Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2014
In de regeling van werkzaamheden van 30 september jongstleden (Handelingen II 2014/15,
nr.7, Regeling van Werkzaamheden) heeft het lid Van Weyenberg (D66) naar aanleiding
van mijn toespraak over robotisering gevraagd om een brief waarin staat hoe technologie
heeft uitgewerkt op de totale werkgelegenheid.
In mijn toespraak tijdens het SZW-congres op 29 september1 heb ik aangegeven dat het belangrijk is om stil te staan bij de ontwikkeling van
de werkgelegenheid in Nederland op de lange termijn. De Nederlandse arbeidsmarkt is
robuust en in het verleden hebben technologische veranderingen per saldo geleid tot
meer werk en welvaart voor Nederlanders. Dit zal op de korte termijn ook niet veranderen.
Zoals ik heb aangegeven in mijn rede is het echter niet ondenkbaar dat dit op de lange
termijn anders zal zijn. De rekenkracht en daarmee de kunstmatige intelligentie van
computers en robots neemt exponentieel toe. Hierdoor is het mogelijk dat robots steeds
meer taken overnemen die tot voor kort buiten het bereik van de technologie zijn gebleven.
Het toenemende tempo van technologische ontwikkeling biedt grote kansen, maar gaat
ook gepaard met uitdagingen. Mensen zullen zich steeds sneller moeten aanpassen aan
de veranderende vaardigheden die op de arbeidsmarkt worden gevraagd. Dat vraagt om
een overheid die zorg draagt voor de instituties en randvoorwaarden die hen hiertoe
maximaal in staat stellen.
Het kabinet is zich zeer bewust van de uitdagingen. Het treedt ze vol vertrouwen en
graag samen met uw Kamer tegemoet. Samen moeten we werken aan een economie die wendbaar
is om met toekomstige uitdagingen om te gaan. Daarbij dient rekening gehouden te worden
met verschillende scenario’s, zowel de positieve als negatieve. Om de kansen van technologische
vooruitgang te kunnen benutten, moeten we ook de bedreigingen onder ogen zien. Daar
kunnen we dan tijdig op inspelen. Zo stellen we onze welvaart zeker en zorgen we ervoor
dat niemand buiten de boot valt.
Ik begrijp de wens van uw Kamer om over dit belangrijke thema verder van gedachten
te wisselen. Deze wens is ook verwoord in de motie Van Oijk (Kamerstuk 27 406, nr. 212). Ik zal nog voor het eind van dit jaar, gezamenlijk met de Minister van Economische
Zaken en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, namens het kabinet een
brief sturen waarin ik in zal gaan op de mogelijke effecten van toenemende automatisering
en robotisering op de arbeidsmarkt en of en zo ja hoe daarop gereageerd moet worden
op diverse beleidsterreinen, zoals arbeidsmarkt en sociale zekerheid.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher