Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2015
Met deze brief zal ik op verzoek van uw Kamer ingaan op de Policy Brief Verzekeren
tegen ziekte en arbeidsongeschiktheid van het Centraal Planbureau (CPB) die op 3 september
is gepubliceerd.
Het CPB concludeert dat het beleid van de afgelopen decennia effectief is geweest
in het terugdringen van ziekteverzuim en de instroom in arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.
De toegenomen financiële en re-integratieverplichtingen voor werkgevers hebben hierbij
een belangrijke rol gespeeld. Voorstellen die deze verplichtingen geheel of gedeeltelijk
terugdraaien, leiden tot een hoger ziekteverzuim en een groter aantal (arbeidsongeschiktheids)
uitkeringen, met op termijn hogere premies en minder werkgelegenheid.
Het CPB geeft aan dat een aantal zaken beter kan. Nog steeds voeren niet alle werkgevers
beleid gericht op het voorkómen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Privaat
verzekerde werkgevers behalen op het vlak van preventie en re-integratie geen betere
resultaten dan niet privaat verzekerde bedrijven. Investeringen in preventie en in
re-integratie zijn vooral lonend voor een partij die de financiële verantwoordelijkheid
draagt voor de volledige twaalf jaar (twee jaar loondoorbetaling bij ziekte en tien
jaar Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)).
Het CPB geeft aan dat het initiëren en in stand houden van verzekeringsmarkten voor
loondoorbetaling bij ziekte en de WGA geen doel op zich is, maar een middel om verzekering
te bieden én preventie en re-integratie te bevorderen.
Bijna tien jaar na introductie van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)
zijn verzekeraars aan zet om hun toegevoegde waarde op deze verzekeringsmarkten te
demonstreren.
Ik ben blij dat de hervormingen van de afgelopen tien jaar, waarbij zowel voor werkgevers
als voor werknemers prikkels zijn aangebracht, geleid hebben tot een lager ziekteverzuim
en een lagere instroom in arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Bij de introductie van
de hybride markt voor de WGA was het de verwachting dat private verzekeraars en UWV
elkaar scherp zouden houden. Werkgevers hebben immers de keuze het arbeidsongeschiktheidsrisico
daar onder te brengen waar zij, gelet op de te verwachten inzet op preventie en re-integratie,
verwachten financieel het voordeligst uit te zijn.
In de eerste jaren van de hybride WGA-markt hebben verzekeraars grote verliezen geleden.
Uit onderzoek1 van De Nederlandsche Bank (DNB) blijkt dat verzekeraars bij de introductie van de
WGA-verzekering in 2006 de risicoafweging en de beheersing van de interne processen
in de nieuwe markt hebben onderschat. DNB geeft aan dat vanaf 2013 herstel zichtbaar
is.
De afgelopen jaren heeft een (groeiend) aantal werkgevers zich bij de keuze voor private
of publieke verzekering van WGA-risico’s laten leiden door financieel voordeel voor
de korte termijn dat door terugkeer naar publieke verzekering behaald kon worden.
Met mijn brieven van 22 juni en 21 september jongstleden2 heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze onevenwichtigheid in de hybride markt en
over de wijze waarop ik deze onevenwichtigheid wil oplossen. Ik verwacht dat door
het verbeteren van het gelijke speelveld op de hybride markt de focus meer op schadelastbeheersing
zal komen te liggen.
Ten slotte ben ik het met het CPB eens dat de hybride markt geen doel maar een middel
is. Ik vind het van belang om inzicht te verkrijgen in de ontwikkeling van de effectiviteit
van de spelers op de hybride markt. Het verminderen van het beroep op arbeidsongeschiktheidsregelingen
begint veelal met het terugdringen van (langdurig) verzuim. Ik ben het met het CPB
eens dat het van belang is om de volledige twaalfjaarsperiode (verzuim en arbeidsongeschiktheid)
te bezien. Ik ga daarom met het Verbond van Verzekeraars en met het UWV in gesprek
over een manier waarop de prestaties van de spelers op de hybride markt inzichtelijk
gemaakt kunnen worden.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher