- en regelgeving zijn zowel in aard als in omvang bescheiden. Een substantieel deel van de deelnemende scholen heeft nog geen enkele melding gedaan van afwijking van de regels. Uit contacten met de scholen blijkt dat zij op zoek zijn naar afwijkingen van de regels die passen bij de eigen visie en de koers die de school voor ogen heeft. Ook nemen schoolleiders de tijd om binnen de school draagvlak te creëren voor de beoogde innovaties. Deelname aan het experiment leidt in een aantal gevallen wel tot vermindering van (ervaren) regeldruk, maar de impact van het experiment op de regeldruk is over het geheel genomen vooralsnog beperkt.

De belangrijkste thema’s die in het experiment tot dusver voorbijkomen zijn het schoolplan (po), instroom van kleuters (po), het curriculum, onderwijstijd, toetsing en examinering (vo) en bevoegdheden (vo). In de meeste gevallen gaat het niet om het opheffen van een regel, maar om een (kleine) aanpassing. Ook zijn er veel regels waar scholen (vooralsnog) niet van willen afwijken. Deze bevindingen passen eerder bij het beeld dat de regels van de overheid als overwegend zinvol worden ervaren en houvast geven, dan dat er sprake zou zijn van overbodige of onnodig knellende regels. Ook is het nog te vroeg om aan te geven of de aanpassingen van de regels waar scholen mee experimenteren bredere toepassing verdienen. Het is nog te vroeg om de opbrengsten hiervan in kaart te brengen, omdat scholen pas dit jaar gestart zijn met experimenteren.

Op dit moment nemen uitsluitend scholen met het predicaat Excellente School deel aan het experiment. Het lid Ypma heeft in een motie verzocht om in overweging te nemen het experiment uit te breiden met scholen zonder dit predicaat, mits aan bepaalde kwaliteitseisen wordt voldaan.9 Die kwaliteitseisen zijn volgens ons essentieel: het loslaten van regels moet verantwoord gebeuren. In het besluit Regelluwe scholen is daarom als voorwaarde opgenomen dat de kwaliteit van de school aantoonbaar goed is. Naar ons oordeel is hiervan sprake wanneer deze bevinding is gevalideerd. Vanaf schooljaar 2017/2018 werkt de inspectie met gedifferentieerde oordelen. Naar ons idee kan pas dan worden overwogen om het experiment uit te breiden, namelijk met scholen met een waardering «goed». In een volgende voortgangsrapportage zal dit verder worden uitgewerkt. Het voornemen is om die eind 2017 aan uw Kamer te sturen.

4. Regeldrukvermindering rondom de onderwijsovereenkomst in het MBO en de pilot «Onderwijs Ontregeld»

Uit de Regeldrukagenda MBO bleek onder andere dat het op orde brengen van de onderwijsovereenkomst in het mbo tot administratieve lasten leidt. Aan de inschrijving van een mbo-student ligt een onderwijsovereenkomst ten grondslag. De onderwijsovereenkomst regelt de rechten en plichten van de student en de mbo-instelling en wordt door beiden ondertekend.

In de praktijk lukt het mbo-instellingen niet altijd om alle studenten, die wel onderwijs volgen, tijdig de overeenkomst te laten ondertekenen. Voorheen oordeelden accountants dat mbo-studenten niet in aanmerking kwamen voor bekostiging als er op de teldata (1 oktober respectievelijk 1 februari) geen ondertekende onderwijsovereenkomst lag. Er was dan immers geen sprake van een – volgens de regels – ingeschreven student. Daardoor dreigden mbo-instellingen bekostiging mis te lopen, hetgeen door hen als een buitenproportionele maatregel werd ervaren. Tevens veroorzaakte dit administratieve lasten omdat instellingen toch een uiterste inspanning verrichtten om de overeenkomsten tijdig ondertekend te krijgen.

Het enkel ontbreken van een tijdig ondertekende onderwijsovereenkomst kan sinds eind 2015 niet meer leiden tot het inhouden van bekostiging. Het controleprotocol voor accountants is op dit punt aangepast in lijn met een aankomende wetwijziging. Bij het ontbreken van een ondertekende onderwijsovereenkomst dient de accountant aanvullend onderzoek te verrichten om vast te stellen of een student onderwijs volgt. Deze aangepaste aanpak leidt tot regeldrukvermindering bij mbo-instellingen. Daarnaast wordt de mogelijkheid tot digitale ondertekening van de onderwijsovereenkomst onderzocht. Hierover zullen zo snel mogelijk nadere mededelingen worden gedaan. Het scheelt mbo-instellingen administratieve lasten als deze documenten digitaal ondertekend kunnen worden. Er hoeven dan geen papieren versies van de overeenkomsten naar studenten te worden gestuurd. Ondertekening van de onderwijsovereenkomsten door studenten via DigiD lijkt een werkbare route en wordt momenteel door enkele mbo-instellingen in de praktijk getest.

Naast acties die rechtstreeks volgen uit de Regeldrukagenda MBO wordt continu gezocht naar manieren om regeldruk in het mbo terug te dringen. Een voorbeeld hiervan is de pilot «Onderwijs ontregeld» die momenteel wordt uitgevoerd op het ROC van Amsterdam. In deze pilot krijgen enkele onderwijsteams de mogelijkheid om hun onderwijs binnen de wettelijke regels opnieuw in te richten, en daarbij ook knellende wet- en regelgeving in kaart te brengen. Het Ministerie van OCW is bij de opzet en de uitvoering van de pilot betrokken. Samen met het ROC van Amsterdam worden de resultaten van deze pilot eind 2016 onderzocht. Verwachting is dat dit nieuwe inzichten oplevert over waar regels goed onderwijs in de weg staan.

5. Maatregelen tegen regeldruk HO

De doorontwikkeling van het accreditatiestelsel vormt een belangrijke stap in het verminderen van de administratieve lasten voor instellingen in het hoger onderwijs. Op 1 juni 2015 is uw Kamer geïnformeerd over de contouren waarbinnen het accreditatiestelsel wordt geoptimaliseerd en de voorgenomen wetswijziging.10 Onze inzet is om het wetsvoorstel Accreditatie op maat begin 2017 bij uw Kamer in te dienen.

Een verbetering van het accreditatiestelsel, inclusief de beoogde lastenvermindering, vraagt om aanscherping op alle niveaus en inzet van alle betrokkenen en belanghebbenden. Belangrijke elementen van dit stelsel zijn de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, maar ook het accreditatiekader dat hier een nadere uitwerking van is, en de procedures en werkwijzen die door de verschillende onderwijsinstellingen en evaluatiebureaus worden gehanteerd in het kader van interne kwaliteitszorg.

De Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) heeft het accreditatiekader aangepast, met als uitgangspunt het huidige wettelijke regime en met het oog op de doelstellingen die zowel in het onderwijsveld als in uw Kamer breed worden onderschreven, waaronder het verminderen van de lasten. Op 7 oktober 2016 is het gewijzigde accreditatiekader bij uw Kamer voorgehangen.11

Met de aanpassingen van het accreditatiekader worden de administratieve lasten verminderd. Het oordeel van docenten en bestuurders of de lastendruk hoog of laag is, heeft echter niet alleen te maken met de feitelijke hoeveelheid tijd en energie die gemoeid is met het afleggen van verantwoording, maar ook met de mate waarin die lasten opwegen tegen de gevoelde baten. Wijzigingen dragen dan ook niet alleen bij aan lastenverlichting maar in het bijzonder ook aan het verhogen van de baten, te weten: meer vertrouwen en meer eigenaarschap. In het gewijzigde kader wordt minder tot in detail voorgeschreven hoe de instelling zich dient te verantwoorden. Er is ook meer ruimte voor het constructieve gesprek over verbetering van het onderwijs. Daarnaast krijgen de studenten meer gelegenheid om bij te dragen aan dit gesprek. De open opzet en uitwerking van het kader maken het stelsel flexibeler en moeten leiden tot minder ervaren en administratieve lasten.

Ook bij het macrodoelmatigheidsbeleid geldt dat we de baten willen verhogen door het vergroten van eigenaarschap van en vertrouwen in de instellingen, het bieden van meer ruimte voor vernieuwing, het stimuleren van samenwerking tussen onderwijsinstellingen en andere betrokken partners, en het verminderen van de administratieve lasten daarbij. Uit een analyse van het beleid en gesprekken met onder andere studenten, hogescholen, universiteiten, koepelverengingen en werkgevers volgt de conclusie dat het huidige beleid aansluit bij de doelen, maar dat er mogelijkheden zijn voor verbetering en vereenvoudiging. Op basis van deze verkenning ziet de kern van deze beleidsvoorstellen er als volgt uit: wij willen inzetten op een integraal beleid, gericht op de macrodoelmatigheid van nieuw én bestaand aanbod. Daarbij ligt het eigenaarschap in eerste instantie bij de sector zelf. Een goede samenwerking tussen instellingen onderling, en met andere relevante partners, is cruciaal. Er moet in het toekomstige macrodoelmatigheidsbeleid bovendien meer ruimte zijn voor vernieuwing en responsiviteit, ook in het licht van de steeds snellere ontwikkeling op de arbeidsmarkt en in de maatschappij in den brede. Meer eigenaarschap bij instellingen zelf zal hier ook aan bijdragen. Hoe meer instellingen deze verantwoordelijkheid zelf oppakken, hoe minder sturing ervan uit de overheid nodig is.

Verder is in het kader van internationalisering de sturingsfilosofie van de regering voor het hoger onderwijs verwerkt: aan instellingen moet ruimte worden geboden voor maatwerk en differentiatie. Het gaat dan bijvoorbeeld om een verbeterde en vereenvoudigde regeling voor het verzorgen van gezamenlijk hoger onderwijs met Nederlandse en buitenlandse instellingen of de introductie van de bevoegdheid voor instellingen om vanuit het profileringsfonds beurzen te verstrekken aan studenten in verband met het volgen van hoger onderwijs buiten Nederland.

Tot slot geven instellingen aan dat zij vanuit de verschillende organisaties die een rol hebben bij het toezicht op en de beoordeling van de kwaliteit en doelmatigheid in het hoger onderwijs vaak dubbel bevraagd worden. Daarnaast is het soms onduidelijk waarom zij over dezelfde onderwerpen aan verschillende organisaties verantwoording af moeten leggen. Ondanks eerdere afspraken tussen betrokken organisaties – inspectie, de NVAO, de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) en de Reviewcommissie Hoger Onderwijs (Reviewcommissie) – namen de klachten niet af. Voldoende aanleiding om de regel- en verantwoordingsdruk die samenhangt met het werk van deze organisaties goed tegen het licht te houden. NVAO, inspectie en CDHO moeten gaan samenwerken als ware het één organisatie, zodat bevragingslast en regeldruk tot het allernoodzakelijkste worden beperkt. De Minister komt medio 2017 met voorstellen om maximale synergie te realiseren, zodat de belasting van hogescholen en universiteiten wordt beperkt.

6. Nader onderzoek naar de hardnekkigheid van het probleem regeldruk

Wij zijn optimistisch dat de behaalde resultaten en de nog lopende acties leiden tot een vermindering van (ervaren) regeldruk. Tegelijkertijd stellen we ook vast dat het onderwijsbeleid al geruime tijd is gericht op vermindering van administratieve lasten en bureaucratie onder benamingen zoals «OCW ontregelt» en «Duurzame Onderwijswetgeving», vaak onderdeel van kabinetsbreed beleid gericht op deregulering. Ondanks aanzienlijke (kwantitatieve) resultaten, lijken deze operaties nog niet te leiden tot vermindering van de ervaren bureaucratie. Voor alle actoren in het onderwijsveld (docenten, schoolleiders, bestuurders, studenten, leerlingen, ouders en interne toezichthouders) geldt bovendien een steviger beroep op hun professionaliteit; daarmee ontstaat de roep om een duidelijke professionele ruimte. Het is de vraag of de wetgever daarmee voldoende rekening houdt en of bij totstandkoming het netwerkperspectief (het feit dat verschillende actoren, verschillende ruimtes innemen en zich tot elkaar moeten verhouden) voldoende in ogenschouw wordt genomen.

Over de functie en werking van onderwijswet- en regelgeving als instrument is weinig wetenschappelijk onderzoek voorhanden. Dat geldt ook voor de uitwerking van wet- en regelgeving op diverse actoren binnen het onderwijs en met name op de positie van de professional. Daarom is aanvullend wetenschappelijk onderzoek nodig in de onderwijsrechts(sociologische) sfeer, als vervolg op eerder onderzoek waarbij meer de bestuurskundige en beleidsmatige theorieën zoals «policy alignment» centraal stonden. Wij hebben het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) gevraagd in dit kader een vier jaren durend wetenschappelijk onderzoek te coördineren. De vraag of de huidige acties vanuit de Regeldrukagenda Onderwijs 2014 – 2017 effect hebben op de (perceptie van) regeldruk bij de hiervoor genoemde actoren in het onderwijsveld, maakt uiteraard deel uit van dat onderzoek.

Tot slot

Ervaren regeldruk valt niet altijd terug te leiden tot het bestaan van een rechtsregel, maar wordt in belangrijke mate mede veroorzaakt door regels en of afspraken die een onderwijsinstelling aan zichzelf oplegt. We zien dit bijvoorbeeld terug in de resultaten van de pilot Meldpunt Regeldruk PO; maar ook in de andere onderwijssectoren komt het verschijnsel van interne regeldruk voor. In de komende periode gaan we onderzoeken welke acties we kunnen ondernemen om ook dit probleem van interne regeldruk tegen te gaan. In het najaar van 2017 informeren wij u over de resultaten die hierbij zijn geboekt alsmede over de verdere voortgang in het tegengaan van regeldruk. Daarbij zullen wij tevens de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek dat onder de regie van NRO plaatsvindt met u delen, voor zover dan bekend. Tot slot zullen wij u informeren over toekomstig regeldrukbeleid.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 29 515, nr. 356

X Noot
2

Kamerstuk 29 515, nr. 357

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Hoge Raad, 22 januari 2016, zaaknr. 14/02281 (ECLI:NL:HR:2016:83)

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

Zie de brief van 6 november 2014 aan uw Kamer, Kamerstuk 29 546, nr. 18

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
9

Kamerstuk 29 515, nr. 383

X Noot
10

Kamerstuk 31 288, nr. 471

X Noot
11

Kamerstuk 31 288, nr. 556

Naar boven