29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 312 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 30 maart 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Defensie en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 18 februari 2016 overleg gevoerd met Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 12 februari 2016 inzake de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS (Kamerstuk 29 251, nr. 311).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Eijsink, Houwers, Knops, De Roon, Servaes en Sjoerdsma,

en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter: Goedemorgen. Ik heet de Minister van Defensie en haar medewerkers van harte welkom. De Minister van Buitenlandse Zaken is vandaag afwezig, maar de Minister van Defensie spreekt uiteraard namens de regering. Ik heet voorts de mensen op de publieke tribune, de luisteraars elders en de leden welkom. Wij bespreken vandaag de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS. Dat is de VN-missie in Zuid-Sudan. Het debat is gepland tot 12.00 uur. Er zijn zes woordvoerders. Ik stel voor om een spreektijd te hanteren van vier minuten in eerste termijn. Vervolgens hebben de leden in tweede termijn een spreektijd van één minuut, waarin zij hun oordeel over de door de regering voorgestelde verlenging van de missie kunnen geven.

Het woord is allereerst aan de heer Servaes.

De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik meen dat dit het inmiddels het derde verlengingsdebat van deze specifieke missie is waar ik aan deelneem. De omvang van het leed – 6 miljoen hulpbehoevenden, 1,6 miljoen ontheemden, 10.000 doden en een dreigende voedselcrisis – geeft aan dat de noodzaak voor een dergelijke missie nog steeds even groot is. Wij zijn dan ook blij dat Nederland actief blijft in deze missie, al is het natuurlijk op een bescheiden niveau.

We zijn overigens wel blij dat de verlenging zoals die nu voorligt, een verlenging van een jaar betreft. We hebben in het verleden ook weleens besloten tot een verlenging van zes maanden, maar dan blijf je eigenlijk continu in die modus zitten van «weer een stukje erbij». En dan heb je alweer de volgende verlenging te bespreken.

Ik heb nog een aantal vragen. Ik weet dat alleen de Minister van Defensie aanwezig is, maar ik neem aan dat zij ook iets over het politieke aspect kan zeggen. Ik neem aan dat zij kan vertellen hoe het ervoor staat in Zuid-Sudan, waar nog steeds stevige conflicten zijn, met veel partijen. Als we zoeken naar lichtpuntjes – en dat valt nog niet mee – dan zien we wel dat er in augustus een vredesakkoord is getekend. De implementatie daarvan verloopt echter moeilijk. Kan de Minister daar in algemene zin op reflecteren. Er is vorige week een stap gezet die in ieder geval positief lijkt: de president heeft namelijk zijn rivaal benoemd tot vicepresident. Kan de Minister daar ook op reageren? Is dit nu inderdaad een eerste stap in de richting van een eenheidsregering? Wat is het gevoel ter plaatse? Hoe kan deze stap een bijdrage leveren?

Het mandaat is gewijzigd, laatstelijk op 15 december 2015. Daarin krijgt UNMISS een grotere politieke rol bij de uitvoering van het vredesakkoord. Kan de Minister aangeven hoe dat precies ingevuld zal worden? Wij vinden het in ieder geval een positieve ontwikkeling dat de VN op dat gebied actiever worden. Ook wordt het troepenplafond verhoogd, zowel voor de militairen als voor de politiefunctionarissen. Bij die laatste groep is sprake van een vrij substantiële verhoging: van ongeveer 1.300 naar 2.000. We zien echter wel dat Nederland tegelijkertijd zijn bijdrage wat afschaalt. De Nederlandse bijdrage gaat van negen naar zeven personen. Je zou kunnen zeggen dat dit binnen de marges is, en er is wel de mogelijkheid om weer op te schalen naar vijftien personen. Kan de Minister aangeven onder welke omstandigheden die troepenuitbreiding ook voor het Nederlandse contingent tot de mogelijkheden behoort? Het gaat daarbij specifiek over de individual police officers (IPO's). Wanneer is dit het geval?

Er was veel te doen over de medische randvoorwaarden. Dat is ook een van de redenen geweest om de Nederlandse bijdrage iets in te perken. Die kon in ieder geval niet verder uitgebreid worden. Kan de Minister aangeven in hoeverre die medische randvoorwaarden in ieder geval voor de militairen en de politieagenten die nu gaan, goed en afdoende geregeld zijn?

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik denk dat deze artikel 100-brief via een bejaarde postduif aan het parlement is gestuurd, want ik kan anders niet verklaren waarom deze brief ons zo kort voor het ingaan van de verlenging heeft bereikt. De brief bevat bovendien ook geen excuses voor die late toezending. Dat gaat gewoon ten koste van een zorgvuldige behandeling. Ik onderstreep namens mijn fractie dat ik dat onwenselijk vind.

Ik zou deze brief eigenlijk per kerende post willen terugsturen, omdat die symbool staat voor de wijze waarop de Nederlandse bemoeienis met Zuid-Sudan langzaam is ingezakt als een plumpudding. Ik zeg dat met pijn in het hart, vooral omdat mijn fractie deze missie altijd heeft gesteund. Zij heeft die eigenlijk vanaf het allereerste begin gesteund, toen het nog een missie voor heel Sudan betrof.

Ik zeg dit ook met pijn in het hart omdat Nederland onder voormalig CDA-minister Van Ardenne nog de trotse medeondertekenaar was van heel belangrijke vredesakkoorden. We waren een belangrijke speler op politiek en militair gebied en bij wederopbouw, terwijl wij vandaag praten over niet een bescheiden maar een schamele bijdrage van zeven man aan UNMISS.

UNMISS begon als een wederopbouwmissie, maar is nu een missie die burgers actief moet beschermen. En dat doet UNMISS. Duizenden Sudanezen vinden veiligheid op VN-kampen en VN-soldaten hebben het hoogste offer gebracht om hen te beschermen. Maar toch wringt het, want deze belangrijke missie slaagt niet in haar belangrijkste opdracht. Nog eens miljoenen Sudanezen zitten buiten de kampen en worden nauwelijks bereikt en beschermd door UNMISS. Ik wil daar een voorbeeld van geven. In Leer County, in Southern Unity State – ik weet helaas niet wat de Nederlandse naam van die provincie is – heeft UNMISS compleet en volledig gefaald in het beschermen van burgers, aldus Médecins Sans Frontières. De burgers verborgen zich in moerassen om aan het geweld te ontsnappen. Ze aten waterlelies en kinderen verdronken als ouders hen door vermoeidheid niet meer overeind konden houden.

Ik wil de Minister daarom toch een aantal kritische vragen stellen over het functioneren van deze missie. Patrouilleert UNMISS eigenlijk wel buiten de kampen? De casevac- en medevac-normtijden worden overal overschreden. Wat betekent dat eigenlijk voor de mobiliteit van het overige VN-personeel, dus het VN-personeel dat zich niet in Juba bevindt? Heeft UNMISS wel de middelen om haar chapter 7-mandaat uit te voeren, om de burgerbevolking te beschermen? En heeft UNMISS de middelen om zich te ontzetten als het personeel tussen twee vuren terechtkomt, iets wat door het kabinet wordt beschreven als een risico?

De force commander klaagt over de kwaliteit en de getraindheid van de troepen. Wat is de appreciatie van de Minister van Defensie hiervan? Ik had het net over een schamele Nederlandse bijdrage en wil de Minister vragen of Nederland niet meer kan doen. Waarom doet Nederland niet meer? Kan de Minister op korte termijn onderzoeken op welke wijze Nederland in financiële, personele en materiële zin meer kan bijdragen aan UNMISS? Ik heb zelf nog gebeld met de missie. Er wordt specifiek gezocht naar ontbrekende helikopters, inlichtingencapaciteit en ondersteuning bij het niet-functionerende Joint Operations Centre. Ik wil de Minister vragen om daar nog eens specifiek naar te kijken. Zou zij ook willen kijken naar de hulp? Ik heb begrepen dat slechts 2% van de gevraagde 1,3 miljard is toegezegd. Hoe kan dat? Draagt Nederland dan als enige bij? Ik zie immers wel een forse bijdrage van Nederland op het gebied van humanitaire hulp.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Er staat vandaag een belangrijke missie op de agenda. Het is een missie waar Nederland allang bij betrokken is, waarin wij onze sporen verdiend hebben en waarin wij onze betrokkenheid met Sudan en Zuid-Sudan getoond hebben. De brief is een halvering van de vorige brief en is op vrijdagavond bij de Kamer gedropt met het verzoek om er maar even snel over te spreken. Ik ben daarover niet alleen teleurgesteld maar ik ben ronduit boos dat het kabinet op deze manier met een artikel 100-procedure richting de Kamer omgaat. Ik vind het onacceptabel en ben daar ernstig ontstemd over. Ik heb het zojuist ook in het presidium aan de orde gesteld. Ik beloof u alvast dat de brief de volgende keer gewoon teruggaat en dat de regering het dan zelf maar uitzoekt. Het presidium heeft mij daar unaniem in gesteund. Dit zijn immers missies die lang voorzienbaar zijn en die goed gepland kunnen worden. De Kamer is altijd bereid om in noodsituaties snel bij elkaar te komen, maar dit is absoluut onder de maat. Ik zou graag willen dat de Minister daar duidelijke taal over spreekt en ook beloftes en toezeggingen doet over de wijze waarop zij hier in de toekomst mee omgaat.

Zoals ik al zei, de missie is heel belangrijk. De Nederlandse bijdrage was niet heel groot, maar was wel belangrijk. Die is inderdaad teruggebracht tot het aantal ambtenaren dat de Minister vandaag vergezelt. Daarmee kan worden aangegeven hoeveel Nederland daar op dit moment nog doet. Het kabinet zegt tegelijkertijd in de brief dat UNMISS cruciaal blijft en dat de inzet gebaseerd is op de geïntegreerde benadering, op de 3D-benadering. En dat blijft ook nodig. De heer Servaes noemde al de indrukwekkende aantallen mensen in nood, mensen op de vlucht, mensen die omgekomen zijn en mensen in hongersnood. De conflicten in dat land blijven oplaaien en het geweld in bepaalde gebieden blijft ook doorgaan. De kans op een gewapend treffen tussen rebellen en de regering wordt nog steeds beoordeeld als significant. Ik heb zelf ook regelmatig contact met het gebied. Er bereiken mij berichten dat de situatie buitengewoon fragiel is en dat heel veel zal afhangen van de implementatie van het wankele vredesakkoord dat in augustus 2015 tot stand is gekomen.

Lichtpuntje is de benoeming van de rebellenleider tot vicepresident. De vraag is of de Minister een appreciatie kan geven van het politieke proces, de vorming van een overgangsregering en een interim-grondwet. Ondertussen is de veiligheidssituatie gewoon verslechterd. Het mandaat is weliswaar verruimd, met een grotere rol bij de uitvoering van het vredesakkoord, het troepenplafond is verhoogd en het nieuwe, aangepaste mandaat verlangt een nog grotere inzet van de internationale gemeenschap, aldus het kabinet. Tot zover begrijp ik het allemaal. En wat doet Nederland? Wij brengen onze bijdrage met driekwart terug, van dertig naar zeven personen. Het is de vraag of de Minister dit kan uitleggen. Vorig jaar augustus heeft Nederland al individual police officers teruggetrokken. Toen bleek dat de VN niet kon voldoen aan medische randvoorwaarden. Wij vinden dat op zichzelf wel een legitiem argument, maar waarom wordt de Kamer hier niet over geïnformeerd? Waarom moeten wij dat in deze brief lezen? Waarom wordt zo'n belangrijk onderdeel van de missie gewoon niet gemeld, terwijl het kabinet in eerdere instantie had toegezegd dat zodra de omstandigheden zouden veranderen, het Nederlandse parlement daarover geïnformeerd zou worden?

Ik hecht eraan om toch nog even terug te komen op de artikel 100-procedure. Wij hadden vorige week een artikel 100-procedure waar we heel lang op hebben moeten wachten. Die was lang van tevoren aangekondigd en daar konden we uiteindelijk over spreken. Deze artikel 100-brief komt op het laatste moment. Waarom houdt het kabinet zich niet gewoon aan de afspraken die gemaakt zijn over de artikel 100-procedure en informeert het de Kamer niet adequaat en tijdig?

Het is de vraag wat Nederland gaat doen om ervoor te zorgen dat de medevac-capaciteit weer op orde komt. Het gaat om schaarse capaciteit. Ik vraag niet zozeer om een Nederlandse bijdrage op dit punt, want onze capaciteit is ook schaars, maar ziet de regering voor zichzelf een rol weggelegd om dat probleem daar op te lossen? Het is een belangrijke enabler voor de missie.

Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Sjoerdsma over andere alternatieve bijdragen.

Ik wil graag aan deze Minister vragen wat er nu overblijft van de ambitie van het kabinet, en van met name de Minister van Buitenlandse Zaken, om in Afrika actief te zijn. Ik zei al eerder dat de brief de helft is van de brief van vorig jaar. Er wordt eigenlijk veel te weinig ingegaan op de Nederlandse inzet, hoe we dat proberen te bereiken en waarmee we dat doen. In de artikel 100-brief van vorig jaar werd nog specifiek aandacht besteed aan de beoogde bijdrage van de burgerbescherming en aan thema's als community policing en gender. Zoals de Minister weet, ben ik er nooit een groot voorstander van geweest om dat er allemaal in op te nemen, niet omdat ze niet belangrijk zijn maar omdat andere dingen belangrijker zijn. De vraag is echter waarom er nu helemaal niets meer over in staat.

Ik moet afronden. Kan de Minister ingaan op de positie van het kabinet ten aanzien van Afrika? Ik noem in dit verband de verlenging van de missie in Mali. We hebben die mix ook in het politieke debat buiten de Kamer gezien. Voor mij zijn het twee verschillende missies, laat dat helder zijn. Ik zie en hoor echter nog niets over de missie in Mali en ik wil niet nog een keer verrast worden. Misschien kan de Minister daar al iets over melden.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Pas twee weken voordat de Nederlandse missie zou aflopen, werd de verlenging daarvan door de regering aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. Daarom hebben we vandaag een extreem kort – want langer kon niet – en overhaast debat. Dat is inderdaad, zoals mijn buurman ook al zei, een gang van zaken die gewoon niet acceptabel is. Waarom hebben wij deze artikel 100-brief zo laat gekregen? Dat is de eerste vraag. Zijn er de afgelopen weken misschien grote veranderingen opgetreden in Zuid-Sudan of stond de verlenging van de hele missie op losse schroeven? Ik hoor het graag van de Minister.

Het zal niemand verbazen dat de PVV de verlenging niet steunt. Wij waren vanaf het begin geen voorstander van deze missie. Het blijkt dat wij gelijk hebben gekregen, want de missie is vanaf het begin één grote mislukking gebleken. Samen met de militaire bijdrage aan de EU Training Mission (EUTM) in Somalië wedijvert deze missie om een podiumplaats als het gaat om het schavot van mislukte missies. Bij beide missies zien we dezelfde patronen terugkeren. Doelstellingen worden niet gehaald, militair personeel kan zich nauwelijks veilig verplaatsen en de ontwikkelingshulp die met de missies gepaard gaat, levert geen zier op. Is de Minister met mij van mening dat de geïntegreerde benadering ook in Zuid-Sudan totaal desintegreert?

Net als in Somalië blijkt ook bij deze missie dat de centrale overheid, voor zover je daar nog van kunt spreken, totaal niet meewerkt. Corruptie, wanbeleid en mensenrechtenschendingen zijn de leidende begrippen voor de overheid van Zuid-Sudan. Nu wil de president het land opknippen in 28 deelstaten. President Kiir is dat van plan. Hij heeft ook inmiddels al 28 gouverneurs benoemd. Dat deed hij binnen vijf dagen. Het zijn allemaal gouverneurs die loyaal aan hem zijn. Een verkapte oorlogsverklaring volgens de oppositie! Hoe beoordeelt de Minister deze gang van zaken?

Ik hoor mijn collega's positief reageren op het feit dat president Kiir zijn rivaal Machar tot vicepresident heeft benoemd, maar Machar heeft volgens mij die benoeming nog helemaal niet aanvaard. Wat is de stand van zaken op dit punt?

Nederland werkt niet meer samen met de centrale overheid van Zuid-Sudan, zo lees ik in de brief. Maar werkt die centrale overheid van Zuid-Sudan nog wel samen met de VN en de Afrikaanse Unie of is dat ook niet meer het geval? Ik hoor daarop graag een reactie.

Als de bijdrage zo gering is, waarom leveren we dan überhaupt aan deze missie?

De laatste maanden zijn er zeer verontrustende berichten naar buiten gekomen over het Zuid-Sudanese leger. Het is eigenlijk geen leger maar een bende wilde beesten. Militairen hebben gevangenen gemarteld, gevangenen werden gedwongen om mensenvlees te eten en mensen werden opzettelijk in een container opgesloten bij snikhete temperaturen, met een gruwelijke dood tot gevolg. Hoe beoordeelt de Minister dit gedrag van het Zuid-Sudanese leger en wat zijn eigenlijk de gevaren vanuit dat Zuid-Sudanese leger voor ons eigen personeel?

Ik lees in de brief dat de Nederlandse bijdrage aan de missie kleiner is geworden. Er zijn nu nog maar zeven Nederlanders actief in Zuid-Sudan. Als de bijdrage nog maar zo gering is, waarom stopt Nederland dan niet in zijn geheel? Wat kunnen die zeven personen op dit moment nog concreet bijdragen? Wat doen zij wat troepen van bijvoorbeeld de Afrikaanse Unie niet kunnen? Dat lees ik helemaal niet in de brief. Ik wil daar graag een reactie op.

Andere partijen zullen deze zinloze en gevaarlijke missie ongetwijfeld weer gaan steunen, ondanks dat de uitgestoken hand door de centrale overheid van Zuid-Sudan weer wordt geweigerd. Ik heb toch nog een paar laatste opmerkingen. Ik hoop dat de Minister die ter harte wil nemen. Mijn fractie heeft ernstige zorgen over de veiligheid en vooral ook de gezondheid van de Nederlandse mannen en vrouwen in Zuid-Sudan. De informatie die in de artikel 100-brief wordt gegeven, maakt die zorgen alleen maar groter. Toereikende medische faciliteiten ontbreken, medevac-helikopters zijn slechts sporadisch inzetbaar en Nederlands personeel moet zich ter compensatie zien te redden met alleen een persoonlijke medische uitrusting. Zijn de gezondheidsrisico's veranderd ten opzichte van vorig jaar? Welke actie onderneemt de VN om de medevac-helikopters breder en sneller te kunnen inzetten? Ik hoor het graag. Als het Nederlands personeel dan toch langer moet blijven – wat mijn fractie niet wil – dan moet dat in ieder geval wel voldoende veilig zijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ook ik wil eerst even iets over de procedure zeggen. Wij hadden vorige week een heel lange artikel 100-brief waar ontzettend veel informatie in stond die we met het oog op het toetsingskader helemaal niet nodig hadden. Het toetsingskader is bij ons maatgevend voor de wijze waarop wij de informatie van het kabinet beoordelen. Deze brief voldoet wel aan de eisen die wij stellen. Die zijn scherp – de scherpste in de wereld, zou ik willen zeggen – maar deze brief komt natuurlijk gewoon veel te laat. Dat is jammer, want daarmee onthoudt de Minister zichzelf het compliment dat zij had kunnen krijgen.

Wat mij betreft, zou de Minister er goed aan doen om nog eens na te denken over de vraag of er niet in plaats van over end dates, die op een gegeven moment een dringende werking hebben, over de end state zou moeten worden gepraat. Deze missie leent zich daar uitstekend voor. Als we dat doen, kunnen we ook de vragen ontvlechten die hier bij de woordvoerders ook een beetje door elkaar lopen: wat is het doel van UNMISS en wat is daarbinnen het doel van het Nederlandse aandeel? Als we dat scherper omschrijven, zoals we dat in Mali ook geprobeerd hebben, dan kunnen we ook scherper beoordelen.

Er zijn drie doelen: het beschermen van de burgerbevolking op basis van het chapter 7, het monitoren van de mensenrechtenschendingen en ondersteuning bij het leveren van humanitaire hulp. De Nederlandse bijdrage aan het beschermen van de burgerbevolking lijkt de afgelopen tijd relatief effectief te zijn geweest. Ik ben helemaal niet optimistisch over de situatie in Zuid-Sudan, laat daar geen misverstand over bestaan. Het is er een puinzooi. Ondanks het feit dat Nederland aan de geboortepapieren van dit land heeft bijgedragen, denk ik dat we er allemaal met grote zorg naar kijken. In die zin heeft de heer De Roon gelijk, maar dat maakt niet dat die missie direct niet goed zou zijn of niet stabiliserend zou hebben gewerkt. Dat geldt al helemaal niet voor het Nederlandse aandeel daarin. Volgens mij is het Nederlandse aandeel daarin relatief goed. Maar goed, dan blijven er nu nog zeven stafofficieren over. Wat doet dat werkelijk voor de andere twee doelen? Wat doet het voor het monitoren van de mensenrechtenschendingen als de mensen die gaan, alleen nog maar op kantoor zitten en het kamp niet meer uitkomen? En wat betekent dat voor de daadwerkelijke ondersteuning van het leveren van humanitaire hulp? Ik wil dat gewoon heel scherp kunnen beoordelen. Het toetsingskader verplicht ons ook daartoe. Het is dus de vraag wat dat oplevert.

Ik wil nog iets zeggen over de politieke situatie. Zuid-Sudan is een jong land. Nederland heeft daar veel energie in gestoken, zoals ook sommige andere landen. Als het gaat om het vredesproces, lijken de Duitsers nu een beetje het voortouw te hebben genomen. Wat mij betreft, zijn er bij de implementatie van dat vredesakkoord wel enorme vraagtekens te plaatsen. Collega's zeiden het ook al. Gaan president Salva Kiir en de rebellenleider nu ook daadwerkelijk samenwerken? Wat is de inschatting van de Minister? Het is niet overdreven om te stellen dat Zuid-Sudan de afgelopen tijd nauwelijks vooruit is gekomen. Er wordt zelfs gezegd dat de kans op een gewapend treffen weer significant is toegenomen. Hoe beoordeelt de Minister van Defensie dat?

Ik heb ten slotte nog een vraag over de bewapening van de Nederlandse militairen. Die lopen niet standaard bewapend rond bij die missie. Ik neem aan dat dit helemaal niet meer het geval zal zijn nu ze worden teruggetrokken in wat meer een kantoorfunctie lijkt te zijn. Hoe moeten we dat verder beoordelen? Is dat veranderd of niet? Kan de Minister ten slotte nog iets zeggen over het terugtrekken van individual police officers? Daar lijkt de golden hour de belangrijkste reden voor te zijn. De golden hour is de tijd die je nodig hebt om medische hulp aan door Nederland uitgezonden militairen en politiemensen te kunnen leveren.

De heer Houwers (Houwers): Voorzitter. Ik heb twee hoofdpunten. Ik wil allereerst ingaan op de inhoud van de missie en de beoordeling daarvan. Ik ben positief over onze bijdrage aan de missie en wil een vervolg ervan steunen. Ik heb ook al eerder uitgesproken dat ik liever zie dat bestaande missies worden verlengd dan dat aan nieuwe missies wordt begonnen. Als je doorgaat met iets wat al bestaat, weet je in ieder geval waar je mee bezig bent. Dan kun je daar wellicht ook in verbeteren. Ik zie echter ook een aantal risico's, een aantal dingen die wellicht toch niet helemaal goed gaan. De Minister spreekt over een beperkte helikoptercapaciteit waardoor aanvliegtijden worden overschreden. Kan zij aangeven wat de effecten daarvan zijn? Waarom accepteren wij dit? Wij hebben immers afspraken gemaakt en normen gesteld. Het is geen goede zaak als we die niet handhaven. In de brief wordt gesproken over medische en sanitaire risico's. Zijn die afdoende opgelost, is daar voldoende zekerheid over?

In de afgelopen week is gesproken over een thuisfrontcheck. Ons werd verteld dat mensen altijd op tijd weten waar ze naartoe gaan, enzovoorts. Hoe kun je nu op tijd weten waar je naartoe gaat als we pas twee weken van tevoren weten of de missie doorgaat? Daar is dus sprake van een discrepantie. Als we elkaar serieus nemen, zou de Minister dat ter harte moeten nemen.

Een volgend punt betreft de inzet van IPO's. Het zou goed zijn als de Minister ons op de hoogte stelt van veranderingen op dat gebied. Op die manier weten we ook tijdens een uitzending wat er gebeurt en wat er verandert.

Het tweede hoofdpunt is het late moment waarop wij deze brief krijgen. Dat is natuurlijk niet goed, dat hebben alle woordvoerders al gezegd. Ik probeer alleen te zoeken naar een oorzaak en vraag de Minister of deze missie wellicht verbonden is met andere missies, met andere besluiten. Zitten daar packagedeals in? Ik vraag het maar rechtstreeks; ik kan dat misschien makkelijker dan anderen dat kunnen. Ik kan het gewoon niet begrijpen. Hoe kun je nu niet voorzien dat je eind februari daarover een besluit moet nemen? Ik vraag expliciet aan de Minister of daar andere dingen achter zitten die wij nog niet kunnen doorzien.

De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de inbreng van de Kamer in eerste termijn.

De vergadering wordt van 11.24 uur tot 11.29 uur geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik wil allereerst ingaan op de vraag waarom de Kamer zo laat geïnformeerd is. Dat verdient zeker geen schoonheidsprijs en is ook niet voor herhaling vatbaar. De voorzitter had mij daar gisteren al duidelijk op aangesproken en dat is mij vandaag nog een keer duidelijk gemaakt. Ik heb dat goed in mijn oren geknoopt en ik geef dat ook door aan de collega van Buitenlandse Zaken en de collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Het feit dat de informatie laat beschikbaar was, had ook alles te maken met de mandaatbesprekingen door de VN in december. Die wilden we hier natuurlijk in meenemen. December ligt inderdaad alweer even achter ons, maar we waren ook nog steeds bezig om met de VN te bekijken of de medische randvoorwaarden voor ons zouden kunnen worden ingevuld en, zo niet, of onze mensen dan op locaties te werk zouden kunnen worden gesteld waar wel sprake is van voldoende veiligheid en medische voorzieningen. Dat leidde niet tot conclusies, dat heeft lang geduurd. De VN hebben aangegeven dat zij niet bereid zijn, voorbehouden of caveats van troepenleveranciers op dit punt te accepteren. De VN hebben aangegeven dat zij vrij willen zijn om te bepalen waar de mensen worden ingezet en staan dus niet toe dat landen zelf een bepaald gebied uitkiezen. Dat snap ik, want dan wordt het een onmogelijke situatie voor de VN. Tegelijkertijd vind ik het cruciaal dat als wij onze mensen uitzenden naar een gebied, er in dat gebied ook de voorzieningen zijn die we mogen verwachten als het gaat om medische afvoer of bepaalde beveiligingsmaatregelen. Daar konden en wilden de VN niet aan voldoen. Dat stoort, omdat we wel bereid waren om meer te leveren. De heer Sjoerdsma sprak over een schamele bijdrage, maar ik denk dat hij het ook met mij eens is dat als we mensen sturen, we de risico's die er zijn zo veel mogelijk moeten willen mitigeren. Ik vind het eigenlijk jammer dat andere landen minder vocaal zijn geweest op het terrein van bijvoorbeeld de medische randvoorwaarden, omdat daarmee de druk er niet is om het te regelen.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik maak een kanttekening bij wat de Minister zegt over mijn bijdrage. Dat ik constateer dat onze bijdrage schamel is, want dat is hij, staat natuurlijk volstrekt los van het feit dat niet alleen mijn fractie maar elke fractie aan deze kant van de tafel wil dat degene die wij uitzenden – man of vrouw, civiel of militair – veilig zijn of haar werk kan doen. Mijn opmerking ging over het aantal.

Minister Hennis-Plasschaert: Zeker. Zo heb ik de heer Sjoerdsma ook verstaan. Sorry, het was niet zo persoonlijk bedoeld als het waarschijnlijk nu is opgevat. Wij sturen nu stafofficieren met specifieke expertise, bijvoorbeeld op logistiek gebied of op het gebied van juridisch advies. Daarmee kunnen wij nog steeds een relevante bijdrage leveren. Er zijn natuurlijk ook inspanningen vanuit de departementen van BZ en BuHa-OS. Dat totaalpakket zou ik op voorhand niet als schamel willen wegzetten. Ik denk dat wij daar zo meteen nog over te komen spreken. Ik heb de heer Sjoerdsma natuurlijk goed verstaan.

Hoe dan ook, we waren lang in gesprek met de VN. Tegen de heer Houwers kan ik zeggen dat er geen sprake is van een packagedeal. Gelukkig zei de heer Knops dat ook al. Elke missie moet op haar eigen merites worden beoordeeld. Als je het hebt over het uitzenden van mensen, met alle risico's van dien, dan vind ik het onacceptabel om die dossiers te gaan vervlechten, omdat de ene politieke partij toevallig wat meer gevoel heeft bij het ene land en de andere politieke partij bij het andere land. Daar gaan we dus niet in mee. Vandaar dat ik dat ook verre van mij werp.

De heer Knops merkte terecht op dat de Kamer eerder geïnformeerd had kunnen worden over het opschorten van de IPO-bijdrage. We hebben dat in augustus 2015 als een tijdelijke maatregel gedaan en waren daarbij in afwachting van een oplossing voor de problemen met de medische evacuatie. De VN hadden ook min of meer aangegeven dat we hier wel uit zouden komen. In de tussentijd hebben wij vele gesprekken gevoerd met UNMISS en met het UN Department of Peacekeeping Operations (DPKO) over een oplossing van de problematiek, maar die kwam er niet. De heer Knops heeft gelijk dat de Kamer daar eerder over had moeten worden geïnformeerd. Het is niet zozeer onwil geweest, maar het heeft meer te maken met de gang der zaken en gesprekken die op dat moment werden gevoerd. Toen bij de nieuwe rotatie in december bleek dat de problemen met de medische afvoer structureel niet zouden worden opgelost, hebben we besloten om de IPO-inzet op te schorten. Wij hebben toen besloten om het opschorten van die IPO-bijdrage op te nemen in de eerstvolgende UNMISS-brief die de Kamer in ieder geval voor het einde van het Nederlandse mandaat eind februari zou ontvangen. Daarmee praat ik helemaal niet goed dat de Kamer veel te laat is geïnformeerd, gezien de datum van toezending van deze artikel 100-brief, maar geef ik iets meer beeld en geluid bij de manier waarop dingen soms gaan.

De heer Knops (CDA): Ik hoor in de bijdrage van de Minister dat het anders en beter moet. Ik zie dat maar als een erkenning dat dit absoluut niet goed is gegaan en dat dit in het vervolg beter zal moeten gaan. Ik benader het nu even puur procedureel. In een artikel 100-procedure hecht ik eraan dat de regering de Kamer informeert als er substantiële wijzigingen in een missie optreden. Daar kunnen allerlei redenen aan ten grondslag liggen. Ik heb in eerste termijn ook al aangegeven dat ik de reden voor de wijziging begrijp. Dan kan een heel kort briefje in de richting van de Kamer volstaan. We besteden heel veel aandacht aan de besluitvorming en iets minder, soms te weinig, aandacht aan de evaluatie. Ik vind het ook belangrijk dat wij tijdens de missie op de hoogte worden gehouden. Dit ging echt om een substantiële verandering van een toch al niet al te grote maar wel belangrijke missie. Als ik de Minister zo goed begrepen heb, ben ik daar blij mee. Dat neemt niet weg dat ik de gang van zaken betreur.

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Knops heeft mij goed begrepen. Dat heb ik gisteren ook op die manier besproken met de voorzitter.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik wil hier in navolging van de heer Knops nog even op doorgaan. Het gaat over de aanwezigheid van mogelijkheden tot medische afvoer, het gaat over de afwezigheid van medevac-capaciteit. Wat is er nu gewijzigd bij UNMISS waardoor die capaciteit eerst aanwezig was en nu niet meer aanwezig is, en ook niet meer verwacht mag worden binnen afzienbare tijd?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik was van plan om daar later in mijn betoog uitgebreid op in te gaan, maar ik zal dat nu maar meteen doen. De medische situatie is al langere tijd een aandachtspunt. Volgens mij hebben we dat vorige keer ook besproken. Nederland was zich ook zeer bewust van de verhoogde risico's. Daarom hebben we ook besproken dat de mensen die erheen gaan extra medisch worden opgeleid en ook worden voorzien van extra medische uitrusting, waardoor zij goed getraind en goed voorbereid onder bepaalde omstandigheden zouden kunnen optreden. Het gaat er voor ons om dat we in één keer op een andere locatie werden geplaatst waar de randvoorwaarden niet meer zouden kunnen worden ingevuld. Dus op sommige locaties wordt aan de randvoorwaarden voldaan, maar dat is op andere locaties niet het geval. Ik heb er begrip voor dat de VN niet willen dat troepenleverende landen zelf gaan aangeven waar hun mensen gestationeerd mogen worden. Het wordt voor de VN dan onmogelijk om de puzzel te gaan leggen. Dat snap ik. Tegelijkertijd heb ik ook een verantwoordelijkheid voor ons personeel dat wordt uitgezonden.

De heer Sjoerdsma (D66): Dat roept de vraag op bij hoeveel van de huidige VN-locaties die medische evacuatiecapaciteit op dit moment niet geregeld is. Gaat het dan om een paar plekken waar Nederlanders tegen onze zin toevallig terecht zijn gekomen, waarvan de Minister heeft moeten zeggen: dat vinden wij niet acceptabel? Of is het eigenlijk een structureel probleem binnen UNMISS?

Minister Hennis-Plasschaert: Het was in ieder geval een probleem toen wij werden ingedeeld in Bentiu. Dat is daar nog steeds een probleem, omdat niet kan worden gegarandeerd dat de eigen normtijden van de VN en daarmee ook die van Nederland worden gehaald. Ik heb even niet scherp waar dat zich nog meer afspeelt. Ik zal daar in tweede termijn op terugkomen. Dat speelt zich in ieder geval niet in Juba af.

Ik begin even met de vragen van de heer Servaes maar ook anderen over het vredesakkoord. Daar begon het allemaal mee. Terecht wordt opgemerkt dat de implementatie van het vredesakkoord moeizaam verloopt en ook met heel veel vertraging op gang is gekomen. Zoals ook is uiteengezet in de brief, zijn de benodigde structuren wel opgericht. Nu zijn de stappen in de uitvoering van het vredesproces natuurlijk cruciaal, en dan vooral de vorming van een representatieve overgangsregering en de verwerking van het akkoord in de interim-grondwet. Opgemerkt werd al dat president Kiir, verrassend genoeg, zijn rivaal heeft aangesteld als vicepresident. Machar heeft dat verwelkomd, maar heeft ook aangegeven dat hij alleen naar Juba terugkeert als de veiligheidsarrangementen waarover eerder afspraken zijn gemaakt, ook daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Dat is niet alleen van belang voor anderen, maar dat is ook cruciaal voor zijn eigen veiligheid.

Daarnaast speelt er nog een aantal zaken, bijvoorbeeld de overgang van 10 naar 28 deelstaten. De heer De Roon heeft daarover gesproken. Ook dat is tegen de afspraken in. Je ziet dat er nu door de internationale gemeenschap een enorme druk op president Kiir wordt uitgeoefend. Gisteren hebben we weer een hoopvol moment gehad toen een nieuw kabinet werd aangekondigd. Tegelijkertijd merk ik op dat er al vele aankondigingen zijn geweest. We moeten eerst zien of die aankondigingen ook daadwerkelijk worden waargemaakt.

Ik wil nog even doorgaan op die 28 staten. Met dat besluit wordt echt duidelijk ingegaan tegen de afspraken in het vredesakkoord. Er is een compromis bereikt, voor wat het waard is. De vorming van de overgangsregering zou dan binnen 30 dagen moeten plaatsvinden. Als dat allemaal niet lukt, dan moeten die 10 staten weer prevaleren. Het is dus een buitengewoon complex traject. Als je kijkt naar deze staten, is het schrijnend te noemen dat hier vooral de ego's dominant lijken te zijn in alles wat er wordt afgesproken. Dat is buitengewoon tenenkrommend.

De heer Sjoerdsma vroeg of UNMISS wel voldoende middelen heeft. De missie heeft uitdagingen, en dan druk ik mij wellicht diplomatiek uit. Wij hebben bij de laatste wijziging van het mandaat wel de toewijzing van extra middelen gezien. De missie is redelijk goed gevuld. Het grootste gemis vormen de helikopters en de medische afvoer die niet gegarandeerd kan worden. De VN zeggen steeds dat hieraan gewerkt wordt. Tegelijkertijd benadruk ik ook het belang ervan dat de landen die de troepen leveren daar vocaal in moeten zijn, daar duidelijk over moeten zijn. Anders blijft het iets wat steeds een beetje wordt weggeduwd. Niemand lijkt de urgentie te voelen. Kijk, als wij hier voldoende helikopters hadden gehad, had ik niet geaarzeld. Maar wij hebben ze niet, dus wij kunnen dat niet even oppakken. Wij zitten ook nog in Mali en elders.

De heer Sjoerdsma sprak over het falen van UNMISS bij de bescherming van de burgerbevolking. Dat is een pittig statement. Het aantal mensen dat door UNMISS wordt beschermd, is van 100.000 naar 200.000 mensen gegaan. Dat is een aanzienlijk aantal.

De heer Sjoerdsma (D66): Het is goed om het even heel secuur te formuleren, want anders ontstaat er een verkeerd beeld. Ik heb de allergrootste waardering voor de mensen die in UNMISS werken. Dat zijn namelijk echt geen gemakkelijke omstandigheden. UNMISS doet het voor duizenden inwoners in Zuid-Sudan heel goed. Die inwoners worden opgevangen in VN-kampen. Daar hebben sommige VN-militairen de afgelopen tijd een heel hoog offer voor moeten brengen. Daar heb ik alleen maar waardering voor. Maar mijn andere constatering was wel heel stevig, die was dat daarbuiten miljoenen Sudanezen niet goed beschermd worden. Ik constateer dat UNMISS die patrouilles niet kan uitvoeren. Ik constateer ook dat een directeur van Médecins Sans Frontières heeft gezegd dat UNMISS in Leer County in Southern Unity State heeft gefaald, omdat ze daar niet kon komen. Het gevolg was dat burgers zich in moerassen moesten verbergen, dat zij waterlelies moesten eten en dat kinderen daar verdronken. Ik wil dat de Minister reageert op die specifieke casus.

Minister Hennis-Plasschaert: Laat ik vooropstellen dat ik het van harte met de heer Sjoerdsma eens bent. Men doet wat men kan. De situatie is buitengewoon complex. Je wilt graag meer doen, meer bescherming kunnen bieden. De vraag is of dat mogelijk is, bijvoorbeeld als het gaat om het uitvoeren van patrouilles, waartoe UNMISS in het verleden echt niet goed in staat was. Sinds het uitbreiden van de troepen is dat enigszins verbeterd, maar het is nog steeds aan beperkingen onderhevig, omdat men bepaalde zaken wil kunnen garanderen ten aanzien van de veiligheid van de troepen. Dan heb je ook een beperkte straal rondom een kamp waarin je kunt optreden. Wat je nu wel ziet, is dat het openen van de Forward Operating Bases, onder andere in Leer County, een positieve ontwikkeling is die hopelijk ook kan bijdragen aan een betere bescherming van de burgerbevolking. Het zijn echter slechts stapjes in de goede richting. De zorgen die de heer Sjoerdsma hier op tafel legt, deel ik. Daar doe ik ook geen enkele afbreuk aan.

UNMISS is op dit moment goed gevuld; de bezetting is circa 91%. De opschorting van de Nederlandse bijdrage met IPO's wordt daarin wel opgevangen. Maar nogmaals, het is mij een lief ding waard als de randvoorwaarden voor het goed uitvoeren van zo'n missie daadwerkelijk worden ingevuld. Tegen de heer De Roon zeg ik dat ik nog steeds van mening ben dat wij met de stafofficieren die we sturen, een goede bijdrage kunnen leveren op het gebied van planning, logistiek, civiel-militaire samenwerking, inlichtingenanalyse en dat soort zaken. Maar ja, ook ik moet erkennen en bekennen dat deze stafofficieren geen directe bijdrage leveren aan de burgerbescherming. Ze gaan zelf de kampen niet in. Het is, zo u wilt, een indirecte bijdrage.

De heer Ten Broeke (VVD): De Minister maakt nu een eerlijke opmerking, maar ik wil er, nu we toch even aan het scherpslijpen zijn, even een kanttekening bij plaatsen. Het is een bijzonder complex en gewelddadig gebied. Als van die doelen van UNMISS er nu één is waarbij goede resultaten worden geboekt, dan is het wel de bescherming van de burgerbevolking. Dat geldt voor de mensen die in de kampen zitten. De Minister zegt: we leveren daar vanaf nu een indirecte bijdrage aan. Dan moet dat ook weerspiegeld worden in de artikel 100-brief. We moeten nu eens ophouden met het door elkaar laten lopen van de overall-doelstellingen van UNMISS en de Nederlandse bijdrage daarin. Dan is de kritiek van de heer Sjoerdsma gewoon terecht. Dan oogst de Minister namelijk de kritiek op UNMISS terwijl het om de Nederlandse bijdrage gaat. Als we een echt goede artikel 100-brief willen hebben – en daar is na vorige week alles voor te zeggen – dan kan het op dat punt echt een stuk beter.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb het punt genoteerd. Daarnaast houden wij nog steeds ruimte om alsnog over te gaan tot het sturen van IPO's als de omstandigheden wijzigen.

De heer Servaes vroeg: hoe ondersteunt UNMISS nu precies het vredesakkoord? UNMISS neemt deel aan en ondersteunt het monitoringsmechanisme, UNMISS biedt ondersteuning bij het proces van grondwetsherziening door een nationale verkiezingscommissie en UNMISS biedt, daar waar dat mogelijk is, ondersteuning bij het trainen van de Joint Integrated Police. Maar nogmaals, het gaat er ook vooral om dat met name Machar en Kiir tot een vergelijk komen.

De heer Knops vroeg nog naar Mali. De missie loopt tot het einde van het jaar. De planning is voor het zomerreces, dus ik ga ervan uit dat de Kamer ten aanzien van die missie tijdig wordt geïnformeerd.

De heer Knops (CDA): Dat is mooi, maar mijn vraag was iets breder. Ik heb gevraagd of de focus van de Minister van Buitenlandse Zaken op Afrika, en daarmee de focus van dit kabinet, met dit voorstel van de baan is. Ik heb in dat kader ook punten gemaakt over Mali. Er is door meer woordvoerders aangegeven dat de missie in Sudan ontzettend belangrijk is. We praten over zeven stafofficieren. Met alle respect voor de inzet, laat ik dat ook nog maar even van mijn kant heel duidelijk zeggen, want daar gaat het helemaal niet over. Maar als die missie dan zowat gedecimeerd wordt, kom je in de discussie over de versnippering van capaciteiten terecht. Die discussie hebben we al eerder met het kabinet gevoerd. Er gaan daar nu zeven mensen belangrijk werk doen. Dat vergt wel heel veel mensen, alleen al hier in dit debat maar ook waarschijnlijk op het ministerie en op andere plekken, om dat allemaal te coördineren en aan te sturen. Dan komen we dus op een politieke vraag die wel relevant is. In dat kader had ik gevraagd of de Minister van Defensie, bij afwezigheid van de Minister van Buitenlandse Zaken, daarop zou willen reflecteren.

Minister Hennis-Plasschaert: Heel eerlijk gezegd: er kan geen sprake zijn van een focus op Afrika. Er moet een focus zijn op die gebieden waar hulp, assistentie, bijstand en advies nodig zijn. Dat is hoe het geïntegreerde beleid werkt. Ik snap dus niet zo goed waar de opmerkingen van de heer Knops vandaan komen. Ik heb net in dit kader ook gesproken over een geïntegreerde benadering. Het is niet alleen Defensie die een bijdrage levert, maar ook BZ en BuHa-OS leveren een bijdrage. Dat is ook zo uiteengezet in de brief aan de Kamer. Het gaat inderdaad om een bescheiden personele bijdrage aan UNMISS, die zich op dit moment niet afspeelt in de kampen. Het is een indirecte maar wel een relevante bijdrage, want het gaat om logistieke en juridische expertise en het gaat om inlichtingenanalyse.

Wij hebben vaak met elkaar gesproken over de versnippering van de missies, maar het kabinet heeft steeds aangegeven dat ook een kleine bijdrage aan een grote missie van bijvoorbeeld de VN, de NAVO of de EU heel relevant kan zijn, omdat zo'n missie dringend zit te wachten op specifieke expertise waarover bijvoorbeeld de Nederlandse krijgsmacht beschikt.

Naast die personele bijdrage hebben we natuurlijk ook een gerichte inzet van OS-middelen. Volgens mij heeft de Kamer daar vaker met de collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over gesproken. Die middelen zijn echt aanzienlijk. Verder wordt door Buitenlandse Zaken het politieke proces volop ondersteund. Dat gebeurt vanaf het begin door financiële ondersteuning en via de detachering van een Nederlander. Die detachering is weliswaar inmiddels beëindigd, maar Nederland heeft ook een deel van zijn bijdrage aan de Afrikaanse Unie geheralloceerd ten behoeve van de inzet van een special envoy en levert daarmee forse steun aan de inzet van de Afrikaanse Unie en de middeling die daarmee op touw is gezet. Ik zeg dat laatste vooral tegen de heer De Roon. Er wordt dus gewoon samengewerkt met de Afrikaanse Unie. Kortom, wij zijn op verschillende manieren betrokken bij wat daar gaande is. Die betrokkenheid behelst dus meer dan alleen de stafofficieren die zeer relevant werk doen.

De heer Knops (CDA): Mijn veronderstelling dat er een focus op Afrika is, is gebaseerd op uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken, kabinetsbrieven maar ook discussies in de media. Dat blijkt alleen al uit het feit dat wij meedoen aan een heel belangrijke missie in Mali en wij daar onze verantwoordelijkheid nemen. Ook de Minister voor BuHa-OS investeert daarin fors. Dus als de Minister zich afvraagt hoe ik erbij kom dat er een focus op Afrika is, verbaast mij dat. Ik kan mij niet voorstellen dat de Minister dat zo bedoelt. Ik vraag haar dus om daar eens op te reflecteren. Ik vraag dit in verband met de bijdrage die zo fors gekrompen is. Ik kan mij niet herinneren dat de Kamer een verzoek heeft gedaan om die missie kleiner te maken. Zo'n verzoek was er niet. De vraag is dus waarom die missie kleiner is geworden. Zijn het de capaciteiten? Is het de politieke discussie over nut en noodzaak? En wat betekent dit nu? Dat zijn volgens mij zeer relevante vragen.

Minister Hennis-Plasschaert: Wij leveren een bijdrage in Mali, omdat wij stabiliteit in Mali en in de Sahelregio van groot belang achten voor Europa en daarmee voor Nederland als het gaat om mensensmokkel, wapensmokkel, drugssmokkel en dergelijke. Stabiliteit in de Sahelregio doet er dus toe. Nederland is lid van de VN, van de Europese Unie en van het NAVO-bondgenootschap en wordt geacht een bijdrage te leveren in zowel VN-, EU- als NAVO-verband. Dat doen we ook. We nemen onze verantwoordelijkheid en ik acht het in het belang van Nederland om bij te dragen aan de stabiliteit elders. Van een specifieke focus op Afrika is geen sprake. Ja, we zijn actief in Afrika, maar we zijn ook elders actief. Vorige week bijvoorbeeld spraken we nog over de inzet in Irak en Syrië.

Het kleiner maken van de Nederlandse personele bijdrage heeft alles te maken met de randvoorwaarden waarover we net spraken. We houden de deur open met betrekking tot de IPO's. Als die randvoorwaarden worden ingevuld, gaan we die IPO's gewoon sturen. Daarover voer ik, maar ook de collega van BZ, momenteel het gesprek met de VN.

Ik kom bij het punt van de veiligheid in de missie. Daarover is al het een en ander opgenomen in de brief. Er zijn verschillende schermutselingen, misschien niet eens zozeer tussen de twee bekendste partijen maar ook met kleine groeperingen die zich roeren. UNMISS als zodanig is geen doelwit, maar kan daar wel ineens het slachtoffer van zijn. Als de VN ziet dat er vijandigheden uitbreken tegen het eigen personeel, dan zullen zij alles in het werk stellen om dat personeel te evacueren. In de vorige artikel 100-brief over UNMISS hebben we er ook over gesproken wat Nederland dan doet. Wij behouden ons altijd het recht voor om onze mensen uit de missie te halen als de veiligheidssituatie daarom vraagt.

Ook is er gevraagd wat we nog meer gaan doen. Ik dacht in dat verband vooral aan OS. Ik heb net gezegd wat de beperking is voor de personele bijdrage die mijn departement levert. Ten aanzien van OS is er alsnog geen voornemen om de bijdrage op te schroeven. De OS-middelen in 2016 zijn schaars. Dat heeft alles te maken met de kosten die worden gemaakt voor de opvang van eerstejaarsasielzoekers. Meer noodhulp komt er op dit moment dus niet. Dat wil niet zeggen dat alles in beton gegoten is. Als de omstandigheden wijzigen, weet ik zeker dat de collega voor BuHa-OS daarnaar zal kijken.

De heer Sjoerdsma vroeg terecht waarom slechts 3% van de 1,3 miljard voor 2016 is gevuld. Dat komt mede doordat we nog vroeg in het jaar zitten. Veel grote donoren moeten hun inzet nog bepalen. Daarnaast is er heel veel concurrentie met andere vreselijke omstandigheden, bijvoorbeeld de crises in Syrië. Vorig jaar is het budget uiteindelijk gevuld tot 60%. Ik realiseer met heel goed dat dat geen 100% is, maar ik ga er wel van uit dat donoren de komende maanden hun inzet bepalen en dat daarmee de bijdrage voor Zuid-Sudan wordt verhoogd.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb nog een aantal vragen openstaan. Ik had gevraagd of UNMISS de middelen heeft om zich te ontzetten als personeel tussen twee vuren komt. Dat risico beschrijft het kabinet zelf expliciet in de artikel 100-brief. Ook heb ik de Minister gevraagd om een appreciatie van het feit dat de force commander had geklaagd over de kwaliteit en de getraindheid van de aan UNMISS geleverde troepen.

Minister Hennis-Plasschaert: Sorry, die laatste vraag heb ik niet verstaan.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik zal het iets duidelijker zeggen. De force commander van UNMISS had geklaagd over de kwaliteit en de getraindheid van de troepen. Ik krijg daarvan graag een appreciatie van de Minister van Defensie.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik meen in ieder geval één vraag, misschien wat versluierd, over de veiligheid van de UNMISS-mensen te hebben beantwoord. Uit de analyse van de VN blijkt dat, als er vijandigheden zouden uitbreken die gericht zijn tegen het personeel van UNMISS, het personeel van UNMISS beschermd kan worden. Daarnaast behouden wij ons altijd het recht voor om onze mensen daaruit te halen. Daarmee zeg ik niet dat alle troepen van andere landen een met Nederland vergelijkbare regeling hebben. De analyse van de VN toont aan dat er voldoende bescherming kan worden geboden indien er vijandigheden zouden uitbreken.

Er wordt veel geïnvesteerd in het verhogen van de getraindheid van de eenheden. Niet alleen bij UNMISS, maar ook elders, zoals in Mali, is de getraindheid van Afrikaanse en Aziatische landen echt van een andere orde dan de Nederlandse of de Duitse. Het is niet vergelijkbaar met wat wij gewend zijn binnen de NAVO. Hoe pijnlijk ook, maar enige realiteitszin is daarbij op zijn plaats. Mede daarom denk ik nog steeds dat bijvoorbeeld onze bijdrage in de vorm van stafofficieren relevant is. Laatst sprak ik met VN-ambassadeurs uit deze landen, waaronder die van Congo. Zij zijn heel erg op zoek naar een antwoord op de vraag hoe ze de getraindheid van hun troepen kunnen upgraden. Daarover gaan we met ze in gesprek. We willen bijvoorbeeld middels het ACOTA-programma een bijdrage in VN-verband leveren aan een betere getraindheid van met name de Afrikaanse troepen. Maar het is best heel lastig. Zij komen van heel ver, enige realiteitszin is dus geboden, maar ik begrijp de opmerkingen van de force commander daarover heel goed.

De heer Knops (CDA): Ik had nog een vraag gesteld over het feit dat in deze brief een aantal dingen niet meer benoemd wordt. Dat maakte de brief compacter. Ik sluit een beetje aan bij de heer Ten Broeke, die verwees naar het verschil in omvang tussen die brieven. In sommige brieven wordt er heel uitgebreid ingegaan op gender en dat soort zaken – zie de Kunduz-brief en de brief van vorige week – maar in deze UNMISS-brief wordt daar niets meer over gezegd. Wat is daarvan de reden?

Minister Hennis-Plasschaert: Omdat de bijdrage daar nu niet op gericht is. Die stafofficieren adviseren niet over gender. Daarom is het dus eruit gelaten. Dat is conform de wens van de Kamer om te kunnen duiden wat we daar nu precies gaan doen. Het is echter niet zo dat we dat soort aspecten daarmee uit het oog hebben verloren. Als die IPO's weer worden geactiveerd, zijn de bijdragen die daarover zijn opgenomen in de vorige artikel 100-brief dus weer net zo relevant. Laat ik duidelijk zijn: als we de IPO's gaan activeren, mag dat voor de Kamer geen verrassing zijn. Dan komen wij daarop terug en zullen wij ook dit soort aspecten benoemen.

De voorzitter: Van de vraag van de heer Sjoerdsma over de medische risico's heeft de Minister gezegd dat zij die in tweede termijn zou beantwoorden. De tweede termijn gaat over het oordeel van de Kamer over deze missie. Als de Minister deze vraag dus nu zou kunnen beantwoorden, graag.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik kan de vraag nu beantwoorden. Ik moest het even navragen. Medisch is het overal slecht geregeld, met uitzondering van Juba, Bor, Wau en Malakal.

De heer Sjoerdsma (D66): Dan wil ik hier toch nog heel even op doorgaan. Collega Ten Broeke heeft net iets belangrijks gezegd; je hebt de Nederlandse bijdrage en het doel dat die bijdrage binnen de missie heeft. Daar heeft de Minister duidelijke woorden over gesproken. Daarnaast is de vraag welke kans van slagen deze missie zelf heeft. Er zijn nogal wat andere VN-outposts in Zuid-Sudan naast de vier die de Minister noemt. Welk effect heeft het ontbreken van medische evacuatiecapaciteit op het functioneren van deze missie? Kan de Minister ook concreet ingaan op de vraag hoe vaak er gepatrouilleerd wordt en in hoeverre UNMISS het mandaat kan uitvoeren? Ik vraag dat, omdat ik het heel frustrerend zou vinden voor die zeven stafofficieren als zij zich keihard inzetten voor een missie waarvan wij hier moeten constateren dat zij meer nodig heeft om effectief te kunnen zijn.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik kan niet zeggen hoe vaak er gepatrouilleerd wordt. Ik heb wel gezegd dat de mogelijkheden verruimd zijn; ik heb daarbij de grenzen aangegeven. We komen daarop terug, bijvoorbeeld als we die IPO's activeren, of in een tussentijdse rapportage rond de zomer. Als de Kamer daarop prijs stelt, kunnen we er bij die gelegenheid op ingaan. Ik begrijp goed wat de heer Sjoerdsma en de heer Ten Broeke hebben gezegd: je hebt de gehele UNMISS en daarbinnen heb je de Nederlandse bijdrage; maak nou duidelijk wat de effectiviteit van UNMISS is en wat de effectiviteit van de Nederlandse bijdrage ten behoeve van UNMISS is. Ik deel de zorgen over de medische evacuatiecapaciteit. Ik heb net ook gezegd dat er realiteitszin is geboden ten aanzien van de getraindheid en geschiktheid van troepen uit andere landen. Daar wordt blijkbaar ook op een andere manier omgegaan met voor ons cruciale randvoorwaarden. Wat betekent dat voor de effectiviteit van de missie? Dat een aantal westerse landen een minimale of zelfs geen bijdrage levert, omdat harde voorwaarden niet kunnen worden vervuld. Daarmee staat ook de kwaliteit van de missie onder druk. Zo simpel kun je dat stellen.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik vind dat serieus zorgwekkend. Bijna iedereen aan deze kant van de tafel draagt deze missie een warm hart toe, zeker omdat het mandaat is om de burgerbevolking te beschermen. Feitelijk zegt de Minister echter, met heel veel mitsen en maren: van een heel groot deel van het mandaat is onduidelijk of UNMISS het wel kan uitvoeren. Van de patrouilles zegt de Minister dat het er wel weer meer zullen worden dan het er nu zijn. Nu is het aantal echter minimaal, zo durf ik te stellen op basis van mijn contacten. Ook is de veiligheid van de soldaten die daar zitten, gewoon niet gegarandeerd. Ik snap heel goed dat de Minister zegt dat zij de helikopters niet heeft. Ik ben helemaal niet van plan om de Minister parlementaire helikopters aan te doen. Maar ik vind het wel illustratief voor VN-missies. Als we dat niet gaan oplossen, zijn VN-missies gedoemd te falen. Dat geldt voor UNMISS, maar dat geldt ook voor andere Afrika-missies. Dus: of de Minister zegt toe om alsnog te bekijken wat Nederland kan doen om bepaalde noodzakelijke capaciteiten voor de missie internationaal voor elkaar te boksen, of we zoeken naar een structurele oplossing binnen de VN om dit op te lossen. Anders zijn VN-missies in Zuid-Sudan en elders gedoemd te falen. Dat doet mij pijn aan het hart.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik ben graag bereid om een hoeveelheid taken van de VN over te nemen. Dat doen we al om de VN-missie in Mali op orde te krijgen en volledig te vullen. Uiteindelijk zijn de VN wel verantwoordelijk en moeten zij staan voor de taken die zij hebben. Hoe moeilijk dat ook is; ik benijd de heer Ladsous bepaald niet om zijn opdracht. Het is inderdaad verschrikkelijk. Mede daarom is Nederland een enorme aanjager geweest van het beter vullen door westerse landen van VN-missies met betrekking tot de kwaliteit en de effectiviteit en van het weer op de kaart zetten van de VN. Anders blijven we heel veel mensen inzetten voor VN-missies, waarvan je je kunt afvragen wat de effectiviteit is. Mede daarom hebben we hoge ogen gegooid binnen de VN met ASIFU in Mali en is men het belang daarvan gaan inzien. Ik heb dus het gevoel dat binnen de VN wel degelijk een transitie gaande is. De VN zijn echter, net als Europa of de Nederlandse overheid, een enorm bureaucratisch monster geworden. De VN hebben in het verleden de neiging gehad om taken naar zich toe te trekken waarover ze zich wat minder druk hadden moeten maken. In plaats daarvan hadden ze meer energie moeten steken in het effectiever maken van missies en hadden ze moeten voorkomen dat missies alleen door Afrikaanse en Aziatische troepen, waarvan de getraindheid twijfelachtig is, worden gevuld. Daarmee zeg ik overigens niet dat geen enkele militair uit Afrika goed presteert. Dat is niet waar. Er zitten heel goede mensen tussen. Gezien het totaalbeeld is enige realiteitszin echter op zijn plaats. Mijn collega van BZ en ik hebben daarover veel en intensief contact met de VN. De komende tijd zullen wij daar in New York over praten. Nederland heeft daar op verschillende manieren het voortouw in genomen. Ladsous bevestigt dat ook. Dat betekent niet dat het ook volgend jaar geregeld is. Dit is een proces van de lange adem, maar wel een noodzakelijk proces, wil de geloofwaardigheid van de VN overeind blijven. Die staat namelijk onder druk en daarover moeten we heldere taal spreken.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Sjoerdsma over de patrouilles. Tussen november en nu zijn er 4.437 korte patrouilles, 545 lange patrouilles en 15 rivierpatrouilles geweest. Dit zegt nog niet zoveel, en daarom doe ik mijn eerdere toezegging gestand om rond de zomer in een tussentijdse rapportage hierbij wat meer beeld en geluid te geven.

De heer Ten Broeke (VVD): Hoe groot is de kans dat die Nederlandse stafofficieren met enige regelmatig ook daadwerkelijk vluchtelingenkampen bezoeken?

Minister Hennis-Plasschaert: Daar moet ik ook duidelijk over zijn: dat gebeurt niet. Ik sprak zojuist van een indirecte bijdrage. Een stafofficier kan een heel relevante bijdrage leveren om de organisatie rondom een kamp uiteindelijk goed te laten functioneren. De heer Knops en anderen hebben heel duidelijk gesteld: informeer ons eerder daarover. Zodra we gaan nadenken over het activeren van de IPO's, wordt de Kamer daar dus in meegenomen. De Kamer ontvangt komende zomer sowieso een tussentijdse rapportage.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor haar beantwoording in eerste termijn.

In de tweede termijn geven de leden hun oordeel over de missie. Alvorens ik het woord geef aan de leden, deel ik mee dat de ChristenUnie, de SP en de SGP hebben ingestemd met verlenging van deelname aan de missie. Spreektijd is één minuut per fractie.

De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording en haar toezegging om in de voortgangsrapportage op een aantal punten terug te komen. Specifiek is er interesse om direct te horen wanneer er kan worden opgeschaald naar vijftien man, inclusief alle IPO's. De omstandigheden moeten daarvoor wel in orde zijn.

Mijn fractie heeft deze missie, waarin het beschermen van de burgerbevolking centraal staat en zal blijven staan, van begin af aan gesteund, met alle beperkingen en uitdagingen onder deze buitengewoon moeilijke omstandigheden. Ook zouden wij in de voortgangsrapportage graag lezen over de manier waarop lokale gemeenschappen geconsulteerd worden om te achterhalen in hoeverre die doelstellingen bereikt kunnen worden.

Het is een bescheiden bijdrage, maar zeker een belangrijke bijdrage. De context die de Minister net schetste, is heel geschikt voor VN-missies. Mijn fractie steunt de missie en wenst de uitgezonden militairen en politiemensen en hun thuisfront uiteraard veel sterkte.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Ik dank haar ook voor de toezegging dat zij de procedure nog een keer met haar collega's in het kabinet zal bespreken. Velen hebben het al gezegd: UNMISS is in veel opzichten een cruciale missie. De missie begon heel hoopvol, kort na de geboorte van het nieuwe land Zuid-Sudan, met als enige doel het bewaken van de wederopbouw en de vrede. Die missie is in de loop der jaren echter uitgegroeid tot een zeer ingewikkelde, zeer moeilijk missie, die vooral om de bescherming van burgers draait. Kan deze Minister of de Minister van Buitenlandse Zaken nog een keer het probleem van de ontbrekende capaciteit voor UNMISS bij de VN en andere partners aan de kaak stellen?

Dat gezegd hebbende, zal mijn fractie instemmen met de uitzending van deze zeven stafofficieren. Ik hoop dat zij snel worden vergezeld van de overige IPO'S. Dat zou mijn fractie zeer aanmoedigen. Ik wens hun veel succes en sterkte. Hetzelfde geldt uiteraard voor hun thuisfront.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Dit is een belangrijke missie waar Nederland vanaf het begin een belangrijke rol in heeft gespeeld. De band met Zuid-Sudan is al meer dan tien jaar oud. We zullen aan dit soort missies langjarige inspanningen moeten blijven leveren om uiteindelijke onomkeerbare effecten te bewerkstellingen. De voorliggende bijdrage is, gelet op het aantal professionele mensen, bescheiden in omvang. Wij stemmen in met deze missie; dat hebben we eerdere keren ook gedaan. We wensen de mensen die daar moeten opereren onder veelal moeilijke omstandigheden veel succes en uiteraard een behouden thuiskomst. Ook wensen we het thuisfront veel sterkte.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. De Minister gaf aan dat het proces van het creëren van 28 provincies binnen een maand moet worden teruggedraaid. Wat als dat niet gebeurt? Daar heb ik helemaal geen beeld bij. Als dat niet gebeurt, zal de binnenlandse oorlog gewoon doorgaan, want niet alleen Machar wil geen 28 provincies, maar ook heel veel stammen in het land willen dat niet. Dat is alvast een onzekerheid in het politieke vredesproces. Een andere onzekerheid is dat Machar, als hij het vicepresidentschap zou aanvaarden, daar allerlei eisen aan verbindt. Een van die eisen is dat hij gewoon zijn leger naar de hoofdstad mag meenemen. Dan krijgen we een land met een president en een vicepresident, ieder met hun eigen leger in de hoofdstad. Een instabielere situatie kun je je nauwelijks voorstellen. Ook wat dat betreft heb ik er dus geen vertrouwen in. Bovendien is de derde bevolkingsgroep in het land, de Shilluk in de Upper Nile State, niet gebonden aan een van deze partijen; hij vaart een eigen koers.

We hebben dus geen enkel vertrouwen in het politieke proces. We beschouwen het allemaal als trekken aan een dood paard. De veiligheid en de gezondheid van onze militairen zijn niet voldoende gewaarborgd. Dat brengt mij ertoe om, evenals vorige keren, geen steun voor deze missie uit te spreken. Uiteraard wensen we degenen die zijn uitgezonden veel succes en gezondheid en vooral ook veel geluk.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Als Zuid-Sudan er niets van bakt, en daar lijkt het een beetje op, dan hebben we er weer een probleem bij. Dat probleem zal in verhevigde mate op de een of andere manier op ons bordje terechtkomen. Daarom moet UNMISS slagen. UNMISS heeft geen overdreven, ambitieuze doelstellingen. Een deel van die doelstellingen, met name het beschermen van de burgerbevolking, wordt gehaald. Voor de mensen in de kampen is dat het verschil tussen leven en dood geweest. Daar kun je dus niet relativerend over doen, maar je moet wel eerlijk zijn over de Nederlandse bijdrage daaraan. Die bestaat nu nog uit zeven stafofficieren. Dat betekent dat we aan de drie doelstellingen, het beschermen van de burgerbevolking, het monitoren van de mensenrechten en het leveren van humanitaire hulp, ook maar een heel bescheiden en indirecte bijdrage leveren.

Ik ben er zeer voor dat dit soort brieven korter, meer gefocust en vooral ook eerlijker wordt. Dan kunnen we ze goed beoordelen op basis van het toetsingskader dat we hebben opgesteld. Niet alleen de Europese Unie maar ook dit soort missies wordt bedreigd door overpromise en underdeliver. Dat zouden Defensie en Buitenlandse Zaken zich moeten aantrekken. Vorige week hebben we een verschrikkelijk slechte brief met een goed doel besproken. De doelen en bedoelingen van de UNMISS-brief zijn ook weer goed, maar we moeten andere brieven krijgen en we moeten ze eerder krijgen. Denk ook nog eens na over de end date en de end state. We zitten hier namelijk voor de long run.

Deze opmerkingen staan echter los van de bijdrage van die zeven stafofficieren. Tegen hen en hun thuisfront zeg ik: mijn fractie stemt van harte in met deze verlenging.

De heer Houwers (Houwers): Voorzitter. Ook ik stem in met de verlenging. Dat de Minister haar best doet om degenen die uitgezonden worden, tijdig te informeren en ook het thuisfront daarin te betrekken, zie ik als verklaring voor het feit dat de brief relatief laat is gekomen. De Minister weegt goed de risico's af die men loopt. Als die te groot worden, zal zij zeggen: tot hier en niet verder. Dat elke missie individueel wordt beoordeeld, vind ik ook een goed uitgangspunt. Kortom: steun voor deze missie en succes en een behouden thuiskomst voor allen.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen. Ik heb een voortgangsrapportage rond de zomer toegezegd. Daarin zal ik, zoals vele leden wensen, samen met de collega's van BZ en BuHa-OS duidelijk maken wat de doelen van UNMISS zijn en hoe de Nederlandse bijdrage daarin past.

Als wij eerder tot het sturen van IPO's zouden besluiten, wordt de Kamer daar vanzelfsprekend in meegenomen. Ook zal zij worden meegenomen in aspecten die de heer Knops miste, zoals gender. Daarmee doe ik hem geen recht, want ik weet dat het niet zijn favoriete thema is, maar hij bracht het wel op.

De voorzitter: Mijnheer Knops, ervaart u dit als uitlokking?

De heer Knops (CDA): De Kaderwet dienstplicht komt later aan de orde; dan komen we er nog wel over te spreken.

Minister Hennis-Plasschaert: Mooi. En we hebben nog wel meer zaken.

Wederom wordt door bijna iedereen opgemerkt, in het bijzonder door de heer Sjoerdsma, dat het een zeer ingewikkelde missie is waarvoor capaciteiten ontbreken. Wederom vraagt de heer Sjoerdsma wat ik of de heer Koenders daarin kan betekenen. Ik voer regelmatig gesprekken met de heer Ladsous. Hij is vaak aanwezig bij de EU-ministeriële, maar ook tussentijds spreek ik hem. Ik zal daar bij een eerstvolgende gelegenheid – ik denk in april – nogmaals met hem over spreken, maar hij weet dat ik niet ga leveren. Daarnaast heeft bijvoorbeeld een land als Canada onlangs aangegeven meer te willen gaan werken aan het VN-profiel. Ik heb mijn Canadese collega daarover vorige week gesproken, vlak na zijn aantreden, tijdens de NAVO-vergadering in Halifax. Ik ben benieuwd wat Canada gaat doen om dat profiel waar te maken, bijvoorbeeld ten aanzien van Zuid-Sudan of Mali. Dat zijn allemaal zaken die ik niet aflatend onder de aandacht van mijn Canadese collega en de heer Ladsous breng. Als ik meer kansen zie, benut ik ze, want ik ben niet te beroerd om daarin mijn rol te spelen.

De heer Knops merkte op dat het om langjarige inspanningen gaat. Ja, en zo zeg ik ook tegen de heer Ten Broeke: we moeten geen enkele illusie hebben dat er op de korte termijn een oplossing wordt gevonden en de rust of de stabiliteit in Zuid-Sudan terugkeert. Dat is schrijnend, omdat iedereen ziet wat het land nodig heeft, namelijk eensgezindheid, vastberadenheid en loyaliteit aan het land en niet zozeer aan personen. Het vredesakkoord van augustus is een eerste stap. Het moet een einde maken aan het slepende conflict. We hebben geen baat bij het nog verder uit de hand laten lopen van de situatie aldaar. Het is niet voor niets dat UNMISS die grotere taak heeft gekregen bij de uitvoering van het vredesakkoord. Het is niet voor niets dat het troepenplafond verhoogd is. Daarnaast hebben we allemaal de grenzen en beperkingen van UNMISS aangegeven. Nietsdoen is wat mij betreft geen optie. De internationale druk op Zuid-Sudan en in het bijzonder Kiir en Machar, maar ook andere groeperingen is cruciaal; de heer De Roon heeft gelijk dat andere groeperingen zich daar in toenemende mate profileren. Het mag niet verder uit de hand lopen. We hebben genoeg brandhaarden in de wereld. Je kunt niet met alles tegelijkertijd vol aan de slag zijn. De internationale druk om de situatie in Zuid-Sudan verder te beheersen en te controleren acht ik juist cruciaal.

De heer De Roon had geen vertrouwen in het politieke proces. Ik begrijp heel goed waar zijn opmerking vandaan komt, maar nogmaals: nietsdoen is geen optie.

Tot slot dank ik allen die hebben ingestemd met deze brief. Ook dank ik allen voor de wensen aan de militairen en het thuisfront. Ook ik hoop natuurlijk zeer op een behouden thuiskomst.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor de beantwoording in tweede termijn.

De vier toezeggingen luiden als volgt:

  • de Kamer wordt tijdig voor het zomerreces geïnformeerd over de Nederlandse deelname aan de VN-missie in Mali;

  • de tweede toezegging betreft een tussenrapportage in de zomer aan de Kamer over onder andere de inzet van IPO's, het buiten de kampen patrouilleren en gender;

  • de Minister zal de procedure ten aanzien van artikel 100-brieven met haar collega's bespreken. Daar zijn door vele woordvoerders en ook door mij als voorzitter opmerkingen over gemaakt;

  • ik merk nog op dat de Minister ook heeft gezegd dat, als er substantiële wijzingen zijn tijdens een missie, die tijdig aan de Kamer gemeld zullen worden. Dat zie ik ook als een toezegging van de Minister.

Minister, u amendeert een van de toezeggingen?

Minister Hennis-Plasschaert: Ja. Het betreft de toezegging over Mali. Ik heb gezegd: de planning is voor het zomerreces. Dan wordt de Kamer natuurlijk daarover geïnformeerd. We hebben een mandaat tot het einde van het jaar. Het kabinet is nu bezig met de planning, maar dat wil niet zeggen dat het voor de zomer in beton gegoten is en ook per se voor het zomerreces met de Kamer besproken wordt. Daar maak ik dus een voorbehoud bij.

De voorzitter: Ik dank u voor deze mogelijke nuancering, maar het moge duidelijk zijn dat de Kamer tijdig voor het zomerreces wordt geïnformeerd. «Tijdig» is dus niet op de dag alvorens het reces ingaat. Dat zeg ik er voor de duidelijkheid bij, maar dat heeft de Minister uiteraard begrepen. Iedere Kamerbrief van de regering moet hier tijdig besproken kunnen worden voor het zomerreces. Volgens mij zijn we het dus zeer met elkaar eens.

Minister Hennis-Plasschaert: Ja.

De voorzitter: Ter afsluiting wens ook ik alle betrokken militairen, het thuisfront en anderen succes.

Sluiting 12.19 uur.

Naar boven