29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 285 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 17 februari 2015

De vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 17 december 2014 overleg gevoerd met Minister Hennis-Plasschaert van Defensie en Minister Koenders van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 14 oktober 2014 ter aanbieding van de evaluatie van de Nederlandse inzet in de antipiraterijoperaties Atalanta van de EU en Ocean Shield van de NAVO in 2013 (Kamerstuk 29 521, nr. 264);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 15 december 2014 inzake de lijst van vragen en antwoorden over de evaluatie van de Nederlandse inzet in de antipiraterijoperaties Atalanta van de EU en Ocean Shield van de NAVO in 2013 (Kamerstuk 29 521, nr. 277);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 16 juli 2014 over de beleidsdoorlichting «Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië» (Kamerstuk 31 516, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 15 december 2014 inzake de lijst van vragen en antwoorden over de beleidsdoorlichting «Bescherming kwetsbare scheepvaart nabij Somalië», (Kamerstuk 31 516, nr. 8).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Van Leiden

Voorzitter: Ten Broeke

Griffier: Van Leiden

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Jasper Van Dijk, Günal-Gezer, Hachchi, Knops, De Roon en Vuijk,

en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie en Minister Koenders van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

Aanvang 16.00 uur.

De voorzitter: Welkom. Wellicht zullen wij nog een onderbreking moeten inlassen in dit overleg, omdat de Kamer moet stemmen, nadat er plenair is gesproken over de Europese top. Omdat de geplande tijd voor dit AO al heel krap bemeten is, verzoek ik de leden om daar rekening mee te houden. De spreektijd is maximaal vier minuten, terwijl het aantal interrupties in eerste termijn is beperkt tot één.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Door zeventien Europese landen is gewapende particuliere beveiliging aan boord van koopvaardijschepen wettelijk mogelijk gemaakt. Als we dat leggen naast het lijstje landen met het grootste tonnage, zien we dat negen van de tien Europese landen dat wettelijk mogelijk hebben gemaakt, maar dat een van de tien dat niet wettelijk mogelijk heeft gemaakt, en dat is Nederland. Het trage handelen van de regering op dit punt leidt ertoe dat er jaarlijks vijftien tot twintig Nederlandse schepen omvlaggen. Het blijkt ook dat buitenlandse reders zich mede om die reden niet in Nederland willen registreren. Ik weet niet hoeveel inkomsten we daardoor mislopen, maar misschien heeft de regering daar een antwoord op.

De belanghebbenden uit de maritieme sector, zoals de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders, de maritieme vakbond Nautilus International en de vereniging van familieleden van zeevarenden, hebben allemaal in mei een petitie bij de Kamer ingediend, waarin zij vragen om een wettelijke regeling van gewapende particuliere beveiligers aan boord van koopvaardijschepen wel mogelijk te maken, omdat zij zich daardoor een stuk veiliger zouden voelen. Ik herinner mij nog heel goed dat wij daarover eerder dit jaar hebben gesproken met de regering. De Minister van Defensie, de Minister van Buitenlandse Zaken – toen nog de heer Timmermans – en de Minister van Veiligheid en Justitie zaten allemaal op één lijn. Zij zeiden dat zij dat wilden gaan onderzoeken. Ik herinner me zelfs nog dat Minister Timmermans toen zei dat hij voor het eerst geheel op één lijn zat met de PVV. Dat verbaasde hem misschien, maar ik was er wel blij mee. Ik dacht dat we met volle kracht vooruit gingen, gezien de toezegging van de regering om nog voor het zomerreces met een beleidsstandpunt te komen. Een wettelijke regeling zouden we voor het einde van dit jaar tegemoet mogen zien. En toen werd het stil. Ik heb daar helemaal niets van teruggezien. Waar blijft dat beleidsstandpunt en waar blijft dat wetsvoorstel? Gaat het kabinet nog investeren in de belangen van onze koopvaardijschepen en de opvarenden daarvan of wordt het geld opnieuw en uitsluitend gestoken in die failed state die Somalië heet? Ik hoor hierop graag een uitgebreide reactie en een duidelijke kabinetsvisie. Ik hoop dat de gashendel op volle kracht vooruit wordt gezet.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Piraterij is een gesel voor de koopvaardij, zoals al eerder is gezegd, en raakt de economie, zeker van een land als Nederland. We hebben zojuist een debat gehad over evaluaties. Hier ligt een gedegen evaluatie. Het is een buitengewoon doorwrocht stuk, waaraan vele organisaties hebben bijgedragen. Hoewel de missies nog bezig zijn, geeft het ook een terugblik op hoe we deze hebben uitgevoerd. Mijn complimenten voor dit stuk. Dit kan ook gebruikt worden bij toekomstige operaties en bij de nieuwe beleidsvoornemens. Het is mooi dat defensie zich hiermee een lerende organisatie toont en kijkt hoe het beter kan. Volgens mij is dat de opgave die we allemaal hebben.

Uit deze beleidsdoorlichting blijkt dat de inzet van Vessel Protection Detachments (VPD's) buitengewoon effectief was. Het aantal aanvallen van piraten is sterk gedaald. Sinds mei 2012 is er geen enkel schip meer gekaapt. Tegelijkertijd bereiken ons nog steeds de noodkreten van de reders die zich nog steeds onveilig voelen en zelf in beveiliging willen kunnen voorzien. Net als de heer De Roon ben ik zeer benieuwd hoe het staat met de plannen van het kabinet. Er was veel eensgezindheid in het debat waaraan hij refereerde, maar uiteindelijk ligt er geen visie voor de toekomst naast deze evaluatie. Mijn fractie vindt bestrijding van piraterij een kerntaak van de Staat. Daar hebben we ook een krijgsmacht voor. Het lijkt erop dat het kabinet in het zicht van de haven de teugels laat vieren. De bijdrage aan Ocean Shield wordt beëindigd, terwijl andere landen hun bijdrage ook gaan afbouwen. De vraag is dus hoelang wij nog met antipiraterijmissies doorgaan en wat dat betekent voor piraterij als zodanig.

Het kabinet belijdt met de mond dat de focus meer moet worden gelegd bij oplossingen op het land. Onze fractie heeft hier ook een- en andermaal naar gevraagd. De vraag is wat ervan terechtkomt. De EU heeft één keer opgetreden op land en daar is het bij gebleven. Wat doet het kabinet met ons pleidooi, en dat van deskundigen, dat je veel meer een landgeoriënteerde aanpak moet voorstaan? Van de Somaliërs hoeven we niets te verwachten, want het ontbreekt aan middelen, gezag en prioriteitszin om effectief op te treden. Dit soort missies vergt een lange adem, zoals al eerder is gezegd.

Wat komt er terecht van deze aanpak? De VPD's zijn effectief gebleken. Het concept is doorontwikkeld. De reders zijn er tevreden over, zo stelt het kabinet. Men kan echter niet in alle gevallen voldoen aan de eisen van de koopvaardij ten aanzien van flexibiliteit, omvang, kosten en reikwijdte. De vraag is of de reders wel zo positief zijn als het kabinet doet voorkomen. Er gaan jaarlijks ongeveer 350 schepen door de Golf van Aden, waarvan ongeveer 40 met een VPD. De vraag is wat de rest doet. Het aantal aanvragen voor VPD's daalt, net als het aantal dat is ingezet, zo blijkt uit de Najaarsnota. Er waren 75 aanvragen begroot, maar het werden er 60. Het aantal was al naar beneden bijgesteld. Dan gaat er toch iets niet goed, denk ik.

Waar zitten de knelpunten bij de VPD's? Zit dat in de relatie met de reders? Waarom worden deze niet gevraagd? We hebben al eerder geopperd om VPD's als een taak van de Staat te zien en net als andere landen te overwegen om de kosten waarover reders klagen, omlaag te brengen. Daarmee kan ook een level playing field worden gecreëerd. Is het kabinet daartoe bereid? Welke mogelijkheden ziet het kabinet voor drijvende wapenplatforms?

De cruciale vraag is wanneer het kabinet komt met die nieuwe plannen. Ik dacht dat de heer De Roon even helemaal euforisch werd, toen hij het had over Minister Timmermans, maar dat is dan ook de enige keer dat hij euforisch over hem was. Dat geldt ook voor de Minister van Defensie, inderdaad, maar dat komt vaker voor. Wanneer komt het kabinet met dat nieuwe beleidsstandpunt?

De voorzitter: De heer De Roon gaat nu zijn eerste en laatste interruptie in deze termijn plegen.

De heer De Roon (PVV): Ik herinner mij nog dat de heer Knops in eerdere debatten volledig vasthield aan het idee van militaire VPD's op die schepen. Hij wilde geen particuliere beveiliging toestaan. Hij adviseerde het kabinet om vooral naar Frankrijk te kijken, dat ook VPD's op een flexibele manier inzette. Inmiddels is gebleken dat ook Frankrijk de particuliere gewapende beveiliging aan boord van schepen aan het regelen is. Die regeling gaat volgend jaar in. Is dat een voorbeeld voor de heer Knops? Gaat hij daar ook naar kijken? Gaat hij er daardoor misschien ook anders over denken?

De heer Knops (CDA): Het is altijd goed om te bekijken hoe andere landen het doen. Ik heb me daar twee jaar geleden als rapporteur van de Parlementaire Assemblee van de NAVO in verdiept. Sinds die tijd is er veel veranderd. Heel veel landen hebben andere stappen gezet. Uiteindelijk is de vraag onder welke condities dat kan. We hebben daarover een rondetafelgesprek gehad. Toen bleek dat er behoorlijk wat haken en ogen aan zitten. Door sommige landen wordt het toegestaan op grond van artikel 5. Ik denk dat wij de verantwoordelijkheid hebben om dat op basis van een doorwrocht plan te doen. Ik ben heel benieuwd naar de voorstellen van het kabinet, maar die heb ik nog niet gezien.

De heer De Roon (PVV): Dan ben ik blij om te horen dat het CDA er niet meer heel dogmatisch, maar juist heel pragmatisch in zit. Dat vind ik een belangrijke stap vooruit. Dat geeft goede hoop voor de toekomst.

De heer Knops (CDA): Dogma's zijn soms handig, want zij geven houvast. De CDA-fractie zet buitengewoon veel kanttekeningen bij de inzet van particuliere beveiligers. We hebben niet gezegd «nu niet, nooit niet», maar we hebben er wel bedenkingen tegen, zoals we meerdere malen hebben gezegd. In het algemeen kan ik zeggen dat het ook juridisch goed afgedekt moet zijn, als je zoiets regelt. Het mag geen excuus zijn om te zeggen dat we het bij anderen neerleggen en dat de overheid zich er niet mee hoeft te bemoeien. Het geweldsmonopolie berust bij de Staat en dat moet ook zo blijven. We staan open voor de discussie over de vraag onder welke voorwaarden je dat kunt delegeren, maar vooralsnog zijn wij er geen voorstander van om dat snel te regelen zoals andere landen dat gedaan hebben.

De heer Vuijk (VVD): Ik bespeur een doorbraak. Net als de heer De Roon was ik destijds ook euforisch toen ik de woorden van het kabinet hoorde over de inzet van de private VPD's, maar ik herinner mij nog goed dat het voornaamste bezwaar van de CDA-fractie was dat de private VPD's zouden kunnen worden gebruikt bij de bezuinigingsmaatregelen op mariniers. Als ik het goed begrijp, is dat niet meer het standpunt van de CDA-fractie. Als het kabinet ons kan verzekeren dat de invoering van private VPD's niet zal uitmonden in een bezuiniging op de mariniers, zou daarmee dan het grootste bezwaar van de CDA-fractie zijn weggenomen?

De heer Knops (CDA): Ik begrijp dat de heer Vuijk naarstig op zoek is naar meerderheden buiten de coalitie. Daar is het kabinet heel druk mee bezig; blijkbaar ook op het terrein van de VPD's. Dat was voor ons niet het enige argument. Ik heb dat wel genoemd. Ik heb gezegd dat dit voor partijen die willen bezuinigen op Defensie, een heel mooie manier is om de marine nog kleiner te maken. Daar zijn wij uiteraard niet voor, maar er zijn ook bezwaren van juridische aard. Die zijn ook aan de orde gekomen in de rondetafelgesprekken. Wij willen buitengewoon goed kijken naar alle voorstellen. Nogmaals, ik zeg niet: nu niet, nooit niet. Het zou mooi zijn als de coalitie met een voorstel zou komen, met steun van de fracties van de VVD en de Partij van de Arbeid, dan kunnen wij daarover spreken, maar volgens mij is dat nu juist het probleem.

De heer Vuijk (VVD): Ik heb de heer Knops weleens duidelijkere antwoorden horen geven dan vandaag. Ik vind het jammer dat hij een reeks aan bezwaren die hij niet uitspreekt, boven de markt laat hangen. Ik doe een poging om te kijken of er nog een bezwaar van tafel kan. De heer Knops zegt dat het geweldsmonopolie goed geregeld moet zijn. Hij zegt dat het geweldsmonopolie bij de Staat berust. Betekent dat voor hem ook ondubbelzinnig dat degene die dat zwaard vasthoudt, een ambtenaar moet zijn? Het kan ook zijn dat het geweldsgebruik wordt gesanctioneerd door een democratisch gekozen overheid of Staat die regels oplegt en vervolgens achteraf controleert of dat geweld goed is toegepast. Is dat een verstandige toepassing van dat geweldsmonopolie of houdt hij eraan vast dat het zwaard moet worden uitgevoerd door een door de Staat betaalde ambtenaar?

De heer Knops (CDA): Dat is een terechte vraag. In de meest zuivere vorm zou je bij de variant uitkomen dat het gaat om ambtenaren of militairen die in dienst van de overheid het geweldsmonopolie hanteren of bewaken. De geschiedenis heeft geleerd dat het bij andere varianten complexer is en dat zoiets, als je dat al zou doen, met duidelijke waarborgen moet worden omkleed. Er zijn voorbeelden dat het fout is gegaan. In Nederland is ook een discussie geweest over particuliere beveiliging bij waardetransporten van Brink's. De Minister van Justitie zei toen dat we dat absoluut niet gaan doen. Die situatie is niet een-op-een vergelijkbaar met piraterij op een verre zee, maar er zijn wel parallellen, dus je moet dat heel zorgvuldig bekijken.

Ik zeg duidelijk dat ik niet van de school ben die zegt dat we het gewoon gaan doen, ook al hebben we niet alles goed geregeld. Natuurlijk weet ik dat het nu gebeurt. Dat is illegaal. Wij hebben wel de verantwoordelijkheid om dit al dan niet mogelijk te maken binnen goede juridische kaders, die wij zelf moeten creëren. Ik sta open voor discussie daarover, maar wij zijn niet enthousiast over de varianten waarbij dat allemaal gedelegeerd wordt, omdat daar ook waarborgen aan vastzitten. Ik zeg niet dat het onbespreekbaar is, maar ik wacht het kabinetsvoorstel af, dat wij op zijn merites kunnen beoordelen. Daar kan ik nog geen oordeel over vellen, want dat is er nog niet, maar ik heb geen initiatiefvoorstel.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. We kunnen met trots terugkijken op de afgelopen antipiraterijoperaties, want onze militairen verdienen veel waardering voor wat zij hebben bereikt in de Golf van Aden. Mede dankzij hun inzet zijn kapingen en aanvallen van piraten rondom Somalië sterk afgenomen. Gemakshalve sluit ik mij aan bij de vraag van de vorige sprekers over het laatste debat. Ik kan mij ook levendig herinneren dat het kabinet had aangekondigd onderzoek te doen naar de private beveiligers. Die discussie komt steeds terug in deze Kamer. Ik constateer dat er nog niets richting de Kamer is gekomen. Mijn fractie blijft hechten aan het geweldsmonopolie bij de Staat. De zorgen en kanttekeningen die mijn fractie eerder heeft geuit als het gaat om private beveiligers, blijven overeind. Nogmaals, het kabinet zou de eerste zet doen en die hebben we nog niet gezien.

Een ander waardevol instrument voor de reders zijn de zogeheten best management practices (BMP). Dat zijn maatregelen die de reders zelf kunnen nemen om zich te beschermen tegen piraterijbedreiging. Het baart mijn fractie zorgen dat de uitvoering van deze BMP-maatregelen verwatert. Schepen varen bijvoorbeeld langer door de high-risk areas en dichter bij de kust van Somalië. Wat gaat het kabinet doen om dit te verbeteren? Wat is de oorzaak van deze verslechtering?

Dan het gebruik van de onbemande vliegtuigen, die ik voor het gemak «drones» noem, ook al weet ik dat dit niet exact de juiste benaming is. Die gebruiken we sinds 2012. Daarmee wordt belangrijke informatie verzameld. Het gebrek aan patrouillevliegtuigen kon hiermee worden opgevuld. De drones zijn succesvol getest tijdens de operaties. In de stukken staat dat er sprake is van lessons learned en dat zij ook toepasbaar zijn in andere operatiegebieden. Het valt mij op dat dit nauwelijks wordt toegelicht. Wat is de meerwaarde van de inzet van drones? Wat voor informatie wordt er door drones verzameld? Is er behoefte aan meer drones? Ik hoor hierop graag een nadere toelichting van de Minister.

Drones zijn een mooi voorbeeld van de uitwerking van innovatieve technologische ideeën. Het toepassen van nieuwe sensor- en wapensystemen en inzetconcepten tijdens operaties bleek een echte aanwinst. D66 vindt het belangrijk om te blijven anticiperen op de veranderende omstandigheden in de strijd tegen piraterij door middel van innovatie en technologieontwikkeling. Hoe gaat het kabinet dit beleid voortzetten? Kan de Minister iets meer uitweiden over welke ideeën en nieuwe systemen er in ontwikkeling zijn?

In de beleidsdoorlichting lees ik dat de interdepartementale beleidsontwikkeling voor piraterijbestrijding beter kan. Er wordt bijvoorbeeld aangeraden om de Ministeries van Veiligheid en Justitie, Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu te laten aanschuiven bij Defensie. Kan de Minister toelichten wat nu precies het probleem is? Wat gaat er niet goed of niet goed genoeg? Welke stappen worden er gezet om dit te verbeteren?

We zijn nu in rustig vaarwater gekomen op het gebied van maritieme beveiliging en het bestrijden van piraterij, maar deze trend is niet onomkeerbaar, zoals wij uit de technische briefing hebben begrepen. Mijn fractie vindt het belangrijk om piraterij in de kern aan te pakken. Door illegale visserij door andere landen worden bijvoorbeeld Somalische piraten gecreëerd. De missie Atalanta biedt geen vrijbrief voor het aanpakken van piraterijgerelateerde criminaliteit, die alleen door een stabiel Somalië kan worden bestreden. Daarom pleit D66 voor een en-en-aanpak: indien nodig maritieme bescherming van schepen en ondersteuning van de opbouw binnen Somalië.

Om die reden is mijn fractie ook blij te horen dat de missie Atalanta wordt voortgezet en dat hierbij een integrale aanpak wordt gehanteerd. Over die oplossingen op het land en de opbouw heb ik één vraag aan de Minister van Buitenlandse Zaken. We leunen daarbij natuurlijk heel erg op de Somalische regering. Daarbij komt de vraag in mij op om te praten met Somaliërs, die hun eigen land beter kennen dan ik hier vanuit Nederland. Het is best lastig om te praten over een Somalische regering die ook echt draagvlak heeft onder de bevolking, omdat je de tribale verhoudingen daarin nog niet terugziet. Kan de Minister daar iets over zeggen?

Tot slot nog één vraag. In hoeverre zijn er problemen bij de benodigde afstemming tussen de verschillende Europese organisaties bij de aanpak op het land en de opbouw? Wat zijn de Nederlandse ervaringen hiermee? Ik heb nog wel meer vragen, maar die komen vanmiddag vast nog wel aan de orde.

De voorzitter: Ongetwijfeld. Uw tijd is meer dan op.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. De aanpak van piraterij nabij Somalië is succesvol. Volgens het rapport van de regering heeft een groot deel van de schepen in de doelgroep geen aanvraag voor bescherming ingediend. Er zijn geen schepen gekaapt op dit moment. Hoe zit dat dan met het bericht in De Telegraaf van 13 december, met de kop: Weerloze reders luiden de noodklok? Er staat in dat grootschalig uitvlaggen naar landen als Malta of Cyprus dreigt, met een miljoenenstrop voor de economie. Er zijn al 30 schepen uitgevlagd richting buitenland. De aanvraag van een VPD is een moeizaam en deels diplomatiek traject en kost een hoop geld. Er staat zelfs dat voorzitter Tineke Netelenbos van de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders de problematiek woensdag tijdens het overleg in de Tweede Kamer gaat aankaarten. Ik ben heel benieuwd hoe zij dat gaat doen.

De voorzitter: Dit is een vorm van uitlokking die we nog niet eerder hebben gezien. Ik vrees dat ik daarvoor geen ruimte ga geven. De heer Van Dijk kan het prima zelf af.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voor de SP geldt dat de zwaardmacht bij de Staat dient te liggen. Wij voelen ons daarin gesterkt door FNV Veiligheid en door de kapiteinsvereniging. Desalniettemin is de bescherming van schepen van groot belang. Niemand wil aanwezig zijn op een schip dat gekaapt wordt, want dat is verschrikkelijk. Wie heeft hier nu gelijk? De discussie speelt al jaren. De regering zegt dat zij voldoet aan de vraag. De reders zeggen dat het helemaal fout gaat. Hoe zit dat?

Dan kom ik op de context of de situatie op het land. Er is sprake van enorme armoede, werkloosheid, geweld en corruptie in Somalië. Ik vraag de regering om eens in te gaan op het artikel in De Groene Amsterdammer van 4 december van Hans Wetzels. Daarin komt overste Martin Meijer aan het woord. Ik geef een paar citaten: «De huidige aanpak is volgens Meijer dan ook fundamenteel onvolledig. Zolang Somalië geen functionerende staat is en de mensen hun brood niet gewoon kunnen verdienen, blijft alles wat de internationale marinevloten hebben bereikt op z'n best symptoombestrijding. Je moet niet alleen kijken naar zwarte mannetjes met mitrailleurs, maar ook proberen te begrijpen wat ze ertoe drijft om piraat te worden.(...) Het draait gewoon om geld, zegt Meijer. Geld dat er in Somalië niet meer is, want de zee wordt leeggeschept door Europese, Iraanse en Aziatische vissers. En dan heb ik het nog niet over de bijkomende vervuiling en dumping van allerlei chemisch afval in die zee.»

Er zit zelfs een sluwe agenda achter, volgens de schrijver van het stuk. De Europese lidstaten willen niet dat deelstaten in Somalië machtiger worden dan de centrale regering. Door deze politieke keuze kunnen de wateren rond Somalië nog steeds als dumpplek gebruikt worden of als schier onuitputtelijke bron van vis voor de Europese markt. Minister, wat denkt u als u dit leest? Moet de EU zich niet schamen? Altijd de mond vol van milieu en mensenrechten, maar als je dit leest, gedraagt Brussel zich nog slechter dan een ordinaire stroper.

Is de regering bereid om het mandaat van de missie uit te breiden, om de aanpak van dumping en het leegvissen van de zee tot het takenpakket te laten behoren? Op dit moment zeggen de deelnemers aan de missie: dat behoort niet tot onze taak. Als iemand daar afval aan het dumpen is, zeggen de Nederlanders dat zij er niet over gaan. Hetzelfde geldt voor het leegvissen van de zee. Vindt de Minister dat terecht of deelt hij mijn mening dat dit bij het mandaat zou moeten horen?

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Vrije doorvaart is van groot belang voor onze economie. Nog belangrijker is dat een enkel groot containerschip – de grootste heeft tegenwoordig een capaciteit van 19.000 20-voet containers – bijna een miljard aan handelswaar kan bevatten. Piraterij bedreigt daarmee niet alleen de zeevarenden. Eén enkele geslaagde kaping kan voor een land een economische crisis inluiden. De veiligheid van zeevarenden en de bescherming van grote economische belangen rechtvaardigen in voldoende mate de inzet van publieke middelen om de dreiging van piraterij te weerstaan.

Zeerovers en piraten zijn van alle tijden. De Hollandse marine heeft 500 jaar ervaring met het jagen op piraten en zeerovers, destijds op de Noordzee en daarna op alle wereldzeeën. Wij kunnen dat. Wij moeten ergens goed in zijn en dit kunnen wij goed. De operaties, in combinatie met de zelfbeschermingsmaatregelen door de scheepvaartbranche, namelijk het gebruik van militaire en private beveiligers – deze zin komt straks nog terug – hebben het aantal kapingen en aanvallen op koopvaardijschepen sterk teruggebracht. De dalende trend is echter omkeerbaar, omdat de voorwaarden voor piraterij in Somalië nog aanwezig zijn. De collega van de SP-fractie heeft daar uitgebreid bij stilgestaan. Rondom de Hoorn van Afrika is nu sprake van ongestoorde scheepvaart, maar deze toestand is alleen te handhaven met een voortzetting van de internationale maritieme aanwezigheid.

De VVD vindt de bescherming van mensen, van alle zeevarenden, belangrijk. De VVD vindt de handhaving van de internationale rechtsorde op zee belangrijk. De daling van het aantal kapingen en aanvallen toont aan dat de internationale bestrijding van piraterij op zee effectief is. Het is nu belangrijk om de behaalde resultaten te bestendigen en duurzamere oplossingen te vinden. Dat vergt inspanningen die voor een belangrijk deel buiten Defensie liggen. Daarom vraag ik de regering wat dit betekent voor de aard en de omvang van de Nederlandse bijdrage aan de internationale antipiraterijoperaties in de toekomst. Het is onontkoombaar dat wij hier gezamenlijk oplopen met het debat over de artikel 100-brief voor de verlenging van de missie Atalanta. Dat scheelt dan straks weer een vraag.

Vooruitlopend op een aantal antwoorden van de regering noem ik hier ook nog maar de private Vessel Protection Detachments. Die zijn al eerder aan de orde geweest. Dit onderwerp leeft zeer bij de leden van de VVD-fractie. Ik vind het onbegrijpelijk dat uitgerekend de vakbonden in de FNV, die toch zouden moeten opkomen voor de veiligheid van zeevarenden, betogen dat zij geen enkele reden zien waarom de overheid niet in staat zou zijn, of zou willen zijn, om de gevraagde gewapende beveiliging aan de reders aan te bieden. De FNV stelt verder dat het aanvaardbaar moet zijn om de kosten voor de gewapende beveiliging uit de algemene middelen te financieren. Zij heeft kennelijk een jarenlange discussie volledig gemist. Het gaat niet om kosten, het gaat om uitvoerbaarheid. Het gaat om koopvaardijschepen waarvoor de militaire VPD's te omvangrijk en niet flexibel genoeg zijn. Principieel gedoe om niets blokkeert een praktische oplossing met private VPD's. De vakbond van zeevarenden, Nautilus, en de vereniging van reders, de KVNR, vragen hierom. Ik herhaal de conclusie uit de evaluatie en de doorlichting: «De maritieme operaties, in combinatie met de zelfbeschermingsmaatregelen door de scheepvaartbranche en» – ik kan het niet genoeg benadrukken – «het gebruik van beveiligers (militair en privaat), hebben het aantal kapingen en aanvallen op koopvaardijschepen sterk teruggebracht.»

Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb een vraag over de private beveiliging. De heer Vuijk is behoorlijk boos op de FNV, maar is hij niet boos op de verkeerde partij? In principe is er een coalitie die met een meerderheid private beveiliging kan regelen. Volgens mij was dat ook de inzet bij alle debatten, zeker bij het laatste debat dat we gevoerd hebben over private beveiliging. Is de heer Vuijk dus niet boos op de verkeerde partij? Zou hij zich niet eerder moeten richten op zijn PvdA-collega? Misschien doet hij dat ook en dan kunnen we dat nu horen.

De heer Vuijk (VVD): Volgens mij heb ik het woord «boos» niet gebruikt. Dat ben ik ook niet. Volgens mij richt ik mij op de goede partij. Ik heb hier een brief in mijn handen en die is van de FNV. Ik reageer op die brief. Ik vind hem namelijk onbegrijpelijk, zowel qua inhoud als qua conclusie. De FNV vindt namelijk dat de overheid de knip moet trekken voor antipiraterijmaatregelen, maar volgens mij doet de overheid dat al ruimhartig, en zelfs met succes. Het aantal piraterijacties is teruggebracht. Er wordt echter gewaarschuwd, ook in deze evaluatie, dat als je niets doet, de piraterij terugkomt. Die VPD's zijn noodzakelijk. Dat heeft niets met kosten te maken maar met flexibiliteit. De overheid stelt VPD's met een zekere omvang ter beschikking. Wij zoeken echter naar VPD's die kleiner en flexibeler zijn. Het gaat om de uitvoerbaarheid.

Mevrouw Hachchi (D66): Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik had het over de coalitiepartner van de VVD. Ik zal mijn vraag anders formuleren: klopt het dat de Partij van de Arbeid en de VVD het op dat punt gewoon oneens zijn? Klopt het dat er daardoor geen meerderheid is in de coalitie om die private beveiligers te regelen?

De heer Vuijk (VVD): Het antwoord op die vraag is: ja.

De voorzitter: Daarmee is de heer Vuijk aan het einde van zijn inbreng gekomen. Laten we beginnen met de inbreng van mevrouw Günal-Gezer. Ik vrees wel dat zij straks onderbroken zal worden door de bel, maar dat zij dan maar zo.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. We spreken vandaag over een tweetal belangrijke antipiraterijmissies, Atalanta van de EU en Ocean Shield van de NAVO. Ik was afgelopen vrijdag met een aantal collega's in Den Helder om de bemanning van Zijner Majesteits Van Speijk voor haar inzet te belonen met een herinneringsmedaille. Dat soort momenten is voor ons als Kamerleden, als Defensiewoordvoerders, zeer indrukwekkend en vooral zeer eervol, omdat deze momenten ons de kans geven om onze waardering te laten zien aan de mensen die zich in gevaarlijke omstandigheden inzetten voor de veiligheid van ons en van anderen. Ik wil ook graag namens mijn fractie onze dank en waardering uitspreken aan alle andere mannen en vrouwen die zich dagelijks inzetten voor de bestrijding van piraterij.

Mijn fractie vindt een zorgvuldige evaluatie van alle missies ontzettend belangrijk. Die geeft ons de kans om terug te kijken en te bekijken wat goed is gegaan, wat minder goed is gegaan en wat verbetering behoeft. Het is heel belangrijk om hieruit lessen te trekken voor de toekomst. Gelukkig kunnen we constateren dat de antipiraterijmissies de afgelopen jaren zeer succesvol zijn geweest. Andere collega's hebben hier ook al aan gerefereerd. De missies zijn zo succesvol dat er sinds mei 2012 geen enkel schip succesvol is gekaapt.

Het gaat natuurlijk niet alleen om de antipiraterijmissies. Het gaat niet alleen om de beveiligingsteams, maar om een totaalpakket aan maatregelen dat het succes uiteindelijk bepaalt. Ik wil heel graag weten of de Ministers het met mij eens zijn dat de beveiliging, de bescherming en de succesvolle aanpak niet alleen samenhangen met de operaties of de beveiligingsteams. Het gaat echt om een samenhangend pakket van maatregelen waarin de BMP-maatregelen (Best Management Practices) een belangrijk element zijn. In dat opzicht deel ik ook de zorgen van mijn collega mevrouw Hachchi. Ik lees namelijk dat men er hier en daar soepel mee om begint te gaan. Dat is voor mijn fractie een belangrijk punt. Ik heb juist begrepen dat de bestrijding van de piraterij begint bij de zelfbeschermingsmaatregelen van de rederijen zelf. In hoeverre wordt er toezicht op gehouden? In hoeverre nemen de rederijen de innovatieve ontwikkelingen hierin mee? Ik heb de laatste tijd kennis kunnen nemen van een aantal belangrijke ontwikkelingen.

De situatie in Somalië blijft ons natuurlijk allemaal zorgen baren. Een duurzame oplossing voor de piraterijproblematiek moet vooral van Somalië zelf komen. Ook in het afgelopen jaar is gebleken dat de situatie in Somalië heel fragiel is. De vraag blijft hoe de toekomst eruit zal zien. Ik hoor graag van de Minister van Buitenlandse Zaken hoe hij de toekomst van Somalië ziet. Op welke termijn verwacht hij dat Somalië zelf in staat zal zijn om aan de slag te gaan met de piraterijbestrijding?

Ik heb gelezen dat de samenwerking met de buurlanden van Somalië, zoals Somaliland en Puntland, om piraterij te bestrijden veel beter gaat dan de samenwerking met Somalië zelf. Wij maken ons daar wel zorgen over.

Een aantal zaken is al genoemd, maar in de ontwikkelingssamenwerkingsmissies in Somalië zelf mis ik het element van vrouwenrechten, kinderrechten en de bescherming van de burgerbevolking. In hoeverre is daar binnen de missies EUCAP Nestor en EUTM Somalia ook aandacht voor?

Voorzitter, ik zie dat ik door mijn tijd heen ben.

De voorzitter: U bent een halve minuut over uw tijd heen, maar u wordt geholpen door de heer Van Dijk, die nog een vraag voor u heeft.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ongeveer een halfjaar geleden nam de Partij van de Arbeid een glashelder standpunt in: geen particuliere beveiliging. Daar hebt u ook een motie over ingediend. Die is aangehouden. Is dat standpunt vandaag nog steeds exact hetzelfde? Is particuliere bewaking van de schepen voor de Partij van de Arbeid nog steeds onaanvaardbaar?

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik dank de heer Van Dijk voor zijn vraag. Wij hebben inderdaad in april van dit jaar een heel duidelijk standpunt ingenomen, ook met behulp van de partij van de heer Van Dijk en een aantal andere collega's. Voor mijn fractie zit er een heel belangrijke reden achter, namelijk dat de veiligheid en de bescherming van de zeevarenden in het risicogebied de allerhoogste prioriteit hebben. Wij zijn nog steeds van mening dat de overheid het beste in staat is om veiligheid en bescherming te bieden. Wij hebben instrumenten in handen die goed functioneren. Hier en daar loopt het nog niet zoals het zou moeten. Wij waren van mening en zijn nog steeds van mening dat het geweldsmonopolie in handen van de overheid moet blijven en dat de overheid in staat moet zijn om bescherming te leveren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is een helder antwoord. Ik herinner me nog dat de Minister de Kamer toen heeft gevraagd of hij tijd kon krijgen om zich hierover te beraden. Ik meen dat we er een brief over zouden krijgen. Als de fractie van de Partij van de Arbeid bij haar standpunt blijft dat er geen sprake moet zijn van particuliere bewakers, deelt zij dan ook mijn mening dat het ministerie daar verder geen tijd aan hoeft te besteden?

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik ga niet over de agenda en de tijdsinvestering van de Minister. Ik ga over mijn eigen agenda. Volgens mij heb ik ons standpunt klip-en-klaar neergezet. Ik weet wat de Minister toen heeft gevraagd en ik ben net als u in afwachting van een mogelijke brief. Veel meer kan ik daarover niet zeggen.

De voorzitter: Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de kant van de Kamer. Alvorens te beginnen met de eerste termijn van de kant van het kabinet wil ik schorsen, omdat ik vermoed dat we elk moment een stemmingsbel te horen kunnen krijgen. Mocht dat niet gebeuren, dan kom ik hier straks met het schaamrood op mijn kaken terug. Mocht dat wel zo zijn, dan weet u nu in ieder geval waarom ik dit AO voorlopig even schors. Ik zie dat de heer De Roon nog een punt van orde heeft.

De heer De Roon (PVV): Aangezien we nu toch op de stemmingsbel moeten wachten, kan ik me ook voorstellen dat u nu wat extra interrupties toestaat. Dat zou wel prettig zijn.

De voorzitter: Ik heb maximaal één interruptie toegestaan en die van u staat nog. Het woord is aan u.

De heer De Roon (PVV): Ik zal eerlijk zijn: ik heb de heer Knops al geïnterrumpeerd, maar ik vroeg dan ook om een extra interruptie.

De voorzitter: Dan krijgt u een punt voor eerlijkheid en mag u een halve interruptie plegen, in afwachting van de stemmingsbel.

De heer De Roon (PVV): Ik richt mijn interruptie uiteraard tot mevrouw Günal-Gezer van de Partij van de Arbeid. Waarom is zij zo vreselijk onpraktisch wat de beveiliging van die schepen betreft? De mensen die op de schepen zitten en die ook deels vertegenwoordigd zijn in de zaal, zeggen: wij voelen ons niet volledig bediend door de krijgsmacht. Toen we eerder dit jaar in de plenaire zaal stonden, zei mevrouw Günal-Gezer dat de inzet van de militaire VPD's flexibeler moet worden. Ik heb haar toen gevraagd hoe zij zich dat voorstelt, maar daar had zij geen antwoord op. Daar heeft zij volgens mij nog steeds geen antwoord op. Als zij dat wel heeft, hoor ik het graag. In 2012, het laatste jaar waarin er nog echte aanvallen waren op schepen in de regio, zijn 28 aanvallen op koopvaardijschepen afgeslagen, waarvan 23 door een privaat gewapend beveiligingsteam. Wees nou eens praktisch en luister naar de mensen uit de praktijk. Houd hier rekening mee. Dat is mijn verzoek aan mevrouw Günal-Gezer.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Volgens mij is mijn partij al een paar jaar enorm praktisch in deze kwestie. Wij hebben belangrijke stappen gezet in de beste beveiliging voor de zeevarenden in het gebied. Wij hebben meegewerkt aan de totstandkoming van de militaire beveiligingsteams. Wij hebben meegewerkt aan een verdere flexibilisering ervan. Over praktisch gesproken: wij hebben 175 militaire teams klaarstaan. Die teams zijn zeer, zeer flexibel, qua omvang en qua aanvraagtijden. Er is echter maar in 40 gevallen een aanvraag ingediend. Wat mij betreft zit daar het knelpunt. De vraag is hoe we die zaken beter bij elkaar kunnen brengen.

De voorzitter: Zijn er andere interrupties die ik over het hoofd heb gezien? Ik constateer dat dit niet het geval is.

De vergadering wordt geschorst van 16.45 uur tot 17.10 uur.

De voorzitter: We beginnen met de eerste termijn van de kant van de regering. Ik geef het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Koenders: Voorzitter. Op de agenda van het overleg staan de evaluaties van de inzet van Atalanta en Ocean Shield. We hebben voor dit overleg een algemeen overleg gehad over evaluaties, dus ga ik me daarop richten. In dat kader zal ik een aantal vragen beantwoorden. Uiteraard zal de Minister van Defensie de vragen beantwoorden die betrekking hebben op Defensie en het militaire terrein.

Belangrijk voor de evaluaties van hetgeen we de afgelopen periode hebben gedaan – straks komen we in het andere overleg op de conclusies voor de toekomst – is dat die operaties zijn uitgevoerd in overeenstemming met de artikel 100-brieven en binnen het geraamde budget. Op zichzelf is dat een belangrijke conclusie. Dat geldt ook voor de conclusie dat Nederland in 2013 een waardevolle bijdrage heeft geleverd aan de EU-operatie en aan de NAVO-operatie. Velen van u hebben al gezegd dat het aantal aanvallen op koopvaardijschepen verder is afgenomen. Dat aantal bevindt zich op het niveau van voor 2007. Binnen de NAVO en de Europese Unie worden de operatieplannen op dit moment in het licht van die situatie opnieuw aangepast. Daar zullen we straks bij de artikel 100-brief over spreken.

Het geïntegreerde karakter van de operaties wordt steeds belangrijker. Dat komt ook uit de evaluatie naar voren. In het verleden was de integratie vooral gericht op afstemming van de activiteiten tussen de marines, de industrie en de internationale organisaties. Nu breidt die integratie zich uit tot een afstemming tussen de maritieme operaties, de landgerichte inlichtingenverzameling, ontwikkelingssamenwerking en monitoring en bestrijding van andere vormen van criminaliteit. Ik denk dat dit een positieve richting is. We weten dat er in de evaluatieperiode geen ernstige operationele voorvallen of incidenten zijn geweest in de operaties. Dat is ook positief om te melden.

Behalve de vraag om een algemene beoordeling van de evaluatie van de operaties zijn mij vragen gesteld over de situatie in Somalië zelf. Allereerst kom ik op de vraag over de politieke stand van zaken. Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat Somalië enorm veel problemen heeft. Het is een van de ingewikkeldste landen die ik ken. Ik zal niet helemaal de geschiedenis in duiken, maar het is toch goed om te weten waar dit allemaal vandaan komt. Denk aan het einde van de Koude Oorlog en aan 1991, toen Siad Barre daar werd ondersteund. Eerst werd hij ondersteund door het Westen en later door de Russische kant. Dat heeft een heel ingewikkelde situatie in dat land gecreëerd, met een autocratisch regime. Somalië stond in de regio ook bekend om zijn nationalisme. Het land bestaat niet alleen uit clans maar ook uit nationalisme, met de uitwassen van de bekende vijf sterren naar Ethiopië en andere landen. De Ethiopische interventie van een paar jaar geleden heeft er veel kwaad bloed gezet. Die was, meen ik, gericht tegen rechtbanken die waren opgericht als een soort stabiliserende factor voor de bevolking in Somalië na de enorme chaos en hongersnood die we van de jaren negentig kennen.

Is er vooruitgang geboekt? Hoe kijken wij daartegen aan? Het is natuurlijk de bedoeling om ook weer een exitstrategie mogelijk te maken. Er is een flinke vermindering van het aantal kapingen en incidenten. Dat wijst er in ieder geval op dat er mede door het beleid resultaten worden geboekt. De oorzaak daarvan ligt in de kern natuurlijk op het land. Inmiddels krijgt een en ander ook relaties met de problematiek in de regio. We moeten nooit vergeten dat Somalië tegenover Jemen ligt. Het ligt in een strategisch essentieel gebied. Daarom zijn er ook vragen gesteld over de relatie met onze koopvaardij. Het is helder dat een deel van de problemen bij de regering zelf ligt. Er is inderdaad sprake van corruptie. Er is ook nu weer sprake van allerlei problemen in de regering. Dat betekent dat we moeten bezien hoe we op het land effectief en efficiënt bezig kunnen zijn. Daarmee kom ik terug op de evaluatiediscussie die we eerder deze middag hebben gevoerd. Er horen realistische doelstellingen bij, met een bepaalde inzet. Wat kun je wel en wat kun je niet bereiken?

Dan kom ik op de mandaten van Atalanta, waaraan Nederland in 2015 opnieuw zal deelnemen, en Ocean Shield, mocht deze operatie straks weer de goedkeuring van de Kamer krijgen. Er is gevraagd wat mijn inschatting is van de situatie na 2016. Zal Somalië dan voldoende in staat zijn om zelf piraterij aan te pakken? Die vraag is moeilijk te beantwoorden. Ik durf me daar eerlijk gezegd niet aan te branden. Tot die tijd is het van belang dat in internationaal verband de onderliggende oorzaken van piraterij mede worden aangepakt. Dan gaat het ook over de businesscase. In feite is piraterij een manier om je geld te verdienen. Er zijn allerlei mensen bij betrokken in de verschillende regio's van Somalië. Het is duidelijk dat de huidige situatie in Somalië nog ver afwijkt van een situatie waarin men zelf in staat is om piraterij aan te pakken. Daarom gaan we, zij het in mindere mate, ook door met de bestrijding ervan.

Het gaat om de bekende punten: de vorming van een effectief staatsapparaat, het opstellen van een federaal bestel, de opbouw van een eigen maritieme capaciteit – men begint nu met een kustwacht – en het leveren van basisdiensten op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en veiligheid. Daarbij is het geen vanzelfsprekendheid dat de regering een eenheid vormt. Sinds de jaren negentig is Somalië uiteengevallen in een aantal clans. Er was sprake van een machtsstrijd, zoals we ook in delen van het Midden-Oosten hebben gezien na het wegvallen van een centrale autoriteit. Na wekenlange politieke crisis trad de premier op 6 december af na een motie van wantrouwen. President Mohamud moet uiterlijk op 6 januari 2015 een nieuwe premier benoemen. Daarna kan hopelijk weer enige politieke vooruitgang worden geboekt.

Somalië bestaat natuurlijk uit allerlei verschillende gebieden. Iedereen die dit land volgt, weet dit. Dat is al een tijd zo. Het is veel gemakkelijker om op het terrein van piraterijbestrijding samen te werken met Puntland, Somaliland en Galmudug. Zij zijn ook verder in hun aanpak. Zo is piraterij strafbaar gesteld in Somaliland en Puntland. In Galmudug is dat overigens niet het geval. Deze regio heeft namelijk geen eigen parlement. De noordelijke regio's zijn ook verder in het opbouwen van een eigen maritieme capaciteit. Deze samenwerking, bijvoorbeeld bij het maken van afspraken over de opbouw van een maritieme capaciteit, blijkt makkelijker, onder andere omdat deze regio's meer prioriteit toekennen aan de aanpak van piraterij. Dat neemt niet weg dat er ook mensen van dat gebied bij betrokken zijn. Daarom is het altijd goed om scherp aan de wind te varen en goed te kijken met wie je samenwerkt. Dat is vrij essentieel.

Uiteraard is het van belang dat er op termijn ook op federaal niveau aan gewerkt wordt. De internationale gemeenschap gaat daarom ook uit van steun aan zowel de federale als de regionale autoriteiten. Hier is een zekere balans bij nodig. Als het overgrote deel van de steun naar de noordelijke regio's zou gaan, is de kans groot dat dit tot een probleem leidt met de federale regering, met als gevolg dat de samenwerking verslechtert en daarmee de vooruitgang. Daar waar bijvoorbeeld in de regio’s juridische hulp aanwezig is, waarvoor experts en ngo's zijn, net als de UNODC, de organisatie van de Verenigde Naties die zich o.a. bezighoudt met drugshandel, is men nu bezig om in ieder geval ervoor te zorgen dat er wetgeving komt om piraterij strafbaar te stellen. Dat zegt helemaal niet of dat effectief is en hoe het uitgevoerd wordt, maar dat is natuurlijk wel het minste, als je zelf een bijdrage levert aan het probleem.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Een korte vraag naar aanleiding van wetgeving om piraterij strafbaar te stellen. In Puntland-Somaliland is dat al gebeurd maar in Somalië en in Mogadishu niet. Hoe verklaart de Minister dat? Waarom lukt het in Somalië zelf niet om tot wetgeving te komen om piraterij strafbaar te stellen? Dat is een heel belangrijke maatregel, inderdaad zonder dat je weet of die wel of niet effectief is.

Minister Koenders: Ik denk dat we er eerlijk over moeten zijn dat het niet als prioriteit wordt gezien en dat er ook belangen zijn die betrokken zijn bij het spel zelf. Dat betekent dus ook dat daar een groot probleem ligt.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Hoe reageert de internationale gemeenschap als het echt de kwestie is dat daaraan geen prioriteit wordt gegeven? Zijn we bijvoorbeeld aan het nadenken over sancties? Hoe krijgen we de betrokkenen in beweging dat ze het wel doen?

Minister Koenders: Het is het belangrijke werk van de internationale gemeenschap om te proberen daar verder mee te komen, het harde werk van het daadwerkelijk in zo'n land proberen effecten te krijgen. Dat is buitengewoon ingewikkeld. Natuurlijk is er druk. Ik geloof niet dat sancties daar op de een of andere manier gaan helpen.

Ik moet er direct wel bij zeggen dat we nu ook niet het zwartste scenario moeten schetsen. Ik denk dat er aanmerkelijke veranderingen ten goede zijn gekomen in de laatste jaren. Het glas is voor mij niet halfvol of halfleeg; ik ben zeer kritisch over wat daar gebeurt. Je kunt je altijd afvragen of de kritische massa die we aan land wensen zich verhoudt tot datgene wat we op zee doen, want op land liggen de oorzaken. Daar is het ook veel moeilijker om internationale steun te vinden in de regio, maar ook bijvoorbeeld van de Verenigde Naties of van de Afrikaanse unie, die daar een missie heeft. Wij hebben daar een paar jaar geleden rechtbanken gehad die stabiliteit probeerden te creëren op een zeer repressieve manier maar op een manier die voor een deel van de Somalische bevolking aanvaardbaar was omdat men dacht: beter stabiliteit dan wanorde. Dat is natuurlijk altijd het probleem. Die rechtbanken zijn verjaagd door – ik zeg het nu even kort door de bocht – Al-Shabaab. Daar zijn de Ethiopiërs tegen opgetreden. Dat ligt daar niet goed om de redenen die u kent, namelijk nationalisme in Somalië. Dat heeft vervolgens geleid tot nieuwe strategieën van Al-Shabaab die het op zich niet makkelijker maken om dat nationalisme te bestrijden, maar die het probleem wel iets minder maken voor degenen die aan land willen werken. Dat zien wij nu helaas, wat typisch is als je geen frontvorming hebt en als je begint met asymmetrische oorlogvoering. Dat betekent dus dat aanslagen in Kenia en elders nu aan de orde van de dag zijn.

Ik wijs op een ingewikkelde situatie die steeds meer de trekken krijgt van de bredere problematiek in het Midden-Oosten. Dat betekent dus ook dat dezelfde aandacht die wij hebben voor landen als Irak en Syrië natuurlijk ook geldt voor een land als Somalië en dat we daar misschien niet altijd voldoende aandacht aan hebben gegeven.

In 2014 heeft AMISOM vooral met troepen uit Uganda en Burundi een forse bijdrage geleverd aan het bestrijden hiervan in de operaties Eagle en Indian Ocean. De leider van Al-Shabaab zou tijdens die operatie ook zijn gedood, maar Al-Shabaab zelf is niet verslagen. Uiteindelijk is de enige remedie tegen dat soort zaken de opbouw van een eigen Somalisch leger omdat ook de hoge kosten van AMISOM niet vol zijn te houden. Daaraan geeft de Europese Unie zoals u weet ook wat geld, maar de Afrikaanse staten kunnen dat uiteindelijk moeilijk zelf opbrengen. Net als in delen van Noord-Irak is de grootste uitdaging de incorporatie van clanmilities in de reguliere strijdkrachten, waarbij dus moet worden samengewerkt met de Somalische regering.

Een aantal zaken is van belang bij de manier waarop de internationale gemeenschap daarmee omgaat. Ten eerste, wees er zeker van dat je prioriteit geeft aan de landcomponent, want daar ligt de uiteindelijke oorzaak voor corruptie. Als je de piraterij weet in te dammen, gaat het voor je het weet in de richting van wapenhandel. We spreken daarbij in feite voor een groot gedeelte over criminele economieën. Dat heeft te maken met een groot aantal oorzaken waarvan het nu te ver zou voeren om erop in te gaan, zoals jarenlange degradatie van het land, het uiteenvallen ervan en vervolgens ook elementen die te maken hebben met het klimaat en dergelijke. Dat laat ik nu even buiten beschouwing.

De manier waarop de internationale gemeenschap opereert op het terrein van internationale samenwerking is veel volwassener dan een aantal jaren geleden. Somalië is het eerste land dat ook naar aanleiding van de Busanconferentie in 2011 op een heel andere manier werkt aan de eigen soevereiniteit en het beheer van fondsen. Nederland heeft overigens om allerlei redenen geen eigen ontwikkelingsrelatie met Somalië. Die loopt meestal via de Verenigde Naties en de Europese Unie. In ieder geval is het onmogelijk om daar met budgetten te werken die nog worden beheerd door de Somalische regering.

Het is een geïntegreerd verhaal. U moet niet vergeten dat de VN-Veiligheidsraad als ik mij niet vergis elke drie maanden bijeenkomt over Somalië. Houd mij ten goede, dat kan ook iets langer zijn. Daar zit ook een speciale vertegenwoordiger van de VN, die de landcomponent verder in het oog moet houden.

Ik sprak net over het High Level Partnership Forum Copenhagen. Er is ook een Contact Group on Piracy off the Coast of Somalia. Hierin worden ook verbindingen gemaakt met inlichtingen over wat er op het vasteland gebeurt. Verder is er contact via het verband van de Europese Unie. Het gaat in sommige delen van Somalië beter dan in andere.

Er is terecht gesproken over een aantal fundamentele problemen die te maken hebben met grondoorzaken, waaronder zeker het punt van de illegale visserij. Somalië heeft een exclusieve economische zone uitgeroepen die eerst niet bestond. Dat is op zich een goede stap. Het is nog niet duidelijk of afbakening hiervan kan helpen bij de controle van illegale visserij in deze zone. Die moet nog definitief worden afgebakend, ook om grenzen te bepalen in overeenstemming met de buurlanden.

Het mandaat van Atalanta is het monitoren, het helpen bij het inzichtelijk maken van de illegale visserij. Dat zie ik als een belangrijke stap. De Minister van Defensie zal nader ingaan op de precieze formulering van het mandaat, maar het gaat in ieder geval over de monitoring. Dat vind ik al een stap voorwaarts. De kustwacht van Somalië wil dat zelf doen. Dat kan ik me ook goed voorstellen. Die kustwacht is begonnen met het type activiteiten om dit aan te pakken.

Dat geldt ook voor de andere problematiek die is genoemd, die altijd vervelend is als een land uiteenvalt. Er is geen coherente regering of misschien zelfs een regering waarvan delen meedoen aan de criminele economie. Dan heb je direct het probleem van illegale dumpingen. Ook daarbij is het nu niet aan ons om het mandaat uit te breiden. Overigens is dat als ik me niet vergis verlengd tot 2016. Het huidige mandaat van Atalanta bevat secundaire taken onder het monitoren van de illegale activiteiten. Het is aan de regionale kuststaten zelf om nu in te grijpen in de illegale dumpingen die worden gemeld. Het is bekend dat het Somalië momenteel deels aan maritieme capaciteit ontbreekt, maar dat die Somalische maritieme capaciteit inmiddels ook door de ondersteuning die wij geven, onder andere via EUCAP NESTOR, wordt opgebouwd en dat Somalië dus op basis van die informatie ook zelf kan optreden en dat gedeeltelijk ook al doet. Mijn collega van Defensie zal hier op een aantal punten nog verder op ingaan. Ik denk dat het van belang is dat van de kant van de SP-fractie die twee elementen aan de orde worden gesteld, omdat daar een soort verbinding zit tussen een businesscase van wat er op de grond gebeurt en wat er op zee gebeurt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Misschien moet de Minister van Defensie meer op de details ingaan of op de uitbreiding van het precieze mandaat. Begrijp ik de Minister van Buitenlandse Zaken goed dat hij zegt: illegale dumping en illegale visserij in dat gebied zouden ook zaken kunnen zijn die bij de secundaire taken van het mandaat horen? Het lijkt mij wel mogelijk dat dat ook in EU-verband wordt aangekaart.

Minister Koenders: Ja. Ik vind inderdaad dat het van belang is dat er een taak is binnen die missies, in ieder geval om te zorgen dat het gesignaleerd wordt. Ik weet dat de Somalische regering dat optreden zelf wil verzorgen. Daarbij kan ik me iets voorstellen, maar het monitoren van die twee elementen vind ik belangrijk om in ieder geval aan het mandaat te verbinden.

De heer Jasper van Dijk (SP): Monitoren is prachtig, maar ik raad u echt het artikel van Hans Wessels aan, wellicht op een ander moment, waar wordt beschreven hoe «onze schepen» letterlijk langs die incidenten varen. Zij zien die dumping gebeuren, zij zien die illegale visserij en zeggen dan: wij gaan daar niet over. Dat is toch pijnlijk? Deelt de Minister die mening?

Minister Koenders: Nee, die deel ik niet. Er is veel onrecht in de wereld, waaraan ik altijd graag iets wil doen. Wij hebben echter bepaalde mandaten waarbij wij overeenstemming hebben tussen landen. Dit is het mandaat dat wij hebben gekregen. Ik heb wel gezegd dat wij moeten proberen daar wat verder mee te komen en dat wij dat ook moeten doen in overeenstemming met wat de regio zelf wil. Wij zouden elkaar daarin halverwege kunnen vinden. Ik begrijp best dat dat soort dingen pijnlijk zijn, maar daarin ben ik vrij zakelijk. Dat zit in het mandaat. Wij kunnen naar het monitoren gaan maar er is geen steun voor een verdere uitbreiding van dat mandaat voor de Somalische regering, met alle gebreken, dat geef ik direct toe. Maar daarmee heeft dan ook een deel van die taakstelling op het land te maken, namelijk de opbouw van de kustwacht. De schepen van de kustwacht beginnen nu ook taken uit te voeren, mede om dit soort dingen aan te pakken. Wij zullen er natuurlijk ook voor moeten zorgen, want dat blijft altijd kwetsbaar, daarvan ben ik mij zeer bewust, dat terdege ook die eigen verantwoordelijkheid door de Somalische regering wordt genomen.

Mevrouw Hachchi (D66): Op hetzelfde punt, want ook ik heb dat in mijn inbreng onderstreept. Als de Minister aangeeft dat er geen overeenstemming is tussen de landen, waar heeft hij het dan concreet over? Is hij bereid om in ieder geval binnen het mandaat te kijken wat de mogelijkheden zijn? Ik denk dat hier elke stap winst is. Zijn er partnerlanden van ons die niet bereid zijn om het mandaat op dit vlak uit te voeren?

Minister Koenders: Ik ben op dit moment ook niet bereid om dat mandaat te veranderen. Wij hebben gezegd dat het van belang is om nu de stap te zetten naar monitoring. Laten wij nu alles stap voor stap doen. Ik kan moeilijk functioneren als we zeggen dat we gelijk dit, dit en dit willen. Ik moet daar wel meerderheden voor hebben. Op dit moment is het van belang om binnen hetgeen de internationale gemeenschap kan doen, te kijken naar het monitoren. Dat vind ik belangrijk.

Daarnaast is het de wens van de Somalische regering zelf om het andere te doen. Wie ben ik om dan vervolgens weer een andere kant op te gaan? Ik denk dat dit een belangrijke verbetering is. Over nadere details ga ik ook niet. Dat is meer een specifieke verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie.

Ik denk dat ik hiermee de vragen die aan mij waren gesteld heb beantwoord.

De voorzitter: Alvorens over te gaan naar de beantwoording door de Minister van Defensie zal ik de commissie informeren over de wijze waarop ik het schema heb aangepast. Wij gaan proberen dit AO tussen 17.45 uur en 18.00 uur af te ronden. Er is geen dinerpauze voorzien. Dat was ook het oorspronkelijke plan. Dat betekent dat voor diegenen die aan het volgende AO over artikel 100 deelnemen direct zal worden doorgegaan in dezelfde ruimte. Dat geldt in ieder geval ook voor een deel van de regering, althans voor de bewindslieden die hier zitten. Over de regering gesproken, wij gaan direct door naar de beantwoording door de Minister van Defensie.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik kan mij niet helemaal aan de indruk onttrekken dat wij eigenlijk al de helft van het volgende AO aan het doen zijn. Dat is het goede nieuws. Dan kunnen wij de tijd gewoon weer inhalen.

Er is veel gesproken over de private security companies, de private beveiligers. Ik vind dit niet helemaal het juiste AO om daarover te spreken, al begrijp ik de wens daartoe wel. Ik kan me ook niet aan de indruk onttrekken dat we de laatste keer dat we hierover spraken op nogal wat weerstand stuitten in uw Kamer. Uiteindelijk hebben we – want het gaat hier niet zozeer om de Minister van Defensie maar om de betrokken departementen, Defensie, BZK, I en M en V en J – besloten dat wij ons nader zouden beraden. Dat hebben wij gedaan.

Ik verwacht dat wij begin 2015 ons beleidsstandpunt naar de Kamer sturen. Ik kan alleen maar herhalen wat ik al veel vaker heb gezegd, namelijk dat er grenzen zijn aan het VPD-concept, dat wij de VPD's graag inzetten, dat eventuele inzet van private beveiligers niet zal leiden tot bezuinigingen op de marine – ik kan dat niet genoeg benadrukken, dat zou echt een waanzinnig argument zijn – en dat ik wel internationaal een level playing field zie waar Nederland behoorlijk geïsoleerd raakt. Er zijn grenzen aan de flexibiliteit en aan de omvang en het kostenaspect was nu juist niet zozeer het argument om te praten over de mogelijke aanvullende inzet op de militaire VPD's. Als een kabinet een wetsvoorstel indient, dan weet de Kamer ook dat het fijn is om ongeveer in te schatten of dat wetsvoorstel het gaat halen. De weerstand in de Kamer was groot. Ik heb de indruk dat er nu wat meer beweging in zit, dus wij zullen zien wat wij begin 2015 met uw Kamer kunnen delen. Ik wil het op dit moment hierbij laten als het gaat om de VPD's, want ik denk dat het beter is als wij met de betrokken departementen, ook in aanwezigheid van de Minister van V en J, die hierin leading zal zijn als het gaat om eventuele wetsvoorstellen, maar ook de Minister van I en M, ons nader verstaan met uw Kamer. Daar gingen de meeste vragen aan mij over.

Collega Koenders heeft al een heleboel gezegd en dat is heel goed. De Nederlandse bijdrage aan Ocean Shield is beëindigd, simpelweg omdat het aantal piraterij-aanvallen drastisch is gedaald. De inzet van twee in plaats van drie schepen weerspiegelt deze trend. Waarom gebeurt dit door de EU en niet door de NAVO? Dat is omdat de EU over een geïntegreerd instrumentarium beschikt, wat ik net als collega Koenders van groot belang vind, en omdat de NAVO geen overdrachtsovereenkomsten heeft kunnen sluiten voor opgepakte piraten met landen uit de regio, maar de EU wel. Dat vind ik een belangrijk aspect.

Daarnaast – dit was ook een buitengewoon belangrijk punt van aandacht tijdens de NAVO-top begin september – hebben wij besloten om ons vrijgekomen schip, dat eerder werd ingezet bij Ocean Shield, nu ter beschikking te stellen aan de Standing NATO Maritime Group. Dat is ook een grote wens van de NAVO. Het fourth generation process moet nog helemaal op gang komen. Ik weet zeker dat als SACEUR in problemen zou komen bij Ocean Shield, die daar dan ook van zijn hart geen moordkuil zou maken en dat wij dat dan zouden horen. Dan gaat SACEUR natuurlijk kijken wat handig is als het gaat om vulling van de Standing NATO Maritime Group of de bijdrage aan Ocean Shield. Als dit zou moeten leiden tot een wijziging van Nederlandse zijde, dan is uw Kamer uiteraard de eerste die dat zou horen. Maar vooralsnog zijn er geluiden dat de NAVO zeer veel prijs stelt op de vulling van de Maritime Group.

De heer Jasper van Dijk (SP): Even terug, want de Minister gaat een beetje snel. Zij zegt dat zij begin 2015 verwacht een wetsvoorstel te kunnen indienen. Waarop baseert zij dan de uitspraak dat er beweging zou zijn? Ik heb juist aan een collega gevraagd hoe die erin staat. Een halfjaar geleden zei de Minister tegen ons: wij gaan ons beraden. Wat is nu de verandering? Waarop baseert zij nu dat zij begin 2015 wel iets kan indienen?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik zie ook in uw Kamer volop discussie over de vraag hoe de VPD's verder kunnen worden geoptimaliseerd en als er daadwerkelijk grenzen zijn, wat wij dan wel moeten doen. Vorige keer hebben wij ook uitgebreid gesproken over de zwaardmacht van de overheid. Wij hebben toen ook gezegd dat die niet principieel bij de overheid hoeft te worden belegd. Ik ben net als u buitengewoon zorgvuldig als het om dit soort zaken gaat, maar je kunt ook als overheid besluiten om bepaalde zaken te reguleren, te sanctioneren. Dat is waar wij eerder over hebben gesproken. Ik heb toen ook aangegeven dat het VPD-concept het goed doet en succesvol is en dat wij het zullen blijven inzetten. Als wij praten over de grenzen aan het VPD-concept en de aanvullende behoefte die er dan nog is, onder strikte voorwaarden, dan moeten wij dat gesprek toch echt een keer met elkaar aangaan. Die discussie is bij de Kamer nog steeds gaande, tussen de fracties, in het parlement zelf en tussen het veld en het parlement. Dat geldt ook voor het kabinet. Wij hebben gezegd dat wij even het nieuwe jaar afwachten maar dat ergens begin 2015 het beleidsstandpunt van het kabinet naar de Kamer toekomt. Dan is het ook aan de Kamer om daar vervolgens het debat over aan te gaan.

De heer Jasper van Dijk (SP): Misschien ziet de Minister andere dingen dan ik, maar ik heb ook goed geluisterd en ik zie in ieder geval nog geen meerderheid voor een ander standpunt. Het CDA is misschien bereid om wat te schuiven. Dat is mij ook opgevallen. Maar dan nog hebt u geen meerderheid, dus noem dan man en paard, zou ik zeggen, want die meerderheid is er volgens mij niet om hier een nieuw standpunt in te nemen.

Minister Hennis-Plasschaert: Er zijn geen garanties in het leven. Op vele momenten praten wij daarover met elkaar. Ook hier zijn die garanties er niet. Ik heb u net aangegeven dat ieder kabinet en ieder kabinetslid het natuurlijk fijn vindt om ongeveer een inschatting te kunnen maken van de meerderheden in het parlement. Maar soms is het ook zo dat een kabinet moet doorpakken en moet aangeven waarom de grenzen zijn bereikt en waarom het in het belang is van de mensen die aan boord gaan dat we toch gaan kijken naar aanvullende mogelijkheden in het kader van het VPD-tenzij-traject. Zonder vooruit te willen lopen op het beleidsstandpunt – want dat komt de Kamer gewoon toe, die daarmee de argumentatie volledig heeft – zullen wij het debat nog een keer met elkaar moeten voeren, met de nodige realiteitszin.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik hoorde de Minister nu al een paar keer zeggen dat de grenzen van de VPD zijn bereikt. We hebben vorig jaar 175 teams beschikbaar gesteld en dat gaan we dit jaar weer doen. Afgelopen jaar zijn er maar 40 keer aanvragen ingediend. Ik weet uit de eerdere antwoorden van de Minister dat onze VPD's heel flexibel zijn in omvang, aanvraagtijden en meer. Hoe vaak heeft de Minister een reder moeten afwijzen omdat zij niet kan leveren?

Minister Hennis-Plasschaert: Wij spreken over een evaluatie. Ik heb net al aangegeven dat dit niet bepaald het AO is om hierover te spreken. Ik heb de cijfers niet paraat. Het gaat overigens ook maar om een aantal gevallen. Ik heb altijd gezegd dat de VPD's in verreweg de meeste gevallen volstaan. In een enkel geval is dat niet zo. Dan zou je moeten kijken naar bepaalde aanvullende voorwaarden waaronder zoiets wel kan worden geregeld. Dat is waar we het over hebben. We hebben het niet over grote aantallen.

Tegelijkertijd zeg ik er ook bij dat een reder die zonder bescherming genoodzaakt is het water op te gaan er wat mij betreft één te veel is en dat ik ook niet graag onze reders de illegaliteit in stuur. Dus ik herhaal helemaal niets nieuws, maar laten we hierover in alle openheid het debat voeren als het kabinet het beleidsstandpunt met uw Kamer heeft gedeeld.

Volgens mij vroeg mevrouw Hachchi in het bijzonder naar de BMP-maatregelen. De realiteit is, net zoals wij dat in Nederland weleens ervaren, dat je als het rustig is, ook gelijk geneigd bent om een rustige en relatief veilige omgeving als vanzelfsprekend te ervaren, terwijl dat niet zo is. Dus de verleiding om het minder nauw te nemen met de BMP's ligt op de loer. Dat is ook wel een beetje menselijk. Het heeft natuurlijk alles te maken met de daling van het aantal incidenten. Schepen varen ook langzamer om brandstof te besparen, dus varen langer door de high risk area en dichter bij de kust van Somalië. Het spreekt voor zich dat ik er met iedereen die hierbij betrokken is steeds weer op blijf tamboereren dat de BMP's cruciaal zijn. Dat is de start en de basis van alles. We kunnen en mogen onze aandacht in dezen niet laten verslappen. We hebben al vastgesteld dat die daling er is. Tegelijkertijd is die trend absoluut omkeerbaar.

Ik ga in op de drones, de onbemande vliegtuigen. We beschikken over de zogenoemde UAV's, die ook in de antipiraterij kunnen, dan wel zijn ingezet. We hebben hiervoor de ScanEagle beschikbaar, waar mevrouw Hachchi in het bijzonder naar verwees. De voordelen van deze onbemande vliegtuigsystemen zijn de lange inzetduur, de lage inzetkosten, de uitmuntende sensoren en de hoge beschikbaarheid. Zij worden niet zozeer gezien als een vervanging van de beschikbare helikopter- of patrouillevliegtuigcapaciteit maar vooral als aanvulling. Als je dan een tekort hebt aan patrouillevliegtuig- of helikoptercapaciteit, dan kun je een deel inlopen, maar ik zou hem graag nog steeds willen zien als «aanvulling op» en niet zozeer als een een-op-eenvervanging.

Wat doe je ermee? Dat is het in kaart brengen van de omgeving, de situational awareness dicht bij en wat verder weg. De ScanEagles is succesvol ingezet in 2012 aan boord van Zr. Ms. Rotterdam en in 2013 aan boord van Zr. Ms. Johan de Witt. Vanwege technische mogelijkheden is overigens alleen inzet mogelijk op de twee genoemde schepen: de Zr. Ms. Rotterdam en de Zr. Ms. Johan de Witt.

Over de geleerde lessen heeft de Kamer gelezen. Wij hebben gelukkig ook de NH90 weer op de schepen. Dat is het goede nieuws, maar wij zullen blijven kijken naar de mogelijkheden om de UAV's zo veel mogelijk in te zetten.

Mevrouw Hachchi vroeg welke nieuwe systemen er in ontwikkeling zijn. Ik kan nu niet even snel een systeem noemen dat in ontwikkeling is en dat in het bijzonder in dit soort situaties relevant zou zijn. Wel zal in 2015 voor het eerst een Ocean Patrol Vessel (OPV) worden ingezet, zoals wij hebben aangekondigd. Ook hebben wij samenwerking met de Zweedse systemen aan boord. Dat vind ik weer goed nieuws in het kader van de Europese samenwerking. Ik hoop dat mevrouw Hachchi dat van harte ondersteunt. Dan gaat het bijvoorbeeld om een nieuw Zweeds patrouillevaartuig en een nieuwe Zweedse helikopter. Op die manier geven wij vorm aan de Europese samenwerking en aan mogelijke nieuwe ontwikkelingen en nieuwe systemen.

De heer Van Dijk sprak over De Groene Amsterdammer. Ik moet eerlijk bekennen dat ik het artikel in dat blad nog goed moet bestuderen, maar wij hebben altijd al gezegd dat de oorsprong van piraterij op het land moet worden aangepakt. Het huidige mandaat van de anti-piraterijoperaties is helder. Collega Koenders heeft daar heel duidelijke woorden over gesproken, namelijk: onderdeel van dit mandaat is het monitoren van de visserij in de regio. Het gaat niet verder dan monitoren en rapporteren. Ingrijpen is voorbehouden aan de lokale overheden. Dat zijn ook de afspraken die zijn gemaakt in Brussel. Net als collega Koenders begrijp ik dat er een wens is om meer te doen en dat dit niet altijd even bevredigend is. Tegelijkertijd moeten wij kijken naar wat haalbaar is en de staten daar blijven wijzen op hun verantwoordelijkheden. Sowieso heeft elke zeevarende de internationale verplichting om mistanden op zee, waaronder gif lozen, te melden aan de nabijgelegen kuststaat. Dat hebben de eenheden in de missie dan ook zeker gedaan.

Volgens mij heb ik daarmee de vragen beantwoord die aan mij waren gesteld.

De voorzitter: Wij gaan direct door met de tweede termijn van de Kamer. Ik geef de Kamerleden de ruimte voor een bijdrage van ruim een minuut.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik ben ontzettend blij met de toezegging van de Minister van Defensie – ik mag het opvatten als een toezegging – dat er in het eerste deel van volgend jaar een beleidsstandpunt komt van de regering over die private security companies aan boord van koopvaardijschepen. Ik verwacht een gedegen stuk, dat goed is onderbouwd. Dan kunnen wij er ook een goed debat over voeren. Niemand wil wildwesttaferelen. Wij willen allemaal dat dat goed gereglementeerd wordt als het doorgaat. Dat wilde de regering aan het begin van dit jaar al. Volgens mij wil iedereen hier aan tafel dat ook: als het doorgaat, moet het goed gereglementeerd worden. Ik zie dat stuk en het debat daarover met belangstelling en vertrouwen tegemoet. Ik ben blij als wij die gashendel weer naar voren zetten.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik heb hetzelfde gevoel als de Minister van Defensie, namelijk dat een aantal dingen over de verschillende missies door elkaar lopen. Die kun je niet altijd scheiden. Ik had gevraagd waarom Ocean Shield beëindigd wordt. Daarvan zegt de Minister: Atalanta is een betere missie, geïntegreerd, noem maar op. Maar het feit is wel dat Ocean Shield nu met de gebakken peren zit, om het zo maar te zeggen, want de bijdrages van andere landen blijven achter. Dus in hoeverre gaat die überhaupt nog door in de toekomst?

Ik sluit mij aan bij collega De Roon. Het is altijd goed als er duidelijkheid komt – «witte rook» zou ik bijna zeggen – van het kabinet over de particuliere bewapening. Ik heb eerder gezegd dat onze fractie daar een aantal kanttekeningen bij plaatst. Dat is wat mij betreft niet anders dan in vorige debatten; ik begrijp dat daar nu op gezinspeeld wordt. Wij zijn voor een goed debat op basis van een goed stuk. Ik ben dus zeer benieuwd naar het stuk waar het kabinet zo dadelijk mee komt.

Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Allereerst dank voor de antwoorden. Er is alleen een vraag van mij blijven liggen in eerste termijn. Die ging over de interdepartementale aanpak en afstemming. Als de Minister die nog mee kan nemen, heel graag.

Ik heb nog geen concreet antwoord gekregen op de vraag of er nou behoefte is aan een grotere inzet van drones, aan die capaciteit. Ik begrijp het als de Minister het heeft over een aanvulling, maar hoe belangrijk is deze capaciteit?

Ik heb de antwoorden van beide bewindspersonen over de illegale visserij en het dumpen goed beluisterd. Ik snap dat het gaat om haalbaarheid, dat je de meerderheid nodig hebt van de partnerlanden maar ook van de Somalische regering, die daar natuurlijk ook een speler in is, en dat je dat stapsgewijs moet doen. Dat zei Minister Koenders. Ik snap dat de eerste stap is om dit te monitoren en om het te melden als men dit ziet. Maar omdat wij allemaal die frustratie snappen en omdat het kabinet sterk onderstreept dat de oplossing heel erg op het land ligt – dat heeft gewoon te maken met de illegale visserij en dat dumpen – zou ik de Minister toch willen vragen of zij bereid is om te onderzoeken wat wel mogelijk is. Ik bedoel dat in het kader van die meerderheden die gezocht moeten worden. Laten wij beginnen bij de partnerlanden. Dat zeg ik ook tegen de Minister om moties of dat soort zaken vanuit de Kamer te voorkomen. Als hij dat mee kan nemen in zijn afweging, heel graag. Hij moet dit niet zien als een dreigement – ik zie de Minister lachen – maar het is wel een belangrijk punt, waarvan ik hoop dat hij zegt: ik wil op z'n minst mijn best doen om te bekijken wat mogelijk is.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik snap dat de Minister het artikel nog niet volledig heeft kunnen lezen, maar ik help haar even met dit citaat: «Op dit moment is de boodschap van de internationale gemeenschap: als je rotzooi hebt, kun je altijd naar Somalië varen om het te dumpen. Dit is een probleem van de gehele internationale rechtsorde.» Het is dus een beetje te makkelijk om te zeggen: maar dat moet Somalië zelf oplossen. Als wij daar zelf actief een rol in spelen en Somalië als vuilnisbak van de wereld gebruiken, om het heel oneerbiedig te zeggen, dan zou de EU ook kunnen zeggen: dat staan wij dus niet toe. Het is toch niks bijzonders om in Brussel te pleiten voor een aanscherping van het mandaat? Dat lijkt mij heel gezond. Ik zou een motie op dat punt zeker niet willen tegenhouden. Begin 2015 komt er een standpunt. Ik ben heel benieuwd. De spanning stijgt.

De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Defensie heeft een doeltreffende en doelmatige bijdrage geleverd aan de bescherming van kwetsbare scheepvaart nabij Somalië. Zo is het opgeschreven. Herkenbaar, richtinggevend en effectief. Het aantal kapingen op koopvaardijschepen is teruggebracht naar nul, maar, zo wordt er gewaarschuwd, de dalende trend is omkeerbaar. De aanvallen op koopvaardijschepen zijn teruggebracht door de maritieme operaties onder Ocean Shield en Atalanta, de zelfbeschermingsmaatregelen van de reders en de militaire én private beveiligers. De heer De Roon noemde zelfs aantallen. Het is van belang om dit vast te houden, ook voor volgende discussies.

Het is voor mij een zekere opluchting dat het CDA betoogt dat private VPD's bespreekbaar zijn mits het geweldsmonopolie zorgvuldig geregeld wordt. De CDA-fractie wilde nog een aantal andere zaken zorgvuldig geregeld hebben. Tegen zorgvuldigheid in het proces en de

inhoud kun je in redelijkheid niet zijn, de VVD dus ook niet. Ik ben daar dus ook niet tegen.

Concluderend: prima evaluatie, complimenten aan Defensie en Buitenlandse Zaken, uitstekende beleidsdoorlichting.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Voorzitter. Ook van mijn kant dank voor de beantwoording door beide bewindspersonen. Ik mis nog een antwoord op de vraag die collega Vuijk net inbracht, namelijk: wat bepaalt een succesvolle aanpak van piraterij? Gaat het om de antipiraterijmissies? Gaat het om de BMP-maatregelen die reders moeten nemen? Gaat het om de inzet van private of militaire beveiligingsdiensten? Of komt het succes uiteindelijk door een samenhangend pakket? Graag wil ik nog een antwoord hierop, want ik merk dat de aandacht nu heel eenzijdig naar de beveiligingsteams gaat. Ik wil dus graag de bevestiging hebben dat het om het samenhangend pakket gaat.

Op de vragen over de BMP-maatregelen heeft de Minister geantwoord: dat is de start, de basis van alles. Zo heb ik het ook altijd geïnterpreteerd. Toch wordt dat in sommige gevallen niet helemaal nageleefd. Daarom blijft mijn vraag hoe wij daar toezicht op houden. Hoe weten wij wanneer een schip maximaal beveiligd is door zelfbeschermingsmaatregelen? Wie houdt daar toezicht op? Wordt er bijvoorbeeld voldoende gebruikgemaakt van allerlei nieuwe innovatieve ontwikkelingen?

Misschien heb ik het gemist, maar ik wil ook nog een antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken op de vraag in hoeverre er binnen de missies aan land, zoals ETM en EUCAP NESTOR, ook aandacht is voor elementen als vrouwenrechten en kinderrechten.

Minister Koenders: Voorzitter. Er is één vraag aan mij gesteld door de Partij van de Arbeid. Het antwoord is: ja, daar wordt mede aandacht aan besteed in die missies.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Dan zou ik heel graag willen dat die elementen voortaan in alle evaluaties specifiek en expliciet worden benoemd.

Minister Koenders: Het spijt mij maar de evaluatie waarin wij aandacht aan dat onderwerp besteden, ging niet over de missies van de Europese Unie. Dat weet de Partij van de Arbeid-fractie ook. Zij kan daarnaar vragen maar dat is vragen naar de bekende weg.

Mevrouw Günal-Gezer (PvdA): Ik vraag geen uitgebreide paragraaf. Ik wil graag dat even wordt benoemd dat er ook aandacht is voor dat soort elementen.

Minister Koenders: Ik blijf bij het antwoord dat ik zojuist gegeven heb.

Mevrouw Hachchi (D66): Ook ik had op z'n minst een oproep gedaan aan de Minister in mijn tweede termijn. Het zou fijn zijn als hij daarop kan reageren.

Minister Koenders: Die beantwoording zal plaatsvinden door de Minister van Defensie.

De voorzitter: De Minister van Defensie.

Minister Hennis-Plasschaert: Jazeker, voorzitter. Overigens zijn wij al zo veel tijd aan het inlopen op het volgende AO dat dat helemaal goed komt.

Voorzitter. De exacte planning van de force generation voor Ocean Shield heb ik niet op mijn netvlies, maar ik heb net in eerste termijn uitgebreid aangegeven dat de NAVO uitdrukkelijk heeft verzocht om vulling van de Maritime Group, zoals ook is afgesproken tijdens de NAVO-top begin december. Als SACEUR tegelijkertijd problemen gaat ondervinden doordat Ocean Shield onvoldoende of niet wordt ingevuld, dan komt hij onmiddellijk weer op de lijn. Daar kan ik vergif op innemen. Ik heb net ook aangegeven dat dat zou kunnen leiden tot een andere afweging, maar dan kom ik weer bij de Kamer terug. Dat is wel zo netjes. Overigens heeft Denemarken in het kader van Ocean Shield alvast één schip toegezegd. Laten wij dus heel even de force generation afwachten. Voor de NAVO is Ocean Shield van belang, maar vulling van de Maritime Group ook, ook in het kader van de ontwikkelingen ten oosten van ons.

Dan kom ik op de ScanEagle. Wij maken nu gebruik van de NH90, dus ja, er is behoefte. Wij hebben niet altijd alles beschikbaar. Op dit moment wordt de ScanEagle bijvoorbeeld in Mali ingezet. Wij moeten dus iedere keer de keuze maken en ons afvragen wat op dit moment beschikbaar of inzetbaar is, dan wel of het elders is ingezet. Op dit moment lopen de operaties goed, ook zonder de ScanEagle. Die wordt nu elders ingezet. Het is nog mooier als je alles hebt maar dat kan niet altijd, hoe graag wij dat ook zouden willen.

De interdepartementale samenwerking is een heel belangrijk punt van aandacht. Die wordt door de jaren heen steeds beter ingevuld. De geïntegreerde benadering heeft bijvoorbeeld de permanente aandacht van dit kabinet. Wij hebben bijvoorbeeld vaak met elkaar gesproken over één stuurgroep voor missies en operaties waarbij niet alleen BuZa, Defensie en AZ elkaar aankijken, maar waarbij ook het Ministerie van V en J per definitie aanwezig is. Je zou bij antipiraterij desnoods ook nog kunnen denken aan ad-hocbetrokkenheid van EZ of I en M. Daar kijken wij nu naar. Wij proberen dat zo structureel mogelijk vorm te geven. Gebeurtenissen van de afgelopen jaren, zoals de NSS (Nuclear Security Summit) en de MH17, hebben interdepartementale samenwerking een enorme boost gegeven, al is het noodgedwongen. Dat wordt weer direct vertaald in een structurele uitwerking. Ik vind dat echt goed nieuws, want dat is de enige weg voorwaarts. Wij hebben elkaar hartstikke hard nodig. Ik ben het dus eens met mevrouw Hachchi.

Ik ben het helemaal eens met mevrouw Günal-Gezer in die zin dat alles cruciaal is: de BMP-maatregelen, de inzet van VPD's maar ook de bijdrage die wordt geleverd vanuit Ocean Shield en Atalanta. Het is en, en, en. Het gaat om het gezamenlijke pakket. Laten wij nu alsjeblieft niet de indruk wekken dat het alleen maar gaat lukken met de inzet van VPD's. Dat is niet zo. Het gaat om het totale pakket.

Het toepassen van de BMP's en de maatregelen en het toezicht daarop is echt aan de reders zelf. Defensie gaat dat niet inspecteren. Zij heeft er wel alle belang bij dat iedereen zich daaraan houdt. Ik kan dat niet genoeg benadrukken, maar dat geldt ook voor alle organisaties die zijn betrokken bij de reders, ook de verladers. Iedereen moet heel goed op het netvlies hebben dat dat de basis is van alles en een onlosmakelijk onderdeel is van het totaalpakket.

Ik hoop oprecht dat ik niemand ben vergeten.

De voorzitter: Dat gaan wij oprecht met u bekijken. Het ziet ernaar uit dat u daar weleens gelijk in zou kunnen hebben.

Mevrouw Hachchi (D66): Nee, nee, nee.

De voorzitter: Nee, toch niet? Kijk.

Mevrouw Hachchi (D66): Ik kijk het kabinet aan. Dat spreekt natuurlijk met één mond. Ik had echter begrepen van de Minister van Buitenlandse Zaken dat de Minister van Defensie in zou gaan op mijn aansporing om te onderzoeken of er partners gevonden kunnen worden in de EU om binnen het mandaat illegale visserij en dumpen tegen te gaan.

Minister Hennis-Plasschaert: Het wensenlijstje van mij, mevrouw Hachchi en de heer Van Dijk is lang. Collega Koenders heeft net heel realistisch geschetst hoe zoiets gaat. Het mandaat van Atalanta steunt nu ook secundaire taken en vertaalt zich nu in monitoren, rapporteren en samenwerken met andere organisaties; je hoeft niet alles zelf te doen. Dat vind ik heel erg goed nieuws. Het heeft ontzettend veel energie, inspanning en tijd gekost om de EU op dit punt op één lijn te krijgen. Het delen van informatie – dan gaat het om monitoren, rapporteren en observeren – die verkregen is door Atalanta, is een heel belangrijk speerpunt. Die informatie kan ook weer met andere organisaties worden gedeeld, inclusief INTERPOL en Europol. Dat kan ervoor zorgen dat ook andere illegale activiteiten, zoals mensensmokkel en wapensmokkel, verder worden opgepakt en vervolgd. Maar het is niet zo dat je alles maar in het mandaat van Atalanta kunt duwen en dat daarmee de problemen zijn opgelost. Dat vraagt vergaande samenwerking met een hoeveelheid partners en andere organisaties. Hoezeer ik ook de wens van mevrouw Hachchi begrijp, ik wil haar vragen om op dit punt enige realiteitszin te tonen. Wij zullen niet nalaten om het binnen de Europese Unie keer op keer aan de orde te stellen. De vraag is alleen of het ook leidt tot een aanvulling op het huidige mandaat. Het antwoord daarop zal niet heel erg bevredigend zijn de komende tijd.

De heer Jasper van Dijk (SP): Wat de Minister van Defensie net zei, is heel belangrijk: wij zullen niet nalaten om het keer op keer aan de orde te stellen. Dat is precies wat wij willen horen. Dat zij geen meerderheid heeft, snap ik ook wel. Dat is allemaal een kwestie van onderhandelen en zo, maar zij zegt hier dat aan de orde te stellen en dat mandaat best te willen uitbreiden. Klopt dat?

Minister Hennis-Plasschaert: Iedere keer dat wij de operaties in de Raad bespreken, wat ook iedere keer gebeurt als de Ministers van Defensie bij elkaar zijn, zal ik niet aarzelen om dat aan de orde te stellen. Maar daarbij wil ik niet zozeer het mandaat openbreken en uitbreiden als wel dat het observeren, het monitoren en het rapporteren leiden tot de activiteiten die wij allemaal wenselijk vinden: de aanpak van illegale visserij, de aanpak van wapensmokkel, de aanpak van mensensmokkel en ga zo maar door. De vraag is echter of wij dat allemaal zelf moeten gaan doen of dat wij dat zo kunnen laten indalen in de relaties die wij hebben met de partners ter plaatse et cetera, dat zij dat goed oppakken. Daar vraag ik aandacht voor en dat blijf ik doen. Volgens mij kom ik de heer Van Dijk daar vergaand mee tegemoet.

De voorzitter: Eens kijken of dat zo is. U hoeft alleen maar ja of nee te zeggen, mijnheer Van Dijk.

De heer Van Dijk (SP): Ik vind dit toch een beetje mistig, maar wij zullen ons erop beraden. Misschien mag ik daar een punt van orde aan toevoegen. Wij gaan straks het AO over artikel 100 voeren. Ik wil vragen of de Kamer daarin de gelegenheid heeft om moties in te dienen.

De voorzitter: Er is een derde termijn voorzien maar het is geen WGO in de strikte zin van het woord. In de derde termijn wordt u gevraagd of u instemming kunt verlenen aan het voorstel, maar als u een motie wilt indienen, zult u tijdens de regeling van werkzaamheden moeten verzoeken om een plenaire derde termijn dan wel een VAO te houden na afloop van de derde termijn. Dat laatste zou morgen mogelijk plaats kunnen vinden, want de regeling van werkzaamheden is zojuist begonnen. Dus mocht u dat willen, dan stel ik voor om morgen bij de regeling van werkzaamheden een VAO aan te vragen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Maar dat kan nu ook, toch? Dit is het einde van dit algemeen overleg evaluatie piraterijmissie. Ik wil graag een motie indienen. Ik geloof mijn collega ook.

De voorzitter: U wilt een VAO naar aanleiding van dit AO? Dat kan. Dank voor de aankondiging.

Dat lijkt mij een mooi besluit van dit AO. Mij rest niets anders dan de toezeggingen die wij hebben genoteerd, nog even voor te lezen. Voor de toezeggingenregistratie is het goed om dat even te doen.

  • De Minister van Defensie zegt toe dat het kabinet begin 2015 een beleidsstandpunt en een wetsvoorstel over de Vessel Protection Detachments aan de Kamer zal zenden.

Minister Hennis-Plasschaert: Dit luistert nauw. Het kabinet zal dat doen, waarbij de leiding in handen is van het Ministerie van V en J. Uiteraard wordt daarbij samengewerkt met I en M, Defensie en BuZa.

De voorzitter: Indien u wenst, maken wij de eerste ondertekenaar in deze toezegging nog een keer expliciet, maar ik heb al gezegd dat het uw toezegging is dat het kabinet dit zal doen. Dat impliceert hetzelfde. Als u wilt, verander ik het, maar ... Nee.

De heer De Roon (PVV): Ik hoor u voorlezen dat het kabinet met een beleidsstandpunt en een wetsvoorstel over de VPD's komt, maar het gaat juist niet om de VPD's. Die zijn er al. Het gaat om de private security companies. Zo heb ik het toch goed begrepen?

De voorzitter: De grenzen tussen de VPD's, de VVD en de private security companies zijn nog altijd heel scherp vermoed ik, maar ik zie dat de Minister van Defensie daar iets over wil zeggen.

Minister Hennis-Plasschaert: De heer De Roon heeft volledig gelijk. Laten wij het noemen: de grenzen aan het VPD-concept.

De voorzitter: «De grenzen aan het VPD-concept» vind ik ook wat vaag.

Minister Hennis-Plasschaert: Nee, dat is heel duidelijk.

De voorzitter: De inzet van particuliere bewakers, ja?

Minister Hennis-Plasschaert: Nee, het gaat om de grenzen aan het VPD-concept.

De heer De Roon (PVV): Begrijp ik het dan goed dat de Minister niet toezegt dat er ook een beleidsstandpunt komt over wat er aan de andere kant van die grens zou kunnen gebeuren?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik ga mijzelf niet herhalen. De heer De Roon weet heel goed wat ik net heb gezegd. Er komt een beleidsstandpunt over de ruimte die er zit nadat de grenzen van het VPD-concept in zicht zijn. «VPD, militair, tenzij ...» daarover gaat het kabinet de Kamer een beleidsstandpunt doen toekomen.

De voorzitter: Ik heb genoteerd «voorbij de grens».

Daarmee zijn wij ook ver voorbij de grens van dit AO. Ik dank u allen voor uw hartelijke medewerking en aanwezigheid.

Sluiting 18.04 uur.

Naar boven