Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2013
Op het Algemeen Overleg (AO) Arbeidsmarktbeleid van 22 mei jl.(Kamerstuk 29 544, nr. 461) is de situatie rond het bedrijf Prins Dokkum aan de orde geweest. In dat overleg
heb ik aangegeven dat ik persoonlijk geen bemiddelende rol kan spelen in het conflict
tussen de werkgever en de werknemers over een sociaal plan. Het is aan partijen zelf
om te komen tot een sociaal plan, waarbij de werknemers worden ondersteund door de
betrokken vakbonden. Wel heb ik op dat overleg de toezegging gedaan om in contact
te treden met de lokale autoriteiten en mij op de hoogte te laten stellen van hun
activiteiten en te informeren of zij een rol voor mij zien weggelegd. Graag kom ik
middels deze brief mijn toezegging na.
Prins Dokkum, die tot de Noorse SafeRoad Group behoort, heeft op grond van een slechte
financiële positie besloten de productieafdeling te Dokkum per 1 juli 2013 te sluiten.
Voor de productiemedewerkers is ontslag aangevraagd bij UWV. Op 29 mei 2013 heeft
UWV de gevraagde ontslagvergunningen verleend.
In het AO Arbeidsmarktbeleid van 23 mei jl. heb ik gewezen op de rol van de Noordelijke
Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), waarin het Ministerie van Economische Zaken samen
met de drie noordelijke provincies participeert. De NOM is vanuit haar kerntaak als
katalysator van economische ontwikkeling in Noord-Nederland al jaren betrokken bij
Prins Dokkum. Na de overname van Prins Dokkum is de NOM eigenaar geworden van het
terrein en de opstallen van het bedrijf. Het huurcontract is door SafeRoad inmiddels
opgezegd.
Uit nader contact met de NOM is gebleken dat zij samen met andere betrokken partijen
constructief willen meewerken aan een goede bestemming voor het terrein en de opstallen.
Eventuele plannen van de betrokken werknemers om de productie in Dokkum voort te zetten
dan wel te behouden kunnen aan de NOM worden voorgelegd. Het is ter beoordeling aan
de NOM of zij in dat verband iets kunnen betekenen voor deze werknemers. Dit valt
buiten het bereik van mijn ministerie. Bemiddelen in het tot stand komen van een sociaal
plan behoort niet tot de taken van de NOM. Verder is gebleken dat Gedeputeerde Staten
geen reëel handelingsperspectief zien om sluiting van Prins Dokkum te voorkomen en
dat zij vanuit hun perspectief geen rol zien voor mij.
Naast de NOM heeft ook de betrokken burgemeester, mevrouw Waanders, veel aandacht
voor de situatie van Prins Dokkum. De burgemeester heeft aangegeven dat zij zich –
binnen haar mogelijkheden – inzet voor een goede uitkomst voor de werkgelegenheid
in Dokkum. Ze heeft gesprekken gevoerd met de directie van het bedrijf en de werknemers
om de zaak vlot te trekken. Het gaat daarbij om een eventuele voortzetting of overname
van het bedrijf dan wel een fatsoenlijk sociaal plan. Ze heeft ook contacten gelegd
met de NOM en met UWV over mogelijkheden van mobiliteit en van-werk-naar-werk van
de betrokken werknemers en breder over werkgelegenheid in Dokkum. De burgemeester
ziet eveneens geen concrete rol voor mij weggelegd.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher