29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 539 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 juni 2014

Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 4 juni 2014 over het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Kamerstuk 29 554, nr. 527).

De op 17 juni 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief van 25 juni 2014 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De adjunct-griffier van de commissie, Weeber

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen van de leden van de SP-fractie

3

 

Vragen van de leden van de D66-fractie

6

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

In de eerste plaats vragen deze leden zich af waarom het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten dient te worden aangepast. Begrijpen zij het goed dat dit ontwerpbesluit dient om het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten te harmoniseren met andere arbeidsongeschiktheidswetten? Zo ja, wordt hiermee het Schattingsbesluit aangepast om het te harmoniseren met de andere arbeidsongeschiktheidswetten of worden de andere arbeidsongeschiktheidswetten straks aangepast om ze te harmoniseren met dit Schattingsbesluit?

Welke andere arbeidsongeschiktheidswetten betreft het? De leden van de VVD-fractie zouden hiervan graag een uitputtende lijst zien.

Daarnaast verzoeken deze leden om een overzicht van alle verschillen tussen het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en de andere arbeidsongeschiktheidswetten die met dit ontwerpbesluit geharmoniseerd (zullen) worden.

Ten aanzien van het in het ontwerpbesluit opgenomen nieuwe artikel 1a, lid 1, sub a vragen de leden van de VVD-fractie zich het volgende af. Moet de definitie in artikel 1a, lid 1, sub a, luidende «geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie» niet worden verruimd tot «geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie dan wel loonwaarde kan ontwikkelen als zelfstandige»? Zo nee, waarom niet? Waarom is er alleen sprake van arbeidsparticipatie in een arbeidsorganisatie en niet bijvoorbeeld als zelfstandige zonder personeel?

Kan de Staatssecretaris aangeven wat precies de definitie is van basale werknemersvaardigheden? Hoe is dit meetbaar? Welke verantwoordelijkheid heeft de persoon in kwestie zelf om zich deze al dan niet eigen te maken? Wordt daar per individu nog onderscheid in gemaakt? Wanneer is hier sprake van verwijtbaarheid van de persoon in kwestie zelf?

Voorts vragen deze leden zich af waar het criterium van het in het ontwerpbesluit opgenomen nieuwe artikel 1a, lid 1, sub d op is gebaseerd?

Bij het in het ontwerpbesluit opgenomen nieuwe artikel 2a, lid 2, sub c, onder 3 hebben de leden van de VVD-fractie de vraag of de Staatssecretaris precies kan aangeven wat bedoeld wordt met «het voornemen de jonggehandicapte op enig moment nogmaals te beoordelen». Hoeveel jonggehandicapten worden nu niet herkeurd maar op een later moment en waarom? Wat is hiervoor het criterium en binnen welke termijn zal de herkeuring alsnog plaatsvinden?

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen bij artikel 2a, lid 2, sub c, onder 5. Waarom wordt er voor gekozen om diegene die activiteiten verrichten in het kader van dagbesteding in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vrij te stellen van herkeuring? Is de Staatssecretaris van mening dat deze groep per definitie geen mogelijkheid tot arbeidsparticipatie heeft? Zo ja, waarop is dit gebaseerd? Is de Staatssecretaris van mening dat in alle gevallen waar sprake is van voornoemde dagbesteding herkeuring niet zinvol is?

Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel betrokkenen die gebruik maken van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) tevens activiteiten verrichten in het kader van de dagbesteding AWBZ, en hoeveel niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Zij hebben hier enkele vragen over.

Deze leden hebben allereerst vragen over het begrip arbeidsvermogen. In hoeverre valt het verrichten van activiteiten in het kader van dagbesteding in de zin van de AWBZ onder het begrip arbeidsvermogen? Kan de regering een paar voorbeelden geven van taken die in het takenbestand van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) terecht kunnen komen? Om welke taken in het dagelijks leven zou het kunnen gaan?

Kan de Staatssecretaris nader toelichten wat wordt bedoeld met basale werknemersvaardigheden? Moet dan worden gedacht aan op tijd komen en veiligheidsvoorschriften volgen?

Waarom is er bij het derde vereiste – ten minste een uur aaneengesloten kunnen werken – gekozen voor ten minste een uur, en niet voor bijvoorbeeld twee uur? Wat wordt bedoeld met een «substantiële onderbreking»? Waarom is er bij het vierde vereiste – ten minste vier uur per dag belastbaar zijn – gekozen voor ten minste vier uur, en niet voor bijvoorbeeld drie of vijf uur?

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) vraagt of de beoordeling ook gevolgen gaat hebben voor het Schattingsbesluit ten aanzien van de beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)? Blijven de verzekeringsvoorwaarden in de WIA gelijk of zijn er voornemens die via dit ontwerp op termijn te veranderen? Voor alle werknemers? Of alleen voor de doelgroep uit de Participatiewet?

De leden van de PvdA-fractie maken voorts opmerkingen over de wijze van beoordeling. Zij memoreren dat zij steeds hebben gepleit voor een zorgvuldig en objectief herbeoordelingsproces. Zij zijn blij dat niet iedereen voor de keuringsarts hoeft te verschijnen door goed gebruik te maken van reeds beschikbare gegevens. Ook zijn deze leden positief over de ruimte die gelaten wordt om lopende het proces bepaalde groepen toch nog uit te zonderen van nader onderzoek. Op welk moment worden de zogenoemde oWajongers, dat wil zeggen het zittend bestand van de oude Wajong, geïnformeerd over de herbeoordeling van hun specifieke situatie? Wat is de verwachting over het aantal mensen dat na de herbeoordeling over arbeidsvermogen zal beschikken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben naar aanleiding van het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten enkele vragen.

Deze leden vragen allereerst of het doel van het schattingsbesluit is de groei van het aantal uitkeringen op grond van de Wajong tegen te gaan. Zo nee, wat is wel het primaire doel? Zo ja, weegt dit zwaarder dan de participatiedoelstelling? Hoe kan de Staatssecretaris volhouden dat er een regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt komt, terwijl er sprake blijft van, Wet werk en bijstand (WWB), Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA), Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wajong, WIA, etc.?

Heeft deze herbeoordelingsoperatie ook gevolgen voor het schattingsbesluit ten aanzien van de WIA-beoordeling? Blijven de verzekeringsvoorwaarden in de WIA gelijk? Zo ja, zijn er plannen om deze op termijn te wijzigen? Zo nee, wat gaat er veranderen?

Deze leden vragen voorts of de Staatssecretaris de stelling kan weerleggen dat het financiële kader van de Participatiewet en de Wajong leidend zijn voor dit Schattingsbesluit. Zo ja, op welke manier? Waarom zijn essentiële delen zoals het takenbestand en het formuleren van de basale werknemersvaardigheden nog niet af? Zo nee, zijn (en worden) de keuringseisen gebaseerd op het budget? Vindt de Staatssecretaris dat mensen in de Wajong hierdoor een eerlijke kans krijgen op een echte baan? Vindt de Staatssecretaris dat mensen in de Wajong hierdoor een eerlijke kans krijgen op financiële zelfstandigheid?

Met betrekking tot het onderwerp arbeidsvermogen hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.

In welk opzicht verschilt de nieuwe invulling van de term «mogelijkheden tot arbeidsparticipatie» van de huidige praktijk? Wat houdt de ondergrens van arbeidsvermogen in? Wat wordt bedoeld met de zin dat de beschrijving van taken minder gedetailleerd zal plaatsvinden dan de beschrijving van functies die worden gebruikt voor het bepalen van verdienvermogen? Waarom wordt hier gekozen voor een andere beoordeling dan thans wordt gehanteerd bij arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen? Is, om het arbeidsvermogen te bepalen, bepaling van de mate van arbeids(on)geschiktheid geen voorwaarde?

Wat wordt bedoeld met «de verwachting is dat de taken, waar dat mogelijk bij aanvang niet het geval is, in ieder geval op termijn, wanneer het aantal banen voor de doelgroep van de Participatiewet is toegenomen, wel zullen voorkomen»? Zijn dit verzonnen taken? Aan welke taken kan dan worden gedacht? Waarom wordt voor de minimale belastbaarheid de grens van vier uur gehanteerd? Waarom niet vijf uur of drie uur? Waarom is het takenbestand nog niet klaar? Wanneer is het takenbestand af?

De leden van de SP-fractie lezen dat wanneer iemand buiten de arbeidssfeer in staat is om taken te verrichten, dit ook zou moeten gelden voor betaald werk. Betekent dit dat het uitvoeren van enig huishoudelijk werk of het verzorgen van een kind aanleiding kan zijn om vast te stellen dat iemand voldoende arbeidsvermogen heeft?

Waarom is er nog geen duidelijkheid over de basale werknemersvaardigheden? In hoeverre kan de Kamer een oordeel vormen over het Schattingsbesluit als deze vaardigheden nog niet zijn vastgesteld? Binnen welke termijn gaat het UWV hiervoor beleid ontwikkelen?

Waarom is het volgens de Staatssecretaris niet relevant of er tijdens de werkzaamheden toezicht moet worden uitgeoefend? Deelt de Staatssecretaris de mening dat de mate van toezicht wel degelijk bepalend is voor de mate van zelfstandigheid? Op welke wijze wordt de mate van zelfstandigheid meegewogen bij de vaststelling van de arbeidsproductiviteit? Kan het voorkomen dat bij mensen die permanente begeleiding of toezicht nodig hebben, wordt geconcludeerd dat ze voldoende arbeidsvermogen hebben?

Klopt de constatering dat iedereen die in staat is minimaal twee keer per dag een aaneengesloten uur te kunnen werken, in staat is om op een knop te drukken en adequaat kan reageren op signalen en verzoeken op zijn/haar werkplek, in principe in staat is om te werken? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een toelichting van de Staatssecretaris op het antwoord op deze vraag.

Op welke punten verschilt de beoordeling van het arbeidsvermogen met de huidige praktijk?

In welke gevallen is een verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende om te beoordelen of iemand arbeidsvermogen heeft? Waarom vindt in een aantal gevallen geen arbeidsdeskundig onderzoek plaats? Waarom is dit niet standaard, aangezien de herkeuringen betrekking hebben tot het vaststellen van het arbeidsvermogen? In hoeverre valt dit te rijmen met de toezegging in het plenaire debat op 19 februari 2014 over de Participatiewet dat de arbeidsdeskundige een belangrijke rol speelt bij de herbeoordeling?

Ten aanzien van de beoordeling van het zittend bestand hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen.

Krijgen alle Wajongeren een herkeuring? Krijgen zij allen een beschikking met bezwaar- en beroepsmogelijkheid? Op basis van welke gegevens maakt het UWV de planning voor de herkeuring? Wanneer en op welke wijze wordt deze planning bekend gemaakt? Op welke manier wordt hierover alsmede over rechten en plichten gecommuniceerd? Waar kunnen Wajongeren met vragen over deze hele herbeoordelingsoperatie aankloppen? Hoeveel capaciteit en middelen zijn gemoeid met de herbeoordelingsoperatie? Heeft het gevolgen wanneer oWajongers zich niet zelf melden voor begeleiding? Is er recht op begeleiding voor oWajongers? Kunnen mensen met een oWajong eisen dat herbeoordeling plaats vindt door een arts en een arbeidsdeskundige? Bij de herbeoordeling van oWajongers wordt gekeken tot 2008, hierbij is het dossier leidend. Op welke manier wordt vooruitgang of juist achteruitgang beoordeeld? Klopt het dat van iedereen die sinds 2008 een dag heeft gewerkt op basis van het dossier wordt geconcludeerd dat er sprake is van arbeidsvermogen? Op welke wijze wordt beoordeeld of dossiers nog actueel zijn? Hoe wordt op basis van een dossier vastgesteld hoeveel arbeidsproductiviteit iemand heeft? Waarom moeten mensen die het niet eens zijn met de beslissing van het UWV over hun Wajong zich melden bij het college van hun gemeente? Kan worden gegarandeerd dat ieder college op een eenduidige en uniforme manier naar de bezwaren kijkt? Op welke manier wordt gegarandeerd dat het financiële kader van een gemeente niet leidend is bij de beoordeling of iemand alsnog recht heeft op Wajong?

De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris voorts of zij het moreel aanvaardbaar vindt dat de Wajongers die in 2004 een brief kregen dat ze niet meer zouden worden herkeurd, toch worden herkeurd. Op welke manier worden deze mensen benaderd?

Kan de Staatssecretaris aangeven welke verschillen er zijn in de beoordeling van een Wajonger die in 2004 te horen heeft gekregen niet meer te worden herkeurd en een Wajonger die vanaf 2012 een Wajong-uitkering heeft en binnenkort ook wordt herkeurd?

Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen twee vrouwen van 25 jaar waarvan beiden een arbeidsvermogen van minder dan 20% is vastgesteld en waarvan de een sinds 2012 een Wajong-uitkering heeft en de ander op 2 januari 2015 een aanvraag doet voor een Wajong-uitkering?

Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen twee mannen van 27 jaar waarvan bij beiden een arbeidsvermogen van 50% is vastgesteld en waarvan de een sinds 2012 een Wajong-uitkering heeft en de ander op 2 januari 2015 een aanvraag doet voor een Wajong-uitkering?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Zij hebben hierover enkele vragen.

Deze leden lezen dat één van de criteria voor arbeidsvermogen is, om een taak te kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Wordt bij dit criterium ook gekeken naar de mogelijkheid dat er daadwerkelijk functies te creëren zijn waarin die taken kunnen worden uitgevoerd?

Welke vaardigheden vallen onder het andere criterium voor arbeidsvermogen: het hebben van basale werknemersvaardigheden?

Zien de leden van de D66-fractie het juist dat het volledige zittend bestand van de Wajong beoordeeld wordt op arbeidsvermogen? Betekent dit bijvoorbeeld ook dat het UWV mensen die in 2018 de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, gaat beoordelen?

De leden van de D66-fractie lezen dat het «nodig kan zijn dat het UWV een beoordeling uitvoert» als een Wajonger aangeeft dat de gegevens waarop de voorgenomen beschikking wordt gebaseerd volledig of onjuist zijn. Wie bepaalt in dat geval of er dan een beoordeling wordt uitgevoerd?

Deze leden merken op dat van Wajongers die een verhoging van de uitkering hebben op grond van artikel 3:9 van de Wajong, wordt aangenomen dat zij geen arbeidsvermogen hebben. Zij vragen of dit ook geldt voor hulpbehoevende Wajongers die geen verhoging van de uitkering krijgen, omdat zij in een inrichting zijn opgenomen en de kosten van verblijf ten laste van een zorgverzekering of een verzekering inzake ziektekosten komen. Kan van Wajongers die een verhoging van de uitkering krijgen vanwege een voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid, worden geconcludeerd dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen hebben?

De leden van de D66-fractie vragen naar de planning van de herbeoordeling. Kan de Staatssecretaris toelichten welke groepen op welk moment door het UWV wordt herbeoordeeld?

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris tot slot om te reageren op de visie van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde, die stelt dat het voor de verlaging van de Wajonguitkering per 2018, een herbeoordeling in 2015 en 2016 «verspilling van tijd en geld is», omdat veel mensen in 2018 zullen zeggen dat hun situatie veranderd is, waardoor een nieuwe keuring nodig zou zijn.

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het ontwerpbesluit tot aanpassing van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

In de eerste plaats vragen deze leden zich af waarom het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten dient te worden aangepast?

Er zijn twee redenen om het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) nu aan te passen. Beide redenen hangen samen met de Participatiewet. Ten eerste is er het gegeven dat in de Wajong, zoals die met ingang van 1 januari 2015 gaat gelden (Wajong 2015) het begrip arbeidsvermogen centraal staat bij de toekenning van een uitkering; dit begrip dient nader uitgewerkt te worden. Ten tweede is er de voorgenomen herindeling van alle Wajongers die voor de inwerkingtreding van de Participatiewet een Wajong-uitkering hebben; deze herindeling wordt nader geregeld in het Schattingsbesluit.

Begrijpen de leden van de VVD-fractie het goed dat dit ontwerpbesluit dient om het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten te harmoniseren met andere arbeidsongeschiktheidswetten? En zo ja, wordt hiermee het Schattingsbesluit aangepast om het te harmoniseren met de andere arbeidsongeschiktheidswetten of worden de andere arbeidsongeschiktheidswetten straks aangepast om ze te harmoniseren met dit Schattingsbesluit?

Welke andere arbeidsongeschiktheidswetten betreft het? De leden van de VVD-fractie zouden hiervan graag een uitputtende lijst zien.

Daarnaast verzoeken deze leden om een overzicht van alle verschillen tussen het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten en de andere arbeidsongeschiktheidswetten die met dit ontwerpbesluit geharmoniseerd (zullen) worden.

Het doel van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten is om de claimbeoordeling arbeidsongeschiktheid nader te regelen. Dit besluit bestaat (zij het onder een andere naam) sinds 1994. Het besluit ziet op de WAO, de WIA, de WAZ, de Wajong en de ZW. De meeste onderdelen van het besluit gelden voor alle arbeidsongeschiktheidswetten, maar sommige onderdelen gelden alleen voor een bepaalde arbeidsongeschiktheidswet. De inhoudelijke wijzigingen die bij deze voorhangprocedure aan de orde zijn, gelden alleen voor de Wajong. Deze onderdelen zien met name op het begrip arbeidsvermogen als zodanig en de beoordeling op arbeidsvermogen van het zittend bestand Wajong. Daarnaast zijn er enkele technische aanpassingen. Het is niet de bedoeling van dit besluit om het begrip arbeidsvermogen te introduceren in de andere arbeidsongeschiktheidswetten. De claimbeoordeling voor de WIA blijft ongewijzigd en blijft betrekking houden op het begrip «mate van arbeidsongeschiktheid» waarbij het resterende verdienvermogen wordt afgezet tegen het oorspronkelijk verdiende loon.

Ten aanzien van artikel 1a, lid 1, sub a vragen de leden van de VVD-fractie zich het volgende af. Moet de definitie in artikel 1a, lid 1, sub a niet als volgt worden verruimd: «geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie dan wel loonwaarde kan ontwikkelen als zelfstandige»? Zo nee, waarom niet? Waarom is er alleen sprake van arbeidsparticipatie in een arbeidsorganisatie en niet bijvoorbeeld als zelfstandige zonder personeel?

Deze wijziging van het Schattingsbesluit heeft als doel te regelen hoe UWV de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling voor de Wajong moet uitvoeren. Het artikel waar deze leden op doelen, heeft betrekking op het begrip arbeidsvermogen. Een van de punten met behulp waarvan UWV dit gaat beoordelen, heeft betrekking op het punt «taak in een arbeidsorganisatie». Een taak is gedefinieerd als de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit een of meer handelingen. Door deze definitie is het mogelijk dat UWV een bestand van taken aanlegt die deel uitmaken van functies die voorkomen in Nederland. Zo wordt gegarandeerd dat de Wajongers worden beoordeeld op punten die relevant zijn voor de huidige Nederlandse arbeidsmarkt.

Een arbeidsgehandicapte kan in beginsel ook werken als zelfstandige, met een loonwaarde onder het minimumloon. Dit biedt echter geen aanknopingspunten voor de beoordeling door UWV van het begrip arbeidsvermogen. Immers, de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling gebeurt ook bij de andere arbeidsongeschiktheidswetten altijd met behulp van arbeid in dienstverband.

Kan de Staatssecretaris aangeven wat precies de definitie is van basale werknemersvaardigheden? Hoe is dit meetbaar? Welke verantwoordelijkheid heeft de persoon zelf in kwestie om zich deze al dan niet eigen te maken? En wordt daar per individu nog onderscheid in gemaakt? Wanneer is hier sprake van verwijtbaarheid van de persoon in kwestie zelf?

De exacte invulling van dit begrip voor de beoordelingspraktijk vindt nog plaats door UWV. Binnen de mogelijkheden van het individu, heeft betrokkene de verantwoordelijkheid zich de benodigde vaardigheden eigen te maken, bijvoorbeeld binnen een scholings- of re-integratietraject. Iemand die niet meewerkt aan zijn re-integratie, kan gesanctioneerd worden.

Voorts vragen deze leden zich af waar het criterium van artikel 1a, lid 1, sub d op is gebaseerd?

Het criterium waar deze leden op doelen, heeft betrekking op de belastbaarheid van iemand: hoeveel uur kan betrokkene medisch gezien werken? De grens is hier gesteld op vier uur per dag. Dit is een grens die de verzekeringsarts kan beoordelen; dit gebeurt nu ook al. UWV gebruikt hier een verzekeringsgeneeskundige richtlijn voor waarin de grens van vier uur voorkomt. De reden om deze bepaling hier op te nemen is dat als iemand een loonwaarde onder het minimumloon heeft, het niet realistisch is te denken dat een werkgever hem aanneemt voor minder uren per dag. De economische waarde van deze arbeid zou dan zo klein worden dat het niet lonend is voor een werkgever.

Bij artikel 2a, lid 2, sub c, onder 3 hebben de leden van de VVD-fractie de vraag of de staatsecretaris precies kan aangeven wat bedoeld wordt met «het voornemen de jonggehandicapte op enig moment nogmaals te beoordelen»? Binnen welke termijn wordt bedoeld?

Met de bepaling «het voornemen de jonggehandicapte op enig moment nogmaals te beoordelen» wordt gedoeld op het gegeven dat UWV op een eerder moment heeft geoordeeld dat het te verwachten is dat de mogelijkheden van de Wajonger verbeteren, en dat het daarom zinvol is die mogelijkheden op enig moment opnieuw te onderzoeken. Gezien deze ontwikkelkansen is het aannemelijk dat betrokkene arbeidsvermogen heeft, en is het daarom niet nodig betrokkene voor dit doel opnieuw op te roepen. Uiteraard staat deze bepaling niet in de weg dat als betrokkene meent dat hij geen arbeidsvermogen heeft, UWV dit alsnog gaat onderzoeken in het kader van de herindeling.

Hoeveel jonggehandicapten worden nu niet herkeurd maar op een later moment en waarom? Wat is hiervoor het criterium en binnen welke termijn zal de herkeuring alsnog plaatsvinden?

Het uitgangspunt van het herindelingsproces is dat de Wajongers niet onnodig belast worden met een keuring. Als UWV op basis van de beschikbare gegevens (zoals gedefinieerd in artikel 2a van het onderhavige besluit) weet dat de Wajonger wel of geen arbeidsvermogen heeft, zal UWV de Wajonger dat berichten. Als de Wajonger het hier niet mee eens is, zal UWV hem alsnog onderzoeken met behulp van een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige. Het hele proces van beoordeling van het arbeidsvermogen van alle Wajongers is gereed voor 2018, het moment waarop de uitkeringsverlaging voor de Wajongers met arbeidsvermogen ingaat.

Tot slot hebben deze leden nog een aantal vragen bij artikel 2a, lid 2, sub c, onder 5. Waarom wordt er voor gekozen om diegene die activiteiten verrichten in het kader van de AWBZ dagbesteding vrij te stellen van herkeuring?

Is de Staatssecretaris van mening dat deze groep per definitie geen mogelijkheid tot arbeidsparticipatie heeft? Zo ja, waarop is dit gebaseerd? Is de staatsecretaris van mening dat in alle gevallen waar sprake is van voornoemde dagbesteding herkeuring niet zinvol is?

Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel betrokkenen die gebruik maken van de Wajong tevens activiteiten verrichten in het kader van de dagbesteding AWBZ en hoeveel niet?

Dagbesteding in het kader van de AWBZ is bedoeld voor mensen die geen arbeidsmogelijkheden hebben, ook niet in Sw-arbeid. Het ligt dus voor de hand hier bij aan te sluiten en deze groep niet lastig te vallen met een onderzoek, nu zij al geïndiceerd zijn voor de AWBZ. Mocht iemand in dagbesteding van mening zijn dat hij wel arbeidsmogelijkheden heeft, dan kan hij dat aangeven en dan zal het alsnog onderzocht worden. Voor zover bekend maakt ca 5% van de Wajongers gebruik van AWBZ-dagbesteding.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet. Zij hebben hier enkele vragen over.

Begrip arbeidsvermogen

In hoeverre valt het verrichten van activiteiten in het kader van dagbesteding in de zin van de AWBZ onder het begrip arbeidsvermogen?

Het verrichten van activiteiten in het kader van dagbesteding in de zin van de AWBZ valt niet onder het begrip arbeidsvermogen. Dagbesteding in het kader van de AWBZ is immers bedoeld voor mensen die geen arbeidsmogelijkheden hebben, ook niet in Sw-arbeid. Het ligt dus voor de hand hier bij aan te sluiten en deze groep niet lastig te vallen met een onderzoek, nu zij al geïndiceerd zijn voor de AWBZ.

Kan de regering een paar voorbeelden geven van taken die in het takenbestand van het UWV terecht kunnen komen? Om welke taken in het dagelijks leven zou het kunnen gaan?

Een voorbeeld van een taak is assisteren bij het klaar maken van broodjes in een kantine. Dit sluit aan bij het gegeven dat iemand thuis ook zijn eigen lunch bereidt. Uiteraard is dat laatste niet voldoende om arbeidsvermogen aan te nemen; bij de beoordeling van arbeidsvermogen wordt niet alleen gekeken wat iemand thuis doet, maar ook wat hij kan in een arbeidsorganisatie, hoe lang hij aaneengesloten kan werken of hoe zijn belastbaarheid is.

Kan de Staatssecretaris nader toelichten wat wordt bedoeld met basale werknemersvaardigheden? Moeten de leden dan denken aan op tijd komen en veiligheidsvoorschriften volgen?

De exacte invulling van dit begrip voor de beoordelingspraktijk vindt nog plaats door UWV. Te denken valt inderdaad aan de door deze leden genoemde punten.

Waarom is er bij het derde vereiste – ten minste een uur aaneengesloten kunnen werken – gekozen voor ten minste een uur, en niet voor bijvoorbeeld twee uur? Wat wordt bedoeld met een «substantiële onderbreking»?

Dit is een element dat nu ook al gebruikt wordt bij de beoordeling van de mogelijkheden van iemand in arbeid. UWV kan dit goed beoordelen en het blijkt in de praktijk relevant. Met substantiële onderbreking wordt bedoeld dat een aansturing van betrokkene ertoe leidt dat het productieproces wordt onderbroken. Daardoor is het niet meer mogelijk dat iemand voldoende productief is om door een werkgever te worden aangenomen.

Waarom is er bij het vierde vereiste – ten minste vier uur per dag belastbaar zijn – gekozen voor ten minste vier uur, en niet voor bijvoorbeeld drie of vijf uur?

De grens is gesteld op vier uur per dag. Dit is een grens die de verzekeringsarts kan beoordelen; dit gebeurt nu ook al. UWV gebruikt hier een verzekeringsgeneeskundige richtlijn voor waarin de grens van vier uur voorkomt.

De LCR vraagt of de beoordeling ook gevolgen gaat hebben voor het Schattingsbesluit ten aanzien van de WIA-beoordeling? Blijven de verzekeringsvoorwaarden in de WIA gelijk of zijn er voornemens die via dit ontwerp op termijn te veranderen? Voor alle werknemers? Of alleen voor de doelgroep uit de Participatiewet?

De claimbeoordeling voor de WIA blijft gebaseerd op het begrip «mate van arbeidsongeschiktheid». Het begrip arbeidsvermogen is op dit moment voor de WIA niet relevant. Dit besluit wijzigt niet de WIA-claimbeoordeling.

Wel is het zo dat in de toekomst dit besluit opnieuw gewijzigd zal worden ten behoeve van de WIA-beoordeling voor mensen die in loondienst werken met loonkostensubsidie. Dit is in overeenstemming met artikel 6, tweede lid, van de WIA, zoals dat komt te luiden met ingang van 1 januari 2015.

Wijze van beoordeling

De leden hebben steeds gepleit voor een zorgvuldig en objectief herbeoordelingsproces. Zij zijn blij dat niet iedereen voor de keuringsarts hoeft te verschijnen door goed gebruik te maken van reeds beschikbare gegevens. Ook zijn de leden positief over de ruimte die gelaten wordt om lopende het proces bepaalde groepen toch nog uit te zonderen van nader onderzoek. Op welk moment worden de oWajongers geïnformeerd over de herbeoordeling van hun specifieke situatie? Wat is de verwachting over het aantal mensen dat na de herbeoordeling over arbeidsvermogen zal beschikken?

De Wajongers worden geïnformeerd over hun specifieke situatie op basis van de beschikbare gegevens. Deze vooraankondiging gebeurt vanaf medio 2015 «clustergewijs» omdat op die manier het proces beheersbaar is. Op dit moment is nog niet aan te geven welke clusters en welk tijdpad gehanteerd worden. Wajongers waarover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn, worden opgeroepen op een nader te bepalen moment, vóór 2018. Het is de verwachting dat 60% van de Wajongers over arbeidsvermogen beschikt.

Schriftelijke vragen van de fractie van de SP, naar aanleiding van het ontwerpbesluit tot wijziging van het schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de Invoeringswet Participatiewet

Algemeen

Is het doel van het schattingsbesluit de groei van het aantal uitkeringen op grond van de Wajong tegengaan? Zo nee, wat is wel het primaire doel? Zo ja, weegt dit zwaarder dan de participatiedoelstelling? Hoe kunt u volhouden dat er een regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt komt terwijl er sprake blijft van Wajong, WWB, WIA, WGA, WAO, etc.?

Er zijn twee redenen om het Schattingsbesluit nu aan te passen. Ten eerste is er het gegeven dat in de nieuwe Wajong 2015 (die deel uitmaakt van het wetsvoorstel Invoeringswet Participatiewet) het begrip arbeidsvermogen centraal staat bij de toekenning van een uitkering; dit begrip dient nader uitgewerkt te worden. Ten tweede is er de voorgenomen herindeling van alle Wajongers die voor de inwerkingtreding van de Participatiewet een Wajong-uitkering hebben; deze herindeling wordt nader geregeld in het Schattingsbesluit.

Deze wijziging moet gezien worden in het kader van de Participatiewet. Het doel daarvan is arbeidsgehandicapten op dezelfde manier te bejegenen, de gemeente daarin leidend te laten zijn en de re-integratie te bevorderen. In de structurele situatie komt er door de Participatiewet één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt echter met instandhouding van de rechten van de mensen die nu een Wajong-uitkering hebben. Voor mensen zonder arbeidsvermogen, blijft de Wajong bestaan. Voor de mensen met een WIA-uitkering verandert de Participatiewet niets.

Heeft deze herbeoordelingsoperatie ook gevolgen voor het schattingsbesluit ten aanzien van de WIA-beoordeling? Blijven de verzekeringsvoorwaarden in de WIA gelijk? Zo ja, zijn er plannen om deze op termijn te wijzigen? Zo nee, wat gaat er veranderen?

De herbeoordelingsoperatie heeft alleen betrekking op de Wajong en niet op de WIA. De verzekeringsvoorwaarden in de WIA blijven gelijk. Wel is het zo dat in de toekomst dit besluit opnieuw gewijzigd zal worden ten behoeve van de WIA-beoordeling voor mensen die in loondienst werken met loonkostensubsidie. Dit is in overeenstemming met artikel 6, tweede lid, van de WIA, zoals dat komt te luiden met ingang van 1 januari 2015.

Kunt u de stelling weerleggen dat het financiële kader van de Participatiewet en de Wajong leidend zijn voor dit schattingsbesluit? Indien ja, op welke manier? Waarom zijn essentiële delen zoals het takenbestand en het formuleren van de basale werknemersvaardigheden nog niet af?

Indien nee, zijn (en worden) de keuringseisen gebaseerd op het budget? Vindt u dat mensen in de Wajong hierdoor een eerlijke kans krijgen op een echte baan? Vindt u dat mensen in de Wajong hierdoor een eerlijke kans krijgen op financiële zelfstandigheid?

De Participatiewet met bijbehorend financieel kader en de daaruit voortvloeiende nieuwe regelgeving in de Wajong leiden tot het beoordelen op wel of geen arbeidsvermogen voor Wajongers. Dit besluit geeft een technische invulling aan deze wijzigingen. UWV zal de Wajongers met arbeidsvermogen ondersteunen bij hun re-integratie. De regering heeft hiervoor € 95 miljoen extra middelen beschikbaar gesteld. Daarnaast hebben werkgevers zich garant gesteld voor het scheppen van structureel 125.000 banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Door de partijen in de Werkkamer is overeengekomen dat Wajongers en mensen op de Wsw-wachtlijst daarbij in de eerste jaren voorrang krijgen. De reden dat elementen van de nieuwe beoordelingspraktijk van arbeidsvermogen nog niet gereed zijn, is dat dit veel tijd kost omdat het zorgvuldig moet gebeuren. Een en ander is gereed voor 2015.

Arbeidsvermogen

In welk opzicht verschilt de nieuwe invulling van de term «mogelijkheden tot arbeidsparticipatie» van de huidige praktijk?

In de toekomst zal de beoordeling van het begrip arbeidsvermogen geschieden aan de hand van de vier punten «taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie, basale werknemersvaardigheden; ten minste een uur aangesloten kunnen werken; ten minste vier uur belastbaar zijn». Deze vier punten worden op dit moment niet als zodanig gehanteerd omdat in de huidige praktijk zowel de Wajong werkregeling als de regeling voor mensen zonder arbeidsmogelijkheden door UWV worden uitgevoerd.

Wat houdt de ondergrens van arbeidsvermogen in?

De ondergrens houdt in dat iemand niet voldoet aan alle vier hiervoor genoemde punten. Hij heeft dan geen arbeidsvermogen. Hij kan niet werken, ook niet met loonkostensubsidie.

Wat wordt bedoeld met dat de beschrijving van taken minder gedetailleerd zal plaatsvinden dan beschrijving van functies die worden gebruikt voor bepalen van verdienvermogen?

Waarom wordt hier gekozen voor een andere beoordeling dan thans gehanteerd wordt bij arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen? Is om het arbeidsvermogen te bepalen, bepaling van de mate van arbeids(on)geschiktheid geen voorwaarde?

De huidige beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid gebeurt aan de hand van een systeem dat wettelijk veel regels kent. Bijvoorbeeld de eis dat het moet gaan om drie functies met drie arbeidsplaatsen (artikel 9 Schattingsbesluit). Voor de beoordeling van het begrip arbeidsvermogen is dat niet nodig. Bij de mate van arbeidsongeschiktheid gaat het om de vergelijking tussen het oude loon (het maatmanloon) en het theoretisch nog te verdienen loon (de resterende verdiencapaciteit). Voor mensen die niet gewerkt hebben, is dit systeem niet adequaat. Voor de Wajongers geldt daarom het begrip arbeidsvermogen waarbij niet de vergelijking wordt gemaakt tussen twee lonen. Bij het begrip arbeidsvermogen gaat het er alleen om óf iemand kan werken. Om die reden is het systeem van de beoordeling verschillend.

Wat bedoelt u met «de verwachting is dat de taken, waar dat mogelijk bij aanvang niet het geval is, in ieder geval op termijn, wanneer het aantal banen voor de doelgroep van de Participatiewet is toegenomen, wel zullen voorkomen»? Zijn dit verzonnen taken? Aan welke taken kunnen wij dan denken?

Dit zijn geen verzonnen taken. Op dit moment worden de taken voor het te vormen takenbestand «gedestilleerd» uit meerdere functies die in Nederland bij reguliere bedrijven worden uitgevoerd. Hiermee is gegarandeerd dat de taken generiek en divers zijn geformuleerd en op meerdere plaatsen voorkomen en niet uniek zijn. Gedacht kan worden aan taken in de sectoren groen, zorg, dienstverlening en productie. Op basis van de baanafspraak in het Sociaal Akkoord zullen 125.000 nieuwe banen voor de doelgroep tot stand komen. Dat zijn banen voor mensen die niet in een reguliere baan met ten minste het minimumloon kunnen werken.

Waarom wordt voor de minimale belastbaarheid de grens van vier uur gehanteerd? Waarom niet vijf uur of drie uur?

De grens is gesteld op vier uur per dag. Dit is een grens die de verzekeringsarts kan beoordelen; dit gebeurt nu ook al. UWV gebruikt hier een verzekeringsgeneeskundige richtlijn voor waarin de grens van vier uur voorkomt.

Waarom is het takenbestand nog niet klaar? Wanneer iemand buiten de arbeidssfeer in staat is om taken te verrichten, zou dit ook moeten gelden voor betaald werk. Betekent dit dat het uitvoeren van enig huishoudelijk werk of het verzorgen van een kind aanleiding kan zijn om vast te stellen dat iemand voldoende arbeidsvermogen heeft? Wanneer is het aan te leggen takenbestand af?

Waarom is er nog geen duidelijkheid over de basale werknemersvaardigheden? In hoeverre kan de Kamer een oordeel vormen over het schattingsbesluit als deze vaardigheden nog niet zijn vastgesteld? Binnen welke termijn gaat het UWV hiervoor beleid ontwikkelen?

De reden dat elementen van de nieuwe beoordeling van arbeidsvermogen nog niet gereed zijn, is dat dit veel tijd kost omdat het zorgvuldig moet gebeuren. Eind dit jaar is alles gereed. Het is gebruikelijk dat UWV nog details voor de uitvoeringspraktijk uitwerkt terwijl de regelgeving al gereed is.

Wat betreft de vraag over de relatie tussen activiteiten thuis en het begrip arbeidsvermogen: het is niet zo dat als iemand thuis een taak kan verrichten (bijvoorbeeld enig huishoudelijk werk), er automatisch sprake is van arbeidsvermogen. Daarvoor is het nodig dat de taak in een arbeidsorganisatie verricht kan worden, en moet aan de overige eisen voldaan worden.

Waarom is het volgens u niet relevant of er tijdens de werkzaamheden toezicht moet worden uitgeoefend? Bent u het met de SP eens dat de mate van toezicht wel degelijk bepalend is voor de mate van zelfstandigheid? Op welke wijze wordt de mate van zelfstandigheid meegewogen bij de vaststelling van de arbeidsproductiviteit? Kan het voor komen dat bij mensen die permanente begeleiding of toezicht nodig hebben, wordt geconcludeerd dat ze voldoende arbeidsvermogen hebben?

Hiermee wordt gedoeld op het gegeven dat iemand met arbeidsvermogen kan werken in bijvoorbeeld een beschutte omgeving. In een dergelijke omgeving is sprake van relatief veel begeleiding en toezicht. De meeste mensen met arbeidsvermogen zullen uiteraard niet in een beschutte omgeving werken.

Klopt de constatering dat iedereen die in staat is minimaal twee keer per dag een aaneengesloten uur te kunnen werken, in staat is om op een knop te drukken en adequaat kan reageren op signalen en verzoeken op zijn/haar werkplek in principe in staat is om te werken? Graag een toelichting op uw antwoord.

Nee dat klopt niet. Iemand heeft arbeidsvermogen als hij aan alle vier in het besluit genoemde eisen voldoet: taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie, basale werknemersvaardigheden; ten minste een uur aangesloten kunnen werken; ten minste vier uur belastbaar zijn.

Op welke punten verschilt de beoordeling van het arbeidsvermogen met de huidige praktijk?

Bij de beoordeling van de huidige Wajong wordt ook gekeken of de Wajonger wel of geen arbeidsvermogen heeft. Dit is van belang voor het verschil tussen een uitkering op grond van de uitkeringsregeling of op grond van de werkregeling. UWV doet dit nu op een andere manier. Omdat in de toekomst het onderscheid meer belang krijgt (omdat het bepaalt of iemand wel of geen recht op Wajong kan krijgen) is besloten het begrip nader in te vullen en de uitvoeringspraktijk nader in te vullen. Hiermee wordt inhoudelijk geen verschil beoogd. Doel is de uitvoeringspraktijk en de regelgeving meer vast te leggen om hiermee de rechtszekerheid te vergroten.

In welke gevallen is een verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende om te beoordelen of iemand arbeidsvermogen heeft? Waarom vindt in een aantal gevallen geen arbeidsdeskundig onderzoek plaats? Waarom is dit niet standaard aangezien de herkeuringen betrekking hebben tot het vaststellen van het arbeidsvermogen? In hoeverre valt dit te rijmen met uw toezegging in het debat over de Participatiewet dat de arbeidsdeskundige een belangrijke rol speelt bij de herbeoordeling?1

Een verzekeringsgeneeskundig onderzoek is voldoende als iemand in het geheel geen benutbare mogelijkheden heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand is opgenomen in een inrichting of niet zelfstandig de ADL-functies (eten, wassen, toiletgang) kan verrichten. Het is dan niet nodig dat ook een arbeidsdeskundige betrokkene onderzoekt. Dit is een al langer bestaande en wettelijk geregelde praktijk, die los staat van de herindelingsoperatie.

Bij de beoordeling van het zittend bestand Wajong op arbeidsvermogen, is niet altijd een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek nodig. UWV beschikt immers al over allerlei informatie. Alleen als die informatie onvoldoende is of als de Wajonger het graag wil, zal UWV een verzekeringsgeneeskundige of een arbeidsdeskundige inzetten. Er zal vaker een arbeidsdeskundige worden ingezet dan bij een reguliere claimbeoordeling. De praktijk bij de herindelingsoperatie is dus anders dan die bij een reguliere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Om die reden wordt de herindelingsoperatie in dit besluit apart geregeld. De rechtszekerheid van de Wajongers wordt hierdoor vergroot.

Beoordeling van het zittend bestand

Krijgen alle wajongeren een herkeuring?

Krijgen zij allen een beschikking met bezwaar- en beroepsmogelijkheid?

Op basis van welke gegevens maakt het UWV de planning voor de herkeuring? Wanneer en op welke wijze wordt deze planning bekend gemaakt?

Op welke manier wordt hierover alsmede over rechten en plichten gecommuniceerd?

Waar kunnen wajongeren met vragen over deze hele herbeoordelingsoperatie aankloppen? -Hoeveel capaciteit en middelen zijn gemoeid met de herbeoordelingsoperatie?

Alle Wajongers krijgen een beschikking over hun arbeidsvermogen, maar niet alle Wajongers worden daadwerkelijk gezien door een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige. Dat is ook niet nodig. Bij een beschikking wordt altijd vermeld dat bezwaar en beroep mogelijk is en wat de Wajonger daarvoor moet doen. UWV beoordeelt eerst alle Wajongers op basis van de beschikbare informatie, en roept daarna de Wajongers op waarvoor dat nodig is en de Wajongers die dat graag willen. De volgorde waarin de Wajongers aan de beurt komen, kan van verschillende factoren afhangen. In beginsel wordt begonnen met de jongste Wajongers.

UWV zal de Wajongers tijdig en zorgvuldig informeren over het algemene proces en wat dat betekent voor de individuele positie van de Wajonger. Dit gebeurt zowel via de site als door middel van persoonlijke communicatie. Alle Wajongers krijgen desgewenst een contactpersoon aangewezen waarmee zij kunnen communiceren over hun vragen.

De uitvoering van de herindelingsoperatie kost ca € 110 miljoen. UWV zet ca 850 fte werknemers in (administratief personeel, overig ondersteunend personeel, verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen).

Heeft het gevolgen wanneer oWajongers zich niet zelf melden voor begeleiding? Is er recht op begeleiding voor oWajongers?

Ook voor oWajongers die in het kader van de herbeoordelingsoperatie, zoals die na de inwerkingtreding van het herziene Schattingsbesluit zal plaatsvinden, opnieuw worden beoordeeld geldt dat zij op grond van de wet nog steeds recht hebben op ondersteuning bij arbeidsinschakeling die naar het oordeel van UWV noodzakelijk is en dat zij verplicht zijn mee te werken aan hun re-integratie. Als UWV na grondig onderzoek vaststelt dat de Wajonger in dat verband onvoldoende meewerkt, legt UWV een maatregel tot blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke weigering van de uitkering op.

Kunnen mensen met een oWajong eisen dat herbeoordeling plaats vindt door een arts en een arbeidsdeskundige?

Iedere Wajonger die dat wenst kan gezien worden door een arts en een arbeidsdeskundige, ook als UWV in eerste instantie van mening is dat dat niet nodig is.

Bij de herbeoordeling van oWajongers wordt gekeken tot 2008, hierbij is het dossier leidend. Op welke manier wordt vooruitgang of juist achteruitgang beoordeeld?

Klopt het dat van iedereen die sinds 2008 een dag heeft gewerkt op basis van het dossier wordt geconcludeerd dat er sprake is van arbeidsvermogen?

Op welke wijze wordt beoordeeld of dossiers nog actueel zijn? Hoe wordt op basis van een dossier vastgesteld hoeveel arbeidsproductiviteit iemand heeft?

Vooruitgang of achteruitgang qua arbeidsmogelijkheden worden beoordeeld door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige op de reguliere manier. Dit maakt nu ook al deel uit van de taak van deze professionals.

Het klopt dat UWV kan aannemen dat iemand die gewerkt heeft in de periode 2008 tot heden, arbeidsvermogen heeft. Als betrokkene meent dat dat niet het geval is, zal UWV dit nader onderzoeken. Het gegeven dat mensen zelf om een nader onderzoek kunnen verzoeken, garandeert dat de uiteindelijke beslissing gebaseerd is op een actueel oordeel. Bij de beoordeling op arbeidsvermogen gaat het er niet om hoeveel arbeidsproductiviteit iemand heeft, maar om de vraag of hij kan werken, al dan niet met begeleiding. Welke loonwaarde iemand heeft als hij een baan heeft, wordt op de werkplek beoordeeld.

Waarom moeten mensen die het niet eens zijn met de beslissing van het UWV over hun Wajong zich melden bij het college van hun gemeente? Kan worden gegarandeerd dat ieder college op een eenduidige en uniforme manier naar de bezwaren kijkt? Op welke manier wordt gegarandeerd dat financiële kader van een gemeente niet leidend is bij de beoordeling of iemand alsnog recht heeft op Wajong?

Hier lijkt sprake te zijn van een misverstand. Een Wajonger die het niet eens is met het oordeel van UWV, kan zich wenden tot UWV. Alleen UWV is bevoegd een beschikking af te geven over het recht op Wajong. In de toekomst, als iemand voor het eerst een beroep op Wajong doet, en hij blijkt daar geen recht op te hebben, kan hij zich wenden tot zijn gemeente voor ondersteuning op het gebied van werk en/of uitkering. Daar beslist de gemeente over, op basis van de Participatiewet.

Vindt u het moreel aanvaardbaar dat de Wajongers die in 2004 een brief kregen dat ze niet meer zouden worden herkeurd, toch worden herkeurd? Op welke manier worden deze mensen benaderd? Kunt u aangeven welke verschillen er zijn in de beoordeling van een Wajonger die in 2004 te horen heeft gekregen niet meer te worden herkeurd en een Wajonger die vanaf 2012 een Wajong-uitkering heeft en binnenkort ook wordt herkeurd?

Dit is aanvaardbaar omdat het om een ander soort beoordeling gaat. Indertijd ging het om het recht op Wajong als zodanig. Nu gaat het om het verschil tussen wel of geen arbeidsvermogen. Dit heeft geen gevolgen voor het recht op Wajong als zodanig maar alleen om de hoogte van de uitkering. De brieven die UWV in 2004 heeft gestuurd, moeten gezien worden in het licht van de toen vigerende wetgeving.

Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen twee vrouwen van 25 jaar waarvan beiden een arbeidsvermogen van minder dan 20% is vastgesteld en waarvan de een sinds 2012 een Wajong-uitkering heeft en de ander op 2 januari 2015 een aanvraag doet voor een Wajong-uitkering?

Iemand die in 2012 een Wajong heeft aangevraagd, is beoordeeld op basis van de toen geldende wetgeving. Iemand die volgend jaar een Wajong aanvraagt, wordt beoordeeld op basis van de dan geldende wetgeving. In het voorbeeld gaat het om een arbeidsvermogen van minder dan 20%. Aangenomen wordt dat hiermee gedoeld wordt op de situatie dat er geen sprake is van arbeidsvermogen. In beide gevallen bestaat dan recht op Wajong, aangenomen dat betrokkene ook aan de andere vereisten voldoet (zoals dat de handicap al op het 18e of tijdens studie aanwezig was).

Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen twee mannen van 27 jaar waarvan bij beiden een arbeidsvermogen van 50% is vastgesteld en waarvan de een sinds 2012 een Wajong-uitkering heeft en de ander op 2 januari 2015 een aanvraag doet voor een Wajong-uitkering?

De eerste zal naar verwachting in aanmerking zijn gekomen voor de Wajong werkregeling en de daarbij behorende ondersteuning bij re-integratie naar werk en een Wajong-uitkering hebben gekregen (aangenomen dat hij ook aan de overige vereisten voldoet). De tweede man zal geen recht op Wajong krijgen en de gemeente kunnen verzoeken om ondersteuning bij re-integratie en uitkering. Het verschil zit dus in de organisatie die begeleidt naar werk (nu UWV, straks gemeente) en de uitkeringssituatie (Wajong danwel bijstand). Dit is logisch omdat het moment van aanvragen (naast andere voorwaarden) bepalend is voor het recht op Wajong. Dat er nu verschillen optreden, hangt samen met de beleidswijziging van de Participatiewet.

D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het Schattingsbesluit. Zij hebben hierover enkele vragen.

De leden van de D66-fractie lezen dat één van de criteria voor arbeidsvermogen is, om een taak te kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie. Deze leden vragen of bij dit criterium ook wordt gekeken naar de mogelijkheid dat er daadwerkelijk functies te creëren zijn waarin die taken kunnen worden uitgevoerd.

De taken moeten bestaan in arbeidsorganisaties. Een taak is gedefinieerd als de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit een of meer handelingen. Door deze definitie is het mogelijk dat UWV een bestand van taken aanlegt die deel uitmaken van functies die voorkomen in Nederland. Zo wordt gegarandeerd dat de Wajongers worden beoordeeld op punten die relevant zijn voor de huidige Nederlandse arbeidsmarkt. Bij de beoordeling van arbeidsvermogen wordt niet gekeken of de taak die iemand kan uitvoeren ook bestaat in de vorm van een specifieke baan die op dat moment vacant is op de arbeidsmarkt. De beoordeling is een theoretische, net als de overige arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen.

De leden van de D66-fractie hebben ook vragen over een ander criterium voor arbeidsvermogen: het hebben van basale werknemersvaardigheden. Deze leden vragen welke vaardigheden hier onder vallen.

De exacte invulling van dit begrip voor de beoordelingspraktijk vindt nog plaats door UWV. Een en ander is gereed voor 2015.

De leden van de D66-fractie vragen of zij het juist zien dat het volledige zittend bestand van de Wajong beoordeeld wordt op arbeidsvermogen. Zij vragen of dit bijvoorbeeld ook betekent dat het UWV mensen die in 2018 de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, gaat beoordelen.

UWV beoordeelt alle Wajongers waarvan de uitkering nog doorloopt in 2018. Personen die voor 2018 AOW krijgen en waarvan de Wajong om die reden eindigt, worden niet beoordeeld.

De leden van de D66-fractie lezen dat het «nodig kan zijn dat het UWV een beoordeling uitvoert» als een Wajonger aangeeft dat de gegevens waarop de voorgenomen beschikking wordt gebaseerd volledig of onjuist zijn. Deze leden willen weten wie in dat geval bepaalt of er dan een beoordeling wordt uitgevoerd.

Zodra de Wajonger naar aanleiding van de zogenoemde vooraankondigingsbrief (die UWV stuurt op basis van de beschikbare gegevens) aangeeft dat zijn situatie inmiddels veranderd is, zal UWV betrokkene nader onderzoeken.

De leden van de D66-fractie merken op dat van Wajongers die een verhoging van de uitkering hebben op grond van artikel 3:9 van de Wajong, wordt aangenomen dat zij geen arbeidsvermogen hebben. Deze leden vragen of dit ook geldt voor hulpbehoevende Wajongers die geen verhoging van de uitkering krijgen, omdat zij in een inrichting zijn opgenomen en de kosten van verblijf ten laste van een zorgverzekering of een verzekering inzake ziektekosten komen. Tevens vragen deze leden of van Wajongers die een verhoging van de uitkering krijgen vanwege een voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid, geconcludeerd kan worden dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen hebben.

Van de groep waar deze leden op doelen (Wajongers die hulpbehoevend zijn, in een inrichting zijn opgenomen en om die reden geen verhoging van de uitkering krijgen), wordt ook aangenomen dat zij geen arbeidsvermogen hebben.

Bij de groep oWajongers wordt de duurzaamheid aangenomen. Zodra UWV oordeelt dat de Wajonger geen arbeidsvermogen heeft, valt hij in de categorie die zijn uitkering van 75% WML kan behouden.

De leden van de D66-fractie vragen naar de planning van de herbeoordeling. Kan de Staatssecretaris toelichten welke groepen op welk moment door het UWV wordt herbeoordeeld?

De planning is als volgt. UWV begint met het kijken naar de al beschikbare gegevens in systemen en dossiers. Op basis daarvan krijgen de Wajongers of een zogenoemde vooraankondigingsbrief dat zij wel of geen arbeidsvermogen hebben, of een brief dat zij op enig moment voor 2018 worden opgeroepen voor een onderzoek (als UWV niet kan oordelen op basis van de beschikbare informatie). Degenen die het niet eens zijn met het oordeel in de vooraankondigingsbrief, kunnen aangeven dat zij ook een onderzoek wensen.

Beide groepen zal UWV vervolgens onderzoeken. De volgorde waarin de Wajongers aan de beurt komen, kan van verschillende factoren afhangen. In beginsel wordt begonnen met de jongste Wajongers.

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om te reageren op de visie van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde, die stelt dat het voor de verlaging van de Wajonguitkering per 2018, een herbeoordeling in 2015 en 2016 «verspilling van tijd en geld is», omdat veel mensen in 2018 zullen zeggen dat hun situatie veranderd is, waardoor een nieuwe keuring nodig zou zijn.

De regering deelt deze visie niet. Het is inderdaad mogelijk dat een Wajonger al in het begin van het proces een beschikking krijgt over het al dan niet hebben van arbeidsvermogen, en dat op een moment dat er geen bezwaar en beroep meer open staan (de termijnen hiervoor zijn verstreken), de situatie van de Wajonger verslechtert. In dat geval kan de Wajonger een nieuwe beoordeling aanvragen. Dit is op zich niet anders dan nu omdat het altijd al mogelijk is een herbeoordeling te vragen bij gewijzigde omstandigheden. Op dit moment is uiteraard nog niet duidelijk of veel Wajongers zich in het kader van deze beoordelingsoperatie voor een tweede keer zullen melden. Bezien wordt hoe hiermee om te gaan als dat wel zo zou zijn. Daarbij zal in elk geval duidelijk gecommuniceerd worden wat arbeidsvermogen impliceert en dat niet iedere verslechtering zal leiden tot verlies van arbeidsvermogen.


X Noot
1

Handelingen II 2013/14 nr. 56, item 8

Naar boven